Kamerstuk 36418-55

Gewijzigd amendement van het lid Omtzigt c.s. ter vervanging van nr. 41 over het laten vervallen van het verlaagd BTW-tarief voor logies en over het verlagen van het tarief voor de eerste schijf bij aardgas

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)

Gepubliceerd: 24 oktober 2023
Indiener(s): Mahir Alkaya , Pieter Omtzigt (NSC), Pieter Grinwis (CU), Chris Stoffer (SGP)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36418-55.html
ID: 36418-55
Origineel: 36418-41

15,3 %
83,3 %

VVD

D66

Groep Van Haga

PvdD

FVD

SP

CDA

Omtzigt

Fractie Den Haan

Volt

JA21

Ephraim

SGP

BBB

CU

GL

PvdA

BIJ1

PVV

DENK


Nr. 55 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID OMTZIGT C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 41

Ontvangen 24 oktober 2023

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Na artikel XV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XVA

In de Wet op de omzetbelasting 1968 vervalt met ingang van 1 juli 2024 tabel I, onderdeel b, post 11.

II

Artikel XXIII, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

1. In subonderdeel 1, onderdeel a, wordt «€ 0,53049» vervangen door «€ 0,42575».

2. Subonderdeel 3 komt te luiden:

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, bedraagt het tarief voor aardgas voor het verbruik dat hoger is dan 170 000 kubieke meter het tarief, genoemd in dat onderdeel, tweede aandachtsstreepje, per kubieke meter indien het aardgas wordt geleverd aan een verbruiker die dat aardgas gebruikt voor een installatie voor blokverwarming niet zijnde een installatie voor stadsverwarming waarbij grotendeels gebruik wordt gemaakt van restwarmte, aardwarmte of van warmte opgewekt met vaste, vloeibare of gasvormige biomassa, aquathermie, een lucht-water-warmtepomp of een elektrische boiler.

III

Artikel XXIII, onderdeel F, komt te luiden:

F

Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Op verzoek van de verbruiker die aardgas gebruikt voor een installatie voor blokverwarming niet zijnde een installatie voor stadsverwarming waarbij grotendeels gebruik wordt gemaakt van restwarmte, aardwarmte of van warmte opgewekt met vaste, vloeibare of gasvormige biomassa, aquathermie, een lucht-water-warmtepomp of een elektrische boiler wordt teruggaaf van de belasting verleend voor aardgas dat is belast naar het tarief, bedoeld in artikel 59, derde lid, voor het verbruik hoger dan 170 000 kubieke meter van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken voor zover het verbruik van warmte in die onroerende zaak hoger is dan 5 372 000 megajoule per verbruiksperiode van twaalf maanden.

2. In het tweede lid, eerste zin, wordt «De teruggaaf» vervangen door «De teruggaaf, bedoeld in het eerste lid,» en wordt «de gebruiker van de onroerende zaak» vervangen door «de verbruiker, bedoeld in dat lid». Voorts wordt in de tweede zin «die gebruiker» vervangen door «de desbetreffende onroerende zaak» en wordt na «correspondeert met de» ingevoegd «in deze onroerende zaak».

3. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vijfde en zesde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. Op verzoek van de verbruiker die aardgas gebruikt voor een installatie voor blokverwarming niet zijnde een installatie voor stadsverwarming waarbij grotendeels gebruik wordt gemaakt van restwarmte, aardwarmte of van warmte opgewekt met vaste, vloeibare of gasvormige biomassa, aquathermie, een lucht-water-warmtepomp of een elektrische boiler wordt teruggaaf van de belasting verleend, zulks voor het verbruik tot 1 000 kubieke meter per kalenderjaar per onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken per kalenderjaar. De teruggaaf wordt na afloop van een kalenderjaar verleend.

  • 4. De teruggaaf, bedoeld in het derde lid, wordt verleend aan de verbruiker, bedoeld in dat lid. De teruggaaf wordt als volgt berekend. Het verschil tussen het tarief, bedoeld in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, tweede aandachtsstreepje, en het tarief, bedoeld in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, eerste aandachtstreepje, wordt vermenigvuldigd met 1 000. Vervolgens wordt dat bedrag vermeerderd met de op basis van het percentage, genoemd in artikel 9, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, over dat bedrag berekende omzetbelasting over dat bedrag. Tot slot wordt het bedrag dat daaruit volgt vermenigvuldigd met het aantal onroerende zaken als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken binnen de installatie voor blokverwarming, nadat het aantal onroerende zaken eerst is verminderd met één.

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «de teruggaaf» vervangen door «de teruggaven» en wordt «het eerste lid» vervangen door «het eerste en derde lid». Voorts wordt «wordt verleend» vervangen door «worden verleend».

IV

Artikel XXIV komt te luiden:

Artikel XXIV

In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2025 in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, eerste aandachtsstreepje, het bedrag verlaagd met € 0,06339.

V

Artikel XLII, tweede lid, vervalt.

Toelichting – budgettair

Btw-tarief

Dit amendement regelt het per 1 juli 2024 laten vervallen van het verlaagde tarief in de omzetbelasting ten aanzien van het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor korte periode verblijf houden (post b.11). Vanaf genoemde datum worden deze diensten dan belast tegen het algemene tarief van 21%.

In 2024 is de budgettaire opbrengst € 700 miljoen en vanaf 2025 € 1.189 miljoen.

Energiebelasting eerste schijf gas

De vrijgevallen middelen worden ingezet om het tarief van de eerste schijf energiebelasting op aardgas te verlagen per 1 januari 2024. Met deze lastenverlichting van € 700 miljoen in 2024 wordt het tarief van de eerste schijf gas met 10,47 cent verlaagd ten opzichte van het tarief zoals dat volgens het basispad zou gelden in 2024. Dit betreft een mutatie vóór indexatie. Na indexatie van het tarief wordt het tarief in 2024 € 0,46790 per m3. Circa 90% van de lastenverlichting komt terecht bij huishoudens.

De aanvullende budgettaire opbrengst van € 489 miljoen in 2025 wordt gebruikt om het tarief in 2025 verder te verlagen met 6,33 cent. Dit betreft een verlaging vóór indexatie in 2025. Het tarief in 2025 is na indexatie in 2024 en voor 2025 naar verwachting € 0,40451 per m3. De structurele lastenverlichting van beide verlagingen is door een afnemend gasverbruik naar verwachting € 1.167 miljoen.

Toelichting – artikelsgewijs

Energiebelasting eerste schijf gas

Per 1 januari 2024 wordt ingevolge het amendement Grinwis c.s. inzake gas1 (artikel XXVIII, onderdeel A, onder 1, van het Belastingplan 2023) de huidige eerste schijf in de energiebelasting op aardgas opgeknipt in twee schijven. Vooralsnog zijn de tarieven van de nieuwe eerste en tweede schijf gelijk gehouden. Dit amendement regelt dat het tarief van de nieuwe eerste schijf wordt verlaagd per 1 januari 2024. Daartoe wordt in artikel XXIII, onderdeel B, onder 1, onderdeel a, van het wetsvoorstel het tarief dat ingevolge dit amendement op grond van artikel 59, eerste lid, onderdeel a, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) geldt met ingang van 1 januari 2024 (€ 0,53049) vervangen door € 0,42575. Indiener acht het van groot belang dat deze lastenverlichting terecht komt bij individuele huishoudens. Indien, naast hetgeen in dit amendement is opgenomen, aanvullend, al dan niet flankerend, beleid nodig is dan roept hij de regering op daartoe de noodzakelijke stappen te zetten.

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Belastingplan 2024 is uiteengezet dat een aantal wijzigingen in de Wbm noodzakelijk is zodra het tarief in de nieuwe eerste schijf lager wordt dan het tarief van de nieuwe tweede schijf (paragraaf 5.18). In het wetsvoorstel zijn de noodzakelijke wetswijzigingen opgenomen in artikel XXIV van het wetsvoorstel. Daarbij is geregeld dat deze op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden (artikel XLII, tweede lid, van het wetsvoorstel). In de memorie van toelichting is opgenomen dat dit tijdstip zal samenvallen met het tijdstip waarop de tarieven van de nieuwe eerste en tweede schijf van elkaar komen te verschillen. Indien onderhavig amendement wordt aangenomen, is het tarief van de nieuwe eerste schijf met ingang van 1 januari 2024 lager dan het tarief van de nieuwe tweede schijf. Daarom worden de wijzigingen die waren voorzien om bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking te treden, verplaatst naar artikel XXIII van het wetsvoorstel waarin de wijzigingen in de Wbm zijn opgenomen die in werking treden op 1 januari 2024. De betreffende wijzigingen van artikel 59, derde lid, Wbm en artikel 67 Wbm worden opgenomen in artikel XXIII, onderdeel B, onder 3, en onderdeel F, van het wetsvoorstel. De wijzigingen in artikel XXIV van dat wetsvoorsteel worden vervangen door de tariefmutatie in de eerste schijf gas per 1 januari 2025 van € 0,06339. Artikel XLII, tweede lid, van het wetsvoorstel waarin de inwerkingtreding van artikel XXIV van dat voorstel op bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip is geregeld, komt te vervallen.

Omtzigt Grinwis Alkaya Stoffer