Kamervraag 2017Z03630

Het teruggeven van het geld aan het bedrijfsleven uit de reserves van de product- en bedrijfschappen

Ingediend 10 maart 2017
Beantwoord 4 juli 2017 (na 116 dagen)
Indiener Jaco Geurts (CDA)
Beantwoord door Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen economie organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z03630.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2256.html
  • Vraag 1
    Kunt u een overzicht geven van de algemene en bestemmingsreserves van de verschillende product- en bedrijfschappen aan het eind van 2014, gezien medio 2014 de bedrijfslichamen nog substantiële bedragen in hun resterende bestemmingsreserves begroot hadden, zoals bijvoorbeeld het Productschap Akkerbouw (4,7 miljoen euro), het Productschap Vee en Vlees (2 miljoen euro), het Hoofdbedrijfschap Ambachten (2,8 miljoen euro) en het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (2,2 miljoen euro) en gezien ultimo 2015 het totaal van de bankmiddelen van de PBO organisatie 77 miljoen euro bedroeg?1

    In de Wet opheffing bedrijfslichamen (Wob) is vastgelegd dat elk bedrijfslichaam (productschap dan wel bedrijfschap) afzonderlijk vereffend wordt. Begin 2015 zijn per schap de jaarrekeningen 2014 opgesteld en vastgesteld. In elke jaarrekening is een opgave gedaan van de algemene- en de bestemmingsreserves. Tezamen met de boedelbeschrijving en de bijbehorende accountantsverklaring zijn per schap de financiële stukken gepubliceerd in de Staatscourant op 22 en 24 juli 2015. In bijlage 1 treft u een overzicht van deze publicaties aan. Een overzicht maken van alle reserves over de schappen heen is voor 2014 niet mogelijk omdat gebleken is dat de definities niet altijd op dezelfde wijze zijn gehanteerd. Vanaf de jaarrekeningen 2015 e.v. worden voor alle schappen eenduidige definities gebruikt.

  • Vraag 2
    Kunt u aangeven welke bijdragen, uitgesplitst per product- en bedrijfschappen, er waren gereserveerd voor het sociaal plan voor de opheffing en welke bedragen uiteindelijk ook voor de uitvoering van het sociaal plan gebruikt zijn?

    In de publicaties in de Staatscourant zoals hierboven vermeld is per schap aangegeven welke bijdragen gereserveerd zijn voor het sociaal plan.
    De uitvoering van het sociaal plan loopt voor zover nu te voorzien, door tot in 2029. Pas dan is duidelijk welke bedragen per schap gebruikt zijn voor de uitvoering van het sociaal plan.

  • Vraag 3
    Kunt u een stand van zaken geven van wat er sinds de opheffing met de middelen in de algemene en bestemmingsreserves is gedaan en hoeveel middelen resteren?

    In de Wob is vastgelegd dat pas aan het slot van de vereffening inzage kan worden gegeven over de dan overgebleven middelen. De voortgang van de vereffening is mede afhankelijk van de snelheid waarmee de civielrechtelijke of bestuursrechtelijke procedures die nog lopen jegens het desbetreffende schap afgehandeld kunnen worden. De uitkomsten van de procedures zijn bepalend om te kunnen vaststellen of daaruit nog betalingsverplichtingen of vorderingen van het bedrijfslichaam voortvloeien. De termijn van afronding van de vereffening kan hierdoor per bedrijfslichaam aanzienlijk verschillen.

  • Vraag 4
    Doet u uw toezegging, gedaan tijdens de behandeling van de Wet opheffing productschappen, om de Kamer in kennis te stellen over uw besluit over de vereffening van de resterende middelen in de reserves van de productschappen gestand?2

    De vereffening van de vermogens vindt per bedrijfslichaam plaats. Indien na de beëindiging van een vereffening een batig saldo resteert, krijgt dat saldo een bestemming die ten nutte komt van het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij het desbetreffende bedrijfslichaam. De bestemming van dit batig saldo kan niet bestaan uit een uitkering aan specifieke groepen van ondernemers, omdat dan sprake zou zijn van staatsteun, maar zal een meer algemeen karakter moeten hebben. Zoals ik in de Kamer heb aangegeven ben ik van plan om op het moment dat duidelijk is of er geld over is en, zo ja, hoeveel een besluit te nemen over wat er zo goed mogelijk met dat geld kan worden gedaan. Het is mijn voornemen om de Kamer daarvan vervolgens in kennis te stellen.

  • Vraag 5
    Kunt u uiteenzetten wat u ermee bedoelde dat deze middelen wel aan het bedrijfsleven van een specifieke sector moeten toegekend maar dat deze middelen wel een meer algemene bestemming zouden moeten hebben (Kamerstuk 33 910, nr. 6, p. 23)? Waaraan denkt u dan concreet?

    Zie voor beantwoording onder vraag 4.

  • Vraag 6
    Wanneer gaat u de resterende positief saldi een bestemming geven ten gunste van het desbetreffende bedrijfslichaam betrokken bedrijfsleven?

    Ik verwacht dat in najaar 2018 de vereffening van de vermogens van de meeste bedrijfslichamen kan worden beëindigd. In geval van resterende positieve saldi ga ik vervolgens per bedrijfslichaam te werk zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4.

  • Vraag 7
    Wat zijn de precieze kosten van de vereffenaar tot op heden? Wie betaalt deze kosten?

    In de Wob is in artikel XL vastgelegd dat de kosten van de vereffening van het vermogen van een bedrijfslichaam ten laste komen van het vermogen van het desbetreffende bedrijfslichaam. Zo ook de kosten van de vereffening.
    In 2015 waren de totale kosten van de vereffening € 1.230.000, in 2016 € 899.00. Voor beide jaren is dit hoger dan in 2014 was ingeschat omdat de uit te voeren vereffeningswerkzaamheden veel omvangrijker waren dan in 2014 door de bedrijfslichamen was aangegeven.

  • Vraag 8
    Hoeveel mensen werken aan de vereffening? Tot wanneer moet de vereffenaar nog blijven functioneren?

    Begin 2015 waren 25 personen werkzaam bij de Vereffeningsorganisatie PBO (VOPBO). Medio 2017 zijn dat er nog 13.
    Momenteel ligt de focus van het werk op de afronding van de vereffening van de vermogens van de afzonderlijke schappen (afronding eind 2017) en het opstellen van de jaarrekeningen en de bijbehorende verantwoordingen (1ste helft 2018). Voor enkele bedrijfslichamen zullen de werkzaamheden langer doorlopen dan 2017. Dit omdat het er nu naar uitziet dat de afhandeling van een aantal (langlopende) bezwaar- en beroepzaken mogelijk nog zal doorlopen tot in 2019. De uitkomsten van deze procedures moeten worden afgewacht om te kunnen vaststellen of daaruit nog betalingsverplichtingen of vorderingen van het bedrijfslichaam voortvloeien.
    De afwikkeling van een beperkt aantal subsidieprojecten loopt door tot in 2021. De verloningen vanuit het sociaal plan lopen door tot in 2029. In de afsluitende jaarrekeningen kunnen voor deze overlopende verplichtingen en voor de bijbehorende (financiële) werkzaamheden voorzieningen opgenomen worden.
    Het streven is in najaar 2018 de VOPBO als organisatie op te heffen. Voor die datum moeten de dan nog overgebleven (rest)werkzaamheden ondergebracht zijn bij dienstonderdelen van het Ministerie van EZ of daarbuiten.

  • Mededeling - 4 april 2017

    Op 10 maart 2017 heeft het lid Geurts (CDA) vragen gesteld over het teruggeven van het geld aan het bedrijfsleven uit de reserves van de product- en bedrijfschappen (kenmerk 2017Z03630). Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet opheffing bedrijfslichamen (Wob) in werking getreden en zijn de 17 product- en bedrijfschappen opgeheven. In de Wob is geregeld dat de vermogens van de schappen bij opheffing overgaan naar de staat en dat de Minister van Economische Zaken deze vermogens vereffent. De eerste fase van de vereffening is zo goed als afgerond. Deze fase betreft onder meer het opstellen boedelbeschrijving, afwikkelen van vorderingen en liquideren van de vermogensbestanddelen van de schappen. De gegevens over de eerste fase van de vereffening over 2015 en 2016 zijn naar verwachting medio april beschikbaar. De beantwoording zal daarom meer tijd in beslag nemen dan de gebruikelijke termijn. Ik streef ernaar de vragen eind april te beantwoorden


Kamervraag document nummer: kv-tk-2017Z03630
Volledige titel: Het teruggeven van het geld aan het bedrijfsleven uit de reserves van de product- en bedrijfschappen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20162017-2256
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Geurts over het teruggeven van het geld aan het bedrijfsleven uit de reserves van de product- en bedrijfschappen