Kamerstuk 36410-XII-77

Appreciatie van de motie van het lid Kostic c.s. over in Europees verband tegen een uitzondering voor pfas in bestrijdingsmiddelen pleiten (Kamerstuk 36410-XII-70) en van de motie van de leden Kostic en Gabriëls over duidelijke etikettering verplicht stellen op alle bestrijdingsmiddelen en biociden die PFAS bevatten (Kamerstuk 36410-XII-68)

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2024

Gepubliceerd: 6 februari 2024
Indiener(s): Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36410-XII-77.html
ID: 36410-XII-77

Nr. 77 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 februari 2024

Tijdens het Wetgevingsoverleg Water van 29 januari 2024 heeft het Kamerlid Kostić (PvdD) twee moties ingediend. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft tijdens dat debat mijn appreciatie aangekondigd, voorafgaande aan de stemmingen van 6 februari 2024.

Hierbij deel ik u mijn appreciatie mee.

Motie met Kamerstuk 36 410 XII, nr. 67

De motie bestaat uit twee onderdelen, waarop ik achtereenvolgens zal reageren.

  • Het Europese voorstel voor een verbod op PFAS heeft geen betrekking op PFAS in bestrijdingsmiddelen. De motie verzoekt de regering om in Europees verband tégen deze uitzondering te pleiten.

    Uitbreiding van het ingediende restrictievoorstel is niet mogelijk. De enige manier om dat te doen, is dat Nederland en de vier andere lidstaten het gehele voorstel intrekken en gewijzigd opnieuw indienen, met daarbij een adequate onderbouwing van de uitbreiding. In dat geval moet rekening worden gehouden met een vertraging van ten minste drie jaar. Gevolg van vertraging is dat alle andere toepassingen van PFAS gedurende die periode zonder beperkingen op de markt mogen blijven, dus ten minste drie jaar langer dan waarvan nu wordt uitgegaan.

    Vanuit het oogpunt van de bescherming van mens, dier en het milieu is dat zeer ongewenst.

    Voor het toelaten van werkzame stoffen voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn eigenstandige Europese wettelijke kaders voorhanden. Op grond hiervan geldt al een strikt toelatingssysteem waarbij eerst die werkzame stof en vervolgens het bestrijdingsmiddel met die stof wordt getoetst.

    Ik merk daarbij op, dat in het restrictievoorstel de aanbeveling is opgenomen voor een rapportageplicht opgenomen, gericht op het verder in beeld brengen van toepassingen en emissies van PFAS. Op basis hiervan kan de Europese Commissie verdere actie ondernemen. In het verlengde hiervan heb ik Uw Kamer al aangegeven dat ik samen met mijn collega van LNV met een brief zal komen over mogelijke stappen in Europees kader.

  • In het tweede onderdeel verzoekt de motie om maatregelen te nemen om het gebruik van PFAS-houdende bestrijdingsmiddelen en biociden zo veel mogelijk te beperken, tot het moment dat het verbod op PFAS geldt voor bestrijdingsmiddelen.

    De Minister van LNV en ik spannen ons in om het gebruik van (PFAS-houdende) bestrijdingsmiddelen zo veel mogelijk te beperken. In die zin kan ik dit onderdeel van de motie beschouwen als ondersteuning van ons beleid.

    Uitgangspunt in het beleid is namelijk «geen vermijdbaar gebruik» van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Problemen moeten worden beheerst door de toepassing van preventieve en niet-chemische maatregelen en methoden; de toepassing van een bestrijdingsmiddel is het laatste redmiddel. Dat vloeit voort uit de principes van een geïntegreerde gewasbescherming en een integraal plaag management (IPM) voor biociden.

Gelet op het eerste onderdeel van de motie ontraad ik de motie.

Motie met Kamerstuk 36 410 XII, nr. 68

De motie verzoekt de regering «duidelijke etikettering verplicht te stellen op alle bestrijdingsmiddelen en biociden die PFAS bevatten en dit ook op de website van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) aan te geven».

Doel van de motie is, volgens de overwegingen, om gebruikers van bestrijdingsmiddelen te informeren dat die middelen PFAS bevatten. Als middel kiest de motie voor het verstrekken van informatie via het etiket van het bestrijdingsmiddel en via de website van het Ctgb.

Gewasbeschermingsmiddelen en biociden worden geclassificeerd volgens Europees geharmoniseerde kaders, waaronder de CLP-Verordening (1272/2008). Voor de aanwezigheid van PFAS in een middel is geen officiële classificatie beschikbaar; er is dan ook geen juridische basis om de gevraagde aanduiding op de etiketten te plaatsen. Bovendien is er hier sprake van een Europese markt. Een dergelijke verplichting zal dan ook primair op Europees niveau opgepakt moeten worden. Bovendien is het niet wenselijk om met een dergelijke waarschuwing de suggestie te wekken dat een door het Ctgb toegelaten middel niet aan de eisen zou voldoen.

Om die reden ontraad ik de motie.

Daarbij verzoekt de motie om informatie op de website van het Ctgb te plaatsen. Informeren van gebruikers kan op verschillende manieren plaatsvinden. Dat kan gebeuren op de manier zoals de motie vraagt, maar het Ctgb, als zelfstandig bestuursorgaan, beslist zelf over de inhoud van zijn website. Het ministerie kan daarop geen invloed uitoefenen, maar de motie vraagt daar wel om.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen