Kamerstuk 36222-19

Amendement van het lid Van der Werf c.s. over gelijke maximumstraffen voor schuldverkrachting en voor opzetaanranding

Dossier: Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten in verband met de modernisering van de strafbaarstelling van verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag (Wet seksuele misdrijven)

Gepubliceerd: 28 juni 2023
Indiener(s): Hanneke van der Werf (D66), Corinne Ellemeet (GL), Songül Mutluer (PvdA)
Onderwerpen: recht strafrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36222-19.html
ID: 36222-19

38,9 %
61,1 %

GL

BBB

VVD

DENK

JA21

BIJ1

CU

PVV

Volt

SP

Groep Van Haga

PvdA

SGP

CDA

Fractie Den Haan

FVD

D66

Omtzigt

PvdD


Nr. 19 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER WERF C.S.

Ontvangen 28 juni 2023

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel K, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het voorgestelde artikel 241, eerste lid, wordt «zes jaren» vervangen door «vijf jaren».

2. In het voorgestelde artikel 242 wordt «vier jaren» vervangen door «vijf jaren».

Toelichting

Met dit amendement wordt de maximumstraf voor schuldverkrachting gelijkgesteld aan de maximumstraf voor opzetaanranding. In het wetsvoorstel is de maximale gevangenisstraf voor schuldverkrachting gesteld op vier jaar, en die voor opzetaanranding op zes jaar. Indieners zijn van mening dat dit geen recht doet aan de verhouding van de zwaarte van het delict schuldverkrachting met de zwaarte van het delict opzetaanranding, op basis van de ernstiger inbreuk die schuldverkrachting maakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer. De indieners doen daarbij niets af aan het feit dat er altijd een verschil zit tussen opzetdelicten in schulddelicten, op basis van de mentale houding van de dader. De indieners maken echter bezwaar tegen het feit dat het verschil tussen schuld en opzet in dit geval het verschil tussen aanranding en, wanneer sprake is van seksueel binnendringen van het lichaam, verkrachting overtreft. De maximumstraf voor schuldverkrachting zou volgens de indieners niet lager mogen liggen dan de maximumstraf voor opzetaanranding. Ook in de memorie van toelichting wordt erkend dat «dit wetsvoorstel slechts tot op zekere hoogte antwoord kan geven op de vraag of in een concreet geval sprake is van ofwel de opzetvariant (van aanranding of verkrachting) ofwel de zware schuldvariant.»1 Daarbij blijft het altijd aan de rechter om per geval een passende straf op te leggen.

Door de wijziging zou een beperkte afwijking plaatsvinden van de systematiek zoals nu voorgesteld in het wetsvoorstel. Daarin liggen allereerst de maximumstraffen voor verkrachting de helft hoger dan voor aanranding. Bij zowel de schuldvarianten als de opzetvarianten wordt het verschil in maximumstraffen tussen aanranding en verkrachting met een jaar vergroot. Het verschil in afstand tussen de schuld- en opzet varianten worden hierbij juist iets verkleind. Voor aanranding gaat het verschil van vier jaar naar drie jaar en voor verkrachting gaat het verschil van vijf jaar naar vier jaar. Die beperkte vermindering in het verschil tussen de maximumstraffen voor de schuld- en opzet delicten achten de indieners gerechtvaardigd, gegeven de complexiteit van de afgrenzing van de schuld- en opzet varianten, zoals opgemerkt door de Afdeling advisering van de Raad van State. «Bewustzijn van de mogelijkheid (aanmerkelijke kans) van een ontbrekende wil bij de ander kan, afhankelijk van de omstandigheden, zowel duiden op (voorwaardelijk) opzet als op (bewuste) schuld. [...] Hoewel de toelichting een groot aantal voorbeelden noemt van signalen die wijzen op de aanwezigheid van wetenschap dan wel schuld, valt te verwachten dat zich in de praktijk situaties zullen voordoen waarin niet duidelijk is hoe een bepaalde non-responsieve of passieve opstelling moet worden geïnterpreteerd.» 2 De Afdeling verwijst in dat licht ook naar het aanzienlijke verschil in strafmaximum. Een (beperkte) verkleining van dat verschil is volgens de indieners daarom gerechtvaardigd.

De verlaging van het strafmaximum voor opzetaanranding zal meebrengen dat opzetaanranding buiten de reikwijdte van het taakstrafverbod komt te vallen. Indieners achten dit niet problematisch, omdat het hiermee aan de rechter blijft om per geval een passende straf op te leggen.

Van der Werf Mutluer Ellemeet