Gepubliceerd: 7 juli 2022
Indiener(s): Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66)
Onderwerpen: burgerlijk recht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36172-2.html
ID: 36172-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat er tijdelijk meer behoefte zal zijn om gebruik te maken van de ontbinding zonder baten en dat het daarom wenselijk is om er met een vooralsnog tijdelijke aanpassing van enkele bepalingen in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de Faillissementswet en de Wet op de economische delicten voor te zorgen dat bij het gebruik van dit instrument de transparantie wordt vergroot, de verantwoording daarover wordt verbeterd en misbruik wordt tegengegaan, teneinde het vertrouwen in het instrument te vergroten en misbruik van het instrument tegen te gaan;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 19a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 19b

  • 1. Als de rechtspersoon is ontbonden overeenkomstig artikel 19 lid 1 onderdeel a en gelijktijdig heeft opgehouden te bestaan als bedoeld in artikel 19 lid 4, deponeert het bestuur binnen veertien dagen na de ontbinding bij de registers waar de rechtspersoon is ingeschreven:

    • a. een balans en een staat van baten en lasten met betrekking tot het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden en het voorgaande boekjaar als er op het moment van ontbinding over dat jaar nog geen jaarrekening openbaar is gemaakt;

    • b. een beschrijving van:

      • 1°. de oorzaak van het ontbreken van baten op het tijdstip van de ontbinding;

      • 2°. indien aan de orde, de wijze waarop de baten van de rechtspersoon te gelde zijn gemaakt en de opbrengsten zijn verdeeld, en

      • 3°. indien aan de orde, de redenen waarom een schuldeiser of schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven, en

    • c. de jaarrekeningen inzake de boekjaren die vooraf zijn gegaan aan het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden, indien daarvoor op grond van artikel 394 lid 3 van dit boek een plicht tot openbaarmaking bestaat waar nog niet aan is voldaan, in voorkomend geval inclusief de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 393 lid 5.

  • 2. Onverwijld nadat deze deponeringen zijn gedaan, doet het bestuur daarvan schriftelijk mededeling aan de schuldeisers.

Artikel 19c

  • 1. In het geval een rechtspersoon is ontbonden overeenkomstig artikel 19 lid 1, onderdeel a of e, en gelijktijdig heeft opgehouden te bestaan als bedoeld in artikel 19 lid 4, terwijl een of meer schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven, kan de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie een bestuursverbod opleggen aan de bestuurder, de gewezen bestuurder daaronder begrepen, indien:

    • a. de bestuurder in geval van een ontbinding overeenkomstig artikel 19 lid 1, onderdeel a, niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit artikel 19b lid 1; of

    • b. de bestuurder doelbewust namens de rechtspersoon handelingen heeft verricht of nagelaten, waardoor één of meer schuldeisers aanmerkelijk zijn benadeeld; of

    • c. in de twee daaraan voorafgaande jaren de bestuurder, hetzij als zodanig, hetzij als natuurlijke persoon handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf, ten minste tweemaal eerder betrokken was bij een faillissement van een rechtspersoon of bij een beëindiging van een rechtspersoon op een wijze als bedoeld in de aanhef, en hem daarvan een persoonlijk verwijt treft.

  • 2. De artikelen 106b, met uitzondering van het vijfde lid, 106c en 106d van de Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing als het overlijden van de bestuurder als bedoeld in artikel 19a lid 1, onderdeel a, onder 1°, een omstandigheid is, op grond waarvan de rechtspersoon door een beschikking van de Kamer van Koophandel is ontbonden.

B

In artikel 24 lid 4 wordt na «indien de rechtspersoon een stichting was» onder vervanging van de komma door een puntkomma, ingevoegd «aan iedere schuldeiser, indien het bestuur van de rechtspersoon niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit artikel 19b lid 1».

ARTIKEL II

In artikel 106a lid 1 onderdeel d van de Faillissementswet wordt na «ten minste tweemaal eerder betrokken was bij een faillissement van een rechtspersoon» ingevoegd «of bij een beëindiging van een rechtspersoon op een wijze als bedoeld in artikel 19c lid 1, aanhef,».

ARTIKEL III

In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten, wordt in de zinsnede met betrekking tot het Burgerlijk Wetboek, Boek 2 (Rechtspersonen), ingevoegd: 19b, eerste lid.

ARTIKEL IV

  • 1. Op bestuurders van rechtspersonen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 19b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn ontbonden en gelijktijdig hebben opgehouden te bestaan overeenkomstig artikel 19 lid 1 onderdeel a en lid 4 van dat boek, blijft het op het tijdstip van ontbinding geldende recht van toepassing.

  • 2. Op bestuurders van rechtspersonen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 19c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn ontbonden en gelijktijdig hebben opgehouden te bestaan overeenkomstig artikel 19 lid 1, onderdeel a of e en lid 4 van dat boek, blijft het op het tijdstip van ontbinding geldende recht van toepassing.

  • 3. Op bestuurders van rechtspersonen die voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II van deze wet zijn ontbonden en gelijktijdig hebben opgehouden te bestaan overeenkomstig artikel 19 lid 1, onderdeel a of e en lid 4 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, blijft het op het tijdstip van ontbinding geldende recht van toepassing.

  • 4. Op bestuurders van rechtspersonen die na het tijdstip van inwerkingtreding en voor het verval van artikel 19b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn ontbonden en gelijktijdig hebben opgehouden te bestaan overeenkomstig artikel 19 lid 1 onderdeel a en lid 4 van dat boek, blijft het op het tijdstip van ontbinding geldende recht van toepassing.

  • 5. Op bestuurders van rechtspersonen die na het tijdstip van inwerkingtreding en voor het verval van artikel 19c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn ontbonden en gelijktijdig hebben opgehouden te bestaan overeenkomstig artikel 19 lid 1, onderdeel a of e en lid 4 van dat boek, blijft het op het tijdstip van ontbinding geldende recht van toepassing. Aan een verzoek op grond van artikel 19c kunnen alleen feiten en omstandigheden ten grondslag worden gelegd die zich hebben voorgedaan in de periode dat artikel 19c werking heeft.

  • 6. Op bestuurders van rechtspersonen die na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II van deze wet en voor het verval van deze wijziging zijn ontbonden en gelijktijdig hebben opgehouden te bestaan overeenkomstig artikel 19 lid 1, onderdeel a of e en lid 4, blijft het op het tijdstip van ontbinding geldende recht van toepassing.

ARTIKEL V

1. Artikel 19b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vervalt.

2. Artikel 19c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vervalt.

3. In artikel 24 lid 4 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vervalt «aan iedere schuldeiser, indien het bestuur van de rechtspersoon niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit artikel 19b lid 1».

4. In artikel 106a lid 1 onderdeel d van de Faillissementswet vervalt «of bij een beëindiging van een rechtspersoon op een wijze als bedoeld in artikel 19c lid 1, waarbij één of meer schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven,».

5. In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten, vervalt in de zinsnede met betrekking tot het Burgerlijk Wetboek, Boek 2 (Rechtspersonen) «19b, eerste lid».

ARTIKEL VI

  • 1. Met uitzondering van artikel V, treedt deze wet in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Artikel V treedt in werking twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 19b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. Onze Minister voor Rechtsbescherming zendt ten minste drie maanden voor de inwerkingtreding van artikel V aan de Staten Generaal een verslag over de werking van deze wet in de praktijk alsmede een standpunt over het voornemen tot wetswijziging om de voorzieningen in deze wet permanent in te voeren.

  • 4. Indien het standpunt, bedoeld in het derde lid, een voornemen tot wetswijziging inhoudt, kan bij koninklijk besluit, in afwijking van het tweede lid, de inwerkingtreding van artikel V met maximaal twee jaar worden uitgesteld. Als binnen deze termijn een voorstel tot wetswijziging is ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, duurt dit uitstel voort totdat dat wetsvoorstel na tot wet te zijn verheven in werking is getreden of is verworpen dan wel ingetrokken.

ARTIKEL VII

Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming,