Kamerstuk 36194-25

Amendement van het lid Van Esch c.s. over het wettelijk verankeren van preventiebeleid voor de volksgezondheid

Dossier: Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan


Nr. 25 AMENDEMENT VAN HET LID VAN ESCH C.S.

Ontvangen 12 december 2022

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel I, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Onze Minister legt op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze doelstellingen vast voor bevordering van kwaliteit en doelmatigheid van de publieke gezondheidszorg in meetbare indicatoren en streefwaarden voor volksgezondheid en legt hierover jaarlijks verantwoording af aan beide Kamers der Staten-Generaal.

Toelichting

De overheid heeft een actieve plicht om de volksgezondheid te bevorderen. Artikel 22 lid 1 van de Grondwet wijst daarop (De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid). Een soortgelijke plicht volgt ook uit verschillende internationale verdragen waar Nederland zich aan gecommitteerd heeft. De afgelopen decennia lag bij de invulling van deze plicht de nadruk op curatief beleid (hoe genezen we zieke mensen) en nauwelijks op preventief beleid (hoe voorkomen we dat mensen ziek worden). Dit amendement geeft het preventiebeleid een sterkere wettelijke basis.

Tijdens de uitbraak van het coronavirus SARS-COV-2 werd duidelijk hoe belangrijk een goede basis volksgezondheid is. De gehele maatschappij zag zich geconfronteerd met de dreiging van een nieuw virus maar al snel bleek de ziektelast per persoon sterk te verschillen. Het RIVM identificeerde een set kenmerken die indicatief waren voor wie een grotere kans had op een ernstig verloop van COVID-19. Sommige factoren daarvan zijn niet te beïnvloeden (zoals leeftijd) maar anderen factoren zijn dat wel (luchtwegproblemen, overgewicht, hartziekten). Hoe kleiner het deel van de bevolking dat met zulke aandoeningen te maken heeft hoe weerbaarder de maatschappij als geheel is tegen een nieuwe ziekteverwekker. Preventie is zo een vorm van pandemische paraatheid.

Maar ook als er geen nieuwe ziekteverwekker opkomt betekent een gezondere bevolking gezondheidswinst voor vrijwel elk individu in die maatschappij. Het heeft daarnaast ook positieve sociaaleconomische effecten zoals bijvoorbeeld een lagere zorgdruk en minder zorgkosten.

De Kamer vroeg met de motie Kuiken/Renkema (32 793, nr. 543) begin 2021 de regering te onderzoeken hoe collectieve gezondheidsdoelen kunnen worden verankerd in de wet. Dit amendement introduceert nu een plicht voor de Minister om gezondheidsdoelen en indicatoren op te stellen en wettelijk te verankeren. Aan de hand van de doelen en indicatoren kan bekeken worden of extra (preventie) beleid nodig is én of ander beleid een verslechtering van de gezondheid veroorzaakt. Door streefdoelen op te nemen in de wet verdwijnt de vrijblijvendheid. Het staat een regering echter nog altijd vrij voor het behalen van de gezondheidsdoelen zelf de beleidsinstrumenten te kiezen. In het amendement is gekozen is voor een jaarlijkse verantwoording over de ontwikkeling van de cijfers.

Van Esch Kuiken Westerveld