Kamervraag 2017Z05418

De afhandeling van onrechtmatig afgegeven bindende studieadviezen

Ingediend 20 april 2017
Beantwoord 9 juni 2017 (na 50 dagen)
Indiener Harry van der Molen (CDA)
Beantwoord door Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen hoger onderwijs onderwijs en wetenschap
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z05418.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2057.html
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving (AD, «Studenten na dreigen met hoge rechter terug op opleiding»1, ScienceGuide, «Onrechtmatig BSA frustreert studenten»2) over de aanhoudende problematiek van studenten die in beroep moeten gaan tegen een in het tweede studiejaar afgegeven bindend studieadvies (BSA), om terug te mogen keren naar hun studie»?

    Ja.

  • Vraag 2
    Wat is uw zienswijze aangaande de door instellingen gekozen route om studenten tegen het verzoek tot her- inschrijving bij een onrechtmatig verstrekte BSA in beroep te laten gaan? Ligt bij het vaststellen van een onrechtmatigheid niet eerder de plicht tot herstel bij de instelling en niet bij de student?

    In mijn brief aan uw Kamer van 9 september 20163 heb ik gezegd dat ik vind dat studenten onder geen beding de dupe mogen worden van regelingen binnen de instellingen die niet conform de wet zijn vormgegeven en dat instellingen richting de studenten conform de wet moeten handelen. Ik vind dat instellingen met studenten die als gevolg van een niet juiste toepassing van een negatief BSA de opleiding al hebben verlaten, ruimhartig moeten omgaan als deze studenten verzoeken om weer toegelaten te worden tot de opleiding.
    Als een student desondanks niet wordt toegelaten en dat onterecht vindt, dan staat het hem vrij om tegen een afwijzing rechtsmiddelen aan te wenden. Studenten hebben daar gebruik van gemaakt. Ik treed niet in geschillen tussen instellingen en studenten.

  • Vraag 3
    Wat is uw mening over het feit dat studenten weer toegelaten zijn met beroep op artikel 7.8b lid 5 WHW, waardoor studenten uiteindelijk niet toegelaten werden als gevolg van het herstel van een onrechtmatigheid, maar op basis van een afweging dat de student de studie «met vrucht zouden kunnen vervolgen»? In hoeverre geven instellingen hiermee naar uw mening voldoende blijk van het herstellen van een door hen gemaakte fout?

    Het is goed dat instellingen studenten weer toelaten als is geconstateerd dat jegens hen op onjuiste wijze het BSA is toegepast. Als de betreffende studenten menen dat een instelling aansprakelijkheid draagt wegens onrechtmatig handelen, dan kunnen zij hun instelling aansprakelijk stellen. Het is niet aan mij om hierover uitspraken te doen. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 2.

  • Vraag 4
    Welke consequentie dient uw zienswijze bij vragen 2 en 3 naar uw mening te hebben voor de afhandeling van nog lopende procedures van studenten? Hoe staat u tegenover het verder voorkomen van onnodige procedures?

    Als een student binnen de daarvoor geldende termijnen geen bezwaar en beroep heeft ingesteld tegen een negatief BSA, dan heeft dat formele rechtskracht gekregen. Zoals uit voorgaande antwoorden blijkt, vind ik dat instellingen ruimhartig om moeten gaan bij het terugnemen van studenten jegens wie een onterecht BSA is afgegeven. Daarbij bedoel ik ook de studenten die geen beroep bij het College van beroep voor het hoger onderwijs (hierna: CBHO) hebben ingesteld. Instellingen waren op grond van de WHW niet verplicht om hun studenten actief te informeren; de uitspraken van het CBHO zijn openbaar. Of zij daartoe op grond van in het rechtsverkeer algemeen geldende normen juridisch waren gehouden staat ter beoordeling van de rechter. Daarover doe ik geen uitspraken. Wel ligt het in de rede dat de instellingen actieve betrokkenheid betonen.

  • Vraag 5
    Hoe schat u de positie in van studenten die, vanwege het niet kennen van de uitspraak van het College voor Beroep Hoger Onderwijs, niet (tijdig) een verzoek hebben kunnen indienen of in beroep hebben kunnen gaan, maar wel de consequenties ondervinden? Is het waar dat het accepteren van het onrechtmatige studieadvies deze rechtskracht heeft gekregen? Dienen instellingen, naar uw mening, deze groep gedupeerden actief te informeren?

    Ik heb in september 2016 een brief gestuurd aan uw Kamer en aan alle instellingen over hoe het bindend studieadvies moet worden toegepast.
    Ik vind het positief dat de instellingen, zoals de LSR meldt, sinds mijn brief van vorig jaar hun beleid hebben aangepast. Ik ga er dan ook vanuit dat er geen nieuwe gevallen meer bijkomen waarin studenten ten onrechte worden weg gestuurd.

  • Vraag 6
    Kunt u aangeven welke actieve stappen u in de richting van (betrokken) instellingen heeft ondernomen naar aanleiding van de brandbrief van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) en het Landelijk Studenten Rechtsbureau (LSR) d.d. 27 mei 2016?
  • Mededeling - 16 mei 2017

    Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van der Molen (CDA) over de afhandeling van onrechtmatig afgegeven bindende studieadviezen (ingezonden 20 april 2017) niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is omdat nadere juridische afstemming is vereist.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2017Z05418
Volledige titel: De afhandeling van onrechtmatig afgegeven bindende studieadviezen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20162017-2057
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Van der Molen over de afhandeling van onrechtmatig afgegeven bindende studieadviezen