Kamerstuk 36100-A-6

Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Infrastructuurfonds 2021 (Kamerstuk 36100-A-1)

Dossier: Jaarverslag en slotwet Infrastructuurfonds 2021

Gepubliceerd: 9 augustus 2022
Indiener(s): Tjeerd de Groot (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36100-A-6.html
ID: 36100-A-6

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 augustus 2022

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 18 mei 2022 over het Jaarverslag Infrastructuurfonds 2021 (Kamerstuk 36 100 A, nr. 1)

De Minister en Staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 14 juni 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot

De griffier van de commissie, Rijkers

Vraag 1:

Hoe zit het met de afhandeling van de schadeclaims van burgers en bedrijven die getroffen zijn door het hoogwater in 2021?

Antwoord:

Bij de schadeafhandeling moet onderscheid gemaakt worden tussen de verzekerde schade en de schade die vergoed wordt vanuit de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts). De extreme wateroverlast in Limburg is een ramp als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s. Daarom heeft het kabinet de Wts ingezet. De Wts geeft aanspraak op een tegemoetkoming in schade die niet verzekerbaar, niet verhaalbaar en niet vermijdbaar is. Op 9 september 2021 is de «Regeling tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant in juli 2021» in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2021, nr. 40211) waarin de voorwaarden voor een tegemoetkoming zijn opgenomen. Op de website van RVO staan de voorwaarden verder toegelicht en wordt ook een stand van zaken bij gehouden van schademeldingen en de afhandeling daarvan (Regeling WTS juli 2021 (waterschade Limburg) (rvo.nl)). De Minister van Justitie en Veiligheid, die verantwoordelijk is voor de Wts, informeert de Kamer over de voortgang van de afhandeling, meest recent in de Kamerbrief van 21 maart 2022 (Kamerstuk 29 517, nr. 211).

Vraag 2:

Hoe wordt in de toekomst gezorgd voor een snellere financiële afhandeling met getroffen partijen door hoogwater? Is hier structureel budget voor vrijgemaakt?

Antwoord:

Allereerst is het van belang dat burgers zich adequaat verzekeren tegen schade als gevolg van het veranderende weer door klimaatverandering. Daarvoor is het van belang dat burgers zich bewust zijn van de risico’s én daarnaast zich bewust verzekeren. De Beleidstafel wateroverlast en hoogwater heeft in haar eerste advies aanbevelingen gedaan om het klimaatbewustzijn onder burgers en bedrijven verder te vergroten. Ook wordt een interdepartementale verkenning uitgevoerd naar een klimaatrobuust stelsel van verzekeringen en tegemoetkoming van schade door natuurrampen.

Indien er sprake is van een ramp als bedoeld in artikel 1 van de Wet Veiligheidsregio’s en het kabinet besluit de Wts in te zetten dan worden hiervoor financiële middelen vrijgemaakt.

De snelheid van financiële afhandeling, voor zover gekoppeld aan de uitvoering van de schaderegeling van de Wts, is afhankelijk van verschillende factoren zoals de snelheid van afhandeling van verzekeraars, en randvoorwaarden in de regeling en uitvoering. Uitgangspunt is altijd dat wordt ingezet op een snelle en zorgvuldige afhandeling van de financiële schade.

Vraag 3:

Welke resultaten zijn geboekt met het toekennen van extra budget aan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat naar aanleiding van het hoogwater in 2021?

Antwoord:

Voor maatregelen in de beekdalen van zijrivieren van de Maas en daarmee samenhangende klimaatadaptatie is eenmalig 300 miljoen euro gereserveerd voor de jaren 2023–2025. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van maatregelpakketten ligt bij de regionale partijen (waterschappen en provincies) langs de Maas (Limburg en Noord-Brabant). De uitkomsten van de Beleidstafel wateroverlast en hoogwater worden betrokken bij het bepalen in welke maatregelen wordt geïnvesteerd. Zoals bij brief van 11 februari 2022 is aangegeven (Kamerstukken 35 925 XII, nr. 78) vragen verkenning, planvorming en uitvoering van relevante maatregelen naar verwachting 10 tot 15 jaar. De resultaten waar naar gevraagd wordt zijn daarom op dit moment nog niet beschikbaar.

Overleg en samenwerking met regionale partijen langs de Maas is gestart om tot uitvoeringsplannen te komen voor maatregelen in de beekdalen van de zijrivieren van de Maas. Inhoud en opgave zijn leidend bij deze uitwerking van maatregelen en besteding van middelen.

In de uitvoeringsplannen wordt onderscheid gemaakt in een plan voor maatregelen die in de periode 2023 t/m 2025 gerealiseerd kunnen worden en een plan voor grotere maatregelen of projecten die over een periode van 10 -15 jaar uitgevoerd worden.

Vraag 4:

Hoe groot is het aandeel van Urgenda- en klimaatgerelateerde maatregelen op de hogere verplichtingen en wat is de verwachte ontwikkeling van dit aandeel in de toekomst?

Antwoord:

In 2021 is er voor € 16,9 miljoen aan verplichtingen aangegaan met betrekking tot Urgenda- en klimaatgerelateerde maatregelen op artikel 12.06 van het Mobiliteitsfonds. Het gaat om energiebesparingdiensten die RWS uitvoert in opdracht van EZK (€ 7,4 miljoen), CO2-reducerende maatregelen met betrekking tot circulaire economie (€ 7,5 miljoen) en recycling en hergebruik van asfalt, beton en staal in de infrastructuursector (€ 2 miljoen). De diensten energiebesparing in opdracht van EZK lopen nog door in 2022 (€ 4,9 miljoen). De andere maatregelen lopen vooralsnog niet door in 2022 en verder.

Vraag 5:

Zijn er mogelijkheden om de tijdelijke tolheffing definitief van tafel te halen en uit welke potjes kan dit geld komen?

Antwoord:

Over deze vraag is de Kamer recent geïnformeerd via de Kamerbrief over tijdelijke tolheffing en het BIT-advies (Kamerstuk 35 925 A, nr. 37). Hierin is naar aanleiding van één van de aanbevelingen uit het BIT-advies de vraag beantwoord of er mogelijkheden zijn om alsnog van tolheffing af te zien. Gezien het belang van de tijdige openstelling van de Blankenburgverbinding (BBV) en de maatschappelijke baten van deze verbinding, was de conclusie dat er geen ruimte is om af te zien van tolheffing.