Gepubliceerd: 2 februari 2023
Indiener(s): Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66)
Onderwerpen: burgerlijk recht recht rechtspraak
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36152-8.html
ID: 36152-8

Nr. 8 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 2 februari 2023

I. ALGEMEEN DEEL

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de herschikte Betekeningsverordening (hierna: het wetsvoorstel). Deze leden onderschrijven de noodzaak om in de Europese Unie (EU) beter samen te werken als het gaat om de betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken. Zij stellen nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden ondersteunen het streven om gerechtelijke procedures doeltreffender te maken en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in de EU te vereenvoudigen teneinde de rechtsgang te vergemakkelijken. Zij hebben dan ook met belangstelling kennisgenomen van het voorstel en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetvoorstel en hebben vooralsnog geen verdere vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarover nog diverse vragen.

Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van de opmerkingen en de vragen van de leden van de fracties van de VVD, het CDA, D66 en de SP. Graag ga ik in deze nota in op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen. Daarbij sluit ik zoveel mogelijk aan bij de in het verslag gekozen paragraafindeling en volgorde van vraagstelling. Omdat ik de vragen van verschillende fracties over eenzelfde aspect van de voorgestelde regeling voor de overzichtelijkheid gezamenlijk beantwoord, wijkt in een aantal gevallen de volgorde waarin de vragen worden beantwoord iets af van de volgorde waarin de vragen in het verslag zijn opgenomen.

1. Hoofdlijnen van het voorstel

De leden van de VVD-fractie hebben gezien dat de herschikte Betekeningsverordening van toepassing is geworden op 1 juli 2022. Welke gevolgen zijn er in de praktijk nu deze deadline niet is gehaald? Op welke termijn verwacht de regering dat Nederland kan voldoen aan alle verplichtingen die voortvloeien uit de herschikte Betekeningsverordening?

De gevolgen voor de praktijk zijn beperkt omdat belangrijke delen van de verordening rechtstreeks werken, hetgeen betekent dat geen uitvoering door nationale wetgeving is vereist. Daarnaast geldt voor de artikelen 5, 8 en 10 van de verordening (de digitaliseringsbepalingen) dat deze pas van toepassing worden met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de periode van drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen zijn in werking getreden op 4 april 2022, hetgeen betekent dat artikelen 5, 8 en 10 van de verordening op 1 mei 2025 van toepassing zullen worden.

Verder bevat het voorstel vooral een aanpassing van verwijzingen naar artikelen die in de verordening zijn vernummerd. Dit is voor de praktijk nu iets meer zoeken, maar met het gepubliceerde wetsvoorstel heeft de praktijk de juiste verwijzingen makkelijk bij de hand. Daarnaast wordt in het voorgestelde artikel 4a de gerechtsdeurwaarder aangewezen als autoriteit die bijstand verleent bij het verkrijgen van adresinformatie ten behoeve van betekening of kennisgeving van stukken (artikel 7 Betekeningsverordening). Het is nu al zo dat gerechtsdeurwaarders bevoegd zijn adressen op te vragen in de Basisregistratie Personen (BRP) indien zij een binnenlands of buitenlands verzoek tot betekening krijgen. Vanwege die reeds bestaande nationale bevoegdheid en de aanwijzing in het wetsvoorstel worden op dit moment al adressen opgevraagd door gerechtsdeurwaarders.

De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de Betekeningsverordening per 1 juli van dit jaar van toepassing is. Waarom is het voorstel dan zo laat aan de Tweede Kamer gezonden? Daarnaast lezen deze leden dat in Europees verband nog wordt gesproken over de technische aansluiting. Kan de regering toelichten hoe een EU-verordening al actief kan zijn, terwijl er nog wordt gesproken over de technische aansluiting van een systeem?

Het digitaliseren van de procedures voor grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken is, zowel ten aanzien van wetgeving als in de uitvoering, een complexe aangelegenheid. Dat heeft ertoe geleid dat dit wetsvoorstel kort voor het van toepassing worden van de verordening (met uitzondering van de digitaliseringsbepalingen) bij uw Kamer is ingediend. Het is juist dat er – zowel op nationaal niveau als door de Europese Commissie – nog wordt gewerkt aan de technische aansluiting op het IT-systeem voor de grensoverschrijdende communicatie. Dat is geen probleem omdat de delen van de verordening die zien op de technische uitvoering (artikelen 5, 8 en 10) pas van toepassing worden op 1 mei 2025.

Bovendien merken de leden van de SP-fractie op dat per 1 juli 2022 de formulieren behorende bij de nieuwe verordening reeds op de website van de Europese Commissie (EC) beschikbaar zijn gesteld. Die formulieren horen echter bij de artikelen die pas per 1 juli 2025 actief worden. Voor de toepassing van de oude verordening gebruiken gerechtsdeurwaarders de formulieren die sinds 2008 beschikbaar werden gesteld en die nu niet meer beschikbaar zijn. Dit veroorzaakte verwarring binnen de beroepsgroep. Kan de regering hierover duidelijkheid geven?

Ik betreur het dat hier in de praktijk onduidelijkheid over is ontstaan. In nauw overleg met de KBvG en de Europese Commissie zal er op korte termijn zorg voor worden gedragen dat de juiste informatie ter beschikking wordt gesteld.

2. Korte inhoud Betekeningsverordening

De leden van de VVD-fractie merken op dat op veel beleidsterreinen digitalisering en automatisering van systemen van belang is om effectiever en efficiënter samen te werken. Deze leden begrijpen dat het wetsvoorstel beoogt de betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken te verbeteren. Hoe verhoudt de Betekeningsverordening zich tot de verordening en richtlijn justitiële samenwerking en toegang tot het recht (e-Justice), waar momenteel in Brussel over wordt onderhandeld? Kan de regering de laatste stand van zaken schetsen bij deze onderhandelingen? Hoe wordt invulling gegeven aan het streven om in civiele zaken en strafzaken veel meer mogelijkheden te bieden voor het gebruik van videoconferenties? Kan de regering bij deze onderhandelingen bevestigen dat er zoveel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van e-Justice Communication through Online Data Exchange (e-CODEX) en dat nieuwe systemen en structuren niet wenselijk zijn?

In het verlengde hiervan vragen de leden van de VVD-fractie wat er uit de ambtelijke verkenning naar de relevante aspecten van het e-Justice-voorstel is gekomen. Deze verkenning werd aangekondigd in de antwoorden op vragen van voornoemde leden over de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-raad) van juni (Kamerstuk 32 317, nr. 765).

De leden van de VVD-fractie lezen dat de verzendende en ontvangende instanties in Nederland (de gerechtsdeurwaarders en de gerechten) voor de elektronische communicatie met EU-lidstaten moeten aansluiten op het systeem e-CODEX. Kan de regering aangeven welke organisaties in Nederland op dit moment al gebruik maken van e-CODEX en welke organisaties de komende jaren nog meer op het systeem worden aangesloten? Ook vragen deze leden of er een eenduidige, heldere en uniforme definitie is van wat e-CODEX exact omvat. Is dat naast de technische infrastructuur ook het beheer en onderhoud van de modellen die worden gebruikt voor e-CODEX?

Ik beantwoord de verschillende vragen van de leden van de VVD-fractie gezamenlijk. Genoemde leden vragen hoe de Betekeningsverordening zich verhoudt tot het voorstel voor een verordening en richtlijn over de digitalisering van de justitiële samenwerking en toegang tot het recht in de EU in grensoverschrijdende civielrechtelijke en strafrechtelijke aangelegenheden (hierna: het e-Justicevoorstel). Over het e-Justicevoorstel is eind 2022 in de Raad overeenstemming bereikt, de onderhandelingen met het Europees parlement moeten nog plaatsvinden. Uw Kamer ontvangt conform de gebruikelijke gang van zaken, dat wil zeggen via de kwartaalrapportage, informatie over de stand van zaken van de onderhandelingen.

Op basis van het e-Justicevoorstel zoals op 1 december 2021 is gepubliceerd, is een ambtelijke verkenning naar relevante aspecten van het voorstel uitgevoerd, in afstemming met betrokken uitvoerende organisaties, om (financiële) consequenties beter in kaart te kunnen brengen. Uw Kamer is hierover op 14 oktober 2022 geïnformeerd.1 Bevestigd kan worden dat met e-CODEX een standaardoplossing is ontwikkeld die voor verschillende juridische procedures in grensoverschrijdende civiel- en strafrechtelijke zaken kan worden gebruikt. Voor e-CODEX is met de Europese e-CODEX verordening een juridisch kader gegeven.

Ook voor de Betekeningsverordening geldt dat e-CODEX de basis voor de uitwisseling van gegevens biedt. De verordening kent een soortgelijke systematiek als in het e-Justicevoorstel wordt gevolgd. In die zin kan de Betekeningsverordening, met de Bewijsverkrijgingsverordening, als een voorloper van het e-Justicevoorstel worden beschouwd.

E-CODEX is het technische uitwisselplatform waarmee berichten tussen Nederlandse autoriteiten en buitenlandse partners veilig verstuurd en ontvangen kunnen worden. E-CODEX kan in Nederland (in pilotvorm) gebruikt worden voor de digitale uitwisseling van onbetaalde verkeersboetes tussen het CJIB en de tegenhangers in Frankrijk en Duitsland en voor de uitwisseling van Europese Onderzoeksbevelen door de arrondissementsparketten Limburg en Oost-Nederland met de tegenhangers in België en Noordrijn-Westfalen. In 2023 zal het beheer van e-CODEX overgedragen worden aan het Europese agentschap eu-LISA. eu-LISA wordt verantwoordelijk voor de e-CODEX onderdelen op EU-niveau, zoals de procesmodellen en (updates op) de infrastructurele componenten. In Nederland is e-CODEX reeds een gemeenschappelijke digitale dienst, waarbij de Justitiële Informatiedienst de fysieke aansluiting op e-CODEX verzorgt.

3. Gegevensbescherming en privacy

De leden van de D66-fractie menen dat het waarborgen van de privacy van burgers, zeker wanneer het gaat om gerechtelijke informatie, van groot belang is. Het in te voeren systeem voor digitale informatie-uitwisseling tussen verschillende justitiële autoriteiten van de lidstaten dient te zijn gebaseerd op een volledig betrouwbare en beveiligde technische oplossing. Uit de memorie van toelichting blijkt dat er tussen de betrokken instanties overleg wordt gevoerd over de technische uitvoering. Wordt de Autoriteit Persoonsgegevens ook betrokken bij de overwegingen voor de technische uitvoering? Kan de regering toelichten waarom de Autoriteit Persoonsgegevens niet om advies is gevraagd in de voorbereiding van dit wetsvoorstel?

In de voorbereidende fase van het wetsvoorstel is nagedacht over de vraag of een privacy impact assessment zou moeten worden gedaan en of de Autoriteit persoonsgegevens om advies zou moeten worden gevraagd. Omdat het wetsvoorstel geen nieuwe verwerking van persoonsgegevens bevat – het gaat immers om uitwisseling van gegevens die ook nu al onder de huidige verordening worden uitgewisseld – en er geen hoog risico is voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, is er geen DPIA opgesteld. Het betreft het digitaliseren van de gegevensuitwisseling tussen justitiële autoriteiten waar voor de technische uitvoering aansluiting wordt gezocht bij e-CODEX. Hierom en omdat er geen beleidsruimte is gelaten voor de lidstaten bij de uitvoering van de verordening ten aanzien van de wijze van verwerken van persoonsgegevens, is ook geen advies gevraagd aan de Autoriteit persoonsgegevens. Indien in de feitelijke uitvoering als gevolg van de herziening van de betekeningsverordening keuzes worden gemaakt die de verwerking van persoonsgegevens raken, zal de Autoriteit Persoonsgegevens om advies worden gevraagd.

4. Financiële gevolgen

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de adviezen van de Raad voor de Rechtspraak en de Nederlandse Orde van Advocaten. Beiden benadrukken het belang van voldoende tijd, mankracht en middelen om de aansluiting van de nationale ICT-systemen op e-Codex te kunnen realiseren. Uit de paragraaf over de financiële gevolgen in de memorie van toelichting blijkt niet of de benodigde mankracht en middelen door de regering in kaart zijn gebracht. Kan de regering toelichten welke mankracht, tijd en middelen zij noodzakelijk acht voor een succesvolle aansluiting op het e-Codex systeem? Hoe is de regering van plan de belasting op de voornoemde organisaties te faciliteren?

5. Advies en consultatie

De leden van de VVD-fractie lezen dat uit adviezen van geconsulteerde organisaties naar voren komt dat het voor alle betrokkenen van belang is dat de financiële gevolgen helder in kaart worden gebracht. Kennelijk zijn deze gevolgen voor de betrokken organisaties op dit moment nog onvoldoende in kaart gebracht. Hoe verhoudt dat gegeven zich tot Aanwijzing 4.45 van de aanwijzingen voor de regelgeving over de vermelding van financiële gevolgen van wetsvoorstellen en algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s)? Kan de regering aangeven hoe zij voornemens is de financiële gevolgen van het wetsvoorstel en de AMvB in kaart te brengen, hoe deze kosten zullen worden gedekt en wanneer de Kamer daarover wordt geïnformeerd?

Ik beantwoord deze vragen van de D66-fractie en de VVD-fractie graag gezamenlijk. De benodigde resources en financiële middelen voor de implementatie en uitvoering van zowel de bewijsverkrijgings- als de betekeningsverordening worden met betrokken organisaties, waaronder de Rechtspraak, momenteel in kaart gebracht. Daarbij worden verschillende oplossingen onderzocht. De implementatie dient immers in goed overleg te worden vormgegeven. Relevant daarbij is onder meer de vormgeving van de door de Europese Commissie aangeboden referentie-implementatiesoftware. De precieze specificaties hiervan zijn nog niet bekend. Zie hieromtrent ook de eerdergenoemde Kamerbrief d.d. 14 oktober 2022.2 De implementatie dient te zijn afgerond op 1 mei 2025.

De leden van de VVD-fractie vragen ook hoe de herschikte Betekeningsverordening zich verhoudt tot het basisplan digitale toegankelijkheid van de rechtspraak en andere lopende initiatieven in de strafrechtketen om verder te digitaliseren. Hoe verhoudt in dat licht de herschikte Betekeningsverordening zich tot het nieuwe Wetboek van Strafvordering?

De betekeningsverordening is van toepassing op de betekening of kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken en is daarmee niet van toepassing op de betekening of kennisgeving van stukken in het kader van de strafvordering. Het Wetboek van Strafvordering kent een eigen regeling inzake betekening, die in 2020 nog is gewijzigd, waarbij onder meer de mogelijkheid van elektronische betekening van gerechtelijke mededelingen is ingevoerd. Van die mogelijkheid wordt inmiddels ook in de praktijk gebruik gemaakt. In het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering wordt de ontwikkeling van verdere digitalisering voortgezet. Ter gelegenheid van de indiening van de wetgeving tot vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafvordering zal de regering hierop nader ingaan.

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de keuze voor wel of geen Europese implementatiesoftware nog niet is gemaakt en dat de Raad voor de Rechtspraak heeft aangegeven dat het aan de Rechtspraak zelf zou moeten zijn om te beslissen of het wenselijk is gebruik te maken van de Europese implementatiesoftware. Kan de regering bevestigen dat alle partners in de strafrechtketen en alle andere Nederlandse organisaties die worden aangesloten op e-CODEX, allemaal, of geen van allen gebruik zullen maken van de Europese implementatiesoftware? Acht de regering het noodzakelijk dat alle Nederlandse organisaties dezelfde keuze maken? En zo ja, welke organisaties worden bij dit besluit betrokken? Wordt het Bureau Informatietoetsing (BIT) ook betrokken bij deze en andere keuzes die nog moeten worden gemaakt bij het vaststellen van de AMvB die ter uitwerking van het wetsvoorstel dient? Voorts vragen deze leden hoeveel het ontwerpen van eigen implementatiesoftware voor Nederland naar verwachting zou kosten, indien hiervoor zou worden gekozen.

Het is juist dat nog geen definitieve keuze is gemaakt of gebruik zal worden gemaakt van de door de Europese Commissie aangeboden referentie-implementatiesoftware voor de digitaliseringsaspecten van de Betekenings- en Bewijsverkrijgingsverordening. Dat heeft er onder meer mee te maken dat de precieze specificaties daarvan nog niet bekend zijn. Zie hieromtrent ook de eerdergenoemde Kamerbrief.3 De implementatie van de digitaliseringsaspecten van deze verordeningen dient te zijn afgerond op 1 mei 2025. Omdat beide verordeningen uitsluitend betrekking hebben op grensoverschrijdende burgerlijke en handelszaken zijn er geen gevolgen voor de partners in de strafrechtketen.

Tot slot lezen de leden van de VVD-fractie dat het ontwerpen van de implementatiesoftware uit de algemene begroting van de Europese Unie wordt gefinancierd. Welk bedrag is hiervoor geraamd?

De Europese Commissie heeft geen concreet bedrag genoemd dat gemoeid zal zijn met het ontwerpen van de referentie-implementatiesoftware. Wel is in de effectbeoordeling bij het voorstel voor de herschikking van de Bewijsverkrijgingsverordening aangegeven dat de verwachting is dat de kosten lager zullen zijn dan de kosten voor het ontwikkelen van het e-CODEX-portaal, welke kosten destijds waren geraamd op EUR 24 miljoen.4

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG). Daarin wordt expliciet gevraagd om ruimte in artikel 56 Rv, lid 2 voor het afzonderlijk verzending van vertaalde stukken. De KBvG voorziet problemen in de praktijk omdat vertalingen vaak nog niet klaar zijn op het moment van verzending. De aan het woord zijnde leden lezen in de memorie van toelichting geen reactie op dit bezwaar. Kan de regering toelichten waarom er niet is gekozen om deze ruimte toe te kennen in het voorstel?

Naar aanleiding van de betreffende opmerking van de KBvG is de relevante zin in het voorgestelde artikel 56 lid 2 Rv gewijzigd. Die luidt nu «Indien het stuk niet is opgesteld in een van de in artikel 12, eerste lid, van de verordening bedoelde talen, verzendt de gerechtsdeurwaarder ook een vertaling in een taal als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de verordening.» Daarmee is tegemoetgekomen aan de zorg van de KBvG.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het consultatieadvies van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA). In het consultatieadvies maakt de NOvA een opmerking met betrekking tot de delegatie in het wetsvoorstel. Aan artikel 2 van de Uitvoeringswet wordt een lid toegevoegd dat bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld voor de verzending als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de verordening. De adviescommissie stelt de vraag of voldoende is gewaarborgd dat nadere regels werkbaar en betrouwbaar zijn. Hoe ziet de regering de delegatiebepaling in dit licht?

Ik ben met de NOvA van mening dat verzending via een gedecentraliseerd IT-systeem betrouwbaar en werkbaar moet zijn en dat de regels en voorschriften daaromtrent dat ook moeten zijn. De Betekeningsverordening bevat al verschillende regels over de betrouwbaarheid van het te gebruiken systeem (zoals art. 5, 19 en 31 van de Betekeningsverordening). Als het voor de technische uitvoering van de nationale aansluiting op e-CODEX nodig blijkt, kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld. Deze zullen worden opgesteld in overleg met de relevante stakeholders, zoals de Europese Commissie, de gerechtsdeurwaarders en het agentschap EU-Lisa. Daarmee waarborgen we de betrouwbaarheid en de werkbaarheid van de nadere regels en van (de verzending via) het gedecentraliseerde IT-systeem.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Raad van State (RvS). De Betekeningsverordening geeft de mogelijkheid voor rechters tot het verlenen van verstek zelfs indien geen certificaat van betekening is ontvangen. Daarvoor moet worden voldaan aan de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 22, tweede lid van de verordening. Deze leden lezen in het advies van de RvS dat het omzetten c.q. overnemen van deze voorwaarden in de Uitvoeringswet strijdig is met het overschrijfverbod. In plaats daarvan zou in de Uitvoeringswet moeten worden verwezen naar de voorwaarden in de verordening zelf. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling heeft de regering ervoor gekozen om het voorstel niet langer als Uitvoeringswet opnieuw te laten vaststellen, maar te kiezen voor een wijzigingswet. Het huidige artikel 7 dat de uitvoering (na wijziging) van artikel 22 van de herschikte verordening zal regelen, omvat de overgenomen voorwaarden uit de verordening. Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat de regering aanvulling op dat punt niet nodig acht omdat aan de wijze van verlenen van verstek en de voorwaarden daarvoor niets wordt gewijzigd. Deze leden vragen waarom, in navolging van het advies van de RvS met betrekking tot schending van het overschrijfverbod, de voorwaarden in artikel 7 niet zijn gewijzigd in een verwijzing naar de in de Betekeningsverordening gestelde voorwaarden. Kan de regering hier een toelichting op geven?

Omdat is gekozen voor een «één op één uitvoering» van de herschikte verordening, worden alleen de artikelen gewijzigd die moeten worden gewijzigd op grond van de herschikking van de verordening. Omdat artikel 22, op het punt van de wijze van verlenen van verstek en de voorwaarden daarvoor, niet is gewijzigd, is artikel 7 van de Uitvoeringswet Betekeningsverordening op dat punt ook niet gewijzigd.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

E (artikel 4a)

De leden van de SP-fractie constateren dat de nieuwe Betekeningsverordening een clausule bevat die het mogelijk maakt voor gerechtsdeurwaarders om adressen te achterhalen uit bijvoorbeeld de Basisregistratie Personen (BRP), indien daarna een betekening volgt. Uit de memorie van toelichting kan worden opgemaakt dat het achterhalen van een adres optioneel wordt opgevolgd door een betekening. Kan de regering dit toelichten? Is het optioneel of wordt het achterhalen van een adres altijd gevolgd door een betekening? Indien het optioneel is, wat is de ratio achter dit systeem? Daarnaast is er het vraagstuk van geheime adressen. Voldoen gerechtsdeurwaarders aan de Uitvoeringswet wanneer zij bij geheime adressen slechts de gemeente of woonplaats verstrekken, in plaats van het precieze adres?

Tot slot speelt, met betrekking tot het achterhalen van de adressen, het vraagstuk van vergoeding. Deze leden hebben vernomen dat gerechtsdeurwaarders wel degelijk kosten in rekening zullen brengen voor het achterhalen van een adres. Hoe verhoudt dit zich tot de toelichting in de memorie van toelichting? Brengt de regering dit gegeven ter kennis aan de EC?

Artikel 7 van de Betekeningsverordening bepaalt dat bijstand moet worden verleend bij het achterhalen van het adres van een persoon aan wie een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk moet worden betekend en geeft drie mogelijke manieren waarop dergelijke bijstand vormgegeven kan worden. Op grond van het voorgestelde artikel 4a krijgt de gerechtsdeurwaarder de taak dergelijke bijstand te verlenen, omdat het voor de hand ligt dat de gerechtsdeurwaarder ook de betekening verzorgt en omdat het nu al zo is dat gerechtsdeurwaarders bevoegd zijn adressen te controleren in de Basisregistratie Personen (BRP) indien zij een binnenlands of buitenlands verzoek tot betekening krijgen. De kosten die gemoeid zijn met het verlenen van bijstand bij het achterhalen van adressen, worden zo mogelijk gekoppeld aan de opdracht tot betekening. Het wetsvoorstel sluit daarmee aan bij de huidige praktijk en wijzigt daar niets aan. Gaat het achterhalen van een adres door een gerechtsdeurwaarder niet gepaard met een opdracht tot betekening, dan stelt de verordening geen regels voor de kosten van de bijstand bij het achterhalen van de adresgegevens. Het wetsvoorstel bevat om die reden ook geen bepalingen over dergelijke kosten.

Voor het achterhalen van geheime adressen geldt dat gerechtsdeurwaarders deze adressen kunnen achterhalen maar niet mogen delen met de verzoeker. Een gerechtsdeurwaarder kan uiteraard de betekening van een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk verzorgen aan een geheim adres, zonder het adres te delen. Die praktijk blijft met dit wetsvoorstel in stand.

G (artikel 5a)

De leden van de SP-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de regering per AMvB nadere regels wil stellen aan het elektronisch betekenen van stukken en het verzenden van stukken per e-mail. In Nederland is echter geen systeem van digitale betekening of kennisgeving. Is de regering van plan dit te wijzigen, en zo ja, waarom? In de memorie van toelichting wordt ook verwezen naar het veilig mailen. Heeft de regering de intentie dat verder uit te breiden en wat is daarvoor de juridische basis? Kan de regering toelichten wat zij dan van plan is om in de AMvB op te nemen?

De leden van de SP-fractie merken op dat het verzenden of ontvangen in de praktijk om zeer omvangrijke dossiers kan gaan, soms wel om duizenden pagina’s. Dit roept de vraag op of behoefte is aan de mogelijkheid om printkosten in rekening te brengen. Vindt de regering het gewenst om hiervoor ruimte te bieden in de AMvB?

Ik beantwoord de verschillende vragen van de leden van de SP-fractie gezamenlijk. Het voorgestelde artikel 5a bevat een grondslag voor een AMvB waarin aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld voor het aanvaarden van elektronische betekening of kennisgeving per e-mail. De bewoordingen van het voorgestelde artikel 5a zijn dusdanig ruim, dat ook eventuele voorwaarden ten aanzien van kosten daaronder kunnen worden begrepen als dat nodig en wenselijk zou blijken. Op dit moment zijn er echter geen concrete voornemens om digitale betekening of kennisgeving op korte termijn in te voeren. Dat betekent dat er ook nog geen zicht is op wat er in een eventuele AMvB zal worden opgenomen.

H (artikel 6)

De leden van de SP-fractie vernemen dat het tarief vast wordt gesteld op 125 euro. De memorie van toelichting is op dit punt echter niet heel duidelijk over de vraag of dat tarief inclusief of exclusief belasting is, aangezien dit afhankelijk is van de hoedanigheid van de opdrachtgever. Deze leden stellen dat het het beste is wanneer er een bedrag wordt opgenomen inclusief belasting. Dat zou hier uitkomen op € 151,25. In de situatie dat de BTW verlegd moet worden, zal de Nederlandse gerechtsdeurwaarder een bedrag exclusief BTW in rekening brengen.

Het is juist dat het tarief voor de vergoeding van de gerechtsdeurwaarder wordt vastgesteld op 125 euro. Dat bedrag is exclusief btw, zoals ook opgemerkt in de toelichting. Een tarief exclusief btw biedt de meeste zekerheid en duidelijkheid voor gerechtsdeurwaarders. Op die manier houdt de gerechtsdeurwaarder immers, ongeacht het btw-regime, altijd € 125 over. Ook als het btw-tarief zou wijzigen. Juist bij een tarief inclusief btw zou dat anders zijn. De gerechtsdeurwaarder zal dan, afhankelijk van het btw-regime, meer of minder kunnen overhouden dan € 125 euro. Om die reden kies ik er niet voor een tarief inclusief btw op te nemen.

Artikel II

A (artikel 56)

In artikel 12 van de nieuwe verordening wordt de weigering wegens schending van het taalvereiste geregeld. De verordening is op dit punt geheel gewijzigd ten opzichte van de oude verordening en maakt dan ook gebruik van geheel andere weigeringsformulieren. Gebruik van de weigeringsformulieren was onder de oude verordening altijd verplicht, ook als een vertaling was bijgevoegd.5 De nieuwe verordening stelt duidelijk in overweging 23 dat weigering tot uitzonderlijke gevallen moet worden beperkt. In het zicht van de nieuwe verordening heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie op 5 mei 20226 haar standpunt evenwel herhaald zonder daarbij op enige wijze te verwijzen naar de nieuwe regels voor weigering. Hoe dient de praktijk dit arrest te duiden in het licht van de gewijzigde regels?

Het arrest van het Hof van Justitie is gewezen voordat de herschikte verordening in werking trad. Dat betekent dat de feiten van de zaak zich hebben voorgedaan onder het oude recht (de verordening van vóór de herschikking) en dat het Hof van Justitie heeft geoordeeld op grond van het toen geldende recht. Inmiddels is de herschikte verordening, met de nieuwe regels voor weigering en weigeringsformulieren, in werking getreden. Een zaak waarvan de feiten zich voordoen onder de herschikte verordening zal naar die regels beoordeeld worden.

Daarnaast hebben de leden van de SP-fractie het over de mogelijkheid om ook vertalingen anders dan beëdigde vertalingen toe te staan. Waarom staat de regering dit toe? Hoe wordt de kwaliteit van een vertaling gegarandeerd wanneer die niet door een beëdigd vertaler tot stand is gekomen? Leidt dit niet tot uitholling van de kwaliteit van vertaling van officiële documenten?

Het gebruik van niet-beëdigde vertalingen wordt toegelaten omdat de verordening dergelijke vertalingen ook toelaat. Artikelen 9 en 12 van de herschikte verordening stellen geen eisen aan vertalingen. In overweging 25 wordt opgemerkt dat een vertaling gecertificeerd moet zijn of «anderszins geschikt geacht voor een procedure overeenkomstig het recht van de lidstaat van herkomst». Een vertaling die is opgesteld door de (advocaat van) eiser of verzoeker die de relevante taal voldoende machtig is valt in die laatste categorie als erop vertrouwd kan worden dat een geschikte vertaling is gemaakt. Op dit moment zijn niet-beëdigde vertalingen al toegestaan. In die zin wijzigt de verordening niets aan de huidige vertaalpraktijk. Ik ga er dan ook niet vanuit dat de kwaliteit van vertalingen van officiële documenten onder druk zal komen te staan met de herschikte verordening en de gewijzigde uitvoeringswet.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind