Ontvangen 12 januari 2024
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel A, onder 2, wordt «bedoeld in de artikelen 2, 2a, eerste lid, en 3» vervangen door «bedoeld in de artikelen 2, 2a, eerste lid, 3 en 3bis, eerste lid,».
II
In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ca
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het is verboden om middelen, niet zijnde middelen als bedoeld in lijst I of II of substanties die deel uitmaken van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of de preparaten daarvan, met uitzondering van de middelen bedoeld in artikel 2a, tweede lid, die afgeleid zijn van eenzelfde structuur als die van een middel als bedoeld in lijst I of II en waarvan gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij voor geen ander doel zijn bestemd dan voor beïnvloeding van het bewustzijn van de mens voor recreatief gebruik:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
III
In artikel I, onderdeel E, wordt «als bedoeld in de artikelen 2, 2a, eerste lid, of 3» vervangen door «als bedoeld in de artikelen 2, 2a, eerste lid, 3 of 3bis».
IV
In artikel I, onderdeel F, wordt «een in de artikelen 2, 2a, eerste lid, of 3 omschreven verbod» vervangen door «een in de artikelen 2, 2a, eerste lid, 3 of 3bis omschreven verbod».
V
In artikel I, onderdeel G, wordt «als bedoeld in de artikelen 2, 2a, eerste lid, of 3» vervangen door «als bedoeld in de artikelen 2, 2a, eerste lid, 3 of 3bis».
VI
In artikel I, onderdeel K, onder 1, onder b, en onder 2, wordt «of substanties die deel uitmaken van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of de preparaten daarvan, met uitzondering van de middelen bedoeld in artikel 2a, tweede lid» telkens vervangen door «, substanties die deel uitmaken van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of de preparaten daarvan, met uitzondering van de middelen bedoeld in artikel 2a, tweede lid, of de middelen als bedoeld in artikel 3bis».
VII
Artikel I, onderdeel L, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «twee artikelen» vervangen door «vier artikelen».
2. Er worden twee artikelen toegevoegd, luidende:
1. Hij die handelt in strijd met een in artikel 3bis gegeven verbod wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3bis gegeven verbod wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
3. Indien het opzettelijk handelen in strijd met het in de artikelen 3b, eerste lid, en 3bis, onderdelen A of C, gegeven verbod betrekking heeft op een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie opgelegd.
1. Hij die om het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of vervaardigen van een middel als bedoeld in artikel 3bis, voor zover het een middel betreft dat is afgeleid van eenzelfde structuur als die van een middel als bedoeld in lijst I, voor te bereiden of te bevorderen:
1°. een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,
2°. zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen,
3°. voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Niet strafbaar is hij die de in het eerste lid omschreven feiten begaat met betrekking tot het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik.
VIII
In artikel I, onderdeel M, wordt «10a, eerste lid, 10b, tweede lid, 10c,» vervangen door «10a, eerste lid, 10b, tweede lid, 10c, 10d, tweede lid, 10e,».
IX
In artikel I, onderdeel N, wordt «10a eerste lid, 10b, 10c,» vervangen door «10a eerste lid, 10b, 10c, 10d,10e,».
X
Artikel I, onderdeel O, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 1 wordt «10, eerste lid, 10b, eerste lid,» vervangen door «10, eerste lid, 10b, eerste lid, 10d, eerste lid,».
2. In onderdeel 2 wordt «10a, eerste lid, 10b, tweede lid, 10c,» vervangen door «10a, eerste lid, 10b, tweede lid, 10c, 10d, tweede lid, 10e,».
3. In onderdeel 3 wordt «10a, eerste lid, 10b, tweede lid, 10c,» vervangen door «10a, eerste lid, 10b, tweede lid, 10c, 10d, tweede lid, 10e,».
XI
In artikel I, onderdeel P, wordt «of substanties die deel uitmaken van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of de preparaten daarvan, met uitzondering van de middelen bedoeld in artikel 2a, tweede lid,» vervangen door «, substanties die deel uitmaken van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of de preparaten daarvan, met uitzondering van de middelen bedoeld in artikel 2a, tweede lid, of middelen als bedoeld in artikel 3bis».
XII
In artikel I, onderdeel Q, wordt «of een substantie» vervangen door «, een substantie» en wordt na «artikel 2a, tweede lid,» ingevoegd «of middelen als bedoeld in artikel 3bis».
XIII
In artikel II wordt «de artikelen 10c,» vervangen door «de artikelen 10c, 10e,».
In de Opiumwet wordt gewerkt met twee lijsten drugs. Op lijst I staan drugs met een onaanvaardbaar risico (zoals cocaïne, amfetamine, XTC, heroïne en LSD). Op lijst II staat onder andere de hennepplant waar hasj en wiet van gemaakt wordt. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen middelen aan de genoemde lijsten worden toegevoegd.
Naast de «klassieke» drugs bestaan de zogenoemde Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS), die in de volksmond ook wel «designer drugs» worden genoemd. Deze synthetische drugs hebben hetzelfde effect als de klassieke drugs. NPS-en staan echter niet vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I of lijst II en zijn dan ook niet via deze weg strafbaar. Het huidige wetsvoorstel regelt een extra lijst (IA) die drie stofgroepen strafbaar stelt die het gebruik van de middelen op lijst I en II nabootsen. Omdat deze nieuwe lijst maar drie extra stofgroepen bevat, blijft er een groot aantal stofgroepen op de markt legaal beschikbaar, dan wel bestaat de mogelijkheid dat er nieuwe middelen/substanties of stofgroepen op de markt komen die gebuikt worden als NPS.
De synthetische drugs zijn om drie redenen een gevaar voor de maatschappij. Ten eerste is er een gevaar voor de volksgezondheid, omdat onduidelijk is wat de precieze samenstelling van de pil of het poeder is. Ten tweede wordt in de criminele praktijk grof geld verdiend met de productie van en de handel in synthetische drugs. Ten derde is de kans zeer aannemelijk dat criminelen stofgroepen in omloop gaan brengen die niet vallen onder de voorgenomen strafbaarstellingen op lijst IA. Het is dan ook noodzakelijk dat in een zo vroeg mogelijk stadium tegen het binnen en buiten de landgrenzen brengen, bereiden, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en aanwezig hebben kan worden opgetreden en niet hoeft te worden afgewacht tot een nader omschreven stof op de lijst van de Opiumwet of andere relevante wetgeving is opgenomen wanneer gelet op de omstandigheden waarin de betreffende stof wordt aangetroffen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze is bedoeld om lijst I of II middelen na te bootsen.
Het huidige wetsvoorstel beoogt dus drie stofgroepen strafbaar te stellen op de nieuwe lijst IA. Dit amendement beoogt alle stofgroepen te verbieden waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij voor geen ander doel zijn bestemd dan voor het nabootsen van een middel bedoeld op lijst I of II. Als voorbeeld wordt genoemd de hoeveelheid en de locatie waarin de stof wordt aangetroffen.
De Opiumwet voorziet in artikel 3a, vijfde lid, weliswaar in de mogelijkheid voor de Minister om een middel onverwijld te verbieden, waarbij de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste of tweede lid niet kan worden afgewacht. Daarbij gelden echter twee cumulatieve voorwaarden: 1. het middel moet daartoe bij ministeriële regeling worden aangewezen en 2. tegelijk met de vaststelling van deze ministeriële regeling moet het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur met dezelfde inhoud ter beoordeling aan de ministerraad worden aangeboden. Deze procedure vergt echter te veel tijd met als gevolg dat dan weer een nieuw, bijna gelijkend middel, is gevonden dat als bestanddeel voor een nieuwe synthetische drug kan dienen. Dit zogenoemde kat- en muisspel is met genoemd wetsartikel dan ook nog steeds niet te winnen. De uitbreiding van de Opiumwet met deze vangnetbepaling heeft als doel de juridische kansen voor de opsporing en de vervolging op grond van de Opiumwet voor de praktijk te vergroten. De voorgenomen strafmaat in dit amendement komt overeen met de strafmaat in het huidige wetsvoorstel. Hier is voor gekozen omdat de intentie en het doel (nabootsen van middelen op de lijsten I en II) hetzelfde zijn.
Helder