Kamervraag 2010Z10223

Het hoge antibioticagebruik in de veehouderij

Ingediend 30 juni 2010
Beantwoord 23 september 2010 (na 85 dagen)
Indiener Marianne Thieme (PvdD)
Beantwoord door Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA)
Onderwerpen dieren landbouw
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z10223.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-21.html
1. Dit is de dag, 21 juni 2010
2. AGD.nl, 24 juni 2010
3. BNR Nieuwsradio, 25 juni 2010
  • Vraag 1
    Kent u de reportage «Antibiotica maakt dieren ziek»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Is het waar dat het hoge antibioticagebruik in de varkenshouderij voor het veelvuldig voorkomen van de resistente bacterie Clostridium kan zorgen?

    Er zijn naast ESBLs en MRSA meer soorten resistente bacteriën omdat, wanneer antibiotica gebruikt worden, altijd de kans bestaat dat resistentie optreedt. Dat geldt voor vele soorten bacteriën en dus ook voor Clostridium difficile in de varkenshouderij. De risico’s van resistente Clostridium difficile-bacteriën voor de volksgezondheid zijn op dit moment moeilijk te beoordelen. Er wordt nog onderzoek gedaan naar deze bacteriën (zie ook mijn antwoord op vraag 5 en 7).
    De relatie tussen het gebruik van antibiotica in de veehouderij en de aanwezigheid van resistente bacteriën bij vee is ook onderwerp van een adviesaanvraag aan de Gezondheidsraad van de ministers LNV en VWS (zie ook mijn antwoord op vraag 6).

  • Vraag 3
    Is het waar dat er na MRSA en ESBL een derde resistente bacterie is gevonden en dat dit veroorzaakt wordt door de hoge mate van antibioticagebruik in de varkenshouderij?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 4
    Hoe beoordeelt u het gegeven dat het hoge gebruik van antibiotica de dieren juist ziek maakt?

    Het is geen gegeven dat antibioticumgebruik dieren juist ziek maakt.

  • Vraag 5
    In welke mate komt de bacterie Clostridium voor in de veehouderij en welke oorzaken wijst u hiervoor aan?

    Het Centraal Veterinair Instituut verricht momenteel onderzoek naar Clostridium difficile in samenwerking met het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Uit de eerste gegevens blijkt Clostridium difficile voor te komen bij veel gehouden dieren, inclusief honden en katten. Er wordt bepaald welke verschillende genetische typen voorkomen bij de diverse diersoorten om zo te bezien in hoeverre Clostridium difficile wordt overgedragen van dier op mens. Ook wordt het resistentiepatroon van de geïsoleerde Clostridium difficile-bacteriën bepaald.

  • Vraag 6
    Is het waar dat deze resistente bacterie ook een bedreiging kan vormen voor de volksgezondheid? Hoe beoordeelt u de risico’s hiervan?

    Bij mensen ontstaan infecties met Clostridium difficile tijdens of vlak na het gebruik van antibiotica voor de bestrijding van een andere infectie, bijvoorbeeld een luchtweginfectie. Door het gebruik van antibiotica wordt het evenwicht van nuttige en van nature aanwezige bacteriën in de darm verstoord. Hierdoor kunnen de Clostridium difficile-bacteriën die deze behandeling overleven in de darm in aantal toenemen en ernstige diarree veroorzaken. Overigens is de transmissie van resistente bacteriën van dier naar mens ook onderdeel van de adviesaanvraag aan de Gezondheidsraad. De hoofdvraag van deze adviesaanvraag is het uitbrengen van een advies over de risico’s die antibioticagebruik in de veehouderij opleveren voor de volksgezondheid.

  • Vraag 7
    Op welke wijze bent u voornemens dit probleem aan te pakken? Welke aanvullende maatregelen bent u bereid te treffen naast de al aangekondigde maatregelen aangaande antibiotica, om dit specifieke probleem van de Clostridiumbacterie op te lossen?

    De aanwezigheid en veranderingen van deze bacterie worden nauwkeurig gevolgd door het LUMC, Centrum Infectieziektebestrijding en de ziekenhuislaboratoria. Hiervoor wordt zowel in het ziekenhuis als erbuiten gekeken welke verschillende types van deze bacterie voor komen. Daarbij zal ook gekeken worden of er een link is met de veehouderij. In het najaar zal er een deskundigenberaad worden gehouden om te bezien of er voldoende informatie beschikbaar is en of er maatregelen kunnen worden aanbevolen.

  • Vraag 8
    Hoe beoordeelt u de opmerking van de heer Kranenburg dat er «in de vakbladen door de farmaceutische industrie geadverteerd wordt met medicamenten alsof het gewoon snoepgoed is, en daar moeten we ook van af»? Deelt u de mening dat de mate en wijze van adverteren voor antibiotica het probleem van het te hoge antibioticagebruik in de veehouderij in stand houdt?

    Gezien de ontwikkelingen op het gebied van antibioticaresistentie, deel ik de mening dat reclame voor antibiotica in vakbladen voor de veehouderij onwenselijk is. Ik heb dit aangekaart bij de branchevereniging van Veterinaire Farmacie in Nederland (FIDIN).

  • Vraag 9
    Bent u bereid een verbod af te kondigen op het adverteren voor antibiotica voor de veehouderij? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?

    In de EU bestaat al een verbod op publieksreclame voor receptplichtige middelen. Ik ben van mening dat dit verbod ook van toepassing is op reclames in vakbladen voor de veehouderij. Zoals ik in mijn vorige antwoord al aangaf, vind ik reclames voor antibiotica in die bladen ongewenst. Ik ga ervan uit dat de farmaceutische industrie hierin zijn verantwoordelijkheid zal nemen. Zo niet, dan zal ik handhavend optreden.

  • Vraag 10
    Kent u het bericht «Versleping groot probleem veevoedersector»?2

    Ja.

  • Vraag 11
    Is het waar dat onderzoek aantoont dat een groot deel van de mengvoeders antibiotica en coccidiostatica bevatten?

    Ik vind dat versleping in veevoederfabrieken van resten gemedicineerde veevoeders naar volgende productiecharges serieuze aandacht vraagt. Op mijn verzoek is de VWA in 2009 in samenwerking met het RIKILT een onderzoek gestart naar de mate waarin antibiotica en coccidiostatica verslepen naar andere diervoeders. Dit rapport zal binnenkort openbaar worden.
    Tevens heb ik het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering (BuRO) van de VWA gevraagd onderzoek te doen naar de risico’s van versleping en met een advies te komen bij welke verslepingspercentages deze risico’s niet optreden. Ook dit advies verwacht ik binnenkort.
    Op basis van deze adviezen zal ik bezien of er maatregelen nodig zijn die de versleping terugdringen. Mijn uitgangspunt is dat versleping geen onaanvaardbare risico’s mag opleveren voor mens en dier.

  • Vraag 12
    Kunt u inzicht verschaffen in de mate waarin gewone mengvoeders medicamenten kunnen bevatten? Bent u bereid de controlegegevens van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) openbaar te maken? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 11.

  • Vraag 13
    Is het waar dat veehouders werkelijk geen idee hebben hoeveel medicamenten ze hun dieren geven omdat er ongemerkt medicamenten worden gegeven middels gewoon mengvoer? Deelt u de mening dat dit niet bijdraagt aan het terugdringen van het antibioticagebruik in de veehouderij?

    Zie antwoord vraag 11.

  • Vraag 14
    Is het waar dat de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) slechts één maal per jaar op versleping in mengvoeders controleert, en dat het nu voornemens is om dit te verhogen naar twee maal per jaar? Zo ja, deelt u de mening dat het controleren op versleping met grotere regelmaat dient te gebeuren om de risico’s te verminderen? Zo nee, hoe vaak zal de VWA hierop controleren?

    De VWA controleert jaarlijks op de aanwezigheid van antibiotica en coccidiostatica door middel van monstername van mengvoeders. Daarnaast inspecteert de VWA de productieprocessen in mengvoederbedrijven. Daarbij wordt gecontroleerd of het kwaliteitssysteem voldoet aan de eisen die worden gesteld in de diervoederhygiëneverordening (EG nr. 183/2005). Het nemen van maatregelen om versleping te voorkomen vormt daarbij een verplichting die voortvloeit uit deze Europese verordening. Tot op heden vond deze inspectie één keer per jaar plaats bij bedrijven die antibiotica en coccidiostatica verwerken. Jaarlijks bepaalt de VWA, op basis van risicoanalyses en nalevingsniveau, de inspectiefrequentie van de verschillende diervoederbedrijven. Onlangs heeft de VWA besloten de inspecties te intensiveren. Op basis van het verwachte advies van BuRO, aangaande de gevolgen van versleping op de vorming van antibioticaresistentie, zal ik bezien of deze intensivering voldoende is.

  • Vraag 15
    Is het waar dat er binnen anderhalf tot twee jaar vanuit Brussel maximumwaarden aan versleping van antibiotica worden gekoppeld? Zo ja, deelt u de mening dat dit veel te laat zal komen om het urgente probleem van het hoge antibioticagebruik in de veehouderij daadkrachtig aan te pakken?

    Op dit moment wordt de Europese gemedicineerd voederrichtlijn (Richtlijn 90/166/EC) herzien. Of dit zal leiden tot het vaststellen van maximumwaarden voor versleping is nog twijfelachtig. Ik heb het probleem van versleping nadrukkelijk aangekaart bij de Europese Commissie en gevraagd om passende maatregelen op EU-niveau. Zoals ik bij vraag 13 al heb aangegeven, zal ik, op basis van het advies van BuRO over de bijdrage van versleping aan de vorming van antibioticaresistentie, zo nodig verder maatregelen nemen.

  • Vraag 16
    Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat er geen antibiotica wordt toegediend aan dieren via hun gewone mengvoer?

    Zie antwoord vraag 11.

  • Vraag 17
    Deelt u de mening dat zolang er in dezelfde fabrieken zowel mengvoer als medicinale voeders geproduceerd worden, er een grote kans op versleping van medicamenten in gewoon mengvoer aanwezig blijft?

    Zie antwoord vraag 11.

  • Vraag 18
    Kent u het bericht «Geen antibiotica meer in diervoer»?3

    Ja.

  • Vraag 19
    Deelt u de mening dat de snelste manier om te komen tot ongemedicineerd veevoer het afkondigen van een verbod is, ook om een gelijk speelveld te behouden?

    Ik wil erop wijzen dat de huidige Europese regelgeving geen ruimte laat voor een wettelijk verbod op nationaal niveau en het is twijfelachtig of de Europese Commissie geneigd zal zijn gemedicineerde diervoeders te verbieden.
    Het is twijfelachtig of een eventueel verbod op de toediening van antibiotica en coccidiostatica via voeders zinvol is. Aan andere vormen van groepsmedicatie kleven eveneens bezwaren van uiteenlopende aard. Om hier inzicht in te krijgen, heb ik BuRO om een advies gevraagd. Zolang deze risico’s en beperkingen niet duidelijk zijn, vind ik het niet raadzaam om mijn beleid te richten op het uitfaseren van voedermedicaties. Ik wil daarmee voorkomen dat de problematiek wordt verlegd van de diervoederfabrikant naar de veehouderij.

  • Vraag 20
    Bent u bereid op korte termijn een verbod aan te kondigen op medicinale veevoeders om dit probleem op te lossen? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 19.

  • Mededeling - 9 juli 2010

    De Kamervragen, gesteld door het lid Thieme, over het hoge antibioticumgebruik in de veehouderij (ingezonden 30 juni 2010), kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden hiervoor is dat de interdepartementale afstemming van de antwoorden extra tijd vergt.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2010Z10223
Volledige titel: Vragen van het lid Thieme (PvdD) aan de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het hoge antibioticagebruik in de veehouderij (ingezonden 30 juni 2010).
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20102011-21
Volledige titel: Vragen van het lid Thieme (PvdD) aan de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het hoge antibioticagebruik in de veehouderij (ingezonden 30 juni 2010).