Kamervraag 2018Z14737

De berichten ‘Promoveren op een studentenbeurs’ en ‘Universiteit Groningen kleedt het promoveren verder uit’

Ingediend 20 augustus 2018
Beantwoord 17 september 2018 (na 28 dagen)
Indiener Zihni Özdil (GL)
Beantwoord door Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66)
Onderwerpen hoger onderwijs onderwijs en wetenschap
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z14737.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-3235.html
  • Vraag 1
    Bent u bekend met de berichtgeving «Promoveren op een studentenbeurs»1 en «Universiteit Groningen kleedt het promoveren verder uit»?2

    Ja.

  • Vraag 2
    Hoeveel «studentpromovendi» zijn momenteel onderdeel van de proef «Besluit experiment promotieonderwijs»? Kunt u dit ook uitsplitsen naar de verschillende wetenschapsdisciplines?

    Bij de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) zijn over de periode 1 september 2016 – 31 augustus 2018 595 promotiestudenten ingestroomd. 14 bij de faculteit Economie en Bedrijfskunde, 18 bij de faculteit Gedrags-en Maatschappijwetenschappen, 12 bij de faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen, 35 bij de faculteit Letteren, 238 bij de faculteit Medische Wetenschappen, 19 bij de faculteit Rechtsgeleerdheid, 13 bij de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, 227 bij de faculteit Science & Engineering, 10 bij de faculteit Wijsbegeerte en 9 bij de Campus Fryslân te Leeuwarden. De RUG heeft toestemming om met in totaal 850 promotiestudenten deel te nemen. De overige promotiestudenten zullen de komende twee collegejaren instromen. Bij de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) zijn 10 promotiestudenten ingestroomd bij het International Institute of Social Studies (sociale wetenschappen). De laatste 5 promotiestudenten starten daar in september van dit jaar.

  • Vraag 3
    In ogenschouw genomen dat de «studentpromovendi» aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) géén vakantiegeld ontvangen, géén dertiende maand, géén pensioenopbouw, een substantieel lager salaris verdienen, en géén onderdeel uitmaken van cao-afspraken, in tegenstelling tot collega-promovendi in loondienst, deelt u de mening dat gelijk loon voor gelijk werk ook van toepassing hoort te zijn op promovendi? Zo ja, hoe duidt u de huidige financiële situatie van deze «studentpromovendi»?

    Er bestaan verschillende categorieën promovendi. Naast werknemer-promovendi zijn er buitenpromovendi, promovendi met een beurs van een derde partij en sinds de start van het experiment dus ook promotiestudenten. De aard van de promotieomstandigheden verschilt per categorie promovendus. De positie van de promotiestudent is wezenlijk anders dan die van de werknemer-promovendus. De werknemer-promovendus is in dienst van de universiteit en heeft uit hoofde van dat dienstverband naast de werkzaamheden voor zijn proefschrift ook andere arbeidsverplichtingen. De promotiestudent heeft geen arbeidsrechtelijke verplichtingen. Van «gelijk werk» is daarom geen sprake.
    Het experiment met promotieonderwijs kent vier doelen. Zo wordt onderzocht of door de introductie van een nieuwe categorie promovendus het aantal gepromoveerden zal stijgen en of promotiestudenten die daartoe een speciaal onderwijstraject hebben gevolgd na hun promotie een betere positie op de arbeidsmarkt hebben. De positie van de promotiestudent is gelijk aan die van een «reguliere» student. Hij betaalt collegegeld en heeft recht op onderwijs. Om in zijn levensonderhoud te voorzien ontvangt hij een beurs uit het profileringsfonds.
    Het is aan de betreffende universiteiten om de hoogte van de beurs uit het profileringsfonds vast te stellen. In het Besluit experiment promotieonderwijs (Besluit)3 is geen minimumbedrag voor de promotiebeurs voorgeschreven. Conform hun eerdere toezegging hanteren de universiteiten het uitgangspunt dat de hoogte van een volledige beurs in overeenstemming is met het netto maandsalaris van een startende promovendus-werknemer.
    In het Besluit is expliciet aangegeven dat universiteiten het experiment niet mogen aanwenden ten behoeve van het doorvoeren van bezuinigingen. Bij de tussen- en eindevaluatie zal hiernaar ook onderzoek worden gedaan. Mijn ambtsvoorganger heeft aan de Kamer te kennen gegeven dat zal worden ingegrepen mochten zich ernstige risico’s voordoen.

  • Vraag 4
    Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat aanhangers van «studentpromovendi» het argument hanteren dat deze groep «meer opleiding in het vak en een oriëntatie op hun loopbaan na de promotie krijgen»? Bent u het ermee eens dat dit impliceert dat «gewone» promovendi dit niet krijgen en daar ook geen recht op hebben? Zo nee, waarom niet?

    Genoemd argument refereert aan één van de doelstellingen van het experiment, namelijk om te onderzoeken of promotiestudenten die daartoe een speciaal onderwijstraject hebben gevolgd na hun promotie een betere positie op de arbeidsmarkt hebben. Gebleken is dat het promotietraject van andere promovendi vooral gericht is op een academische carrière en niet goed aansluit op de eisen van de arbeidsmarkt4 en dat binnen die promotietrajecten weinig aandacht is voor niet-academische carrièremogelijkheden en de ontwikkeling van breed inzetbare vaardigheden5. De RUG en de EUR hebben voor de promotiestudenten specifiek op die niet-academische carrièreperspectieven gericht onderwijsaanbod ontwikkeld. Het recht van de promotiestudent op dergelijk onderwijs is geregeld in het Besluit.
    Voor de werknemer-promovendus is het volgen van onderwijs geen wettelijk recht. Dit kan worden geregeld in de verhouding tussen werkgever (universiteit) en werknemer (werknemer-promovendus): de werknemer-promovendi kunnen bij de Graduate Schools van de RUG en de EUR (extra) onderwijsprogramma’s volgen. Bij de EUR staat het op de brede arbeidsmarkt gericht onderwijs open voor alle promovendi. Bij de RUG voor zover daarvoor plaats is.

  • Vraag 5
    Deelt u de mening dat er in ieder geval een minimumhoogte van de promotiebeurs moet komen zolang dit experiment voortduurt?

    Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.

  • Vraag 6
    Hoeveel geld bespaart de RUG op een gemiddelde «studentpromovendus» ten opzichte van een promovendus in loondienst?

    De RUG heeft mij laten weten dat, uitgaande van een volledig door de universiteit bekostigd vierjarig traject, een beurs voor een promotiestudent de universiteit ongeveer 40% minder kost dan een regulier salaris voor een werknemer-promovendus. Hierbij is volgens de RUG geen rekening gehouden met andere kosten voor de universiteit, zoals kosten voor het verzorgen van onderwijs en het begeleiden van deze promotiestudenten, en de kosten voor het inzetten van docenten (niet zijnde promovendi) doordat deze studenten geen arbeidsverplichting hebben.

  • Vraag 7
    Klopt het dat het aantal promoties bij de RUG flink stijgen door het plaatsen van goedkopere «studentpromovendi»? Hoeveel geld raamt de RUG te verdienen per «studentpromovendus» d.m.v. de promotiepremies? Is die premie lager, gelijk of hoger ten opzichte van de premie per promovendus in loondienst?

    De RUG heeft laten weten onder de werking van het experiment over een periode van vijf jaar vooralsnog 20 procent meer promovendi te kunnen aantrekken. Voor een promotie van een promotiestudent zal de universiteit een gelijk bedrag aan rijksbijdrage ontvangen als voor een promotie van een ander soort promovendus (een werknemer-promovendus, een buitenpromovendus en een promovendus met een beurs van een derde partij). In 2017 was dat bedrag € 80.270,–. Dit bedrag dekt volgens de RUG niet alle kosten voor een promotiestudent met een volledige beurs. De RUG neemt met 850 promotiestudenten deel aan het experiment. Uit de eindevaluatie zal blijken welk percentage van de promotiestudenten ook daadwerkelijk is gepromoveerd.

  • Vraag 8
    Hoe verloopt de evaluatie van dit experiment? Wie voert die uit en op welke manier? Welke waarborgen heeft u dat de evaluatie volledig onafhankelijk en objectief zal plaatsvinden?

    Het Besluit regelt dat twee jaar na de start van het experiment een tussenevaluatie zal worden uitgevoerd. Eind 2021 vindt de eindevaluatie plaats. De evaluaties zullen worden gedaan door onafhankelijke onderzoeksbureaus. Op dit moment loopt het aanbestedingsproces voor de tussenevaluatie

  • Vraag 9
    Kunt u bevestigen dat het totaal aantal promovendi die universiteiten als onderdeel van dit experiment kunnen laten meedoen, gemaximeerd is tot 2000 studenten? Bent u bereid om geen nieuwe aanmeldingen meer te accepteren van «studentpromovendi» tot de evaluatie van het experiment in 2021?

    Ja, ik kan bevestigen dat het totaal aantal promovendi die universiteiten als onderdeel van dit experiment kunnen laten meedoen, gemaximeerd is tot 2.000 studenten. Dat is in het Besluit zo geregeld. Overigens wordt dat aantal nu met de deelname van de RUG en de EUR niet gehaald. Zoals uit het antwoord op vraag 2 blijkt, doet de RUG met in totaal 850 promotiestudenten mee en de EUR met in totaal 15 promotiestudenten.
    Het Besluit maakt het mogelijk om een nieuwe aanvraagronde voor universiteiten open te stellen, als het totaal van 2.000 met het totaal van de gehonoreerde aanvragen niet wordt bereikt. Daarvan zal ik geen gebruik meer maken.

  • Vraag 10
    Wist u dat experts zoals Promovendi Netwerk Nederland (PNN) al vanaf het begin waarschuwden dat deze proef de arbeidsomstandigheden van promovendi zou uithollen en de beoogde voordelen niet waargemaakt zouden worden? Hoe kijkt u nu naar deze waarschuwingen? Deelt u de mening dat het inmiddels duidelijk wordt dat deze zorgen terecht waren?

    Uiteraard is voorafgaand aan de start van het experiment met stakeholders, waaronder PNN, overleg gevoerd. Mede naar aanleiding van kritische opmerkingen van het PNN is in het Besluit geregeld dat ik het experiment geheel of gedeeltelijk kan stopzetten als moet worden geconcludeerd dat het experiment ernstige nadelige effecten heeft op het onderzoeksklimaat aan de universiteit. Ook is toen geregeld dat de universiteiten in hun regeling over het promotieonderwijs en de financiële ondersteuning van promotiestudenten rekening houden met bijzondere omstandigheden waardoor een promotiestudent genoodzaakt kan zijn het promotieonderwijs tijdelijk te staken of vertraging ondervindt.
    Uit mijn antwoord op vraag 8 blijkt dat binnenkort de tussenevaluatie zal plaatsvinden. Een van de onderzoeksvragen zal zijn of uit het onderzoek blijkt dat het experiment ernstige nadelige gevolgen heeft voor het onderzoeksklimaat aan de deelnemende universiteiten. Op dit moment is er voor mij geenszins aanleiding om vooruitlopend op de onderzoeksresultaten conclusies te trekken.

  • Vraag 11
    Bent u bereid om toe te zeggen dat u een eventuele aanvraag voor een extra tweede ronde experimenten met «studentpromovendi» niet zal honoreren? Zo nee, waarom niet?

    Ik verwijs naar het antwoord op vraag 9.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2018Z14737
Volledige titel: De berichten ‘Promoveren op een studentenbeurs’ en ‘Universiteit Groningen kleedt het promoveren verder uit’
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20172018-3235
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Özdil over de berichten ‘Promoveren op een studentenbeurs’ en ‘Universiteit Groningen kleedt het promoveren verder uit’