Gepubliceerd: 31 oktober 2022
Indiener(s): Marnix van Rij (staatssecretaris financiƫn) (CDA)
Onderwerpen: economie overige economische sectoren
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36235-2.html
ID: 36235-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het noodzakelijk is een tijdelijke solidariteitsbijdrage over de overwinsten van ondernemingen die actief zijn in de sectoren ruwe olie, aardgas en de raffinage van aardolie in te voeren overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PbEU 2022, L 261), teneinde bij te dragen tot de betaalbaarheid van energie voor huishoudens en bedrijven;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Solidariteitsbijdrage

Onder de naam solidariteitsbijdrage wordt een belasting geheven van een bijdrageplichtige als bedoeld in artikel 2.1.

Artikel 1.2 Definities

  • 1. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. bijdragejaar:

    elk boekjaar dat aanvangt in het kalenderjaar 2022;

    b. boekjaar:

    het jaar, bedoeld in artikel 7, vierde lid, eerste zin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

    c. belastbare winst:

    de belastbare winst, bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

    d. Nederlands inkomen:

    het Nederlandse inkomen, bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

    e. referentiewinst:

    het gemiddelde van de belastbare winst of het Nederlandse inkomen over de vier boekjaren die voorafgaan aan het bijdragejaar of, indien meer dan een boekjaar aanvangt in het kalenderjaar 2022, aan de bijdragejaren;

    f. overwinst:

    de in het bijdragejaar genoten belastbare winst of het in het bijdragejaar genoten Nederlandse inkomen voor zover die belastbare winst, onderscheidenlijk dat Nederlandse inkomen, meer bedraagt dan 120% van de referentiewinst;

    g. omzet:

    de netto-omzet, bedoeld in artikel 377 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. Indien minder dan vier boekjaren voorafgaan aan het bijdragejaar of, indien meer dan een boekjaar aanvangt in het kalenderjaar 2022, de bijdragejaren, bedraagt de referentiewinst het gemiddelde van de belastbare winst of het Nederlandse inkomen over de boekjaren die voorafgaan aan het bijdragejaar, onderscheidenlijk de bijdragejaren.

  • 3. De referentiewinst bedraagt ten minste nihil.

  • 4. Indien een bijdrageplichtige deel uitmaakt van een fiscale eenheid als bedoeld in de artikelen 15 of 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, wordt de belastbare winst berekend alsof hij geen deel uitmaakt van de fiscale eenheid.

HOOFDSTUK 2 BIJDRAGEPLICHT

Artikel 2.1 Bijdrageplicht

Bijdrageplichtig voor de solidariteitsbijdrage is een lichaam dat:

  • a. binnenlands belastingplichtig is als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, of buitenlands belastingplichtig is als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van die wet; en

  • b. in het bijdragejaar ten minste 75% van zijn omzet, onderscheidenlijk van de omzet van zijn in Nederland gedreven onderneming als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, behaalt met economische activiteiten op het gebied van winning van koolwaterstoffen, mijnbouw, de raffinage van aardolie of de vervaardiging van cokesovenproducten als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PbEU 2006, L 393).

HOOFDSTUK 3 BIJDRAGEGRONDSLAG

Artikel 3.1 Bijdragegrondslag

  • 1. De solidariteitsbijdrage wordt geheven over de door een bijdrageplichtige genoten overwinst.

  • 2. Indien een bijdrageplichtige op grond van artikel 7, vijfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 het belastbare bedrag of het belastbare Nederlandse bedrag voor de vennootschapsbelasting berekent in een andere geldeenheid dan de euro, wordt de overwinst berekend in die andere geldeenheid. Voor de omrekening in euro’s van de in de andere geldeenheid berekende overwinst in het bijdragejaar geldt de koers die op grond van genoemd artikel 7, vijfde lid, in dat jaar geldt voor de omrekening van het belastbare bedrag of het belastbare Nederlandse bedrag voor de vennootschapsbelasting in euro’s.

HOOFDSTUK 4 TARIEF

Artikel 4.1 Tarief

De solidariteitsbijdrage bedraagt 33% van de overwinst.

HOOFDSTUK 5 WIJZE VAN HEFFING

Artikel 5.1 Voldoening op aangifte

  • 1. De solidariteitsbijdrage wordt op aangifte voldaan.

  • 2. Voor de toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bij de heffing van de solidariteitsbijdrage wordt voor belastingplichtige gelezen: bijdrageplichtige.

  • 3. In afwijking van artikel 10, tweede lid, eerste zin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen stelt de inspecteur de termijn voor het doen van aangifte vast op 17 maanden na het einde van het tijdvak.

  • 4. In afwijking van artikel 19, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is de bijdrageplichtige gehouden de solidariteitsbijdrage overeenkomstig de aangifte aan de ontvanger te betalen uiterlijk 17 maanden na het einde van het tijdvak.

HOOFDSTUK 6 BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 6.1 Naheffing

In afwijking van artikel 20, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vervalt de bevoegdheid tot naheffing door verloop van zeven jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan.

Artikel 6.2 Belastingrente

  • 1. Met betrekking tot een naheffingsaanslag wordt belastingrente als bedoeld in Hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in rekening gebracht.

  • 2. De belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag volgend op de laatste dag van de betaaltermijn, bedoeld in artikel 5.1, vierde lid, en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag waarop de naheffingsaanslag invorderbaar is ingevolge artikel 9 van de Invorderingswet 1990 en heeft als grondslag de nageheven solidariteitsbijdrage.

  • 3. Indien een naheffingsaanslag ter zake waarvan belastingrente in rekening is gebracht naar aanleiding van een bezwaarschrift, een daaropvolgende gerechtelijke procedure of een ambtshalve vermindering wordt verminderd of wordt vernietigd, wordt de eerder in rekening gebrachte rente naar evenredigheid verminderd, onderscheidenlijk vernietigd.

  • 4. De artikelen 30ha en 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6.3 Bestuurlijke boeten

  • 1. Voor de toepassing van artikel 67b, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vormt het verzuim het niet doen van aangifte dan wel het niet doen van aangifte binnen de termijn, bedoeld in artikel 5.1, derde lid.

  • 2. In afwijking van de artikelen 67c, derde lid, en 67f, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van die artikelen door verloop van zeven jaren na afloop van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan.

Artikel 6.4 Invordering

  • 1. Voor de toepassing van artikel 28a van de Invorderingswet 1990 wordt voor belastingplichtige gelezen: bijdrageplichtige.

  • 2. Hoofdelijk aansprakelijk is voor de solidariteitsbijdrage die over een tijdvak is geheven

    van een bijdrageplichtige die behoort tot een fiscale eenheid als bedoeld in de artikelen 15, eerste of tweede lid, of 15a, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969: elk van de andere maatschappijen die in dat tijdvak deel uitmaakt of uitmaakte van die fiscale eenheid.

  • 3. Hoofdelijk aansprakelijk is voor de solidariteitsbijdrage die is verschuldigd door een bijdrageplichtige die aan de heffing van de solidariteitsbijdrage is onderworpen en waarvan de plaats van vestiging niet langer in Nederland is gelegen: ieder van de met de verplaatsing belaste personen.

  • 4. Degene die op grond van het derde lid aansprakelijk is, is niet aansprakelijk voor zover hij bewijst dat het niet aan hem te wijten is dat de solidariteitsbijdrage niet is voldaan.

  • 5. Artikel 32 van de Invorderingswet 1990 is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 7 WIJZIGINGEN WETTEN

Artikel 7.1 Wijziging Wet op de vennootschapsbelasting 1969

In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt in artikel 10, eerste lid, onderdeel e, na «de vennootschapsbelasting,» ingevoegd «de solidariteitsbijdrage,».

Artikel 7.2 Wijziging Wet op de vennootschapsbelasting 1969

In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vervalt in artikel 10, eerste lid, onderdeel e, «de solidariteitsbijdrage,».

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1 Inwerkingtreding

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 1 januari 2022 en vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel 7.2 in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 8.2 Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,