Kamervraag 2015Z07528

Vroege schoolselectie

Ingediend 23 april 2015
Beantwoord 1 juni 2015 (na 39 dagen)
Indiener Loes Ypma (PvdA)
Beantwoord door Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD)
Onderwerpen basisonderwijs onderwijs en wetenschap voortgezet onderwijs
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z07528.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2426.html
  • Vraag 1
    Bent u bekend met het bericht «Nederland verspilt talent door vroege schoolselectie»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Deelt u de zorg dat te vroege schoolselectie ertoe kan leiden dat kinderen niet het maximale uit zichzelf kunnen halen?

    Ik deel uw zorg niet dat het selectiemoment in het Nederlandse onderwijssysteem ertoe leidt dat kinderen niet het maximale uit zichtzelf kunnen halen. Leerlingen maken weliswaar op 12-jarige leeftijd de overstap naar het voortgezet onderwijs, maar het selectiemoment komt niet vroeg.
    In 2010 heeft de Onderwijsraad het advies «Vroeg of laat. Advies over de vroege selectie in het Nederlandse onderwijs» uitgebracht.2 De Onderwijsraad constateert dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat het verplicht uitstellen van het selectiemoment leidt tot een verbetering van de schoolprestaties voor alle leerlingen. De raad wijst er op dat niet alleen het selectiemoment bepalend is, maar ook de lange verblijfsduur van Nederlandse leerlingen in het primair onderwijs (langer dan ons omringende landen) en de beschikbaarheid van onafhankelijke prestatie- of capaciteitentoetsen spelen een cruciale rol in het selectieproces. Om eventueel ongewenste gevolgen van vroege selectie tegen te gaan pleit de Onderwijsraad er voor sterke punten van het Nederlandse onderwijsstelsel, zoals de mogelijkheid om door te stromen en om opleidingen te stapelen, te koesteren en waar mogelijk te versterken. In dit verband wijst de Onderwijsraad ook op het nut van brede brugklassen.
    Het huidige Nederlandse onderwijsstelsel biedt dan ook voor de meeste leerlingen voldoende mogelijkheden om het beste uit zichzelf te halen. Dat laat onverlet dat ik voorstander ben van het creëren van maatwerk in het onderwijs. Daarom heb ik onlangs in een brief aan alle PO en VO-scholen er expliciet op gewezen dat basisscholen altijd in het belang van individuele leerlingen gecombineerde adviezen kunnen geven. Brede brugklassen kunnen de scherpe scheiding tussen verschillende schoolsoorten verzachten en leerlingen meer tijd bieden om naar een passende schoolsoort door te stromen. Daarom hebben de Minister en ik in de beleidsreactie op het onderwijsverslag scholen opgeroepen in het belang van leerlingen voldoende brede brugklassen aan te blijven bieden.3 Daarnaast inventariseer ik in het kader van het Sectorakkoord VO samen met de VO-raad de behoefte aan meer flexibiliteit en maatwerk in het voortgezet onderwijs.4 Ik informeer u hierover na het zomerreces.

  • Vraag 3
    Deelt u de mening dat voldoende mogelijkheden om door te stromen cruciaal zijn, gezien het vroege selectiemoment op twaalfjarige leeftijd, zodat ook laatbloeiers tot hun recht kunnen komen? Zo ja, hoe beziet u de dalende doorstroom van vmbo naar havo en van havo naar vwo? Zo nee, waarom niet?

    Het is de taak van het onderwijs om elke leerling een passende opleiding te bieden. Ik zie het kunnen stapelen en doorstromen als een van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse onderwijssysteem. De negatieve gevolgen die geassocieerd worden met selectie vinden in Nederland weinig plaats. Leerlingen krijgen immers de kans om een «verkeerde plaatsing» te corrigeren. De OESO ziet de mogelijkheid van stapelen en doorstromen expliciet ook als een goed voorbeeld.5
    In 2008 constateerde Regioplan al dat er nauwelijks formele of wettelijke belemmeringen bestaan voor het stapelen en doorstromen binnen het voortgezet onderwijs.6 Sindsdien zijn verschillende maatregelen genomen om het stapelen te bevorderen. Maatregelen zoals het schrappen van de maximale verblijfsduur in het vmbo, het vakken volgen op een hoger niveau, de mogelijkheid om een tweede vmbo-diploma te behalen en het uitbesteden van gediplomeerde leerlingen aan het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo).7
    Het bieden van meer mogelijkheden voor flexibiliteit en maatwerk betekent echter niet dat leerlingen ook per definitie meer stapelen en doorstromen. De Inspectie van het Onderwijs constateerde recentelijk dat schoolloopbanen steeds effectiever verlopen.8 Onduidelijk is nog of de afname van de diplomastapeling waar het Financieel Dagblad aan refereert een tijdelijke ontwikkeling is en of die ontwikkeling zich door zal zetten. Zoals we in de beleidsreactie op het onderwijsverslag hebben aangegeven houden we hier goed de vinger aan de pols.9 Uiteenlopende factoren beïnvloeden leerlingenstromen. Door de verzwaring van de uitslagregeling (gemiddeld een voldoende voor alle centraal examenvakken en maximaal één vijf voor de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde), de invoering van de rekentoets en de bestrijding van voortijdig schoolverlaten (vsv) zijn vo-scholen terughoudender in het bieden van mogelijkheden. Tegelijkertijd geven vo-scholen ook aan dat jongeren ook vaker bewust voor het mbo kiezen, doordat het mbo in toenemende mate als een aantrekkelijke eerste keuze gezien wordt.
    Op korte termijn stuur ik u de tweede voortgangsmonitor van de Toelatingscode vmbo-havo 2012–2016 waarin ik specifieker op inga op de afnemende doorstroming in het voortgezet onderwijs, en in het bijzonder tussen vmbo en havo.

  • Vraag 4
    Hoe beziet u de conclusie van de Onderwijsinspectie in het Onderwijsverslag 2013–20142 dat scholen en opleidingen steeds vaker selectie- en plaatsingscriteria hanteren voor leerlingen die willen doorstromen? In hoeverre zijn dit reële en wenselijke criteria?

    Ik wijs het hanteren van selectie- en plaatsingscriteria voor leerlingen die willen doorstromen naar een hoger vo-schoolniveau niet per definitie van de hand. Het behalen van bijvoorbeeld een vmbo-diploma in de theoretische leerweg is geen garantie om ook het havo succesvol te kunnen doorlopen. Met behulp van stevige loopbaanoriëntatie en -begeleiding (lob) onderzoekt de leerling samen met de vmbo-school wat hij kan, wat hij wil en hoe hij daartoe komt. Wel verwacht ik van vo-scholen dat ze helder en transparant zijn over hun selectie- en toelatingscriteria. Ik vind het dan ook positief dat de scholen voor voortgezet onderwijs een toelatingscode opgesteld hebben om de overstap van vmbo naar havo transparant en inzichtelijk te maken.
    In mijn reactie op de tweede voortgangsmonitor van de Toelatingscode vmbo-havo 2012–2016 ga ik nader in op het hanteren van selectie- en plaatsingscriteria.

  • Vraag 5
    Zou het verlaten van het schoolselectiemoment in uw opvatting ervoor kunnen zorgen dat meer kinderen de kans krijgen een diploma te halen op het niveau dat zij aankunnen? Zo nee, waarom denkt u dat een later selectiemoment geen effect zal hebben? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om het selectiemoment te verlaten?

    Sommige leerlingen hebben baat bij een vroege en gerichte keuze en anderen juist bij de mogelijkheid om hun keuze uit te stellen. Zie verder mijn antwoorden op de vragen 2 en 3.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2015Z07528
Volledige titel: Vroege schoolselectie
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20142015-2426
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Ypma inzake vroege schoolselectie