Kamervraag 2012Z10311

De verhouding tussen de politie en buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s)

Ingediend 23 mei 2012
Beantwoord 26 juni 2012 (na 34 dagen)
Indiener Ahmed Marcouch (PvdA)
Beantwoord door Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen openbare orde en veiligheid organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z10311.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2877.html
  • Vraag 1
    Kent u het bericht «Handhavingsbeleid gemeente veelvormig en versnipperd»?1 Kent u de paragraaf over gemeentebrigadiers in het hoofdstuk Veiligheid uit de nota «Keuzes voor de toekomst van Nederland»?2

    Ja.

  • Vraag 2
    Deelt u de mening van de voorzitter van de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie (SMVP) dat de politie een terugtrekkende beweging maakt vanwege de steeds ruimere taakstelling van buitengewone opsporingsambtenaren (boa's)? Zo ja, baart u dit zorgen en waarom? Zo nee, waarom niet?

    Het verzorgen van veiligheid in het publieke domein is een zaak van alle betrokken partijen, niet alleen van de politie. De burgemeester kan diverse middelen inzetten bij het waarmaken van zijn verantwoordelijkheden op dit gebied. Eén van die middelen is de inzet van gemeentelijk toezicht en handhaving. Deze gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s), werken naast en samen met de politie, niet in plaats van de politie. De taken van de boa’s en de (bekwaamheids)eisen waaraan zij dienen te voldoen, staan omschreven in de circulaire buitengewone opsporingsambtenaren en de daarin genoemde zes domeinen waar boa’s kunnen worden ingezet.3 Behoudens de pilot met de winkelboa’s, waarbij een (vooralsnog tijdelijke) uitbreiding van domein I (Openbare ruimte) plaatsvindt met opsporingsactiviteiten op het gebied van winkeldiefstal, zijn er geen uitbreidingen voorgenomen. De ontwikkelingen baren mij derhalve geen zorgen, temeer daar ook de bestuurlijke regie van de gemeente en de operationele regie vanuit de politie en het dagelijkse toezicht op de boa’s onverkort blijven gelden. Zie verder het antwoord op vraag 5.

  • Vraag 3
    Deelt u de conclusie van SMVP dat er sprake is van een wildgroei aan uniformen, taken en uitrusting van de boa’s? Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Zo nee, hoe is de situatie dan wel?

    De grote variatie aan uniformen voor gemeentelijke handhavers is mij bekend. Daarom heb ik in mijn brief van 5 maart jl. aan uw Kamer (Kamerstukken 28 684, nr. 340) aangegeven samen met de VNG te onderzoeken of één uniform voor gemeentelijke handhavers mogelijk is. De conclusie van het SMVP wat betreft de wildgroei van taken deel ik niet. De circulaire Boa bevat criteria voor de maximale toekenning van bevoegdheden en uitrusting. Hiervoor moet de noodzaak zijn aangetoond en dienen de boa’s te voldoen aan de criteria van betrouwbaarheid en bekwaamheid. Het is aan de gemeenten om samen met de politie en het OM te bepalen of zij het totale pakket aan bevoegdheden en uitrusting toegekend willen krijgen. Vervolgens wordt er door mij op de daartoe strekkende aanvraag beslist.

  • Vraag 4
    Deelt u de mening dat gemeentelijk beleid gericht op toezicht en handhaving veelvormig en versnipperd is, dat het opleidingsniveau van boa’s in gemeenten sterk wisselt en dat het de vraag is of de kwaliteit van optreden in alle gevallen gewaarborgd is? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat de taken en bevoegdheden van gemeentelijke toezichthouders en handhavers afgebakend en gestroomlijnd dienen te worden? Zo nee, waarom niet?

    De taken en bevoegdheden zijn omschreven in de circulaire buitengewone opsporingsambtenaren. Hoe het gemeentelijk beleid voor toezicht en handhaving verder wordt vorm gegeven is aan de gemeenten zelf. De vormgeving van het beleid en de organisatie is immers mede afhankelijk van de lokale situatie, verantwoordelijkheden en prioriteiten. Ik ben niet voornemens hier verder wijzigingen in aan te brengen. Wel acht ik het van belang dat wordt gekomen tot een uniforme kwaliteitsverbetering van boa’s. Daarom ga ik de eisen aan de examinering van boa’s aanscherpen. Per 1 oktober a.s. worden boa’s en aspirant-boa’s niet meer alleen getoetst op kennis van wet- en regelgeving. Men moet voortaan ook aantonen dat men in staat is conflictsituaties te hanteren en daarbij ook over vaardigheden beschikt om de-escalerend te kunnen optreden. Voor de gemeentelijke boa’s komt er daarnaast een systeem van permanente her- en bijscholing.

  • Vraag 5
    Deelt u de mening dat de aansturing van boa’s en de operationele regie van de politie en samenwerking met de politie in veel gevallen tekort schiet en dat een integraal veiligheidsbeleid meestal een papieren werkelijkheid blijft? Zo ja, hoe gaat u dit verbeteren? Zo nee, waarom en op welke punten acht u de conclusies van SMVP dan niet adequaat?

    Voor de lokale veiligheid in de gemeente is het integraal veiligheidsplan de basis. De gemeenteraad stelt daarbij de doelen en prioriteiten vast. Ter concretisering van het integraal veiligheidsplan overlegt het college van burgemeester en wethouders vervolgens met de partners hoe de taakverdeling bij het halen van die doelen er uit moet zien. De burgemeester en de officier van Justitie maken, in afstemming met de politie, in de driehoek afspraken over de taakverdeling tussen gemeentelijke toezichthouders en handhavers en de politie. Daarbij moeten ook de gevolgen voor de andere partijen aan bod komen. Handhavers moeten, voor zover zij opsporingstaken verrichten, samenwerken met de politie. De politie kan als direct toezichthouder tevens aanwijzingen geven aan een boa met het oog op de goede samenwerking. Op lokaal niveau geeft de politie aan de operationele regie verder vorm door ook toe te zien op de onderlinge operationele samenwerking, afspraken te maken over de dagelijkse uitvoeringspraktijk en de dagelijkse prioritering, het signaleren van misstanden en het verlenen van wederzijdse assistentie. Deze worden veelal in handhavingsarrangementen en werkafspraken neergelegd. Om dit meer uniform te laten plaatsvinden, ben ik voornemens deze concrete vormgeving van de operationele regierol ook in regelgeving vast te leggen.

  • Vraag 6
    Deelt u de mening dat, mede door de – ook door de SMVP geconstateerde – onduidelijke positie van boa’s, per gemeente één gemeentelijke handhavingsdienst moet komen in de vorm van gemeentebrigadiers, zoals verwoord in bovengenoemde nota? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?

    De veronderstelling dat het rapport van de SMVP noopt tot het oprichten van een gemeentelijke handhavingsdienst in de vorm van gemeentebrigadiers deel ik niet. Boa’s hebben een eigenstandige taak op het gebied van overlast en verloedering. Het gaat hier over relatief lichte overtredingen die desalniettemin grote invloed kunnen hebben op de leefbaarheid en de veiligheidsbeleving. De regelgeving en de daarvoor gestelde kaders zijn afdoende. Zoals uit mijn antwoord op vraag 2 blijkt, is het niet mijn intentie om de bevoegdheden van de boa verder uit te breiden, met uitzondering van de mogelijkheid om op te treden bij eenvoudige winkeldiefstal, de pilot met de winkelboa dus. De wijze waarop de betreffende taken binnen een gemeente worden vorm gegeven en hoe dit in de gemeentelijke organisatie wordt ingericht, is aan de gemeenten. Ook hier is geen aanleiding tot het stellen van nadere regels of het voorschrijven van de wijze waarop dit dient te gebeuren.

  • Vraag 7
    Hoe gaat u ervoor zorgen dat de taken en bevoegdheden van de boa’s ten opzichte van de nationale politie duidelijk worden ingekaderd?

    Het wetsvoorstel tot vaststelling van een nieuwe Politiewet dat momenteel bij de Eerste Kamer aanhangig is (Kamerstukken 30 880) brengt geen verandering aan in het beleid ten aanzien van boa’s. Evenmin is de ontwikkeling dat gemeenten, naast de politie, ook eigen toezicht en handhaving inzetten, een gevolg van de in dat voorstel beoogde bestelwijziging. Gemeenten hebben al sinds 1994 de mogelijkheid om boa’s aan te stellen. De taken en bevoegdheden zijn in de bestaande regelgeving voldoende omschreven en ingekaderd. Dat gemeentelijke diensten straattoezicht en handhaving verzorgen binnen de domeinen die de circulaire boa’s noemt betekent overigens niet dat de politietaak hierdoor is ingeperkt. Wel kan onderling een taakverdeling worden gemaakt met daarbij afspraken over de wijze waarop en de intensiteit waarmee toezicht wordt gehouden. De afstemming van de inzet van de gemeentelijke straattoezicht- en handhavingsdiensten en de politie vindt plaats in de driehoek en dient gemaakt te worden op basis van lokale prioriteiten, kunde, verantwoordelijkheden en bevoegdheden.

  • Mededeling - 13 juni 2012

    Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Marcouch (PvdA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de verhouding tussen de politie en buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) (ingezonden 23 mei 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2012Z10311
Volledige titel: De verhouding tussen de politie en buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s)
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20112012-2877
Volledige titel: Antwoord vragen van het lid Marcouch met betrekking tot de verhouding tussen de politie en buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s)