Kamervraag 2012Z14690

Over stapeling van ESF-subsidies met middelen uit scholingsfondsen

Ingediend 23 juli 2012
Beantwoord 21 augustus 2012 (na 29 dagen)
Indiener Eddy van Hijum (CDA)
Beantwoord door Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD)
Onderwerpen europese zaken internationaal
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z14690.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3221.html
1. Financieele Dagblad, 20 juli 2012.
  • Vraag 1
    Bent u op de hoogte van de berichten over stapeling van subsidies uit het Europees Sociaal Fonds (ESF-subsidies) met middelen uit scholingsfondsen?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Op welke schaal doet deze stapeling zich in de praktijk voor?

    De term stapeling leidt tot misverstanden. De ESF-regeling 2007–2013 financiert in het kader van scholing van werknemers maximaal 40% van de totale subsidiabele kosten van een scholingsproject. De overige 60% moeten subsidieaanvragers (O&O-fondsen) zelf financieren. Het betreft hier dus zogenaamde verplichte cofinanciering door de werkgevers zelf en/of de O&O-fondsen.
    De bijdrage van O&O-fondsen is geen overheidssubsidie, maar het betreft gelden die door de deelnemende bedrijven in de sector bij elkaar zijn gebracht. Over de aanwending wordt besloten door sociale partners. Het gaat om scholing die de werkgever en het O&O-fonds van toegevoegde waarde achten voor het bedrijf, de medewerker of de branche.
    Naast scholingskosten kan er sprake zijn van bijvoorbeeld verletkosten; kosten die voor een werkgever ontstaan als gevolg van productieverlies door scholing tijdens werktijd. Dergelijke kosten komen niet in aanmerking voor ESF-subsidie, maar worden soms wel vergoed door een O&O-fonds.
    Doordat de ESF-subsidie en de private bijdragen van O&O-fondsen voor zowel scholingskosten als verletkosten worden opgeteld, ontstaat de suggestie van stapeling tot meer dan 100% subsidie. Het artikel wekt daarmee echter ten onrechte de indruk van misbruik of oneigenlijk gebruik. Feitelijk is er namelijk conform de ESF-regels sprake van maximaal 40% subsidie en minimaal 60% verplichte cofinanciering. De vraag naar een moreel oordeel is daarom niet aan de orde.

  • Vraag 3
    Hoe beoordeelt u de stapeling in het licht van de formele eisen, die bij ESF-subsidies worden gesteld aan cofinanciering?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 4
    Vindt u de stapeling moreel verantwoord, gelet op het feit dat er per saldo meer dan 100% subsidie werd verstrekt aan opleidingstrajecten waarvan het nut soms kan worden betwijfeld?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 5
    Was u reeds op de hoogte van de stapeling van de subsidies op het moment dat u de Kamer informeerde over de problemen met het terugvorderen van ESF-voorschotten op 28 juni 2012? Zo ja, waarom wordt aan deze kwestie in de brief van 28 juni 2012 geen aandacht besteed?

    Zoals aangegeven betreft het geen stapeling van subsidies, maar het reguliere vereiste op grond van ESF-regels dat naast 40% ESF-subsidie, 60% gecofinancierd wordt. De brief van 28 juni 2012 ging niet over cofinanciering maar betrof een kwestie rond de terugvordering van voorschotten.

  • Vraag 6
    Bent u van plan om scherpere eisen te stellen aan aanvragen van ESF-subsidie door opleidings- en ontwikkingsfondsen (O&O-fondsen)?

    In de huidige programmaperiode 2007–2013 kan geen ESF-subsidie meer voor scholing van werknemers worden aangevraagd. Ten aanzien van de mogelijk volgende programmaperiode 2014–2020 is de insteek om de uitvoering van de ESF-regeling zo eenvoudig mogelijk te maken met geringere administratieve lasten en eenvoudiger te controleren subsidiabele kosten. Daarnaast zal er veel aandacht zijn voor het voorkomen en tegengaan van misbruik of oneigenlijk gebruik van de ESF-regeling.

  • Vraag 7
    Bent u van mening dat de desbetreffende vijf scholingsfondsen zich voor ESF-aanvragen hebben gediskwalificeerd, gelet op het feit dat er nauwelijks of geen toezicht was op de stapeling van subsidies met bijdragen uit de fondsen en op de kwaliteit van de aangeboden scholingstrajecten?

    Dit is niet aan de orde, zie mijn antwoord op de voorgaande vragen.

  • Vraag 8
    Bent u bereid om de Kamer nog voor Prinsjesdag te informeren over de stand van zaken rond de terugvordering van de 29 mln, die aan vijf O&O-fondsen als voorschot is verstrekt?

    Tijdens het AO Arbeidsmarktbeleid van 28 juni jl. heb ik u toegezegd de Kamer op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. Wij hebben afgesproken dat ik dat in ieder geval zal doen voor de begrotingsbehandeling aan het einde van het jaar, of tussentijds indien daartoe aanleiding is. Deze afspraak doe ik graag gestand. Het is niet waarschijnlijk dat ik voor Prinsjesdag al nieuwe inzichten heb, vanwege de termijn waarbinnen einddeclaraties van projecten zullen worden ingediend (1 november 2012).

  • Vraag 9
    Wanneer kan de Kamer een integrale verantwoording verwachten over de besteding van de desbetreffende subsidiemiddelen?

    Voor de betreffende ESF-projecten moeten de verantwoording en einddeclaraties 1 november 2012 zijn ingediend. Wellicht zullen de fondsen om uitstel vragen omdat zij meer tijd nodig hebben om de administratie op orde te brengen. Mocht uitstel ertoe leiden dat het financiële risico afneemt dan ben ik bereid dit te verlenen. Uiterlijk binnen 24 maanden na indiening zal het Agentschap SZW de einddeclaraties controleren en zal mogelijk door de Audit Autoriteit een tweedelijnscontrole worden uitgevoerd. Dit betekent dat de eindverantwoording rond eind 2014 te verwachten is.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2012Z14690
Volledige titel: Over stapeling van ESF-subsidies met middelen uit scholingsfondsen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20112012-3221
Volledige titel: Antwoord vragen van het lid Van Hijum over stapeling van ESF-subsidies met middelen uit scholingsfondsen