Kamervraag 2015Z06156

(Financieel) wanbeleid van het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam

Ingediend 7 april 2015
Beantwoord 19 mei 2015 (na 42 dagen)
Indiener Jasper van Dijk
Beantwoord door Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen hoger onderwijs onderwijs en wetenschap
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z06156.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2290.html
1. Federal Education Officials Release List of Monitored Colleges, Wall Street Journal, 31 maart 2015
2. http://www.orinformatie.nl/?subject=news&id=73692&title=Financi%EBn-U…
3. Universiteit van Amsterdam, Begroting 2015, http://recdeverhuizing.nl…
4. Universiteit van Amsterdam, Begroting 2015, http://recdeverhuizing.nl…
5. Projectontwikkelaar UvA wel degelijk in problemen, Het Parool, 7 maart 2015 zaterdag, Het Laatste Woord; blz 46, Rodrigo Fernandez
6. http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/anti.12086/abstract
7. Projectontwikkelaar UvA wel degelijk in problemen, Het Parool, 7 maart 2015 zaterdag, Het Laatste Woord, blz 46, Rodrigo Fernandez
8. http://uvablacklist.nl/
  • Vraag 1
    Hoe oordeelt u over het feit dat het US Department of Education de Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft geplaatst op de «Heightened Cash Monitoring List», wegens «Reasons of Financial Responsibility»?1

    Van de UvA heb ik begrepen dat zij op basis van aanlevering van gegevens uit oudere jaren nog op de voornoemde lijst staat, maar dat zij in 2014 een verklaring heeft ontvangen dat zij nu aan alle voorwaarden voldoet. Het gaat om de inrichting van de jaarrekening. De VS verlangt namelijk van instellingen met veel Amerikaanse beursstudenten dat zij een jaarrekening naar Amerikaanse maatstaven aanleveren.

  • Vraag 2
    Vindt u het verantwoord dat de schuld van de UvA in 2013 ruim 205 miljoen euro bedroeg en dat de schuld in 2018 bijna verdubbeld zal zijn? Zo nee, wat vindt u wel aanvaardbaar?

    Jaarlijks analyseert de Inspectie van het Onderwijs de financiële positie van de onderwijsinstellingen. Bij deze analyse kijkt de inspectie ook naar de effecten van investeringsplannen op de (toekomstige) financiële positie van de universiteit. Daarbij wordt met name gekeken naar de financiële continuïteit van de instellingen. De inspectie ziet op grond van de financiële positie vooralsnog geen acute risico’s voor de continuïteit van de UvA. Gezien de verwachte toename van de schuld van de UvA als gevolg van de geplande investeringen gaat de inspectie deze ontwikkelingen bij de UvA monitoren.

  • Vraag 3
    Deelt u de mening van hoogleraar Ewald Engelen c.s., dat de UvA onvoldoende transparantie biedt over de financiële huishouding, ook omdat deze voor de Ondernemingsraad nauwelijks is te doorgronden?2 Bent u van mening dat het College van Bestuur transparant is over de financiële situatie van de UvA?

    Het jaarverslag van de UvA moet voldoen aan de geldende regelgeving voor het opstellen van een jaarverslag; de Regeling Jaarverslaglegging Onderwijs (RJO) en de Richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaglegging. Tot nu heb ik geen signalen ontvangen dat het jaarverslag van de UvA niet zou voldoen aan deze normen. Los daarvan staat het de Ondernemingsraad uiteraard vrij ter verduidelijking vragen te stellen aan het College van Bestuur. De medezeggenschap heeft immers recht op alle relevante informatie die nodig is voor het uitoefenen van zijn taak. Dat betekent dat het College van Bestuur, al dan niet gevraagd, tijdig aan het medezeggenschapsorgaan alle inlichtingen moet verschaffen die het orgaan nodig heeft om de financiële huishouding voldoende te kunnen doorgronden. Om het gesprek over het jaarverslag en de begroting te kunnen voeren, is het bovendien van belang dat de medezeggenschap voldoende is toegerust op het gebied van planning en control. Hiervoor is scholing en training beschikbaar in de faciliteitenregeling.
    Ik heb daarnaast met de Wet studievoorschot hoger onderwijs geregeld dat vanaf maart 2015 docenten en studenten in het hoger onderwijs via de medezeggenschap instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de jaarlijkse begroting hebben. Eventuele geschillen kunnen worden voorgelegd aan de Landelijke Commissie voor Geschillen medezeggenschap Hoger Onderwijs.
    Naar aanleiding van de ontwikkelingen rond het Maagdenhuis heeft het College van Bestuur van de UvA de medezeggenschapsraden de ruimte gegeven om onafhankelijke commissies in te stellen die onderzoek doen naar financiën en huisvesting én bestuur en medezeggenschap, mede gericht op het mogelijk maken van verdere transparantie rond de financiële situatie.

  • Vraag 4
    Hoe beoordeelt u het feit dat de solvabiliteit van de UvA volgens de begroting van 2015 zakt onder de 30%, waarmee deze onder de «signaleringsgrens» van de Onderwijsinspectie zakt?3

    De aanbevelingen van de Commissie Onderzoek financiële problematiek Amarantis (2012) hebben ertoe dat eind 2012 de door de Inspectie van het Onderwijs gehanteerde signaleringsgrens voor solvabiliteit is verhoogd van 20% naar 30%. Op basis van de meerjarenraming uit de begroting 2015 is het de verwachting dat de solvabiliteit van de UvA in 2017 op 27,2% uitkomt. Dit als gevolg van het aantrekken van vreemd vermogen voor investeringen en de negatieve rentabiliteit. Dat betekent dat de inspectie de ontwikkelingen gaat monitoren.

  • Vraag 5
    Wat zijn de concrete consequenties van de lage solvabiliteit en de schuldenpositie voor het onderwijs en het onderzoek aan de UvA, mede in het licht van de aankondiging van het College van Bestuur van «diepere keuzes over een gezonde toekomst van deze faculteiten»?4

    Vooruitlopend op de interne discussie binnen de UvA rond een toekomstplan doe ik geen uitspraken over de wijze waarop deze plannen zullen uitwerken. Ik vind het van het grootste belang dat de UvA deze discussie open en zorgvuldig voert met de interne betrokkenen en daar de tijd voor neemt.

  • Vraag 6
    Deelt u de mening dat de aankondiging «om vanaf 2016 de volledige werkelijke kosten van huisvesting in rekening te brengen bij de gebruikers, waardoor langjarige verliezen worden voorkomen» grote gevolgen kan hebben voor onder andere het voortbestaan van faculteiten, zoals de Faculteit der Rechtsgeleerdheid en Geesteswetenschappen, die al door het CvB gevraagd zijn «een toekomstplan op te stellen dat de tekorten om moet buigen»? Wat betekent het voor de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek aan de UvA «dat jaarlijks zestien miljoen euro meer naar de vastgoedafdeling van de UvA zou gaan vanuit andere onderdelen van de universiteit»?5

    Het bestuur van de UvA is verantwoordelijk voor het huisvestingsbeleid, de allocatie van de middelen en de doorberekening van de kosten aan de faculteiten. De faculteiten kunnen het beste beoordelen hoeveel huisvesting zij nodig hebben voor hun onderwijs en onderzoek. Dat moet ook op facultair niveau afgewogen worden tegen uitgaven voor onderwijs en onderzoek. Uitgaven besteed aan huisvesting mogen er niet toe leiden dat de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs bij de faculteiten onder druk komen te staan. In de begroting 2015 geeft de UvA aan dat zij op dit moment werkt aan een plan van aanpak voor de nadere uitwerking en dat zij daarbij aandacht zal geven aan de effecten op de eenheden, zowel faculteiten, diensten als staf, en hoe deze opgevangen kunnen worden.
    Meer algemeen heb ik recentelijk de inspectie opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de huidige huisvesting en investeringsplannen, het investeringsvolume voor de komende jaren en eventuele financiële risico’s in het mbo en ho.

  • Vraag 7
    Deelt u de mening van Ewald Engelen, die schrijft dat de schuldenproblematiek is ontstaan toen het Rijk de universiteiten in 1995 eigenaar maakte van de gebouwen, als gevolg waarvan de bestuurders zich gedragen als vastgoedontwikkelaars? Onderschrijft u dat de UvA zich door deze wijziging voor het eerst in haar bestaan in de schulden stak met het vastgoed als onderpand, vanuit het inmiddels achterhaalde idee dat de gebouwen steeds meer in waarde zouden stijgen?6

    Om kwalitatief goed onderwijs en onderzoek te kunnen verzorgen heeft een universiteit adequate huisvesting nodig. Vanaf 1995 zijn universiteiten zelf verantwoordelijk voor hun huisvestingsbeleid. De huisvesting is daarmee integraal onderdeel geworden van het onderwijs- en onderzoeksbeleid van de universiteiten. De inspectie zal bij het genoemde onderzoek naar de huisvesting ook kijken naar de waardering(smethoden) van de panden op de balans.

  • Vraag 8
    Deelt u de mening dat de vastgoedtak van de UvA weer onder controle gebracht moet worden, zodat wordt voorkomen dat dit ten koste gaat van onderwijs en onderzoek?7 Welke concrete maatregelen gaat u nemen en op welke termijn?

    Zie het antwoord op vraag 6 en 7.

  • Vraag 9
    Erkent u dat de vastgoedprojecten van onderwijsbestuurders tot rampzalige gevolgen kunnen leiden, gezien de vastgoeddrama’s bij het ROC Leiden en Amarantis? Wat onderneemt u om hier paal en perk aan te stellen?

    In vergelijking met de UvA en andere instellingen werd bij ROC Leiden een onevenredig groot deel van de middelen uitgegeven aan «stenen» in plaats van aan onderwijs voor studenten. Eerder zagen we dit helaas ook bij Amarantis. Te grote focus op huisvesting, gepaard met gebrekkige professionaliteit op dit punt heeft de kwaliteit van het onderwijs in gevaar gebracht. Mede naar aanleiding daarvan is de governance zowel in formele zin (wet- en regelgeving) als in meer informele zin (moreel appel) aangescherpt met onder andere de mogelijkheid tot het geven van een bestuurlijke aanwijzing en de introductie van «early warning» instrumenten zoals de continuïteitsparagraaf waardoor risicobeheersing in de instellingen meer gewaarborgd is.
    Ook heb ik een commissie onder voorzitterschap van prof. dr. P.L. Meurs in het leven geroepen die onderzoek doet naar ROC Leiden. Naar aanleiding van de casus Amarantis zijn al de nodige maatregelen getroffen op het gebied van onderwijsbestuur. De vraag is of uit de casus ROC Leiden nog aanvullende lering is te trekken. Het doel van de commissie is vooral om te bezien hoe de huisvestingsbeslissingen tot stand zijn gekomen en welke lering hieruit valt te trekken. Ook wordt gekeken welke eisen golden ten aanzien van de bestuurders voor de behoorlijke taakvervulling als bedoeld in artikel 9 van Boek 2 BW. Tot slot kijkt de commissie naar mogelijke verbeteringen in het toezichtskader en de werkwijze van de inspectie en naar de mogelijkheden voor de inrichting van een expertisecentrum waar bestuurders en/of toezichthouders van onderwijsinstellingen hun nieuwbouwplannen kunnen laten toetsen door onafhankelijke experts.
    Daarnaast heb ik eind 2012 de regels voor het gebruik van derivaten aangescherpt via de regeling Beleggen en Belenen. Dit om te voorkomen dat onderwijsinstellingen onverantwoorde risico’s nemen, wat ten koste kan gaan van de kwaliteit van onderwijs.
    Zie tevens het antwoord op vraag 6 en 7.

  • Vraag 10
    In hoeverre klopt het gerucht dat bij elk nieuw plan om het studierendement te verhogen, het studierendement is gedaald, wat in strijd is met artikel 9.9a 2b van de WHW (de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek)?

    Het gerucht dat bij elk nieuw plan om het studierendement te verhogen, het studierendement is gedaald, is mij niet bekend. Evenmin is mij bekend dat deze situatie zich bij de UvA (of enige andere instelling) voordoet. Voor verdere gegevens hierover verwijs ik u naar de jaarrapportage van de VSNU (u toegezonden als bijlage bij Kamerstukken II 2014/15, 31 288, nr. 435).

  • Vraag 11
    Is het waar dat de UvA kunstmatige en in de geest illegale constructies gebruikt om docenten en onderzoekers in tijdelijke dienst te houden, in strijd met artikel 9.9a 2d van de WHW? Op grond waarvan komt u tot uw antwoord?

    Mij zijn daar geen voorbeelden van ter kennis gebracht. Wel heb ik vanuit de UvA, net als vanuit andere universiteiten, vaker het signaal gekregen dat het door de toename van het aandeel tijdelijke projectfinanciering vanuit de tweede en derde geldstroom, moeilijker wordt om vaste aanstellingen te verstrekken. Dit vormt een algemeen punt van zorg. Meer stabiliteit in de bekostiging (voor meerjarige contracten waar onderwijs en onderzoek gecombineerd worden) draagt bij aan het terugdringen van het aantal flexkrachten. Het maximeren van de promotiebonus en het werken met meerjarige gemiddelden in de onderzoeksbekostiging zoals voorgesteld in de Wetenschapsvisie zijn in dat verband van belang. De arbeidsvoorwaarden voor universitair personeel worden vastgesteld door de cao-partners. De universiteiten hebben zich in het nieuwe cao-akkoord verbonden om het aandeel tijdelijke aanstellingen te reduceren tot 22% of minder.

  • Vraag 12
    Zijn de salarissen van de UvA-bestuurders conform de Wet Normering Topinkomens (WNT)? Hoe hoog zijn de salarissen van de afzonderlijke bestuurders?

    De WNT verplicht openbaar maken van bezoldigingen en ontslagvergoedingen van topfunctionarissen in het jaarverslag. Bovendien maximeert de WNT bezoldigingen en ontslagvergoedingen van topfunctionarissen. De salarissen van de bestuurders van de UvA vallen onder de werking van de WNT.
    In de jaarrekening 2013 van de UvA is een opgave opgenomen van de bezoldiging van de individuele bestuurders. De opgave maakt onderdeel uit van de jaarrekening van de UvA die door de accountants op juistheid en volledigheid is gecontroleerd en voorzien van een controleverklaring. Volgens de opgave zijn de salarissen van de bestuurders van de UvA over 2013 onder de norm gebleven. Ook de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op naleving van deze wet voor onderwijsinstellingen.

  • Vraag 13
    Vindt u het aanvaardbaar dat de UvA een blacklist met ruim 400 namen van sympathisanten van Rethink UvA naar de communicatiemedewerkers heeft gestuurd, waarin werd verzocht te beoordelen of deze sympathisanten mogelijk «gedoe» zouden kunnen opleveren?8 Vindt u de reactie van het College van Bestuur hierop overtuigend? Op grond waarvan komt u tot dit oordeel?

    Ik heb van de UvA begrepen dat dit plaatsvond in het kader van de voorlichtingsdag voor aankomende studenten op 7 maart, met als reden rekening te kunnen houden met eventuele afwezigheid van docenten en veiligheidsgevolgen van eventuele protestacties op de verschillende locaties. Ik ga ervan uit, en dat heeft het College van Bestuur mij ook verzekerd, dat deze informatie nooit bedoeld is om individuele medewerkers aan te spreken op mogelijke sympathie met protestgroepen of overtuigingen, en dat zoiets ook in de toekomst niet zal gebeuren. Het is aan het college om de geuite zorgen over een gebrek aan een open cultuur te bespreken met docenten en medewerkers en het vertrouwen te herstellen.

  • Vraag 14
    Bent u bereid diepgaand onderzoek te doen naar het (financieel) wanbeleid van het UvA-bestuur? Zo nee, waarom niet?

    Het College van Bestuur van de UvA heeft de medezeggenschapsraden de ruimte gegeven om onafhankelijke commissies in te stellen die onderzoek doen naar financiën en huisvesting én bestuur en medezeggenschap bij de UvA. Ik hoop dat deze onderzoeken snel van start gaan en wacht de resultaten van deze onderzoeken met belangstelling af. De inspectie zal de ontwikkelingen monitoren.

  • Vraag 15
    Hoe oordeelt u over de opstelling van het UvA-bestuur de afgelopen weken? Vindt u dat het op een professionele manier heeft gehandeld inzake de protestacties? Kunt u uw antwoord toelichten?

    Naar mijn mening heeft het bestuur de afgelopen weken laten zien open te staan voor de zorgen die vanuit studenten en docenten naar voren zijn gebracht. Het College van Bestuur heeft in het tienpuntenplan een aantal belangrijke toezeggingen gedaan en er zijn afspraken gemaakt over het instellen van twee onafhankelijke commissies die zich gaan buigen over financiën en huisvesting én bestuur en medezeggenschap. Maar dergelijke vernieuwingen kosten vanzelfsprekend tijd. Ik betreur het dat het ogenschijnlijke vertrouwen na de ontruiming van het Maagdenhuis opnieuw tot onvrede heeft geleid. De Raad van Toezicht heeft daarop maatregelen genomen. De komende tijd is het cruciaal dat de uitvoering van de hervormingsagenda in goed overleg blijft plaatsvinden.

  • Vraag 16
    Vindt u dat het College van Bestuur van de UvA nog altijd met goed fatsoen kan aanblijven? Kunt u uw antwoord toelichten?

    Het stelsel van Hoger Onderwijs is zo georganiseerd dat de taak om het functioneren van het College van Bestuur te beoordelen bij de Raad van Toezicht ligt. Dat geldt ook bij de UvA. Inmiddels is de collegevoorzitter teruggetreden en heeft de Raad van Toezicht na uitgebreide gesprekken met de verschillende geledingen van de UvA en de HvA de rector als waarnemend voorzitter benoemd en een tijdelijke vicerector aangesteld, die zich primair gaat richten op de hervormingsagenda van de universiteit. Het is van belang dat in de uitwerking hiervan het goede gesprek blijft plaatsvinden met de medezeggenschap en de academische gemeenschap in brede zin en dat de verschillende geledingen ook nauw betrokken blijven bij de selectie van een nieuwe collegevoorzitter.

  • Mededeling - 1 mei 2015

    De afgelopen weken heb ik drie sets Kamervragen ontvangen over de Universiteit van Amsterdam (UvA): Vanwege de grote raakvlakken tussen deze drie sets met Kamervragen wil ik de beantwoording hiervan tegelijkertijd afdoen, zodat ik u in één keer volledig kan informeren. De antwoorden zullen in week 20 (uiterlijk woensdag 13 mei 2015) naar uw Kamer worden verstuurd, voor het debat over betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen. Naast bovengenoemde sets met Kamervragen heeft de regering ook vragen van de leden Van Dijk en Gesthuizen (SP) ontvangen over studenten in vreemdelingendetentie (ingezonden 20 april, met kenmerk 2015Z07201). Hierbij meld ik u dat beantwoording van deze vragen niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is, vanwege een verwachte gerechtelijke uitspraak die bij de beantwoording zal worden betrokken.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2015Z06156
Volledige titel: (Financieel) wanbeleid van het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20142015-2290
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over (financieel) wanbeleid van het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam