Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Regeling dienstverlening aan huis, die betrekking heeft op de rechtspositie van werknemers die doorgaans op minder dan vier dagen per week werken in het huishouden van een natuurlijk persoon, niet van toepassing te laten zijn bij aangewezen publiek gefinancierde dienstverlening;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Aan artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Werkloosheidswet wordt toegevoegd «, tenzij het verrichten van deze diensten geheel of gedeeltelijk betaald wordt vanuit een, bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, aan te wijzen regeling voor publieke financiering van deze diensten».
Aan artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Ziektewet wordt toegevoegd «, tenzij het verrichten van deze diensten geheel of gedeeltelijk betaald wordt vanuit een, bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, aan te wijzen regeling voor publieke financiering van deze diensten».
Aan artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt toegevoegd «, tenzij het verrichten van deze diensten geheel of gedeeltelijk betaald wordt vanuit een, bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, aan te wijzen regeling voor publieke financiering van deze diensten».
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 611a, derde lid, wordt aan de eerste zin toegevoegd «, tenzij het verrichten van deze diensten geheel of gedeeltelijk betaald wordt vanuit een, bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, aan te wijzen regeling voor publieke financiering van deze diensten».
B
In artikel 629, tweede lid, onderdeel a, wordt «in dienstbetrekking staat» vervangen door «in dienstbetrekking staat, tenzij het verrichten van deze diensten geheel of gedeeltelijk betaald wordt vanuit een, bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, aan te wijzen regeling voor publieke financiering van deze diensten».
C
Aan artikel 671, eerste lid, onderdeel d, wordt toegevoegd «, tenzij het verrichten van de diensten ten behoeve van het huishouden geheel of gedeeltelijk betaald wordt vanuit een, bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, aan te wijzen regeling voor publieke financiering van deze diensten».
In artikel 2b, vijfde lid, onderdeel a, van de Wet flexibel werken wordt «in dienstbetrekking staat» vervangen door «in dienstbetrekking staat, tenzij het verrichten van deze diensten geheel of gedeeltelijk betaald wordt vanuit een, bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, aan te wijzen regeling voor publieke financiering van deze diensten».
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt aan artikel 5 een lid toegevoegd, luidende:
3. Het eerste lid is niet van toepassing indien het verrichten van de diensten geheel of gedeeltelijk wordt betaald vanuit een, bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, aan te wijzen regeling voor publieke financiering van deze diensten.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Na artikel 214 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het in artikel 629, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek genoemde tijdvak van zes weken, blijft van toepassing op de werknemer:
a. die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijk persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat als bedoeld in artikel 629, tweede lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IV, onderdeel B, van de Wet aanpassing regeling dienstverlening aan huis; en
b. wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte is gelegen voor het tijdstip, bedoeld in onderdeel a.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, worden perioden van ongeschiktheid tot werken geacht eenzelfde, niet onderbroken periode van ongeschiktheid te vormen, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van vier weken blijven perioden waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof is genoten overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Financiën,