Kamervraag 2010Z17081

De Europese Verordening voor sociale zekerheid

Ingediend 18 november 2010
Beantwoord 3 december 2010 (na 15 dagen)
Indiener Gerard Schouw (D66)
Beantwoord door Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD)
Onderwerpen organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z17081.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-688.html
1. Verordening (EC) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (voor de EER en Zwitserland relevante tekst), PB L 166 van 30.4.2004.
2. Zaak 1/85 Miethe tegen Bundesanstalt für Arbeit, Jurispr. EHvJ [1986] blz. 1837.
3. http://www.europarl.europa.eu/sides/getAllAnswers.do?reference=E-2010–6616&language=NL
4. http://www.svb.nl/int/nl/bbz/egverordening/index.jsp#vtma1
  • Vraag 1
    Bent u bekend met de Europese Verordening 883/20041 voor sociale zekerheid?

    Ja.

  • Vraag 2
    Bent u op de hoogte van het feit dat Nederlanders die naar een andere Europese lidstaat verhuizen, maar in Nederland blijven werken, geen werkloosheidsuitkering kunnen aanvragen in Nederland, ondanks het feit dat zij jarenlang premies hebben betaald?

    Dat kan het geval zijn.
    De Europese Verordening 883/2004 onderscheidt ten aanzien van werkloosheid verschillende situaties (artikel 65, Vo. 883/2004):
    Iemand die gedeeltelijk werkloos raakt, heeft recht op een werkloosheidsuitkering van de lidstaat waar hij werkte (art. 65, lid 1, Vo. 883/2004). Gedeeltelijk werkloos wil zeggen dat er nog enige contractuele arbeidsverhouding tussen werkgever en werknemer bestaat of behouden blijft.
    Een werkloze die geen grensarbeider is en niet terugkeert naar zijn woonland heeft recht op een werkloosheidsuitkering van de lidstaat waar hij werkte (art. 65, lid 2 laatste zin, Vo. 883/2004). Onder grensarbeider verstaat de Verordening eenieder die werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat maar die woont in een andere lidstaat, waarnaar hij in beginsel dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert (art. 1 sub f, Vo. 883/2004).
    Iemand die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden in een andere lidstaat woonde en die wanneer hij volledig werkloos wordt in die lidstaat blijft wonen of er naar terugkeert, heeft recht op een werkloosheidsuitkering van de lidstaat waar hij woont. Hij heeft dit recht volgens de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, alsof hij tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, aan die wetgeving onderworpen was. De uitkering wordt verleend door het orgaan van de woonplaats en komt ten laste van dit orgaan (art. 65, lid 2 jo. art. 65, lid 5, onderdeel a, Vo. 883/2004).
    De situatie kan zich dus voordoen dat iemand in een bepaalde lidstaat heeft gewerkt en daar premies heeft betaald terwijl de lidstaat waar hij woont de werkloosheidsuitkering betaalt.
    Bij de totstandkoming van Verordening 883/2004 is uitdrukkelijk voor deze systematiek -die ook al onder Verordening 1408/71 gold- gekozen. Ter compensatie regelt Verordening 883/2004 dat het orgaan waar de werkloze gewerkt heeft, aan het orgaan van het woonland, de uitkeringen betaalt die het orgaan van het woonland gedurende ten hoogste 3 maanden heeft verstrekt
    (of 5 maanden wanneer de betrokkene tijdens de voorafgaande 24 maanden gedurende tijdvakken van ten minste 12 maanden heeft gewerkt) (art. 65, lid 6 en 7, Vo. 883/2004).
    Er is bij grensarbeiders uitdrukkelijk niet gekozen voor de systematiek dat de lidstaat waar is gewerkt en premie is betaald, de werkloosheidsuitkering betaalt aan een volledig werkloze die in een andere lidstaat woont. Het levert namelijk problemen op voor de lidstaat die de werkloosheidsuitkering verstrekt om de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en sollicitatieactiviteiten van de werkloze die in een ander lidstaat woont te controleren.
    Vandaar ook dat de niet-grensarbeider die in het werkland blijft een werkloosheidsuitkering van het werkland ontvangt en zich in het werkland beschikbaar moet stellen en dat de niet-grensarbeider die naar zijn woonland terugkeert, een werkloosheidsuitkering uit zijn woonland krijgt en zich in zijn woonland beschikbaar moet stellen. Verordening 883/2004 staat de niet-grensarbeider die naar zijn woonland is teruggekeerd overigens toe zich daarnaast ook ter beschikking te stellen van de arbeidsvoorzieningdiensten van zijn voormalig werkland (art. 65, lid 2, Vo. 883/2004).

  • Vraag 3
    Denkt u dat de nieuwe Verordening consequenties zal hebben voor het vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie?

    Ja. Verordening 883/2004 biedt namelijk de volledige werkloze de mogelijkheid om zich tevens ter beschikking te stellen van de arbeidsvoorzieningdienst van het land waar hij heeft gewerkt (art. 65 lid 2 2e volzin Vo. 883/2004). De volledige werkloze kan zich dus blijven oriënteren op mogelijkheden die de lidstaat biedt waar hij heeft gewerkt. Verordening 1408/71 bood deze mogelijkheid niet. Verordening 883/2004 komt dus het vrij verkeer van personen binnen de EU ten goede.

  • Vraag 4
    Kent u het Europese arrest Miethe (zaak C-1/85)2, een uitzonderingsclausule, waarin is bepaald dat grensarbeiders onder bepaalde voorwaarden aanspraak kunnen maken op een uitkering in het land waar zij werken en alwaar de premie is opgebouwd?

    Ja.

  • Vraag 5
    Bent u van mening dat de Verordening 883/2004 juist is toegepast?

    Bij schrijven van 4 december 2009 is uw Kamer er – in het kader van de vragen van de vaste commissie SZW over Verordening 883/2004 – bij vraag 33 over geïnformeerd dat het Miethe arrest geen toepassing meer vindt (Kamerstuk 21 501-31, nr. 194).
    Het antwoord waar u naar verwijst van de heer Andor namens de Commissie op vragen van het Europees Parlement, is voor mij geen reden om tot een wijziging te komen van de zienswijze dat het Miethe arrest onder Verordening 883/2004 geen toepassing meer vindt.
    Kern van de Miethe uitspraak is dat vanuit re-integratieoverwegingen rekening moet worden gehouden met de lidstaat waar de beste kansen op re-integratie in het beroepsleven bestaan. Onder Verordening 1408/71 gebeurde dat door de werkzoekende in dat land de werkloosheidsuitkering te laten aanvragen.
    Tijdens de voorbereidingen en het wetgevingsproces van Verordening 883/2004 is nadrukkelijk en uitgebreid over het Miethe arrest gediscussieerd. Door de Miethe uitspraak kreeg een volledig werkloze grensarbeider de keuze onder Verordening 1408/71 waar hij zijn werkloosheidsuitkering kon aanvragen: in zijn woonland of in zijn laatste werkland. Deze uitspraak is in Verordening 883/2004 geïncorporeerd, zij het op een andere manier dan de oplossing van de rechter in de Miethe zaak. In Verordening 883/2004 is namelijk de mogelijkheid opgenomen dat de volledig werkloze zich daarnaast (dwz naast de beschikbaarheid in het woonland) beschikbaar kan stellen van de arbeidsvoorzieningdienst van zijn voormalig werkland. Er bestaat echter alleen aanspraak op een werkloosheidsuitkering uit het woonland. Er zijn dus geen belemmeringen meer voor de volledig werkloze om toegang te hebben tot de arbeidsmarkt van zijn voormalig werkland. Het gaat hier om een weloverwogen aanpassing die is verwoord in de preambule 13 bij de toepassingsverordening 987/2009:
    «Deze Verordening voorziet in maatregelen en procedures om de mobiliteit van werknemers en werklozen te bevorderen. Volledig werkloos geworden grensarbeiders kunnen zich ter beschikking stellen van de arbeidsvoorzieningsdienst in zowel het woonland als de lidstaat waar zij hun laatste werkzaamheden hebben verricht. Zij hebben evenwel alleen aanspraak op een uitkering van de lidstaat waar zij wonen.»
    Een ander aspect is nog het volgende. Het Hof van Justitie ging er in de Miethe zaak van uit dat het hier een uitzonderlijke situatie betreft. In de praktijk blijkt het echter moeilijk om te bepalen of iemand privé en beroepsmatig zodanige banden heeft met het werkland dat hij daar de beste kansen op re-integratie in het beroepsleven heeft. De groep werknemers die in de praktijk een beroep deed op het Miethe-arrest in Nederland was geen uitzonderlijke situatie, maar omvatte ongeveer een derde van alle werkloze grensarbeiders . Begin 2010 hadden ca. 2000 personen met een beroep op het Miethe arrest een werkloosheidsuitkering in Nederland. De vraag rijst of het beroep op het Miethe arrest louter was ingegeven door betere re-integratiekansen of niet ook door het ontvangen van een hogere of langer durende werkloosheidsuitkering in Nederland in vergelijking met Duitsland en België.
    Het standpunt dat het Miethe arrest geen toepassing meer vindt onder Verordening 883/2004 wordt ook gedragen door de Duitse en de Belgische uitvoeringsorganen. Ook zij passen sinds de inwerkingtreding van Verordening 883/2004 voor nieuwe gevallen het Miethe arrest niet meer toe. UWV voert de nieuwe Verordening 883/2004 inmiddels uit en bevordert ook de inschakeling in het arbeidsproces van personen die zich hebben ingeschreven bij de arbeidsbemiddelingdienst in Nederland en geen Nederlandse werkloosheidsuitkering ontvangen. Nederland ziet dan ook geen noodzaak meer om tevens een Nederlandse werkloosheidsuitkering toe te kennen.

  • Vraag 6
    Erkent u, net als de Europese Commissie3, dat de uitzonderingsclausule van het arresst Miethe, ondanks de Europese Verordening 883/2004, nog steeds van kracht is?

    Zie antwoord vraag 5.

  • Vraag 7
    Zo ja, bent u op de hoogte van het feit dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB)4 de nieuwe Verordening, die per 1 mei 2010 geldt, zo heeft geinterpreteerd dat er via het arrest Miethe geen aanpsraak meer gemaakt kan worden op een werkloosheidsuitkering uit het laatste werkland?

    Zie antwoord vraag 5.

  • Vraag 8
    Zo nee, vindt u dit een wenselijke situatie?

    Zie antwoord vraag 5.

  • Vraag 9
    Zo nee, welke maatregelen neemt u om deze situatie recht te trekken zodat deze groep conform het arrest Miethe alsnog aanspraak kan maken op een werkloosheidsuitkering uit het laatste werkland?

    Zie antwoord vraag 5.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2010Z17081
Volledige titel: Vragen van de leden Schouw en Koşer Kaya (beiden D66) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Europese Verordening van Sociale zekerheid (ingezonden 18 november 2010).
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20102011-688
Volledige titel: Vragen van de leden Schouw en Koşer Kaya (beiden D66) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Europese Verordening van Sociale zekerheid (ingezonden 18 november 2010).