Kamervraag 2020Z24530

Kansen(on)gelijkheid bij de toelating tot excellentieprogramma’s in het hoger onderwijs

Ingediend 10 december 2020
Beantwoord 26 januari 2021 (na 47 dagen)
Indiener Kirsten van den Hul (PvdA)
Beantwoord door Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66)
Onderwerpen hoger onderwijs onderwijs en wetenschap
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z24530.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1452.html
  • Vraag 1
    Wat vindt u van de bevindingen van de Radboud Universiteit en Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (KBA) Nijmegen dat studenten met ouders die laag zijn opgeleid en modaal verdienen, minder kans maken op selectie voor een excellentieprogramma in het hoger onderwijs en dat selectie aan de poort niet blijkt te voorspellen of een student het excellentieprogramma succesvol zal afronden?1

    Ik ben met u van mening dat ook studenten met laag opgeleide ouders de kans moeten krijgen hun talenten verder te ontwikkelen. Uit het onderzoek komt naar voren dat deze groep achter blijft bij de deelname aan de excellentieprogramma’s en dat vind ik geen goede zaak.

  • Vraag 2
    Wat betekenen deze bevindingen voor de kansengelijkheid van studenten in het hoger onderwijs?

    De bevindingen van het onderzoek bevestigen voor mij dat het excellentieprogramma voor het hoger onderwijs aangepast moest worden en dat is ook gebeurd. Niet alleen hoge cijfers maar ook motivatie en achtergrond van de student moeten meewegen bij de toelating. Bij de invoering van het studievoorschot (2015) zijn middelen beschikbaar gesteld voor een nieuwe aanpak namelijk de talentprogramma’s. Bij de toelating voor deze programma’s worden naast kwantitatieve ook kwalitatieve criteria meegewogen zoals de motivatie van een student en zijn of haar maatschappelijke betrokkenheid. De talentprogramma’s zijn breder en diverser van opzet zodat studenten met verschillende soorten talenten deel kunnen nemen. De criteria voor deelname aan deze programma’s worden bepaald door de instellingen.

  • Vraag 3
    Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit onderzoek, dat zich specifiek richtte op vier instellingen, breder in het hoger onderwijs wordt uitgevoerd?

    De Inspectie van het Onderwijs en NRO doen onderzoek naar gelijke kansen in doorstroom en toegankelijkheid in het hoger onderwijs. Men gaat het effect na van selectiemechanismen op gelijke kansen. Daarnaast zal ook het Expertisecentrum Toegankelijkheid Hoger Onderwijs (i.o.) actief zijn als kennisknooppunt voor toegankelijkheid in het hoger onderwijs. Verder is vanaf 2015 ingezet op het ontwikkelen van talentprogramma’s met meer aandacht voor diversiteit en een bredere toegankelijkheid. In de Kwaliteitsafspraken 2019–2024 heb ik met de VH, VSNU en de studentenbonden ISO en LSVB afgesproken dat instellingen eigen plannen maken voor kwaliteitsverbeteringen van het onderwijs met aandacht voor onder andere onderwijsdifferentiatie, waaronder talentontwikkeling binnen en buiten de studie. In 2022 vindt een beoordeling plaats van de realisatie van het plan tot en met 2021. Om dit te kunnen beoordelen maakt de instelling de balans op van de vorderingen in hun jaarverslag 2021.

  • Vraag 4
    Hoe gaat u zorgen dat de sociaaleconomische positie van (ouders van) studenten niet langer een rol speelt bij de toelating tot excellentieprogramma’s en wat gaat u dus ondernemen om de kansengelijkheid bij de toelating tot excellentieprogramma’s te vergroten?

    Zie het antwoord bij vraag 3.

  • Vraag 5
    Hoe gaat u de vormgeving van deze selectieprocedures ondersteunen, nu veel onderzoekers erkennen dat zij hiermee veel moeite hebben?

    HO-instellingen zijn bezig met het verbeteren van selectieprocedures en het doen van onderzoek naar de impact van selectiemethoden op kansen(on)gelijkheid. In de brief «Toegankelijk hoger onderwijs: selectie en beleidsreactie Monitor beleidsmaatregelen 2019–2020»2 wordt de oprichting van de Expertgroep Toegankelijkheid hoger onderwijs (ETHO) aangekondigd. De ETHO heeft als taak kennis te verspreiden en te delen over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Men gaat verkennen welke kansen er zijn maar ook welke belemmeringen er mogelijk zijn voor bepaalde doelgroepen. Instellingen kunnen de bevindingen van deze commissie benutten bij de inrichting van het onderwijs. Welke selectiefactoren en -methoden vervolgens door instellingen worden gebruikt is de verantwoordelijkheid van de instellingen.

  • Vraag 6
    Hoe gaat u waarborgen dat voortaan bij de selectie voor excellentieprogramma’s uitsluitend wordt gebruik gemaakt van selectiefactoren en -methoden die een (wetenschappelijk) aangetoonde wetenschappelijke waarde hebben?

    Zie antwoord vraag 5.

  • Mededeling - 18 december 2020

    Op 10 december 2020 heeft het lid Van den Hul (PvdA) schriftelijke vragen gesteld over Kansen(on)gelijkheid bij de toelating tot excellentieprogramma’s in het hoger onderwijs. Tot mijn spijt is beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk, vanwege de benodigde afstemming. Ik zal de vragen zo snel mogelijk beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2020Z24530
Volledige titel: Kansen(on)gelijkheid bij de toelating tot excellentieprogramma’s in het hoger onderwijs
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20202021-1452
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over kansen(on)gelijkheid bij de toelating tot excellentieprogramma's in het hoger onderwijs