Gepubliceerd: 10 januari 2024
Indiener(s): Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36321-7.html
ID: 36321-(R2181)-7

Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 10 januari 2024

Inleiding

De regering dankt de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor haar verslag van 24 mei 2023 met betrekking tot het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen. Met belangstelling is kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie, de PVV-fractie, de SP-fractie, de VVD-fractie en van het lid Omtzigt. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden de vragen beantwoord, waarbij de volgorde van de vragen is aangehouden. De regering stelt vast dat de leden van de CDA-fractie geen vragen over het voorstel hebben.

Nota van wijziging

Deze nota naar aanleiding van het verslag gaat vergezeld van een nota van wijziging. Deze bevat redactionele correcties. Voor een toelichting op de correcties zij verwezen naar de nota van wijziging.

I. Algemeen

I.1 Inleiding

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom het wetsvoorstel nu pas aan de Kamer wordt voorgelegd, terwijl de onderhandelingen over het verdrag al in 2013 waren afgerond.

Nadat het verdrag in 2015 tot stand is gekomen, is het met het oog op advisering voorgelegd aan de Raad van State van het Koninkrijk. Op 9 november 2016 heeft de Raad van State van het Koninkrijk een blanco advies gegeven met redactionele opmerkingen. De opmerkingen, voorzien van vragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zijn vervolgens aan Curaçao doorgezet. Deze vragen hadden betrekking op de tekst van het verdrag alsmede op de opgestelde memorie van toelichting. De beantwoording van de vragen door Curaçao heeft tot het najaar van 2022 stilgelegen. In december 2022 zijn de vragen alsnog beantwoord. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daarna nog enkele malen aanvullende vragen gesteld. Dit proces heeft tot en met maart jl. geduurd. Vervolgens is het verdrag met goedkeuringsstukken aan uw Kamer aangeboden.

De leden van de D66-fractie zien dat het verdrag nog niet de minimumstandaarden uit het OESO Base Erosion and Profit Shifting Project (BEPS) bevat, omdat deze pas in 2015 tot stand zijn gekomen. Aangezien het nu 2023 is, vragen deze leden waarom er niet alsnog voor is gekozen om deze standaarden toe te voegen.

Het op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen Multilateraal verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving, ook wel het MLI genoemd (Multilateral Convention to Implement Tax Treaty Related Measures to Prevent Base Erosion and Profit Shifting; Trb. 2017, 194), is een instrument dat deelnemende landen de mogelijkheid biedt om op gesynchroniseerde wijze aanpassingen aan te brengen aan bestaande belastingverdragen ter voorkoming van dubbele belasting. Hierdoor kunnen de BEPS-actiepunten op een snelle, efficiënte en consistente wijze worden geïmplementeerd. Alvorens het MLI in een bestand belastingverdrag doorwerking kan vinden, is in de eerste plaats vereist dat het MLI voor beide verdragsluitende partijen in werking is getreden. Het MLI geldt sinds 1 april 2019 voor Malta en sinds 1 juli 2019 voor Curaçao. Daarnaast treedt het MLI in werking nadat een bestaand belastingverdrag door de verdragsluitende partijen is geratificeerd. Malta heeft het voorliggende verdrag in 2016 geratificeerd. Omdat het verdrag echter al vóór het tot stand brengen van het MLI was ondertekend, en Malta het verdrag al geratificeerd heeft, hebben Curaçao en Malta er niet voor gekozen om het verdrag aan te passen, maar om het als een bestaand belastingverdrag onder de reikwijdte van het MLI te brengen. Daartoe is een aanvullende notificatie aan de OESO nodig (zie ook de memorie van toelichting op pagina 2),1 zodat de minimumstandaarden van de OESO in het verdrag geïmplementeerd worden. Zowel Curaçao als Malta zullen deze notificatie doen. Het toesturen van de notificatie vindt plaats na inwerkingtreding van het verdrag.

Inbreng van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie vragen de regering om aan te geven met hoeveel, en welke, andere landen een verdrag is gesloten ten behoeve van Curaçao.

Curaçao heeft een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting met Noorwegen (Trb. 1990, 4). Dit verdrag, dat op 13 november 1989 te Willemstad tot stand is gekomen, gold sinds 17 december 1990 voor de Nederlandse Antillen. Met de ontmanteling van de Nederlandse Antillen is het verdrag op 10 oktober 2010 voortgezet voor Curaçao alsmede voor respectievelijk Sint Maarten en Caribisch Nederland (de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Curaçao heeft het verdrag aangemeld bij de OESO om het onder het MLI te brengen; Noorwegen heeft dit nagelaten.2 Op grond van artikel 31 van het verdrag, waarin de mogelijkheid van opzegging door elk van de verdragspartijen is neergelegd, heeft Noorwegen op 26 juni jl. aangegeven het verdrag per 1 januari aanstaande op te zeggen. Daarentegen is op 20 november jl. een verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing tot stand gebracht tussen Curaçao en San Marino (Trb. 2023, 133), dat ingevolge artikel 2, eerste lid Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen zo spoedig mogelijk ter goedkeuring aan de Staten-Generaal zal worden voorgelegd.]

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om een nadere toelichting te geven op de lange tijdspanne die zit tussen de afsluitende onderhandelingen (2013) en het moment dat het wetsvoorstel ter goedkeuring aan de Kamer is voorgelegd (2023).

Zie mijn antwoord op de eerste vraag van de leden van de D66-fractie hierboven.

Kan de regering daarnaast nader toelichten waarom het verdrag sinds 2017 niet in lijn is gebracht met de minimumstandaarden uit het BEPS-project?

Zie mijn antwoord op de tweede vraag van de leden van de D66-fractie hierboven.

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering nader in te gaan op mogelijke budgettaire gevolgen van het verdrag alsmede mogelijke lastenverzwaringen dan wel lastenverlichtingen voor bedrijven en burgers.

De budgettaire gevolgen van een belastingverdrag zijn moeilijk te kwantificeren. Een belastingverdrag bestaat immers uit een aantal bepalingen die, afhankelijk van de situatie en van de nationale regels van de verdragspartij die het heffingsrecht krijgt, voordeliger of nadeliger kunnen uitpakken voor een belastingplichtige. Om die reden kan er ook niet een overzicht van plussen en minnen worden gegeven. De beoogde positieve economische effecten van een belastingverdrag – zoals ook het voorliggende verdrag – zullen naar verwachting wel een opbrengst voor de schatkist opleveren. Deze opbrengst kan echter evenmin goed geraamd worden, omdat een groot aantal factoren van invloed is op de ontwikkeling van de economie. Hierdoor kan het effect van een belastingverdrag op de economische ontwikkeling moeilijk apart onderscheiden worden.

Tot slot verzoeken deze leden de regering om nader toe te lichten waarom er geen evaluatiebepaling is opgenomen.

Een evaluatiebepaling bij belastingverdragen is ongebruikelijk. Het OESO-modelverdrag 2017 bevat bijvoorbeeld ook geen evaluatiebepaling.

Inbreng van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen de regering om toe te lichten hoe dit verdrag bijdraagt aan de duurzame economische ontwikkeling van Curaçao.

Het verdrag is gesloten om de economische betrekkingen te bevorderen en obstakels voor investeringen weg te nemen (potentiële dubbele belasting). Het verdrag maakt samenwerking op maritiem gebied, in de luchtvaart en bij andere economische activiteiten mogelijk zonder dat sprake is van dubbele belasting. Hierbij kan Curaçao als brug fungeren voor dergelijke activiteiten van Maltese bedrijven naar Latijns-Amerika en vice versa naar de Europese Unie vanuit Curaçao. Het doel van het sluiten van een belastingverdrag is om dubbele belasting te voorkomen. Daarmee biedt Curaçao zekerheid aan mogelijke Maltese investeerders en kan het verdrag de economie van Curaçao een impuls geven en zo bijdragen aan extra belastinginkomsten.

Kan de regering hierbij ingaan op de banden die er nu zijn tussen Curaçao en Malta en welke barrières hiermee worden weggenomen die bijdragen aan de brede welvaart van beide landen?

Het is niet goed mogelijk de huidige banden tussen Curaçao en Malta aan te geven. Bij beide landen bestond de wens om de verdragsloze situatie op te heffen, teneinde economische betrekkingen tussen en wederzijdse investeringen door inwoners van Curaçao en Malta mogelijk te maken en te bevorderen. Een belangrijke overweging voor Curaçao om met Malta een belastingverdrag te sluiten, is het wegnemen van fiscale belemmeringen bij het verrichten van toekomstige activiteiten in Malta en het verstevigen van de rechtszekerheid over de fiscale behandeling daarvan. Kortom, het verdrag beoogt juist het aangaan van banden tussen Curaçao en Malta te faciliteren.

Wat betreft weg te nemen barrières geeft het voorliggende verdrag regels die aanwijzen wie van de verdragsluitende partijen bevoegd is om in overeenstemming met zijn nationale wetgeving belasting te heffen over het inkomen van inwoners van één of van beide landen. Daarmee wordt duidelijkheid geschept over de belastingbevoegdheid en dubbele belasting vermeden, wat bijdraagt aan het economisch verkeer tussen beide landen. Daarnaast regelt het verdrag, onder meer met het oog op het voorkomen van het ontgaan van belasting, de administratieve wederzijdse bijstand in de vorm van onderlinge uitwisseling van fiscale informatie en invordering van belastingen.

De leden van de SP-fractie vragen de regering om uit te leggen of belasting ontwijken niet eenvoudiger wordt met het onderhavige verdrag. Het voorkomen van dubbele belasting impliceert in de ogen van deze leden het vertrouwen dat er in een andere jurisdictie belasting is betaald over inkomen, maar is voldoende gegarandeerd dat beide partijen controleren of er inderdaad een eerlijke belasting is geheven op het inkomen. Kan de regering weergeven wat de effectieve belastingdruk is voor ondernemingen in beide landen, en wat de effectieve belastingdruk is voor personen in beide landen? Kan de regering weergeven wat de effectieve belastingdruk is van beide landen, uitgesplitst naar bruto binnenlands product (bbp)? Wat is de effectieve belastingdruk op inkomen uit vermogen?

Belastingverdragen regelen de voorkoming van dubbele belasting. Ten gevolge van het MLI is het echter zo dat belastingverdragen zich ook richten op het voorkomen van dubbele non-belasting. In principe kan dit zich derhalve niet voordoen.

Het is niet goed mogelijk om de effectieve belastingdruk voor ondernemingen of personen in beide landen te berekenen. Het verdrag is immers nog niet in werking getreden en zelfs na inwerkingtreding is een berekening niet goed mogelijk. Het verdrag bestaat immers uit een aantal bepalingen die, afhankelijk van de situatie en van de nationale regels van de verdragspartij die het heffingsrecht krijgt, voordeliger of nadeliger kunnen uitpakken voor een belastingplichtige. Om die reden kan er ook niet een overzicht van plussen en minnen worden gegeven. De beoogde positieve economische effecten van een belastingverdrag – zoals ook het voorliggende verdrag – zullen naar verwachting wel een opbrengst voor de schatkist opleveren. Deze opbrengst kan echter evenmin goed geraamd worden, omdat een groot aantal factoren van invloed is op de ontwikkeling van de economie. Hierdoor kan het effect van een belastingverdrag op de economische ontwikkeling moeilijk apart onderscheiden worden. Daarom is een berekening van de effectieve belastingdruk van beide landen, uitgesplitst naar bruto binnenlands product (bbp) niet mogelijk. Wat de effectieve belastingdruk op inkomen uit vermogen is, is evenmin te beantwoorden. De belastingdruk op inkomen is namelijk afhankelijk van de persoonlijke situatie van iedere individuele belastingplichtige.

Inbreng van het lid Omtzigt

Dit belastingverdrag sluit aan bij het streven naar een uitbreiding van het verdragennetwerk van Curaçao teneinde duurzame economische ontwikkeling te bevorderen, constateert het lid Omtzigt. Het lid Omtzigt vraagt de regering om te concretiseren welke handelsbetrekkingen tussen Curaçao en Malta moeten leiden tot deze «duurzame economische ontwikkelingen». Welke economische sectoren op Curaçao en Malta zullen voordeel ontvangen van deze bevordering? Kan de regering een overzicht geven van de economische activiteiten en handelsstromen tussen de beide landen?

Zoals hierboven aangegeven in het tweede antwoord op de vragen van de leden van de SP-fractie, is het niet goed mogelijk de huidige banden tussen Curaçao en Malta aan te geven. Curaçao heeft geen overzicht van de economische activiteiten en handelsstromen tussen de beide landen gemaakt. Het verdrag is voortgekomen uit de wens om de verdragsloze situatie op te heffen, teneinde economische betrekkingen tussen en wederzijdse investeringen door inwoners van Curaçao en Malta mogelijk te maken en te bevorderen. Een belangrijke overweging voor Curaçao om met Malta een belastingverdrag te sluiten, is het wegnemen van fiscale belemmeringen bij het verrichten van toekomstige activiteiten in Malta en het verstevigen van de rechtszekerheid over de fiscale behandeling daarvan. Kortom, het verdrag beoogt juist het aangaan van banden, het verrichten van economische activiteiten en het bevorderen van handelsstromen tussen Curaçao en Malta te faciliteren.

Voorts vraagt het lid Omtzigt waarom Curaçao ervoor gekozen heeft om uitgerekend met Malta fiscale verdragsbetrekkingen aan te gaan.

Het verdrag past in het netwerk van vergelijkbare belastingverdragen die voor het Koninkrijk der Nederlanden van kracht zijn. Tussen Nederland en Malta geldt bijvoorbeeld de op 18 mei 1977 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (met Protocol) (Trb. 1977, 82), zoals gewijzigd bij protocol van 1995.3

Tussen Curaçao en Malta was nog geen belastingverdrag van kracht. Toen de gelegenheid zich voordeed, zijn de onderhandelingen met Malta gestart vanuit de wens om een belastingverdragennetwerk op te bouwen. Malta was als relatief klein land, mede-eilandstaat en EU-lidstaat een opportune verdragspartner om een eerste belastingverdrag als autonoom Land binnen het Koninkrijk mee te sluiten. Door de gelegenheid te baat te nemen met Malta tot een belastingverdrag te komen, laat Curaçao zien dat het een serieuze verdragspartner is om te benaderen voor onderhandelingen. Bovendien was het de wens van beide landen om de verdragsloze situatie op te heffen, teneinde economische betrekkingen tussen en wederzijdse investeringen door inwoners van Curaçao en Malta mogelijk te maken en te bevorderen.

Kan de regering een overzicht geven van de belangrijkste handelspartners van Curaçao?

De belangrijkste handelspartners van Curaçao zijn Europees Nederland, Bonaire en de Verenigde Staten. Curaçao heeft een zeer open economie en heeft ook economische betrekkingen in de Caribische regio, zoals bijvoorbeeld met Suriname, Puerto Rico, Trinidad en Tobago en de Dominicaanse Republiek.

Kan de regering een lijst geven van alle belastingverdragen die Curaçao heeft afgesloten, inclusief de dag van ondertekening en ratificatie? Of klopt het dat Curaçao alleen met Noorwegen een belastingverdrag heeft?

Het klopt dat Curaçao, naast het voorliggende verdrag, alleen een belastingverdrag met Noorwegen heeft. Dit verdrag, dat op 13 november 1989 te Willemstad tot stand is gekomen, gold sinds 17 december 1990 voor de Nederlandse Antillen. Met de ontmanteling van de Nederlandse Antillen is het verdrag op 10 oktober 2010 voortgezet voor Curaçao alsmede voor respectievelijk Sint Maarten en Caribisch Nederland (de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Op grond van artikel 31 van het verdrag, waarin de mogelijkheid van opzegging door elk van de verdragspartijen is neergelegd, heeft Noorwegen op 26 juni jl. aangegeven het verdrag per 1 januari aanstaande op te zeggen. Daarentegen is op 20 november jl. een verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing tot stand gebracht tussen Curaçao en San Marino (Trb. 2023, 133), dat ingevolge artikel 2, eerste lid Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen zo spoedig mogelijk ter goedkeuring aan de Staten-Generaal zal worden voorgelegd.

In het Verslag van de Staten van Curaçao leest het lid Omtzigt een pleidooi om Curaçao meer fiscale autonomie te geven. Het lid Omtzigt begrijpt de wens van Curaçao om met minder Nederlandse bemoeienis belastingverdragen af te kunnen sluiten. Maar dit lid benadrukt wel dat er dan wel op moet kunnen worden vertrouwd dat Curaçao integere afwegingen maakt. De keuze om te koersen op een belastingverdrag met uitgerekend Malta stemt dit lid in dat opzicht niet geheel gerust. Kan de regering hier eens op reflecteren?

Curaçao is evenals Aruba en Sint Maarten fiscaal autonoom op grond van het Statuut voor het Koninkrijk en geeft daarmee zelf vorm aan zijn fiscale (verdrags)beleid. Dit betekent dat Curaçao zelf potentiële verdragspartners kan benaderen om onderhandelingen te voeren over belastingverdragen. Curaçao is tevens aangesloten bij het op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen Multilateraal verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving, ook wel het MLI genoemd (Multilaterial Convention to Implement Tax Treaty Related Measures to Prevent Base Erosion and Profit Shifting; Trb. 2017, 194). Daarnaast is Curaçao onderdeel van het Inclusive Framework van de OESO. Hiermee bevestigt Curaçao dat het zich aan de OESO-minimumstandaarden committeert. De keuze voor Malta is toegelicht bij de beantwoording van de eerste twee vragen van de leden van de SP-fractie en de eerste twee vragen van de heer Omtzigt.

Moeite heeft het lid Omtzigt met het feit dat dit verdrag niet voldoet aan OESO-minimumstandaarden die in 2015 openbaar zijn gemaakt. Het feit dat het verdrag wel aan het minder vergaande MLI (het Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving) voldoet, biedt in de ogen van dit lid onvoldoende zekerheid. Kan de regering uitleggen op welke punten dit verdrag afwijkt van het OESO-modelverdrag.

Zie mijn antwoord hierboven op de tweede vraag van de leden van de D66-fractie. De exacte punten waarop het verdrag afwijkt van het OESO-modelverdrag zijn opgenomen in de memorie van toelichting, onder onderdeel II Artikelsgewijze toelichting, pagina 3.4 Op de volgende pagina’s van de toelichting is een en ander verder uitgewerkt. Zie tevens mijn antwoord op de eerste vraag van de leden van de VVD-fractie onder onderdeel «II.1. Verdrag» hieronder.

Kan de regering uitleggen waarom niet is gekozen voor een één op één aansluiting bij het OESO-modelverdrag?

Bij het onderhandelen van het verdrag is zoveel mogelijk aangeknoopt bij de bepalingen van het OESO-modelverdrag, inclusief commentaar. De structuur, inhoud en bewoordingen van het verdrag stemmen in het algemeen overeen met andere recent door het Koninkrijk (ten behoeve van Europees Nederland) gesloten belastingverdragen. De in het verdrag neergelegde regelingen weerspiegelen een resultaat dat in het licht van de over een weer naar voren gebrachte wensen en met het oog op de gerechtvaardigde (heffings)belangen van Malta en Curaçao als evenwichtig kan worden beschouwd. In het kader van een totaalcompromis zijn daarbij enkele elementen opgenomen die van het OESO-modelverdrag afwijken.

Het OESO-modelverdrag heeft de status van hulpmiddel ten behoeve van de uniformiteit van belastingverdragen, maar geldt niet als verplichtende internationale standaard. Naast het OESO-modelverdrag hebben de Verenigde Naties bijvoorbeeld ook een eigen modelbelastingverdrag. Het staat landen vrij om naar eigen inzicht bepalingen uit beide modelverdragen al dan niet over te nemen of aan te passen. Nederland wijkt in belastingverdragen ook op verschillende punten van af van het OESO-modelverdrag.

I.2. Onderhandelingen met de Republiek Malta

Inbreng van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven waarom er zo veel tijd zit tussen het afsluiten van het verdrag en ratificatie van het verdrag? Hoe verhoudt dit zich tot andere belastingverdragen?

Zie mijn antwoord op de eerste vraag van de leden van de D66-fractie in de paragraaf «I.1. Inleiding» hierboven. De verhouding tot andere Curaçaose belastingverdragen aangeven, is niet mogelijk omdat voor Curaçao alleen het eerder genoemde belastingverdrag met Noorwegen geldt, dat nog door de Nederlandse Antillen is gesloten.

Kan de regering bevestigen dat er zich verder geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in het OESO-modelverdrag die niet zijn ondervangen met het MLI?

Curaçao en Malta hebben zich gecommitteerd aan de minimumstandaarden van de OESO door deel te nemen aan het BEPS-project via het Inclusive Framework. Het verdrag zal aan de minimumstandaarden voldoen die voortvloeien uit het BEPS-project vanwege het feit dat zowel Malta als Curaçao sinds 2017 partij zijn bij het MLI. Het MLI is het middel waarmee de minimumstandaarden van het BEPS-project in het verdrag kunnen worden geïmplementeerd. Daarmee zal het verdrag, na de benodigde aanvullende notificatie aan de OESO, voldoen aan de minimumstandaarden.

Inbreng van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen de regering om uit te leggen waarom het wetsvoorstel ter goedkeuring nu pas aan de Kamer wordt voorgelegd, terwijl de onderhandelingen al in 2013 waren afgerond.

Zie mijn antwoord op de eerste vraag van de leden van de D66-fractie in paragraaf «I.1. Inleiding» hierboven.

De leden van de SP-fractie vragen de regering met welke redenen Curaçao onderhandelingen zocht met Malta en wat het beoogde doel was van een samenwerking.

Zijn mijn antwoord op de tweede vraag van het lid Omtzigt in paragraaf «I.1. Inleiding» hierboven.

Kan de regering uiteenzetten welke barrières zij wilde wegnemen en welk doel het wegnemen van deze barrières dient?

Zie mijn antwoord op uw eerste vraag in paragraaf «I.1. Inleiding» hierboven.

Kan de regering toelichten wat de inzet van Malta was in de onderhandelingen?

De inzet van Malta was om een belastingverdrag met Curaçao tot stand te brengen en daarmee zekerheid te bieden aan de Maltese inwoners en bedrijven over de wijze waarop de heffingsrechten tussen de twee landen verdeeld zullen worden. Malta wenste met het verdrag de voorkoming van dubbele belastingheffing te regelen en beide landen zien elkaar in dat kader als natuurlijke samenwerkingspartners.

Inbreng van het lid Omtzigt

Het lid Omtzigt constateert dat de onderhandelingen over het verdrag in 2013 al waren afgerond. Waarom is het tien jaar later pas aan de Kamer aangeboden?

Zie mijn antwoord op de eerste vraag van de leden van de D66-fractie in paragraaf «I.1. Inleiding» hierboven.

Is de indruk juist die gegeven wordt in het Antilliaans Dagblad van 23 november 2022 dat de vertraging te wijten is aan Nederland dat het belastingverdrag lang niet heeft willen ratificeren? Wat is de reden dat Nederland dat nu toch gedaan heeft? In de ogen van het lid Omtzigt prangt deze vraag temeer, nu er niet eens voor gekozen is om de OESO-minimumstandaarden uit 2015 gewoon over te nemen.

Zie tevens mijn antwoord op de eerste vraag van de leden van de D66-fractie in paragraaf «I.1. Inleiding» hierboven.

Het lid Omtzigt begrijpt dat de onderhandelingen over het verdrag tot stand zijn gekomen op verzoek van Curaçao. Kan de regering uitleggen waarom Curaçao zo graag een verdrag met uitgerekend Malta wil aangaan?

Zie mijn antwoord op uw tweede vraag in paragraaf «I.1. Inleiding» hierboven.

Kan de regering uitleggen waarom de kiem voor het contact met Malta is gelegd op de Kaaimaneilanden. Dat is nu niet een plek die tot veel fiscale fiducie leidt.

De plek waar contact met een verdragspartij wordt gelegd voor verdragsonderhandelingen is arbitrair en fungeert niet als maatstaf voor de intentie noch de kwaliteit van een verdrag. De OESO organiseert regelmatig evaluatierondes waarbij landen elkaar beoordelen (peer review) met betrekking tot informatie-uitwisseling binnen de Global Forum van de OESO. Gemiddeld vinden de wederzijdse beoordelingen om het jaar plaats. De contacten met Malta zijn destijds gelegd door Curaçao tijdens de «Phase 1 Peer Review» van Curaçao. Deze peer review werd door de OESO op de Kaaimaneilanden in juli 2011 georganiseerd en gefaciliteerd. De keuze voor de locatie van de peer review op de Kaaimaneilanden is dus door de OESO gemaakt.

II. Artikelsgewijze toelichting

II.1. Verdrag

Inbreng van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat de regering lijkt aan te geven dat de verdragstekst in grote lijnen overeenkomt met dat van het OESO-modelverdrag, maar toch ook dat er substantiële verschillen zijn. Deze leden vragen of de regering kan bevestigen dat verwijzing naar artikelen 2, 3, 5, 7, 9 11, 13, 15, 16, 17, 20, 22 en 28 niet per definitie betekent dat er sprake is van een substantieel verschil, maar dat slechts als een dergelijk substantieel verschil in de tekst is aangegeven, er dan pas sprake is van een substantieel verschil?

Voor zover de bepalingen van het verdrag substantieel afwijken van de bepalingen in het OESO-modelverdrag 2010 zijn deze verschillen in de memorie van toelichting toegelicht.5 Dit geldt voor de artikelen 2, 3, 5, 7, 9, 11, 13, 15, 16, 17, 20, 22 en 28. Voor de overige bepalingen geldt dat deze niet of niet substantieel afwijken van het OESO-modelverdrag 2010. Deze bepalingen komen overeen met het OESO-commentaar en zijn van overeenkomstige toepassing.

Kan de regering aangeven in hoeverre het OESO-commentaar bij het OESO-modelverdrag van 2010 (en eventuele latere verduidelijkingen in het OESO-modelverdrag van 2017) een rol speelt bij de interpretatie van de hiervoor genoemde bepalingen?

Bij de interpretatie van de bepalingen van het verdrag is het OESO-commentaar bij het OESO-modelverdrag 2010 respectievelijk 2017 relevant. Curaçao en Malta hebben zich gecommitteerd aan de OESO door deel te nemen aan het BEPS-project via het Inclusive Framework. Via het Inclusive Framework hebben inmiddels 137 landen zich aangesloten bij de vier minimumstandaarden van het BEPS-project.

II.2. Artikel 10

Inbreng van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven waarom Nederland de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK)/Belastingregeling Nederland Curaçao (BRNC) niet heeft gewijzigd om nul procent Nederlandse dividendbelasting op te nemen.

Oorspronkelijk zou Curaçao in het kader van het Nieuw Fiscaal Raamwerk (NFR) een bronbelasting van tien procent op dividenden invoeren in verband met een beoogde wijziging in de BRK. Deze wijziging in de BRK, inhoudende een verlaging van de Nederlandse dividendbelasting naar nul procent, heeft niet plaatsgevonden, waardoor de Landsverordening op de dividendbelasting uiteindelijk niet in werking is getreden.6 Naar aanleiding van een evaluatie van de Nederlandse positie binnen de EU en de OESO was het besluit genomen aan de kritiek van deze organisaties tegemoet te komen. Voorts speelde het besluit van de toenmalige Antilliaanse regering mee om de gunstige fiscale regels voor de voormalige Antilliaanse offshorevennootschappen een zeer ruime overgangsregeling tot en met 2019 te gunnen. Door deze regeling bleven onder andere buitenlandse dividenden, rente en ontvangen royalty’s vrijwel onbelast.7

Een en ander had consequenties voor het standpunt van Nederland ten opzichte van de voormalige Nederlandse Antillen, vooral omdat tijdens de BRK-onderhandelingen zowel Nederland als de Nederlandse Antillen het erover eens waren dat de gecombineerde belastingdruk (dividendbelasting en winstbelasting) op dividenden tussen de acht en tien procent zou moeten uitkomen. Om die redenen gaf Nederland te kennen niet langer mee te kunnen werken aan een verlaging van de belastingdruk op deelnemingsdividenden, namelijk een nulprocenttarief in de BRK, niet in de laatste plaats omdat een nulprocenttarief in de BRK Nederland zou schaden in het uitbreiden van het eigen verdragennetwerk.

III. Koninkrijkspositie

Inbreng van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie verzoeken de regering om toe te lichten wat de gevolgen van dit verdrag voor Curaçao zijn, in brede zin.

Zie mijn antwoord op de eerste vraag van de leden van de SP-fractie in paragraaf «I.1 Inleiding» hierboven.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot