Kamervraag 2018Z00050

De plotselinge versobering van het nabestaandenpensioen

Ingediend 5 januari 2018
Beantwoord 16 januari 2018 (na 11 dagen)
Indiener Pieter Omtzigt (CDA)
Beantwoord door Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66)
Onderwerpen nabestaanden sociale zekerheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z00050.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-886.html
  • Vraag 1
    Kunt u zich herinneren dat op grond van het besluit van uw voorganger (Besluit van 6 november 2015, nr. BLKB2015/830M (Stcrt. 2015, 40404)) het mogelijk was om een knip aan te brengen in het nabestaandenpensioen, zodat het hoger nabestaandenpensioenpercentage op de jaren voor 2015 van toepassing bleef en het lagere percentage daarna?

    Ja, de mogelijkheid van deze knip in het partner- en wezenpensioen op risicobasis was opgenomen in onderdeel 11.2 van het besluit van 6 november 2015, nr. BLKB2015/830M (Stcrt. 2015, 40404). Bij de actualisering van het besluit is deze goedkeuring overgenomen in onderdeel 10.2 van het besluit van 24 november 2017, nr. 2017-126948 (Stcrt. 2017, 70301). De goedkeuring is inhoudelijk niet gewijzigd en de knip in het nabestaandenpensioen op risicobasis is dus nog steeds mogelijk.

  • Vraag 2
    Weet u hoeveel pensioenregelingen en hoeveel deelnemers een pensioenknip in het partnerpensioen hebben?

    Nee, deze gegevens zijn alleen bekend bij de pensioenuitvoerders die de knip in het nabestaandenpensioen op risicobasis hebben aangeboden.

  • Vraag 3
    Kunt u zich herinneren dat op basis van de Witteveenwetgeving eindloonregelingen een hogere franchise kenden voor het nabestaandenpensioen dan middelloonregelingen, maar dat middelloonregelingen die hun nabestaandenpensioen op het eindloon baseerden, wel gebruik konden maken van de lagere franchise?

    Ja, deze tijdelijke goedkeuring was opgenomen in onderdeel 11.4 van het besluit van 6 november 2015, nr. BLKB2015/830M (Stcrt. 2015, 40404) en is onder dezelfde voorwaarden als permanente aanwijzing opgenomen in onderdeel 8.7 van het besluit van 24 november 2017, nr. 2017-126948 (Stcrt. 2017, 70301).

  • Vraag 4
    Weet u hoeveel pensioenregelingen en hoeveel deelnemers een middelloonregeling hebben met een nabestaandenpensioen op risicobasis met een lage franchise en eindloon?

    Nee, deze gegevens zijn alleen bekend bij de pensioenuitvoerders die dit product aanbieden.

  • Vraag 5
    Kunt u zich herinneren dat u op 8 december 2017 een besluit in de Staatscourant publiceerde, waarin u het eerder genoemde besluit intrekt, maar wel goedkeurt dat de pensioenknip in stand blijft en dat de lagere franchise van toepassing blijft voor het nabestaandenpensioen?

    Ja, zie hiervoor de antwoorden op de vragen 1 en 3.

  • Vraag 6
    Herinnert u zich dat u echter niet toestaat dat een nabestaandenregeling de knip handhaaft en tegelijkertijd de lagere franchise hanteert (voorwaarde 3 in paragraaf 8.7 van het besluit)?

    Ja, zoals hiervoor bij antwoord 3 is opgemerkt, is de mogelijkheid van het hanteren van de middelloonfranchise voor een risiconabestaandenpensioen op eindloonbasis onder dezelfde voorwaarden opgenomen in het besluit van 24 november 2017, nr. 2017-126948 (Stcrt. 2017, 70301). Voorwaarde 3 bij deze aanwijzing luidt:
    Deze voorwaarde is gelijk aan voorwaarde 3 van de gelijkluidende goedkeuring bij onderdeel 11.4 van het besluit van 6 november 2015, nr. BLKB2015/830M (Stcrt. 2015, 40404). In dat besluit was de volgende passage van gelijke strekking opgenomen:
    Van een versobering van het nabestaandenpensioen is dan ook geen sprake.

  • Vraag 7
    Weet u hoeveel pensioenregelingen en hoeveel deelnemers in 2017 een middelloonregeling hadden met een nabestaandenpensioen op risicobasis met een lage franchise en eindloon en tegelijkertijd een pensioenknip?

    Nee, dit gegeven is niet bij mij bekend.

  • Vraag 8
    Indien een pensioenregeling gewijzigd moet worden zoals het nabestaandenpensioen, welke organen moeten daarvoor dan toestemming verlenen?

    Op bedrijfstakniveau kunnen sociale partners (werknemers- en werkgeversorganisaties) overeenkomen om het nabestaandenpensioen in de pensioenovereenkomst te wijzigen. Dit werkt door in de individuele pensioenovereenkomst van een werknemer.
    Indien er geen sprake is van een CAO of een verplichte bedrijfstakpensioenregeling moet de ondernemingsraad van een bedrijf instemmen met de wijziging van de pensioenregeling. Instemming van de ondernemingsraad vervangt niet de individuele instemming van de werknemer op de wijziging van de pensioenovereenkomst.

  • Vraag 9
    Is het redelijk dat voor het wijzigen van de inhoud van de regeling een periode van een maand beschikbaar was?

    Zoals in de antwoorden op de vragen 1 en 3 is opgenomen is er geen sprake van een inhoudelijke aanpassing van het besluit.

  • Vraag 10
    Kunt u uitleggen welke rechten een deelnemer heeft indien de werkgever of uitvoerder de pensioenregeling eenzijdig versobert zonder de procedures rond medezeggenschap te doorlopen? Heeft de deelnemer dan recht op de oude (royalere) regeling of de nieuwe (sobere) regeling? Kunt u hierop uitgebreid antwoorden?

    In algemene zin geldt dat een pensioenovereenkomst met wederzijds goedvinden kan worden gewijzigd. In bepaalde situaties kan de werkgever de pensioenovereenkomst eenzijdig wijzigen. Hierbij moet er sprake zijn van een wijzigingsbeding in de pensioenovereenkomst en er moet sprake zijn van een zwaarwichtig belang van de werkgever om tot wijziging over te gaan. Indien hiervan geen sprake is, kan de pensioenovereenkomst niet eenzijdig gewijzigd worden en is de werknemer in beginsel niet gebonden aan de wijziging die desondanks door de werkgever is doorgevoerd.
    Het besluit houdt echter geen versobering van het nabestaandenpensioen in.

  • Vraag 11
    Hoe verhoudt deze versobering van de ruimte voor het nabestaandenpensioen zich tot de zin in het regeerakkoord: «Het stelsel bevat een adequate dekking voor het nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen»?

    Zoals in de antwoorden op vragen 1 en 3 is opgenomen is er geen sprake van een versobering van de ruimte voor het nabestaandenpensioen.

  • Vraag 12
    Is er een besparing beoogd met deze maatregel? Zo ja, hoe groot is die dan en waar staat die in de begroting?

    Zie antwoord vraag 11.

  • Vraag 13
    Bent u bereid deze maatregel terug te draaien?

    In het licht van de hiervoor gegeven antwoorden is het terugdraaien niet aan de orde.

  • Vraag 14
    Deelt u de mening dat het verstandig is indien de ruimte voor de pensioenregeling verandert, daar minimaal een half jaar, maar beter nog een jaar eerder een besluit over te nemen?

    Zoals in de antwoorden op de vragen 1 en 3 is opgenomen is er geen sprake van een inhoudelijke aanpassing van het besluit.

  • Vraag 15
    Kunt u deze vragen een voor een en zo spoedig mogelijk beantwoorden, bij voorkeur binnen 10 dagen, omdat deze wijziging leidt tot veel omzettingen en deze Kamervragen vragen om het terugdraaien van de maatregel?

    Ja.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2018Z00050
Volledige titel: De plotselinge versobering van het nabestaandenpensioen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20172018-886
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over de plotselinge versobering van het nabestaandenpensioen