Kamerstuk 36200-VII-153

Reactie op de motie van het lid Sylvana Simons over de mogelijkheden van constitutionele toetsing voor inwoners op Bonaire, Statia en Saba (Kamerstuk 36200-VII-44)

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2023

Gepubliceerd: 7 februari 2023
Indiener(s): Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36200-VII-153.html
ID: 36200-VII-153

Nr. 153 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2023

De Tweede Kamer heeft op 18 oktober 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 13, item 12) de motie van het lid Simons aangenomen (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 44) waarin de regering wordt verzocht voor het commissiedebat over de hoofdlijnenbrief constitutionele toetsing de Kamer een overzicht te doen toekomen van de mogelijkheden van constitutionele toetsing voor inwoners op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

In de motie wordt overwogen dat het kabinet in de Hoofdlijnenbrief van 1 juli 2022 (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 1169) over constitutionele toetsing stelt dat «de rechtsbescherming van burgers, juist waar het gaat om de meest fundamentele rechten van burgers ten opzichte van de overheid, verbetering behoeft».

Voorts wordt in de motie overwogen dat «Bonaire, Sint Eustatius en Saba in dit overzicht niet expliciet zijn meegenomen, maar deze eilanden als openbare lichamen wel afhankelijk zijn van Nederlands beleid dat toeziet op bestaanszekerheid, zoals het bewerkstelligen van een sociaal minimum, kinderopvang en wonen»; en dat «ook deze eilanden geconfronteerd worden met een wooncrisis, armoedecrisis en klimaatcrisis, en dat de bestaanszekerheid van inwoners op de eilanden ernstig bedreigd wordt».

In de motie Simons wordt de regering verzocht om een overzicht te maken van de mogelijkheden van constitutionele toetsing voor inwoners op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Naar aanleiding daarvan vermeld ik, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, het volgende:

  • Toetsing aan de Grondwet van «lagere» regels dan wetten in formele zin is nu reeds, zowel in Caribisch als Europees Nederland, mogelijk, gelet op artikel 120 van de Grondwet zoals dat momenteel luidt;

  • Wetten in formele zin en andere wettelijke voorschriften kunnen worden getoetst aan een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties;1

  • De conclusie in de Hoofdlijnenbrief constitutionele toetsing, waar de motie naar verwijst luidt: «Het voorgaande samengevat spreekt het kabinet, de voor- en de nadelen afwegende, een voorkeur uit voor een model waarin gespreide toetsing mogelijk is – dat wil zeggen: door alle rechters – van wetten die in werking zijn getreden (rechterlijke toetsing ex post) aan een aantal met name genoemde bepalingen van de Grondwet (vrijheidsrechten), waarbij de rechter in een bindend rechterlijk oordeel de wet of wetsbepaling buiten toepassing kan laten wegens strijd met de Grondwet.»2 Een dergelijke wijziging zou dezelfde verruiming van de toetsingsmogelijkheid betekenen voor Caribisch en Europees Nederland.

Het kabinet heeft aldus een voorkeur voor toetsing aan de klassieke vrijheidsrechten. Voor wat betreft sociale grondrechten, ook die waar de motie kennelijk op doelt, heeft het kabinet aangegeven: «Anders dan de vrijheidsrechten die van de overheid veelal staatsonthouding vragen, vergen sociale grondrechten juist overheidsingrijpen om doelstellingen, zoals voldoende werkgelegenheid, huisvesting of een schoon milieu, te realiseren. Een dergelijke inspanningsverplichting laat zich moeilijker door de rechter beoordelen, omdat de inzet van middelen in de regel een keuze vergt van de politiek. Vaak gaat het hierbij om een afweging van verschillende belangen, zoals financiële, economische en maatschappelijke, en (daarmee) veelal ook politieke belangen. Die afweging van belangen moet idealiter zo uitvallen dat daarmee het algemeen belang het best wordt gediend. Het kabinet acht de rechter daar weliswaar in beginsel toe in staat, maar acht het ook bij uitstek een taak voor de politiek, en niet voor de rechter.»3

Naast het voorgaande staat het belang van goede regelgeving waarmee de rechtsbescherming van burgers inzake grondrechten anderszins wordt verbeterd. Zo heb ik, mede namens de Minister van OCW, de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, uw Kamer op 23 januari 2023 (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 47) bericht over mijn voornemen de gelijke behandelingswetgeving, waarmee artikel 1 Grondwet wordt uitgewerkt, in Caribisch Nederland in te voeren. Het wetgevingstraject hiertoe wordt op korte termijn gestart. Om deze wetgeving te effectueren zal op Bonaire, Saba en Sint Eustatius een anti-discriminatievoorziening worden ingericht. Ook zal het College voor de rechten van de mens bevoegd worden tot individuele oordeelsvorming op de eilanden.

Met invoering van deze wetgeving en instituties wordt een belangrijke stap gezet om discriminatie in Caribisch Nederland aan te pakken.

Kort samengevat stelt het kabinet in de hoofdlijnenbrief voor dat ook voor Caribisch Nederland constitutionele toetsing mogelijk wordt gemaakt van wetten en wettelijke voorschriften aan de klassieke vrijheidsrechten in de Grondwet in de vorm van gespreide toetsing door de rechter. Gelijktijdig werkt het kabinet aan wetgeving zoals hierboven beschreven.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot