Kamerstuk 36410-IV-15

Voortgang uitvoering motie van het lid Sylvana Simons c.s. over onderzoeken hoe technische assistentie, ervaringen en expertise kunnen worden ingezet om de landen te assisteren bij de aanpak van de vluchtelingenproblematiek (Kamerstuk 36200-IV-25)

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024

Gepubliceerd: 17 oktober 2023
Indiener(s): Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36410-IV-15.html
ID: 36410-IV-15

Nr. 15 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 oktober 2023

Tijdens het debat voor het vaststellen van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023 op 20 oktober 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 15, item 2) is een motie van het lid Simons (Bij1) c.s. van uw Kamer aangenomen.1 Deze motie roept de Nederlandse regering op te onderzoeken hoe zij 1) desgevraagd en op maat gesneden technische assistentie, ervaringen en expertise in kan zetten om de andere autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden te assisteren bij de aanpak van de vreemdelingenproblematiek, en 2) om het gesprek aan te gaan met de regeringen van de autonome landen over de rol die ngo’s, en in het bijzonder mensenrechtenorganisaties, hierbij kunnen spelen. Middels deze brief informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (JenV), over de stand van zaken en verdere uitwerking van deze motie.

1) Desgevraagd en op maat gesneden technische assistentie

Binnen het Koninkrijk der Nederlanden is migratie een landsaangelegenheid, wat inhoudt dat ieder land binnen het Koninkrijk primair verantwoordelijk is voor het eigen migratiebeleid. De samenwerking tussen Nederland, Curaçao, Aruba en Sint Maarten op het vlak van migratiebeleid is gestoeld op gelijkwaardigheid, wederzijds draagvlak en een goede onderlinge relatie. Om effectieve samenwerking te borgen en bevorderen is de Onderlinge regeling Vreemdelingenketen sinds 10 oktober 2010 in het leven geroepen.2 Het voornaamste doel van de Onderlinge regeling is het waarborgen van een nauwe samenwerking tussen de vreemdelingenketens van de Landen.

Binnen het kader van deze regeling is de werkgroep Onderlinge Regeling Vreemdelingenketen (ORVK) opgericht, waarin de vier landen van het Koninkrijk deelnemen. Deze werkgroep rapporteert aan het Justitieel Vierpartijen Overleg (JVO) en is gericht op de uitwisseling van best practices en expertise, evenals het regelmatig initiëren van gezamenlijke projecten. Tijdens de werkgroep worden ook de behoeften aan technische ondersteuning, kennisuitwisseling en samenwerkingsprojecten op basis van wederzijdse wensen geïdentificeerd en uitgevoerd. De werkgroep komt gemiddeld vier tot zes keer per jaar samen.

Tijdens recente bijeenkomsten van de werkgroep is de motie Simons c.s. besproken. De werkgroep concludeert dat er sprake is van een doorlopende behoefte en interesse in het voortzetten van de samenwerking, het nader uitwisselen van ervaringen en expertise op het gebied van migratiebeleid en waar mogelijk en gewenst technische assistentie vanuit Nederland.

Met de Landen is besproken hoe de samenwerking op de verschillende beleidsterreinen het beste geconcretiseerd kan worden. De toekomstige hulp en bijstand zal voortbouwen op de geboekte vooruitgang in het kader van de ORVK en naar aanleiding van de hulp en bijstand die sinds 2019 in het kader van het bestedingsplan optimalisering van de vreemdelingenketen in Aruba en Curaçao is geleverd, waar zowel de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) als de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) van het Ministerie van JenV Nederland bij betrokken waren.3 Dit alles is ook onderwerp van de werkbezoeken van de Staatssecretaris van JenV aan de landen, waaronder nog een bezoek eind oktober van dit jaar.

Daarnaast heeft een Curaçaose delegatie in september jl. een werkbezoek gebracht aan het detentiecentrum voor vreemdelingen in Rotterdam en Zeist. Tijdens het werkbezoek zijn onder andere gesprekken gevoerd over de samenwerking met het maatschappelijk middenveld en mensenrechten-organisaties zoals Vluchtelingenwerk Nederland en Amnesty International. Dit bezoek wordt als zeer leerzaam en waardevol beschouwd en legt een stevige basis voor verdere kennisuitwisseling binnen het Koninkrijk der Nederlanden.

2) Gesprekken aangaan met de regeringen en ngo’s

Het tweede deel van motie van het lid Simons c.s. roept de Nederlandse regering op om het gesprek aan te gaan met de regeringen van de autonome landen over de rol die ngo’s, en in het bijzonder mensenrechtenorganisaties, kunnen spelen bij de aanpak van de vreemdelingenproblematiek. Het kabinet erkent dat het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol kan vervullen bij het beschermen en bevorderen van mensenrechten. Het delen van ervaringen en best practices kan dienen als een waardevol instrument voor zowel de autonome regeringen als de ngo's. Het kan de dialoog tussen deze twee groepen bevorderen en zo bijdragen aan effectieve samenwerking.

In het afgelopen jaar zijn op verschillende niveaus gesprekken gevoerd met diverse partners uit het maatschappelijk middenveld. Zo heeft er medio mei jl. een bestuurlijk overleg plaatsgevonden met de UN Refugee Agency (UNHCR), Amnesty International Nederland, Vluchtelingenwerk Nederland en Human Rights Defense Curaçao (HRDC). Voorts is er met verschillende bewindspersonen in de landen gesproken, zoals de Minister-Presidenten, gouverneurs en Ministers van Justitie, waarbij ik aandacht heb gevraagd voor de samenwerking met het maatschappelijk middenveld en voor het naleven van internationale wet- en regelgeving.4

De Staatssecretaris van JenV en ik achten het van belang dat een actieve dialoog wordt voortgezet over het optimaliseren van de samenwerking met het maatschappelijk middenveld. Het doel van deze dialogen is om gezamenlijk te werken aan het optimaliseren van het migratiebeleid in de Caribische landen.

Hoewel het primair de verantwoordelijkheid is van de autonome regeringen om samen te werken met het maatschappelijk middenveld, wordt waar mogelijk en gewenst de samenwerking ondersteund vanuit Nederland. In het najaar van 2023 zullen wij de lopende gesprekken met de bovengenoemde partners voortzetten. Hierbij is het zeer wenselijk dat de Caribische landen ook aansluiten bij deze dialoog. De landen worden hiertoe uitgenodigd.

Ten slotte worden vanuit BZK samen met andere departementen de mogelijkheden verkend een projectenfonds «maatschappelijk middenveld» op te richten, gericht op nader te bepalen thema’s. Het is de bedoeling dat de Vertegenwoordiging van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint Maarten dit fonds gaat beheren. Het fonds zal zich primair focussen op kleine lokale initiatieven binnen de landen zelf. Verwachting is dat het projectenfonds komend jaar van start gaat.

Conclusie en samenvatting

De landen kennen vele grote uitdagingen, waarvan het migratievraagstuk er één is. Samen met de Staatssecretaris van JenV streef ik naar een actieve samenwerking met de Caribische landen en waar nodig met het maatschappelijk middenveld om het migratiebeleid in de landen verder te optimaliseren. Nederland voert hierover gesprekken in de werkgroep ORVK, met de regeringen en verantwoordelijke autoriteiten in de landen, en met ngo’s en lokale maatschappelijke organisaties. Met deze aanpak borgen wij de samenwerkings-verbanden en waar mogelijk en gewenst de technische ondersteuning die voortkomen uit de uitvoering van de motie Simons c.s. Uw Kamer wordt in de eerste helft van 2024 door de Staatssecretaris van JenV geïnformeerd over de voortgang van deze activiteiten.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen