Gepubliceerd: 15 december 2023
Indiener(s): Steven van Weyenberg (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36410-VIII-34.html
ID: 36410-VIII-34

Nr. 34 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2023

Voor u ligt de jaarlijkse mediabegrotingsbrief. Deze brief bevat de nadere uitwerking van en aanvulling op artikel 15 (media) uit de begroting 2024 van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW). Verder wil ik de Kamer met deze brief informeren over de stand van zaken van het mediabeleid.

Publieke media zijn essentieel voor een gezonde en goed functionerende democratische rechtsstaat. Zij zorgen ervoor dat je altijd toegang hebt tot onafhankelijke en gebalanceerde nieuwsvoorziening. Ze dragen bij aan een bruisend cultureel leven. En ze zijn onmisbaar voor een maatschappij waarin mensen weten wat er speelt en waarin ze mee kunnen doen. Het mediabeleid is altijd volop in beweging, ook de afgelopen jaren.

Voor wat betreft de landelijke publieke omroep heeft het adviescollege Van Geel op 25 september 2023 zijn eindrapport «Eenheid in Veelzijdigheid» opgeleverd (Kamerstuk 32 827, nr. 287). Het doel was om te komen tot nieuwe legitimatiecriteria voor de publieke omroep, waarbij de belangen van eigentijdsheid, kwaliteit, pluriformiteit en maatschappelijk draagvlak gewaarborgd blijven. Daarin is de commissie geslaagd. In het rapport worden in totaal 50 aanbevelingen gedaan over de publieke omroep die zien op alle elementen van de publieke omroep. Een volgend Kabinet kan hier verder mee aan de slag.

Daarnaast bleef grensoverschrijdend gedrag dit jaar helaas een thema binnen de publieke omroep. Een sociaal veilige werkomgeving is belangrijk. Sociale onveiligheid en grensoverschrijdend gedrag hebben een enorme impact op mensen. Op hun functioneren maar ook op hun welzijn. Het is goed dat de publieke omroep de Onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur Omroepen onder leiding van dhr. Van Rijn in heeft gesteld om onderzoek te doen naar grensoverschrijdend gedrag binnen de landelijke publieke mediadienst. Dit onderzoek zal binnenkort naar buiten komen.

Publieke media zijn ook op regionaal en lokaal niveau van essentieel belang. Ze informeren burgers over wat er speelt in hun gemeenten. Ze jagen het lokale publieke debat aan. Ze brengen lokale cultuur bij mensen thuis. Ze dragen bij aan het vormen van een gemeenschap, en brengen mensen met elkaar in contact.

Helaas blijkt uit onderzoek dat deze functies met name op lokaal niveau onder druk staan, zozeer dat ze lang niet overal in ons land meer uitgevoerd kunnen worden. Daarom werkt dit kabinet aan versterking van lokale media, zowel publiek als privaat. In mei stuurde het kabinet uw Kamer een brief met een breed pakket aan investeringen en maatregelen hiervoor (Kamerstuk 32 827, nr. 281). Het kabinet werkt momenteel hard aan de uitwerking van deze maatregelen, investeert ook in 2024 extra in onze lokale publieke omroepen, in lokale private journalistiek en in samenwerking tussen landelijke, regionale en lokale publieke omroepen. Het gaat hierbij in 2024 om een bedrag van bijna € 20 miljoen.

Persvrijheid en de veiligheid van journalisten zijn omstandigheden waar we ons blijvend hard voor moeten maken. Vanuit de overheid, vanuit de sector en vanuit de maatschappij als geheel. Want het belang van een vrije en veilige pers dient onze maatschappij en democratie. PersVeilig speelt een sleutelrol als het gaat om een brede aanpak voor de veiligheid van journalisten. En is internationaal toonaangevend. Het kabinet steunt dit initiatief dan ook. Dit jaar zal op basis van een evaluatie, die bijna is afgerond, een structurele organisatie voor PersVeilig worden opgezet. Komend jaar zal ook in het teken staan van het samenwerken aan concrete acties waarmee wordt gereageerd op online bedreigingen. En waarmee de grote online platforms, zoals X, volgens nieuw geldende regelgeving hun verantwoording moeten nemen.

Opzet brief

Deze brief is opgedeeld in verschillende hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat in op de mediabegroting. Hoofdstuk twee gaat in op de landelijke publieke omroep waaronder de jaarlijkse terugblik van de NPO, de prestatieovereenkomst NPO, CAO Omroeppersoneel, naleving WNT/BPPO en NLZiet. In het derde hoofdstuk van de brief komt de RPO aan bod, en in het vierde hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de financiering, professionalisering en samenwerking binnen de lokale publieke omroepen. Vervolgens gaat de brief in hoofdstuk vijf in op verschillende journalistieke thema’s waaronder onderzoeksjournalistiek en persvrijheid en persveiligheid. Tenslotte volgen in hoofdstuk zes enkele losstaande onderwerpen, zoals de evenementenlijst, de toegankelijkheid van streamingsdiensten, mediawijsheid en een stand van zaken rond het onderwerp «due prominence».

1 Mediabegroting

1.1. Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de jaarlijkse actualisatie van het beschikbare budget op de Mediabegroting (artikel 15 van de OCW-begroting) ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2024. De oorzaak hiervoor is de jaarlijkse actualisatie van de verwachte Ster-inkomsten die de Ster na het verschijnen van de Ontwerpbegroting afgeeft. Ook wordt de verwachte stand van de Algemene Mediareserve (hierna: AMr) toegelicht, die wordt bepaald door het saldo van het beschikbare budget en de voorgenomen uitgaven. De wijzigingen in de begrotingsstand die voortvloeien uit deze actualisatie worden verwerkt bij Voorjaarsnota 2024.

1.2. Toelichting beschikbaar budget

Artikel 15 van de OCW-begroting gaat over de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten op de Mediabegroting. De Mediabegroting wordt gevoed met OCW-middelen en de ontvangsten vanuit de Ster-reclames op de aanbodkanalen van de landelijke publieke omroep1.

Onderstaande tabel maakt de aansluiting inzichtelijk tussen het totaal beschikbare budget voor de Mediabegroting zoals gepresenteerd in de Ontwerpbegroting 2024 en het totaal beschikbare budget op de Mediabegroting voor 2024, aangepast met de geactualiseerde raming van de Ster-afdrachten. Voor het begrotingsjaar 2024 is hiermee een totaalbedrag van € 1.259,2 miljoen beschikbaar voor de bekostiging van het mediabeleid. De voorgenomen uitgaven en de resulterende mutatie in de Algemene Mediareserve worden toegelicht in paragraaf 1.5.

Bedraqen in € 1.000

2024

(1) Totaal beschikbaar budget conform Ontwerpbegroting 2024

1.213.908

Waarvan OCW-middelen

1.078.248

Waarvan Ster-afdrachten

135.660

(2) Totaal Mutaties

45.340

Actualisatie raming Ster-inkomsten

45.340

(3) Actualisatie budget voor 2024

1.259.248

Waarvan OCW-middelen

1.078.248

Waarvan Ster-afdrachten

181.000

1.3. Ster-afdrachten

Ramingen Ster

De Ster doet conform artikel 2.105, eerste lid van de Mediawet 2008 jaarlijks vóór 15 september een opgave van de verwachte Ster-afdrachten in het lopende en in het volgende kalenderjaar. Op basis van deze raming wordt bij Voorjaarsnota 2024 de ontvangstenraming voor begrotingsjaar 2024 met € 45,3 miljoen opgehoogd tot € 181 miljoen.

Ramingen van de verwachte Ster-inkomsten zijn gebaseerd op twee parameters, namelijk de verwachte omvang van de markt voor sportzendtijd en het verwachte aandeel van de Ster daarin. Dit laatste wordt onder andere bepaald door het zogenoemde kijktijdaandeel van de publieke omroep.

Uitvoering besluitvorming Voorjaarsnota 2023 (Percentage reclame- en telewinkelboodschappen)

Uit een wijziging van de Mediawet 2008 in 20202 en een daarmee samenhangende wijziging van het Mediabesluit 2008 in 20213 vloeit voort dat in de erkenningsperiode 2022–2026 het aandeel reclame- en telewinkelboodschappen in het programma-aanbod van de landelijke publieke mediadienst stapsgewijs wordt afgebouwd van tien naar vijf procent. Stapsgewijs betekent: ieder jaar één procent lager.

In de Voorjaarsnota 2023 is besloten dat de Rijksmediabijdrage met ingang van 2025 met € 24,3 miljoen neerwaarts wordt bijgesteld om te kunnen voldoen aan de Rijksbrede dekkingsopgave. Daarnaast vloeit uit de Voorjaarsnota 2023 eveneens het voornemen voort dat de Ster de ruimte krijgt om meer reclameopbrengsten te genereren waarmee de verlaging volledig gecompenseerd kan worden en zodoende de verlaging geen impact heeft op het budget van de landelijke publieke omroep.

Op basis van de ramingen van de Ster is besloten om het percentage reclame- en telewinkelboodschappen in 2024 niet verder te verlagen en structureel op 8% te houden zodat er sprake is van een duurzaam besluit waarbij er in ieder geval in de huidige concessieperiode voldoende reclameopbrengsten zijn om de verlaging van de Rijksmediabijdrage volledig te kunnen compenseren. Via een ministeriële regeling is geregeld dat het percentage in 2024 niet verder wordt verlaagd4. Vanaf 2025 wordt hier het Mediabesluit voor aangepast.

1.4. Uitgaven

Ten opzichte van de voorgenomen uitgaven uit de Ontwerpbegroting 2024 bevat deze brief één wijziging. Dit betreft de overboeking vanuit de post dotatie/onttrekking AMr naar de bekostiging van de landelijke publieke omroep ten behoeve van superevenementen (€ 18 miljoen). Deze € 18 miljoen is onderdeel van de meerkosten voor de aankoop van rechten van grote sportevenementen die voor deze erkenningsperiode in totaal zijn geraamd op € 87 miljoen. Het gaat hierbij om de aankoop van rechten van het EK en WK voetbal (vrouwen en mannen) en de Olympische Spelen. Omdat de kosten voor de aankoop van deze rechten onregelmatig en onvoorspelbaar zijn, doet de NPO hiervoor per jaar een aanvraag in de begroting die jaarlijks voor 15 september wordt ingediend. Deze overboeking ben ik voornemens te muteren bij de Voorjaarsnota 2024.

Bedraqen in € 1.000

2024

(1) Totaal uitgaven conform Ontwerpbegroting 20241

1.207.411

(2) Totaal uitgavenmutaties

18.046

Superevenementen

18.046

(3) Totaal uitgaven 2024

1.225.457

(4) Totaal beschikbaar budget 2024

1.259.248

(4) – (3) Mutatie Algemene Mediareserve

33.791

X Noot
1

Exclusief de post «Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve

1.5. Algemene Mediareserve

De AMr kan op grond van artikel 2.166, eerste lid van de Mediawet 2008 gebruikt worden voor de opvang van dalende Ster-inkomsten, voor bijdragen in reorganisatiekosten als gevolg van overheidsbesluiten en voorfinanciering van de door het Commissariaat voor de Media (hierna; het Commissariaat) aan te houden rekening-courantverhouding voor betalingen aan de instellingen. De AMr vervult hiermee een belangrijke rol in de bekostigingssystematiek van de Mediabegroting. De Algemene Mediareserve is eerst en vooral een buffer voor de opvang van onverwachte tegenvallers in inkomsten en uitgaven. De buffer in de AMr kan worden ingezet voor uitgaven, mits deze uitgaven voortvloeien uit de mediawettelijke taken en incidenteel van aard zijn.

Onderstaande tabel laat de verwachte ontwikkeling van de AMr zien voor 2023 en 2024. Te zien is dat de AMr in zowel 2023 als 2024 naar verwachting toeneemt, tot € 200 miljoen ultimo 2024.

Bedragen in € 1.000

Saldo liquide middelen AMr ultimo 2022

150.611

Dotatie/onttrekking AMr 2023 conform de Ontwerpbegroting 2024

1.766

Voorgenomen mutatie AMr in 2023 via de Ontwerpbegroting

13.785

waarvan Actualisatie Ster-raming

13.785

Directe uitgaven en inkomsten AMr

519

Saldo liquide middelen AMr ultimo 2023

166.681

Dotatie/onttrekking AMr 2024 conform de Ontwerpbegroting 2024

6.497

Voorgenomen mutaties AMr in 2024 via de Ontwerpbegroting

27.294

waarvan Actualisatie Ster-raming

45.340

waarvan Superevenementen

–  18.046

Directe uitgaven en inkomsten AMr

0

Saldo liquide middelen AMr ultimo 2024

200.472

1.6. Budget landelijke publieke omroep

Minimumbudget

Op grond van Artikel 2.148a, eerste lid van de Mediawet 2008 kan de landelijke publieke omroep een beroep doen op het zogenaamde minimumbudget dat voorafgaand aan het begin van iedere erkenningsperiode wordt vastgesteld. Aan de landelijke publieke omroep moet minimaal het minimumbudget worden verstrekt. Het minimumbudget voor 2024 bedraagt € 855,8 miljoen.

Budget 2024 landelijke publieke omroep

Onderstaande tabel laat het totale budget zien dat aan de landelijke publieke omroep wordt verstrekt in 2024. Conform de Mediawet moet het budget voor 1 december voorafgaand aan het bekostigingsjaar worden vastgesteld. Het totaal vastgestelde budget aan de landelijke publieke omroep voor 2024, inclusief het budget aan de Stichting Omroep Muziek (SOM) en de meerkosten superevenementen bedraagt € 963,8 miljoen. Dit bedrag wordt in het lopende jaar nog bijgesteld met de wettelijk verplichte indexatie met de consumentenprijsindex 2024. Het totaalbedrag dat aan de landelijke publieke omroep wordt toegekend is hoger dan het wettelijk verplichte minimumbudget. Het verschil wordt verklaard doordat over 2022 de niet wettelijk verplichte indexatie aan het budget is toegevoegd en door de toevoeging van middelen uit het coalitieakkoord voor onder andere de vervroegde en langere beschikbaarheid van speelfilms op de NPO.

Bedragen in € 1.000

2024

Budget landelijke publieke omroep inclusief CoBO conform Ontwerpbegroting 20241

923.394

Superevenementen

18.046

Stichting Omroep Muziek (SOM)

22.384

Totaal vast te stellen budget landelijke publieke omroep

963.824

X Noot
1

Aandeel minimumbudget 2024 bedraagt € 855,8 miljoen

Advies Commissariaat voor de Media op de NPO-begroting 2024

Het Commissariaat heeft conform artikel 2.148, eerste lid van de Mediawet 2008 vóór 15 oktober zijn opmerkingen bij de NPO-begroting aan de verantwoordelijke bewindspersoon gestuurd. De volledige beoordeling van de begroting is als bijlage bij deze brief gevoegd. Het Commissariaat geeft op hoofdlijnen aan dat de NPO-begroting 2024 beter is gestructureerd en op bepaalde onderwerpen meetbaar gemaakt. Het Commissariaat adviseert de NPO om voor de begroting van 2025 de ijkpunten verder te verbijzonderen, meer ambitie toe te voegen en alle ijkpunten «smart» te formuleren. Ik ben het eens met deze constateringen en zal met de NPO hierover in gesprek gaan.

1.7. Budget regionale publieke omroep

Op basis van artikel 2.170, tweede lid van de Mediawet 2008 en artikel 4a van het Mediabesluit wordt de regionale omroep bekostigd uit de Mediabegroting. Ook het budget voor de regionale publieke omroep wordt jaarlijks voor 1 december vastgesteld. In 2024 is voor de Stichting Regionale Publieke Omroep (hierna: RPO) en de dertien regionale publieke omroepen een bedrag van € 182,1 miljoen beschikbaar. In onderstaande tabel staat weergegeven hoe dat bedrag is opgebouwd en wordt verdeeld over de RPO en de regionale publieke omroepen. De onderlinge verdeling van het budget tussen omroepen is conform artikel 4a van het Mediabesluit 2008.

Bedragen in € 1.000

2024

Totaal beschikbaar budget conform Ontwerpbegroting 2024

182.083

Waarvan Stichting RPO inclusief WaU-middelen

7.393

Waarvan regionale publieke omroepen

174.690

De RPO heeft een sluitende begroting ingediend voor zijn werkzaamheden als stichting in 2024. De begroting van de regionale omroepen bestaat naast de bijdrage van OCW van € 174,7 miljoen ook uit eigen inkomsten van € 25,6 miljoen, waarvan de reclame-inkomsten de belangrijkste zijn. Voor de reclame-inkomsten wordt voorzien in een daling ten opzichte van 2023. Reden hiervoor is dat het niet mogelijk is gebleken om op de advertentiemarkt de prijsstijgingen te compenseren in de tarieven. Daarnaast worden initieel minder inkomsten verwacht vanwege de overgang van de verkoop van reclame voor radio en televisie naar de Ster.

Advies Commissariaat voor de Media op de RPO-begroting 2024

Het Commissariaat heeft op basis van artikel 2.169b, tweede lid van de Mediawet 2008, vóór 15 oktober zijn opmerkingen bij de RPO-begroting aan de verantwoordelijke bewindspersoon gestuurd. De volledige beoordeling van de begroting is als bijlage bij deze brief gevoegd. Het Commissariaat concludeert dat in de begroting 2024 ruim aandacht is voor de plannen die de RPO en de Regionale Publieke Media Instellingen (hierna: rpmi’s) voor 2024 hebben opgesteld. De begroting geeft hiermee een goed beeld van hun prioriteiten. Het Commissariaat vindt dat de plannen bijdragen aan een goede uitvoering van de publieke mediaopdracht door zowel de RPO als de rpmi’s.

De RPO heeft in zijn activiteitenplan voor 2024, net als in 2023, maatregelen opgenomen die de doelmatige inzet van middelen bij de RPO en de individuele rpmi’s moet bevorderen. Het Commissariaat ziet graag dat de RPO en de rpmi’s gezamenlijke, concrete doelstellingen formuleren en een tijdpad aan deze maatregelen koppelen, zodat er verantwoording over het bevorderen van doelmatigheid kan worden afgelegd.

Tevens merkt het Commissariaat op dat in de begrotingen 2024 van de rpmi’s een zichtbare koppeling tussen middelen en doelstellingen ontbreekt. Het is voor de toekomst van belang dat transparant wordt gemaakt wat de regionale omroepen willen bereiken en tegen welke investering. Het Commissariaat zal hierover in gesprek gaan met de RPO en rpmi’s. Ik neem de opmerkingen van het Commissariaat mee in gesprekken met de RPO.

2 Landelijke publieke omroep

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk behandel ik een aantal inhoudelijke onderwerpen met betrekking tot de landelijke publieke omroep. Dit hoofdstuk gaat eerst in op de NPO terugblik 2022 met de naleving van de prestatieovereenkomst, evenals over de CAO Omroeppersoneel, naleving WNT-BPPO en NLZiet.

2.2 Terugblik 2022 NPO

De terugblik beschrijft wat de NPO en de omroepen het afgelopen jaar hebben gedaan om de doelstellingen die in de begroting staan, te realiseren. Ook laat de terugblik zien in hoeverre programma’s voldoen aan publieke waarde als onafhankelijkheid en betrouwbaarheid. Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik naar de Terugblik NPO 2022 die als bijlage bij deze brief is toegevoegd.

De cijfers laten zien dat de publieke omroep nog steeds een breed publiek weet te bereiken met een totaal integraal weekbereik van 83%. Bij het weekbereik tellen mensen mee die minimaal 5 minuten naar een programma hebben gekeken (c.q. geluisterd) en worden bijvoorbeeld voor de lineaire tv-zenders wekelijks gemiddeld 11,6 miljoen. Nederlanders bereikt.

Bandbreedte weekbereik

Doelstelling

Realisatie

Radio NPO12345 (NLO) 13+

35%–39%

37,5%

TV NPO123 (SKO) 13+

69%–76%

73,3%

Integraal bereik

(Radio, Televisie & Online excl. sociale media)

77%–85%

83,4%

Per leeftijdsgroep

Integraal bereik per doelgroep

13–34 jaar

62%–70%

67,9%

35–49 jaar

76%–84%

83,0%

50–64 jaar

85%–94%

90,3%

>65 jaar

90%–99%

95,5%

Ook op de andere onderdelen scoort de publieke omroep nog steeds goed. Zo vindt 74% van kijkers dat NPO impact heeft. De publieke waarde van de televisieprogramma’s worden gemiddeld met een 8,3 gewaardeerd en het vakmanschap wordt met een 8,6 gewaardeerd. Dit zijn goede cijfers waar de publieke omroep trots op mag zijn en laat zien nog steeds relevant en impactvol te zijn.

Ook biedt de NPO ruimte in zijn aanbod voor specifieke projecten specifiek gericht op talentontwikkeling en borgt hiervoor jaarlijks € 3.3 miljoen. Daarmee blijft de publieke omroep een broedplaats en springplank voor Nederlandse media- en kunstenmakers. In de rapportage over de prestatieafspraken zijn de belangrijkste acties binnen de gehele NPO voor de talentontwikkeling van programmamakers opgenomen. Daarnaast blijft de publieke omroep een belangrijk podium voor kunst- en cultuuruitingen in al hun vormen. Het aandeel producties van onafhankelijke producenten binnen de publieke omroep is dit jaar 39,9%. Daarmee speelt de publieke omroep ook een belangrijke rol in de Nederlandse audiovisuele sector.

Vast regioblok

Daarnaast is er sinds een aantal jaar op werkdagen op NPO 2 een vast regioblok van 2 uur te zien. Minimaal 50 minuten van dit blok wordt ingevuld met bijdragen van regionale omroepen, zoals in het programma NoordZuidOostWest. Buiten het regioblok om zond de NPO in 2022 ruim 90 uitzendingen uit van programma’s die specifiek regionaal georiënteerd zijn, zoals Carnavalshart (KRO-NCRV), Muzikale Tour van de Vrijheid (EO) en MAX Bloemencorso (Omroep MAX).Ik juich deze samenwerking tussen de NPO, de RPO en de regionale omroepen toe en roep hen op deze komend jaar waar mogelijk te versterken. Betere samenwerking tussen de verschillende lagen van het bestel komt ten goede aan het gehele publieke omroepbestel.

Invloed van programmatische doelstellingen waaronder kijkcijfers op het bepalen van het media-aanbod

In de Terugblik gaat de NPO op pagina 32 ook in op de mogelijke invloed van programmatische doelstellingen waaronder kijkcijfers op het bepalen van het media-aanbod zoals ik de NPO ook gevraagd heb te doen conform de motie van de leden Werner en Sjoerdsma5. De opdracht in de Mediawet voor de landelijke publieke omroep is om een relevant bereik te realiseren onder een breed en algemeen publiek en onder bevolkings- en leeftijdsgroepen van verschillende omvang en samenstelling. Die taakopdracht veronderstelt dat er inzicht is in bereik en kijktijdaandelen en dat er daarop ook gericht moet worden gestuurd. In de Mediawet staat dan ook dat de raad van bestuur van de NPO bevordert dat tussen de NPO en de landelijke publieke media-instellingen afspraken tot stand komen over het publieksbereik op de aanbodkanalen en over de wederzijdse inspanningen daarvoor.

Het blijkt dat hoge kijktijdaandelen zeker niet bepalend zijn geweest in de programmering. Er zijn tamelijk veel titels die een relatief bescheiden kijkdichtheid hebben; 276 titels trokken afgelopen jaar gemiddeld meer dan 539.000 kijkers, 752 titels zaten hieronder.

2.3 Naleving Prestatieovereenkomst NPO 2022–2026

Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik naar de rapportage van de NPO die als bijlage bij de Terugblik van de NPO is opgenomen. Ik ben blij om te zien dat de NPO er in is geslaagd om het overgrote deel van de prestatieafspraken te realiseren: 31 van de 32 van de afspraken zijn door de NPO gerealiseerd. De ene niet gerealiseerde afspraak gaat over het dagelijks programmeren van een regiojournaal. Dit is in 8 gevallen in 2022 niet gelukt. Dit heeft als oorzaak dat de staande afspraak met de NOS dat reguliere uitzendingen mogen komen te vervallen in het geval van eventprogrammering. Dit is gebeurd in 2022 bij het bevrijdingsfestival, de Herdenking Bijlmervliegramp en het EK atletiek.

2.4 CAO Omroeppersoneel 2024/verhouding vast-flex omroeppersoneel

Het kabinet vindt de brede arbeidsvraagstukken die spelen rond de publieke omroep, van groot belang. Uw Kamer heeft dat bevestigd door een tweetal moties aan te nemen rond de verhouding tussen vaste en tijdelijke contracten binnen de publieke omroep.6 Daarom is dit onderwerp ook besproken met de NPO zoals mijn ambtsvoorganger uw Kamer vorig jaar ook heeft toegezegd te zullen doen.7

Afspraken over contracten, waaronder ook flexcontracten, worden gemaakt tijdens cao-onderhandelingen tussen de sociale partners in de omroepsector. In de huidige cao omroeppersoneel, die loopt van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2023, zijn al stappen gezet om de verhouding tussen de vaste contracten en de flexcontracten aan te scherpen van 60%–40% tot 70%–30%. Deze aangepaste verdeling moet uiterlijk op 1 januari 2024 door de omroepen gerealiseerd zijn. De huidige cijfers laten zien dat de publieke omroep op de goede weg is: eind 2022 had bijna 70% van de werknemers binnen de landelijke publieke omroep een vast contract. Maar tegelijkertijd is er ook nog ruimte voor verbetering, zeker als er ingezoomd wordt op de programmatische functies binnen de publieke omroep. Afgelopen zomer heeft de NPO, mede namens de omroepen en de RPO en regionale omroepen, een akkoord bereikt over een nieuwe omroep-cao voor 2024. Daarin is naast een loonstijging ook meer werkzekerheid voor werknemers van de publieke omroep geregeld.

De nieuwe cao biedt meer ruimte voor arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd en dus méér werkzekerheid. Voortaan mogen er maximaal 3 contracten voor bepaalde tijd worden aangeboden gedurende een termijn van maximaal 24 maanden. In de oude cao ging het voor programmatische medewerkers om maximaal 6 contracten gedurende 48 maanden. De publieke omroep heeft daarbij de ambitie opgenomen om de verhouding tussen de vaste contracten en de flexcontracten verder aan te scherpen. Bij het einde van de voor de landelijke publieke omroep geldende concessieperiode (1 januari 2027) is een streefcijfer van 80% contracten voor onbepaalde tijd en 20% contracten voor bepaalde tijd opgenomen. Ik vind het goed dat de publieke omroep zelf deze stappen zet en de ambitie toont om verbetering in de arbeidssituatie van medewerkers van de publieke omroep.

Tot slot zal binnenkort de Onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur Omroepen8 onder leiding van dhr. Van Rijn met het eindrapport komen waarin er onderzoek is gedaan naar grensoverschrijdend gedrag binnen de landelijke publieke mediadienst en het programma De Wereld Draait Door in het bijzonder. Een sociaal veilige werkomgeving is belangrijk. Om de situatie in een organisatie te verbeteren, kijkt de commissie welke omstandigheden ervoor zorgen dat medewerkers sociale onveiligheid ervaren. Dit kunnen aan de ene kant risicofactoren in de omgeving zijn die de sociale veiligheid in gevaar brengen en aan de andere kant gaat het om maatregelen die de organisatie heeft genomen wanneer de werkomgeving als sociaal onveilig ervaren wordt. De commissie is door de raad van bestuur van de NPO ingesteld, maar ik zal dit onderwerp uiteraard nauwgezet volgen en met de raad van bestuur bespreken zodra het rapport is verschenen.

2.5 Naleving WNT–BPPO

Het Commissariaat houdt al sinds 2013 toezicht op de Wet normering topinkomens (hierna: WNT) en sinds 1 juli 2021 is het ook de taak van het Commissariaat om toezicht te houden op de naleving van het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep (hierna: BPPO) als onderdeel van de Gedragscode Integriteit Publieke Omroep 2021.9 Mede vanwege deze nieuwe toezichtstaak heeft het Commissariaat integraal onderzoek gedaan naar de naleving van de Wet Normering Topinkomens en het BPPO. Om daarbij ook inzicht te krijgen in de eigen rol in het toezicht op WNT/BPPO heeft het Commissariaat het onderzoek extern laten uitvoeren door KPMG Forensic.10 Ik ben voornemens om het rapport van KPMG en de reactie van het Commissariaat daarop aan uw Kamer te doen toekomen zodra de daarvoor gebruikelijke procedures rond actieve openbaarmaking conform de Wet open overheid zorgvuldig zijn doorlopen.

Ik vind het goed dat het Commissariaat dit onderzoek heeft laten uitvoeren. Het geeft feitelijk en onafhankelijk inzicht in de wijze waarop de NPO en de landelijke publieke omroepen de opzet en werking van WNT en BPPO borgen en naleven, en de wijze waarop het Commissariaat het toezicht op de WNT/BPPO tot dusver heeft ingericht en uitgevoerd. Omroepen hebben als WNT-instellingen de verplichting om in het jaarverslag verantwoording af te leggen over de bezoldiging en ontslagvergoeding van hun topfunctionarissen. En voor wat betreft het BPPO aan de NPO als coördinerend orgaan, waarbij het Commissariaat toezicht houdt. Ik ben blij te vernemen dat er binnen de publieke omroep geen topfunctionarissen én presentatoren meer zijn die boven de maximumnorm zitten. Het aantal presentatoren dat boven de maximumnorm wordt beloond, is sinds de invoering van het BPPO teruggebracht van 17 naar 0. Dit laat duidelijk zien dat voor werknemers van de publieke omroep de regelgeving zijn werk heeft gedaan. Dat is een goede prestatie van de publieke omroep. Ook voor presentatoren die via onafhankelijke producenten worden ingehuurd laat het onderzoek van KPMG zien dat er geen overtredingen te zien zijn rond de inhuur van presentatoren bij de door KPMG onderzochte onafhankelijke producenten.

Dit neemt niet weg dat uit het rapport van KPMG, en de reactie van het Commissariaat daarop, blijkt dat er aandachtspunten zijn voor de naleving van het BPPO. Daarbij kan gedacht worden aan een onvolledige verantwoording van de beloningen van presentatoren die tegelijkertijd bij meerdere omroepen werken of aan een beperkt zicht op de beloningen van presentatoren die via buitenproducenten worden betaald. Het gevolg hiervan kan zijn dat de wijze waarop omroepen het BPPO toepassen, niet altijd transparant en navolgbaar is. Om de naleving van het BPPO en het toezicht hierop te verbeteren, vindt het Commissariaat een aanscherping van de BPPO-regeling noodzakelijk. De NPO heeft al aangegeven hiertoe met voorstellen te zullen komen. Deze wacht ik met belangstelling af.

Ik ben van mening dat met een verdere aanscherping van het BPPO een belangrijke stap wordt gezet om tegemoet te komen aan de motie van het lid Kwint11. In deze motie werd de regering verzocht er zorg voor te dragen dat geen enkel kopstuk van de publieke omroep direct dan wel indirect, bijvoorbeeld via onafhankelijke producenten, meer aan de NPO verdient dan de geldende ministersnorm.

KPMG concludeert in het onderzoek dat er geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat in de periode waarop het onderzoek toeziet, sprake is geweest van door presentatoren via eigen productiebedrijven gerealiseerde beloningen, anders dan door de publieke omroepen of productiemaatschappij aan die presentatoren betaalde vergoedingen. Ten aanzien van de door de productiemaatschappij aan de betreffende publieke omroep verzonden e-mail, is door de betreffende publieke omroep aan KPMG kenbaar gemaakt dat het in de e-mail gedane voorstel van de productiemaatschappij niet ten uitvoer is gebracht.

Tot slot is in het rapport van KPMG ingegaan op opvolging van een door het Ministerie van OCW ontvangen melding over de publieke omroep. KPMG geeft hierover aan geen onderliggende voor het onderzoek verifieerbare documentatie te hebben ontvangen. Over de feitelijke gang van zaken van deze melding is uw Kamer door de Minister van OCW per brief geïnformeerd op 27 september 2022.12

2.6 Sturing op doelmatigheid

Uw Kamer heeft eerder dit jaar verzocht om een toelichting op de wijze waarop de aanbevelingen uit het rapport van de Algemene Rekenkamer over de sturing op doelmatigheid uit 2019 zijn opgevolgd.13

Voor deze toezegging wil ik gebruik maken van de toetsing die het Commissariaat van de Media heeft uitgevoerd naar de uitvoering van deze wettelijke taak door de NPO. Het bijbehorende rapport heb ik afgelopen week ontvangen. Dat was te kort dag om de reactie daarop en de gevraagde toelichting op de opvolging van de aanbevelingen nog in deze brief mee te nemen. Ik ben voornemens om het rapport van het Commissariaat aan uw Kamer te doen toekomen zodra de daarvoor gebruikelijke procedures rond actieve openbaarmaking conform de Wet open overheid zorgvuldig zijn doorlopen.

Dit moet zorgvuldig gebeuren.

De NPO en de omroepen hebben afgelopen jaren flinke stappen gezet in de opvolging van de aanbevelingen van de Rekenkamer en de ontwikkeling van doelmatigheidsinstrumenten. Dat blijkt ook uit het rapport van het Commissariaat. Het Commissariaat is in zijn rapportage wel kritisch op de manier waarop de doelmatigheidsinstrumenten die door de NPO en de omroepen zijn ontwikkeld in praktijk worden gebracht en de wijze waarop de procesbeschrijvingen van doelmatigheidssturing door de NPO zijn vastgelegd.

Dat zijn stevige conclusies. Daarbij concludeer ik wel dat er tijdens het onderzoek een verschil van inzicht aan het licht is gekomen tussen de NPO en het Commissariaat over de manier waarop er binnen het omroepbestel gestuurd moet en kan worden op de doelmatigheid van de uitgaven. Dit ondanks het feit dat er als reactie op rapport van de Algemene Rekenkamer een visiedocument is opgesteld tussen de NPO, het Commissariaat en OCW, waarin de uitgangspunten waar doelmatigheidssturing aan moet voldoen zijn vastgelegd. Daarom ga ik snel in gesprek met beide partijen, met als doel te komen tot een gedeeld beeld en tot afspraken over de uitvoering van aanbevelingen waar iedereen zich in kan vinden. Ik ben het eens met het Commissariaat dat er verbetering nodig is, maar ik wil in mijn reactie op de genoemde Commissiebrief ook recht doen aan de stappen die er door de NPO en de omroepen de afgelopen jaren zijn gezet. Daarbij oog houdend voor het feit dat programmeren ook een creatief proces is en voor de specifieke context van het mediabestel. Ik ben voornemens uw Kamer uiterlijk in februari mijn reactie op de genoemde Commissiebrief en op het rapport van het Commissariaat sturen.

2.7 NLZiet

Op deze plaats informeer ik u over de motie van de leden Van Strien en Sjoerdsma14 over NLZiet. In deze motie werd de regering verzocht om met de bij NLZiet betrokken partijen in gesprek te gaan om te zorgen dat gratis content van deelnemende partijen ook op de gratis variant van NLZiet te zien zal zijn. Over de uitvoering van deze motie is tijdens het wetgevingsoverleg media van 28 november 2022 door mijn voorganger toegezegd dat de Kamer geïnformeerd zal worden.15 De deelnemers in NLZiet (NPO, RTL en Talpa) hebben bij mij aangegeven blij te zijn met de samenwerking en met de dienst NLZiet als zodanig. Het product werkt goed, wordt goed gewaardeerd en NLZiet is financieel gezond. De groei van NLZiet verloopt gestaag maar grote stijgingen in abonnees kunnen niet verwacht worden, aldus de betrokken partijen. Zij geven aan dat in de markt van televisiepakketten ook niet (meer) verwacht kan worden. De deelnemers zien een gratis NLZiet echter niet als een (financieel) haalbaar toekomstscenario. Naast financiële gevolgen voor de NPO hebben ook buitenproducenten aangegeven een gratis NLZiet onwenselijk te vinden. Zij zien risico’s op marktverstoring en ook zij waarschuwen dat een gratis NLZiet zal leiden tot een daling in kabeltv-abonnementen en leidt tot minder doorgiftevergoedingen van kabelaars aan zowel omroepen als producenten. Hoezeer de deelnemende partijen de gedachte achter het verzoek om een gratis variant van NLZiet ook begrijpen, stellen zij vast dat dit niet haalbaar en wenselijk is, en dat het bovendien gaat om een publiek-private samenwerking waarbij het primaat bij betrokken partijen zelf ligt. Ik zie hier dan ook geen rol meer voor mijzelf weggeld.

3 Regionale publieke omroep

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat over de regionale publieke mediadienst, dat wil zeggen de RPO en de regionale omroepen. De regionale omroepen spelen een belangrijke rol in het verstrekken van informatie (nieuws), cultuur en educatie op regionaal niveau. Ze geven uitvoering aan de publieke media-opdracht op regionaal niveau. De RPO draagt als samenwerkings- en coördinatieorgaan zorg hiervoor.

In 2024 blijft de RPO met de NOS en Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (hierna: NLPO) samenwerken om de regionale en lokale journalistiek te versterken; dit in lijn met de Visiebrief lokale Omroepen van 30 mei 2023 (hierna: visiebrief).16 Daarnaast werken de regionale omroepen samen met de NOS in een journalistieke alliantie. Bureau Regio blijft hierbij een belangrijk onderdeel van de uitwisseling van nieuws.

3.2 Naleving prestatieovereenkomst RPO

Op grond van artikel 2.60n, eerste en tweede lid, van de Mediawet 2008 sluiten de Minister en de RPO voor de duur van een concessieperiode een prestatieovereenkomst. Op basis van het concessiebeleidsplan maken zij daarin afspraken over de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor het media-aanbod en het publieksbereik van de regionale publieke mediadienst, over maatregelen bij niet-naleving en over tussentijdse wijziging in verband met veranderende inzichten of omstandigheden. De prestatieovereenkomst mag geen betrekking hebben op de inhoud van het media-aanbod van de regionale publieke mediadienst. De huidige prestatieovereenkomst loopt van 2020 tot en met 2025.

Er zijn 14 prestatieafspraken opgesteld in de Prestatieovereenkomst. Overeengekomen is dat de RPO over het jaar 2022 over 12 prestatieafspraken verantwoording aflegt. Voor de overige twee afspraken is in 2021 besproken dat hiervoor een pilot wordt opgezet. Deze twee afspraken betreffen de verantwoording over de uitvoering van de publieke media-opdracht en de verantwoording over het dagelijks verzorgen van actueel media-aanbod.

De pilot is uitgevoerd in 2022. De bevindingen van de pilot zijn mondeling doorgesproken met de RPO. In het jaarverslag over 2023 rapporteerde de RPO voor het eerst over deze twee prestatieafspraken. De resultaten zijn zowel door de RPO als door het Commissariaat goed bevonden.

Op grond van de beoordeling van de rapportage en de bevindingen tijdens mondelinge bespreking met de RPO, stelde het Commissariaat vast dat de RPO volgens de afgesproken manier over de naleving van de prestatieafspraken in 2022 heeft gerapporteerd en dat aan alle afspraken is voldaan.

3.3 Ondertiteling bij de regionale publieke omroepen

De leden Westerveld en Werner hebben de regering verzocht om in kaart te brengen welk percentage ondertiteling voor de regionale publieke omroepen zou moet gaan gelden en welke financiering hiervoor nodig is.17 Er geldt, in tegenstelling tot de NPO en commerciële omroepen, momenteel geen ondertitelingsverplichting voor de regionale publieke omroepen.

Naar aanleiding van deze motie is een eerste verkenningsopdracht uitgevoerd (als bijlage toegevoegd bij deze brief). De mate van toegankelijkheid van de programmering van regionale omroepen voor doven en slechthorenden verschilt per regionale omroep. Er worden verschillende afwegingen en keuzes gemaakt omtrent het al dan niet ondertitelen van hun Nederlandstalige programmering op televisie. De wijze van ondertitelen is niet uniform: dit kan handmatig, via een software (al dan niet automatisch) of met de tussenkomst van een redacteur. Geen van de regionale omroepen maakt standaard gebruik van «vertaling in gebarentaal» of van «schone audio».

Alle regionale omroepen geven aan dat het organiseren van ondertiteling technisch mogelijk is. Voor hoge kwaliteit van ondertiteling is extra personeel nodig. Dit leidt tot hogere kosten. Wanneer regionale omroepen aan de slag zouden moeten om (meer) ondertiteling van Nederlandstalige programmering te organiseren, ligt het voor de hand om samenwerking met elkaar, de RPO en mogelijk ook de NPO te onderzoeken. Ik wil dit onderzoek komend jaar dan ook laten uitvoeren in samenwerking met de betrokken partijen. Hiermee heb ik invulling gegeven aan mijn toezegging om de Kamer in deze mediabegrotingsbrief te informeren over de vervolgstappen rond toegankelijkheid van de regionale publieke omroep.18

4 Lokale publieke omroepen

4.1 Inleiding

De lokale publieke omroepen zijn van vitaal belang voor de lokale democratie en voor de lokale samenleving. Helaas staan de lokale publieke omroepen onder druk. Zozeer dat ze hun functies op te veel plekken in Nederland niet goed kunnen uitoefenen. Daarom kondigde ik in mijn visiebrief aan een steviger fundament onder de lokale publieke omroep te gaan leggen.19 Begin 2024 zal ik uw Kamer informeren over de planning en voortgang van de uitwerking van deze plannen, zoals toegezegd tijdens het commissiedebat van 5 oktober 2023.

Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid voor de lokale publieke omroepen bekostig ik de NLPO in 2024 met € 1,9 miljoen. De NLPO fungeert als het samenwerkings- en coördinatieorgaan voor de lokale publieke omroepen in Nederland. De NLPO treedt daarbij op als belangenbehartiger en vertegenwoordiger van de sector naar overheden en overige stakeholders. Daarnaast voert de NLPO collectieve taken uit die de randvoorwaarden scheppen voor een goed functionerende lokale omroepsector en die een structurele bijdrage leveren aan de kwaliteit en continuïteit van de lokale publieke omroepen.

4.2 Financiering en professionalisering lokale publieke omroepen

Een belangrijke maatregel uit mijn plannen uit de visiebrief is het overhevelen van de financiering van lokale publieke omroepen van het Gemeentefonds naar het Rijk. De voorbereidingen voor de daarvoor benodigde wetswijziging zijn inmiddels gestart. De financiering van de lokale publieke omroepen blijft tot die overheveling in werking is getreden een taak van de gemeenten.

Richting inwerkingtreding van bovengenoemde wetswijziging investeer ik nu al extra in de lokale publieke omroepen, om de komende jaren tot meer professionaliteit en schaalvergroting te komen. Dat doe ik in 2024 op een aantal manieren, voor een bedrag van € 15,6 miljoen.

Eén van de belangrijkste instrumenten is de Regeling Professionalisering Lokale Omroepen van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (hierna: het Stimuleringsfonds). Deze is specifiek voor lokale publieke omroepen bedoeld en is in nauwe samenwerking met de NLPO ontwikkeld. De regeling biedt deelnemende omroepen de mogelijkheid zich journalistiek te professionaliseren.

Daarnaast heeft het Stimuleringsfonds ook budget beschikbaar voor de Subsidieregeling «Vernieuwing Onderzoeksjournalistiek en Lokale Journalistiek». Dit is een regeling die bijdraagt aan innovaties in de werkwijze van lokale publieke omroepen en lokale private media. Huis-aan-huiskranten, lokale nieuwsbladen, onderzoeksredacties en lokale nieuwswebsites kunnen deze ook aanvragen.

Bovendien zijn er middelen beschikbaar die lokale omroepen in staat stellen om de overstap te maken naar digitale radio (DAB+), net zoals de landelijke en regionale omroepen al hebben gedaan. De NLPO voert dit project uit en gaat ervoor zorgen dat alle lokale omroepen de overstap naar digitale radio kunnen zetten.

Ten slotte ontvangt de NLPO in aanloop naar de stelselwijziging middelen voor een aanvullend ondersteunings- en begeleidingsprogramma voor lokale omroepen. Belangrijk onderdeel daarvan is de inzet van kwartiermakers. Zij begeleiden lokale omroepen bij het realiseren van duurzame afspraken en randvoorwaarden voor samenwerkingen en zij helpen bij het verbeteren van condities voor bestuurlijke en journalistieke kwaliteit, governance en bovenlokale samenwerking.

4.3 Samenwerking

De kwaliteit en professionaliteit van de lokale journalistiek verbetert wanneer lokale omroepen en regionale omroepen samenwerken. In de afgelopen periode heb ik daarom verschillende projecten en pilots gefinancierd om deze samenwerking te stimuleren en om te onderzoeken wat werkt in de praktijk. Het komende jaar stel ik weer middelen á € 4 miljoen beschikbaar om samenwerking te stimuleren.

Tijdens het hierboven genoemde commissiedebat van 5 oktober 2023 zegde ik toe de Kamer dit jaar te informeren over het vervolg van het journalistieke samenwerkingstraject van de NOS, RPO en NLPO.20 Ik heb de aanvraag van de NOS, RPO en NLPO voor dit vervolgtraject nog niet ontvangen. Zodra ik de aanvraag ontvangen en beoordeeld heb, zal ik de Kamer informeren over mijn reactie hierop. Ik hoop dat de partijen snel tot een plan komen om tot verdere samenwerking te komen. Samenwerking in het publieke omroepbestel kan tot grote synergievoordelen in het bestel leiden.

5 Journalistiek

5.1 Inleiding

Voorop staat het belang van een vrije en veilige pers die onze maatschappijen en democratie dient. Dit is iets waar we vanuit de overheid, vanuit de sector en vanuit de maatschappij als geheel ons blijvend hard voor moeten maken. In dit hoofdstuk komen verschillende journalistieke thema’s aan bod waaronder achtereenvolgens onderzoeksjournalistiek, de versterking journalistiek Caribisch gebied, persvrijheid en persveiligheid, online bedreigingen, pilot traject pluriformiteit van het Commissariaat en de positie van freelance journalisten.

5.2 Onderzoeksjournalistiek

Al enkele jaren zet het kabinet in op de ondersteuning van onderzoeksjournalistiek, een vorm van journalistiek die essentieel is voor een goed functionerende democratie. Sinds 2018 stelt het kabinet middelen beschikbaar via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten om de journalistieke infrastructuur te versterken, onderzoeksjournalisten te ondersteunen, talentontwikkeling aan te jagen en de positie van journalisten te versterken.

Het Stimuleringsfonds ondersteunt de onderzoeksjournalistiek door middel van een combinatie van onderzoek, begeleiding en subsidie. Het Stimuleringsfonds zet in op instrumenten op maat om zo beter aan te sluiten op specifieke behoeften. Tegelijkertijd zal het fonds zich komend jaar ook inzetten op vragen die relevant zijn voor de hele sector. Er zal een kennisbank worden opgericht en er zal een nieuw programma van start gaan: het Incubator programma. Dit programma richt zich op collectieve oplossingen voor de hele sector. De regelingen «Ontwikkeling Onderzoeksjournalistiek» en «Verduurzaming Onderzoeksjournalistiek» worden voortgezet.

5.3 Versterking journalistiek Caribisch gebied

In het komende jaar willen we de behoeften van het Caribisch gebied met betrekking tot het versterken van de journalistiek verkennen. We zullen hiervoor twee brainstormsessies organiseren, die zullen fungeren als een platform voor open discussies en ideeëngeneratie. Deze gesprekken vinden lokaal plaats en worden gevoerd met (lokale) stakeholders en belanghebbenden. Het doel is een gezamenlijk begrip te ontwikkelen van de uitdagingen en kansen binnen de journalistiek in deze regio.

5.4 Persvrijheid en Persveiligheid

Het project PersVeilig functioneert als meldpunt voor journalisten die bedreigd worden, voorziet journalisten van advies, geeft trainingen en adviseert over de nodige (beleids)inzet, en is daarmee een belangrijk onderdeel om de veiligheid van journalisten te verbeteren. In 2024 zal PersVeilig zijn werkzaamheden voortzetten met een versterking van de personele bezetting, waardoor het mogelijk wordt om extra aandacht te besteden aan de veiligheid van vrouwelijke journalisten. PersVeilig heeft zijn communicatiekanalen uitgebreid en zal zich in 2024 speciaal richten op vrouwen, freelancers en werkgevers.

In 2024 worden de uitkomsten van de evaluatie van PersVeilig verwacht waarmee kan worden bepaald op welke manier PersVeilig vanaf 2025 als duurzame organisatie kan worden neergezet. Tegelijkertijd wordt op initiatief van de sector in 2024 een pilot gestart om de aansluiting van de schrijvers, die net als journalisten te maken hebben met bedreigingen en intimidatie, onderdeel te laten zijn van PersVeilig. In de jaarlijkse voortgangsrapportage over de persvrijheid en persveiligheid zal uw Kamer verder worden geïnformeerd.

PersVeilig en lokale en regionale omroepen

De motie van de leden Mohandis en Van der Plas21 vraagt om in gesprek te gaan met de lokale en regionale publieke omroepen over een verhoudingsgewijze eerlijke bijdrage vanuit de lokale en regionale omroepen aan PersVeilig en de benodigde veiligheidsmaatregelen van regionale en lokale journalisten en columnisten. PersVeilig biedt zijn diensten aan alle journalisten aan, dus ook journalisten die bij lokale en regionale omroepen werkzaam zijn. Meldingen van lokale en regionale journalisten worden in behandeling genomen en opgevolgd en omroepen nemen deel aan cursussen van PersVeilig. De lokale omroepen doen momenteel geen structurele bijdrage, de regionale omroepen dragen, vanuit hun deelname aan de cao voor Omroeppersoneel, bij aan de werkgeversbijdrage van PersVeilig. Op het moment zie ik geen reden hier nu iets aan te veranderen. Met deze uitvraag beschouw ik de eerdergenoemde motie en de daar bijhorende toezegging22 als afgedaan.

5.5 Online bedreigingen

Uit onderzoek van PersVeilig en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum blijkt dat veel journalisten te maken krijgen met online haat of intimidatie. De ervaring bij Persveilig is echter dat deze uitingen veelal niet strafbaar zijn. Aangifte bij de politie of melding bij een online platform door een trusted flagger.23 ligt daarom in de meeste gevallen niet voor de hand. Het ontbreken van een contactpersoon bij X (voorheen Twitter) voor meldingen vanuit PersVeilig blijft een ernstige belemmering voor de aanpak van dit probleem. De psychologische belasting van dit soort uitingen – strafbaar of niet – kan groot zijn. PersVeilig is begonnen met trainingen op het gebied van persveiligheid op sociale media voor social-media redacteuren en moderatoren bij nieuwsorganisaties. De nadruk ligt hierbij op de psychologische impact van intimidatie. Met de uitbreiding van de personele capaciteit van PersVeilig ontstaat er meer ruimte om zich te oriënteren op een rol bij het melden van online intimidatie tegen journalisten op online platformen. Momenteel is er geen specifieke meldvoorziening voor journalisten om verwijderverzoeken te doen bij internetbedrijven. Wel wordt momenteel bezien of de meldingen kunnen worden behandeld door reeds bestaande meldpunten. Het kabinet zal over deze thematiek in contact blijven met PersVeilig. Op deze manier wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Mohandis en Van Strien inzake het monitoren van bedreiging tegen journalisten op sociale media platforms.24

5.6 Pilot traject pluriformiteit CvdM

Op 11 november 2021 is een motie aangenomen waarin geconstateerd wordt «dat zowel in geschreven media als op televisie steeds meer aanbieders in handen komen van steeds minder partijen» en «verzoekt de regering in kaart te brengen op welke manier de pluriformiteit van het media-aanbod beter beschermd kan worden».25 Ter uitvoering van deze motie ontwikkelt het Commissariaat een model om de pluriformiteit van (het aanbod) op de nieuwsmarkt te monitoren. Dat wordt gedaan met drie pilots. De eerste pilot richt zich op onderzoek naar en onder journalisten, om een uitspraak mogelijk te maken over de productie van het journalistieke nieuwsaanbod. In de tweede pilot wordt onderzoek gedaan naar unieke en overeenkomstige berichtgeving. De derde pilot gebruikt de periode van de coronapandemie als casus voor een onderzoek naar sentimenten, opinie en invalshoeken. In de jaarlijkse voortgangsrapportage over de persvrijheid en persveiligheid zal uw Kamer hierover verder worden geïnformeerd, in lijn met de toezegging26 aan uw Kamer.

5.7 Positie freelance journalisten

In het debat over persvrijheid en persveiligheid van 1 juni 2023 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer toegezegd om voorstellen te doen om de positie van freelance journalisten substantieel te verbeteren, en hierbij expliciet in te gaan op de mogelijkheid van een publiek fonds ter ondersteunding van deze journalisten.27 Nieuwsmedia nemen maatregelen om de positie van de freelance journalisten te verbeteren. NDP Nieuwsmedia heeft in 2023 een inventarisatie van deze maatregelen gepubliceerd. Zij organiseren een kennistafel ten behoeve van het versterken van maatregelen die bijdragen aan de bescherming van (freelance) journalisten.

Op het moment zijn er geen signalen, zowel van NDP Nieuwsmedia, PersVeilig en de NVJ, dat de huidige faciliteiten voor freelance journalisten ontoereikend zijn, of dat freelance journalisten behoefte hebben aan een publiek fonds. Ik zie op dit moment dan ook geen reden om het huidige beleid te wijzigen. Uw Kamer zal in de jaarlijkse rapportage over de staat van de persvrijheid en persveiligheid over de voortgang van de gesprekken rondom het versterken van de positie van freelance journalisten verder worden geïnformeerd.

6 Overige onderwerpen

6.1 Evaluatie Evenementenlijst

In de Mediawet is geregeld dat sport- en cultuurevenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving op een open televisieprogrammakanaal moeten worden uitgezonden. Evenals andere EU-lidstaten kent Nederland een lijst met evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving, de zogenoemde evenementenlijst. Mede naar aanleiding van een toezegging28 aan uw Kamer, heeft onderzoeksbureau Dialogic onderzoek uitgevoerd voor een evaluatie van de evenementenlijst voor sport- en culturele evenementen (kortweg: evenementenlijst). In deze evaluatie is ook het punt van de toegankelijkheid meegenomen en de vraag of de definitie van een open net in deze tijd nog passend is. Het onderzoek vond plaats in de periode juli–oktober 2023.

In dit onderzoek, zijn allereerst de oorsprong, ontwikkeling en wijzigingen van de evenementenlijst in kaart gebracht met een focus op de Nederlandse context en daarbij een Europese vergelijking. Tevens zijn de doeltreffendheid en de effecten van de evenementenlijst voor sport- en culturele activiteiten in de praktijk nader geanalyseerd en beoordeeld voor de periode 2013–2022 (ex-post evaluatie). Daarbij is ook het brede kijkerspubliek geraadpleegd middels een panelonderzoek (enquête), en zijn de trends in het kijkgedrag naar evenementen vermeld op de evenementenlijst nader onderzocht.

Het belangrijkste effect van de evenementenlijst is dat evenementen die voorkomen op de lijst beschermd worden tegen plaatsing achter betaalsystemen, aldus Dialogic. De lijst voorkomt daarmee een exclusieve en daardoor beperkte verspreiding van evenementen. De evenementenlijst heeft echter ook een prijsdempend effect op de vergoedingen voor de uitzendrechten. Dialogic concludeert dat het merendeel van de gesproken partijen aangeeft dat de evenementenlijst in de afgelopen jaren (en sinds de vorige evaluatie) doeltreffend is geweest. Het (voort)bestaan van een evenementenlijst wordt door partijen niet ter discussie gesteld. Wel wordt duidelijk dat er behoefte is aan een herziening van de lijst, zowel qua inhoud als qua lengte, aldus Dialogic.

Ten aanzien van de definitie van het «open net» beveelt Dialogic aan dat aanpassing hiervan in de rede ligt, omdat de definitie niet meer aansluit bij de huidige stand van de technologie, de marktontwikkeling en het veranderde kijkgedrag. Dialogic draagt hiervoor een viertal (beleids)opties aan waarbij in een aantal opties een grotere rol is weggelegd voor het «online kijken» naast het traditionele tv-abonnement. Recent heeft ook het Commissariaat een toelichting29 gegeven op de op de verspreiding van evenementen via «open televisieprogrammakanaal». Het Commissariaat stelt dat het belang van de kijker voorop staat: zoveel mogelijk mensen moeten de uitzending van het evenement laagdrempelig kunnen bekijken. Het Commissariaat toetst echter achteraf of de media-instelling aan de verplichtingen voldoet.

Als bijlage bij deze brief stuur ik u het rapport van Dialogic toe. Een meer uitgebreide beleidsreactie en de vervolgstappen laat ik over aan een volgend kabinet.

6.2 Streamingsdiensten en toegankelijkheid

In september heeft mijn departement met verschillende commerciële en publieke streamingsdiensten en het Commissariaat gesproken over de toegankelijkheid van hun aanbod, in het bijzonder over ondertiteling en audiodescriptie. Dit gesprek heeft mijn voorganger toegezegd naar aanleiding van vragen het lid Westerveld tijdens het debat van 22 maart 2023 over het wetsvoorstel over de investeringsverplichting voor streamingsdiensten en in het antwoord op Kamervragen van de leden Van Strien en De Kort over het ontbreken van ondertiteling bij programma’s.30 Deze vragen gingen over de bevordering van audiodescriptie en ondertiteling voor personen met een auditieve beperking.

Het is van belang dat programma’s toegankelijk zijn voor mensen met een auditieve of visuele beperking en dat zij producties tot zich kunnen nemen als ieder ander. Het kabinet streeft ernaar de toegankelijkheid van het media-aanbod zoveel mogelijk te vergroten.

Alle streamingsdiensten die aanwezig waren bij het gesprek, rapporteren jaarlijks aan het Commissariaat over de maatregelen die zij treffen om de toegankelijkheid van het media-aanbod te vergroten. Hierin dienen de partijen progressie te laten zien. Deze verplichting is sinds 1 juli 2022 opgenomen in de Mediawet 2008.31 Het Commissariaat blijft de vragenlijst van deze rapportage doorontwikkelen en onderzoekt op welke manier de rapportage het best teruggekoppeld kan worden.

Ik vind het een goed signaal dat de uitgenodigde streamingsdiensten hierover gezamenlijk het gesprek voeren. Een groot deel van de diensten geeft aan dat toegankelijkheid een toenemende prioriteit heeft, en dat zij streven naar verbetering. De dienstaanbieders nemen hiertoe al uiteenlopende maatregelen, waaronder het verzorgen van ondertiteling en audiodescriptie. Andere maatregelen zien op de mogelijkheid om kleur- en contrastinstellingen te wijzigen of rekening te houden met lichtflitsen, voor mensen die deze moeilijk kunnen verdragen.

De partijen geven aan dat bij de keuze om content te voorzien van audiodescriptie verschillende overwegingen een rol spelen, zoals de impact en de recentheid van de content, en financiële afwegingen. Uit de vragen en reacties die de diensten krijgen vanuit het publiek, leiden zij af dat onvoldoende duidelijk is welke maatregelen zij nemen op het vlak van toegankelijkheid, met name over de impact en de kwaliteit van de toegankelijkheid. De diensten zien voor zichzelf een taak om de genomen maatregelen beter onder de aandacht te brengen. De NPO maakt hierin bijvoorbeeld al stappen door audiodescriptie actief te promoten op de verschillende kanalen en radiozenders van de NPO. Een deel van de diensten wil onderzoeken hoe ze gezamenlijk de aandacht voor het thema kunnen vergroten en OCW bekijkt hoe het daarbij een ondersteunende rol kan vervullen. Daarnaast verkennen de diensten mogelijkheden voor een gezamenlijke overlegstructuur.

In Nederland zijn momenteel geen eenduidige kwaliteitsstandaarden om de kwaliteit van ondertiteling te meten. Dit is iets waar belangenorganisaties een grotere rol bij kunnen spelen en ik moedig de partijen aan hen hierbij te blijven betrekken. Ook zal mijn departement onderzoeken hoe het best practices kan ondersteunen en delen. Daarnaast volg ik vanuit mijn rol als Staatssecretaris alle ontwikkelingen op dit thema en blijf ik hierover in gesprek met de verschillende diensten, het Commissariaat en belangenorganisaties.

6.3 Mediawijsheid

Het Netwerk Mediawijsheid stelt zich tot doel om iedereen in Nederland mediawijs te laten zijn. Bij de activiteiten komt duidelijk de kracht van het netwerk naar voren. Het Netwerk activeert de meer dan 1000 partners om bij te dragen aan de gezamenlijke missie. In het nieuwe meerjarenplan, dat start per 2024, spelen de partners een nog grotere rol. In deelnetwerken zullen zij de aanpak van het Netwerk nadrukkelijker gaan vormgeven. Hiermee geeft het Netwerk Mediawijsheid uiting aan de evaluatie die in 2023 is uitgevoerd, in aanloop naar het nieuwe meerjarenplan. De evaluatie is als bijlage bij deze brief gevoegd.

Voor de komende vijf jaar zijn vier opgaven gedefinieerd: (1) plezier, grip en profijt bij een leven in media, (2) digitale balans, (3) samen sociaal online en (4) weerbaarheid tegen desinformatie. De bestaande activiteiten blijven bestaan, maar zullen vanuit één of meerdere opgaven worden ingevuld. Bij de activiteiten wordt impact behaald op drie manieren: rechtstreeks naar het individu, via de ondersteunende omgeving (bijvoorbeeld onderwijs of een zorginstelling) of via beleidsmakers, politiek en mediamakers.

6.4 Stand van zaken «due prominence» – zichtbaarheid en vindbaarheid voor audiovisuele mediadiensten van algemeen belang

Vorig jaar is uw Kamer in de mediabegrotingsbrief 202332 tevens geïnformeerd over de stand van zaken rond de beleidsreactie op het rapport «Prominentie in beeld». In de EU Audiovisuele Mediadiensten Richtlijn (EU 2018/1808) is opgenomen dat lidstaten maatregelen kunnen nemen om passende prominentie voor audiovisuele mediadiensten van algemeen belang te waarborgen. De mogelijkheden hiertoe worden de laatste jaren verkend door verschillende EU-lidstaten, en zo ook door Nederland. Het begrip prominentie gaat over de mate waarin bepaald media-aanbod opvalt, op basis van vindbaarheid (het relatieve gemak voor de gebruiker om wanneer de gebruiker zoekt toegang te krijgen tot media-aanbod) en zichtbaarheid (de mate waarin de gebruiker het aanbod in beeld krijgt zonder actief te zoeken). Dit is een complex onderwerp zowel rond de urgentie van het probleem (het waarom), de afbakening van wat content van algemeen belang is (het wat) en om passende maatregelen op te stellen (het hoe). Daarbij speelt ook dat veel van de mogelijke maatregelen op Europees niveau opgepakt zouden moeten worden. Ik ben hierover in gesprek met de NPO om ook inzicht te krijgen in de online zichtbaarheid van verschillende typen media-aanbod voor de consument, waaronder ook het aanbod van de landelijke en regionale publieke omroep. Ook het adviescollege Van Geel33 benadrukt dat de publieke omroep een stevige, wettelijk beschermde positie moet hebben, die de vindbaarheid en herkenbaarheid van publiek aanbod op alle doorgiftekanalen zeker stelt. Ik zal dit onderwerp ook met commerciële mediaorganisaties bespreken en uw Kamer informeren op gebruikelijke wijze informeren uiterlijk in de mediabegrotingsbrief 2024.

Tot slot

Met deze brief heb ik uw kamer geïnformeerd over de uitwerking van- en aanvulling op artikel 15 uit de OCW-begroting 2024 en de stand van het mediabeleid. Ik kijk uit naar de bespreking ervan met uw Kamer.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S.P.R.A. van Weyenberg