Kamervraag 2021Z00581

Het bericht dat een diploma van leerfabriek NCOI soms bitter weinig waard blijkt

Ingediend 14 januari 2021
Beantwoord 5 februari 2021 (na 22 dagen)
Indiener Frank Futselaar (SP)
Beantwoord door Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66)
Onderwerpen beroepsonderwijs onderwijs en wetenschap
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z00581.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1573.html
1. Soms blijkt een diploma van leerfabriek NCOI bitter weinig waard, Tro…
2. NCOI: Nederlands Commercieel Opleidingsinstituut
  • Vraag 1
    Welke stappen gaat u ondernemen in afwachting van het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de misstanden bij NCOI?1 2

    Of er sprake is van misstanden hangt af van de resultaten van het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs. Daarom wacht ik het onderzoek af.

  • Vraag 2
    Wat gaat u doen aan de eventuele misleidende claims over diploma’s, de onvoorziene kosten voor herexamens en scriptiebegeleiding, wisselende leslocaties, de werkomstandigheden van docenten en de winsthonger van particuliere onderwijsaanbieders? Gaat er strenger toezicht op dit soort zaken plaatsvinden bij particuliere opleidingsinstellingen?

    Studenten moeten duidelijk geïnformeerd worden over wat voor opleiding ze gaan volgen. Voor het hoger onderwijs gelden daarvoor wettelijke voorschriften. Het onderzoek van de inspectie richt zich in eerste instantie op de vraag of NCOI die voorschriften naleeft. Met de Wet bescherming namen en graden hoger onderwijs (ingevoerd in 2017) zijn hiervoor normen en sancties geïntroduceerd.
    Indien er signalen zijn dat de kwaliteit van geaccrediteerde opleidingen niet op orde is, zal de inspectie die delen met de NVAO. Dit kan aanleiding geven tot nader onderzoek. Ik heb geen verantwoordelijkheid voor de werkomstandigheden van docenten in het private onderwijs. Private aanbieders mogen winstoogmerk hebben, maar diploma’s moeten altijd aan de gestelde eisen voldoen.

  • Vraag 3
    Erkent u dat deze casus de grote spanning laat zien tussen private (winst)belangen en het publieke belang voor goed en betaalbaar onderwijs? Kunt u dit toelichten? Deelt u de mening dat dit het belang aantoont van een uitgebreid(er) aanbod van volwassenonderwijs en deelonderwijs door publiek bekostigde instellingen? Op welke wijze gaat u een groter publiek aanbod van volwassenonderwijs en deelonderwijs stimuleren?

    Private onderwijsinstellingen kunnen van de overheid erkenning krijgen voor hun opleidingen als deze aan alle kwaliteitseisen voldoen. Zij moeten daarbij voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als die gelden voor bekostigde instellingen. Zij mogen daarbij een winstoogmerk hebben. Vanzelfsprekend heeft de overheid de publieke taak een kwalitatief, toegankelijk en effectief onderwijsstelsel in stand te houden. Beide stelsels zijn complementair en hebben bestaansrecht.
    In het publieke hoger onderwijs worden al forse stappen gezet in het aanbod van volwassenonderwijs en deeltijdonderwijs. Ik deel het belang van een uitgebreid(er) aanbod. Zoals in de strategische agenda «Houdbaar voor de toekomst» reeds is aangekondigd zijn er initiatieven om instellingen te stimuleren en te helpen hun onderwijs flexibel en op maat van de student in te richten.3

  • Vraag 4
    Deelt u de mening dat het onwenselijk is als particuliere opleidingsinstellingen een verdienmodel bouwen op onverwachte kosten voor studenten? Wat gaat u specifiek doen om dit soort praktijken onmogelijk te maken?

    Studenten moeten goed geïnformeerd worden en niet voor onverwachte kosten gesteld worden in het kader van een opleiding. De verantwoordelijkheid die ik heb ten aanzien van beide sectoren is echter niet dezelfde. De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek stelt geen eisen aan de private hoger onderwijsinstellingen, behalve eisen die te herleiden zijn tot de borging van de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs, en de waarde van diploma’s. Daar hoort transparantie over kosten bij.

  • Vraag 5
    Hoe duidt u het feit dat NCOI een winstmarge heeft van 10% op het «product» onderwijs?

    Wat betreft de financiën van particuliere aanbieders die geaccrediteerde opleidingen mogen verzorgen, strekt mijn verantwoordelijkheid als Minister niet verder dan het toezicht op hun financiële continuïteit. De hoogte van de winstmarge en de manier waarop deze particuliere instellingen hun winstmarge opbouwen, vallen niet onder het toezichtkader.

  • Vraag 6
    Hoeveel publiek geld gaat er via het UWV naar private opleiders? Bent u bereid dit in kaart te brengen?

    Het UWV heeft mij laten weten dat over 2020 een bedrag van 15,7 miljoen euro is overgemaakt aan private opleiders.

  • Vraag 7
    Gaat u de exorbitante kosten in het particulier onderwijs zoals in het artikel beschreven, die instellingen studenten in rekening worden gebracht, zoals 200 euro voor een herkansing, 610 euro voor lunch en 1.000 euro voor zes uur scriptiebegeleiding aan banden leggen? Zo nee, waarom niet?

    In lijn met mijn antwoord op vraag 4 stel ik als Minister geen eisen aan door particuliere onderwijsinstellingen gevraagde vergoedingen voor geaccrediteerde opleidingen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2021Z00581
Volledige titel: Het bericht dat een diploma van leerfabriek NCOI soms bitter weinig waard blijkt
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20202021-1573
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Futselaar over het bericht dat een diploma van leerfabriek NCOI soms bitter weinig waard blijkt