Kamerstuk 36062-3

Begrotingstoelichting bij de Raming der voor de Tweede Kamer in 2023 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Dossier: Raming der voor de Tweede Kamer in 2023 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Gepubliceerd: 23 maart 2022
Indiener(s): Vera Bergkamp (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36062-3.html
ID: 36062-3

Nr. 3 BEGROTINGSTOELICHTING (UITGAVEN EN ONTVANGSTEN)

1. Algemeen

a. Algemene uitgangspunten

Tussen de Eerste en Tweede Kamer en de regering zijn afspraken gemaakt over het financieel beheer (bijlage bij Kamerstuk 29 833, nr. 17).

Afwijking door de regering in de ontwerp Rijksbegroting van de door de beide Kamers opgestelde Ramingen kan in beginsel niet aan de orde zijn, tenzij hiervoor een evident zwaarwegende reden bestaat.

Voorafgaand aan het vastleggen van deze afspraken is het begrip «evident zwaarwegende reden» nader toegelicht door de Minister van Financiën tijdens de behandeling van de wijziging van de Comptabiliteitswet in de Eerste Kamer (Kamerstuk 29 833, C):

«In het licht van het met de Tweede Kamer gevoerde plenaire debat over het onderhavige wetsvoorstel heeft het kabinet besloten om algemene efficiencytaakstellingen voortaan niet meer door te vertalen naar de begrotingen van de beide kamers. De aangehaalde, eerdere opmerking van de regering waaraan wordt gerefereerd, moet thans zo worden geïnterpreteerd dat zowel een toets op passendheid in het budgettaire beleid als een toets op doelmatigheid, waarbij ook naar de kostenonderbouwing wordt gekeken, slechts op zeer marginale wijze zullen plaatsvinden.»

Uitgangspunt daarbij is dat de Eerste en Tweede Kamer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het financiële beheer en dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich strikt beperkt tot de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2016.

Controle achteraf is daarbij een instrument om te beoordelen of beide Kamers bij hun financieel beheer binnen de grenzen blijven die de Comptabiliteitswet stelt. Daartoe worden de administraties van beide Kamers jaarlijks gecontroleerd door de Auditdienst Rijk en vindt periodiek overleg plaats met deze dienst.

b. Financiële uitgangspunten

Het uitgangspunt voor de Raming 2023 is het meerjarencijfer voor dat jaar zoals opgenomen in hoofdstuk IIA van de Rijksbegroting voor 2022 met betrekking tot de bovengenoemde artikelen (Kamerstuk 35 925 IIA).

De mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2022 hebben betrekking op het jaar 2022 (en op de jaren na 2022).

De afronding van de Rijksbegroting is later dan de behandeling van de Raming in de Kamer. Uit deze afronding kunnen nog generieke mutaties voor de Raming voortvloeien, die vanzelfsprekend nog niet zijn verwerkt.

c. Opbouw

De Raming van de uitgaven en ontvangsten van de Tweede Kamer keert terug in drie artikelen van hoofdstuk IIA (Staten-Generaal) van de Rijksbegroting:

  • artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer

  • artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

    Mede-wetgeving en controle van de regering zijn de kerntaken van de Kamer. Onder dit artikel vallen alle apparaatsuitgaven ofwel alle kosten van de ambtelijke organisatie en van de fractieorganisaties, de uitgaven voor onderzoek en kennisverkrijging, de kosten van publicaties, de reiskosten van commissiedelegaties naar het buitenland, alsmede de bijdrage van de Tweede Kamer aan de kosten van ProDemos.

  • artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

    Onder dit artikel vallen alle uitgaven ten behoeve van de deelname van de gemengde delegaties uit beide Kamers naar de interparlementaire organen.

Bij elk artikel worden de algemene doelstelling, de geraamde uitgaven en ontvangsten alsmede enkele kengetallen gepresenteerd. In een afzonderlijke bijlage, de Staat van de Kamer 2021, zijn prestatiegegevens over 2021 opgenomen.

De meer specifieke doelstellingen en bedrijfsvoeringsaspecten zijn niet per artikel in deze toelichting opgenomen, maar vermeld in de begeleidende brief (nr. 1).

In de budgetverdelingstabellen wordt geen onderscheid gemaakt tussen reeds aangegane verplichtingen en vrije beleidsruimte. Bij de Tweede Kamer zijn de verschillende budgetten te beschouwen als apparaatskosten en is de vrij beïnvloedbare ruimte beperkt.

Vanwege de bijzondere positie van de Staten-Generaal wijkt de presentatie op deze punten af van de in de Rijksbegrotingvoorschriften (Rbv) voorgeschreven sjablonen en richtlijnen.

2. Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer

Onder dit artikel worden rechtspositionele uitgaven aan leden en oud-leden van de Tweede Kamer, alsmede hun nagelaten betrekkingen geraamd.

De Tweede Kamer draagt ingevolge de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden zorg voor de uitgaven ten behoeve van:

  • de schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1);

  • de reis- en overige kostenvergoedingen van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1);

  • de wachtgelden van oud-leden van de Tweede Kamer (artikel 2.2);

  • de pensioenen van oud-leden van de Tweede Kamer en hun nabestaanden (artikel 2.2); en

Het betreft de volgende aantallen gerechtigden voor de pensioenen en wachtgelden:

Tabel 1: aantallen gerechtigden pensioenen en wachtgelden oud-leden

Aantallen deelgerechtigden

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Pensioenen oud-leden

455

448

442

430

432

451

Wachtgelden oud-leden

15

69

62

54

14

58

Totaal

470

517

504

484

446

509

De uitgaven bedragen:

Tabel 2: budgettaire gevolgen (x € 1.000,–)

Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer (in € 1.000)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2: Uitgaven t.b.v. leden en oud-leden Tweede Kamer

           

Verplichtingen

34.600

33.542

34.056

35.644

34.621

34.121

Uitgaven

34.600

33.542

34.056

35.644

34.621

34.121

1. schadeloosstelling

22.701

22.701

22.701

22.702

22.702

22.702

2. pensioenen en wachtgelden

11.899

10.841

11.355

12.942

11.919

11.419

Ontvangsten

86

86

86

86

86

86

In onderstaand overzicht zijn, als kengetallen, de gerealiseerde uitgaven en gemiddelden van de artikelonderdelen opgenomen voor de jaren 2017–2021.

Tabel 3: gemiddelde uitgaven per lid

Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer (in € 1.000)

2017

2018

2019

2020

2021

2.1. schadeloosstelling

22.180

23.461

24.416

24.393

23.515

gemiddeld per lid TK

148

156

163

163

157

2.2. pensioenen en wachtgelden

11.296

10.943

9.463

9.468

11.919

2.3. schadeloosstelling leden Europees Parlement

103

117

45

0

0

3. Artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

Op dit artikel wordt het grootste deel van de apparaatsuitgaven ten behoeve van de uitvoering van de grondwettelijke taken van de Tweede Kamer geraamd. Als volksvertegenwoordiging heeft de Tweede Kamer twee hoofdtaken: controle van de regering en (mede)wetgeving. Deze taken vloeien voort uit de grondwetsartikelen 50 (vertegenwoordiging van het gehele Nederlandse volk), 65 tot en met 72 (werkwijze), 81 tot en met 87 (wetgeving), 105 (begrotingen), 137 en 138 (grondwetgeving) en enkele andere (grond)wetsartikelen.

De ambtelijke organisatie ondersteunt de Tweede Kamer bij haar taken. Dit doen de ambtelijke diensten door middel van het bieden van een politiek neutrale, adequate en innovatieve ondersteuning van de Kamerleden in alle facetten van hun werk als volksvertegenwoordiger. De politieke prioriteiten, zoals door de Kamer bepaald, zijn daarbij leidend.

Zoals eerder opgemerkt worden alle beleidsdoelstellingen voor 2023 toegelicht in de geleidende brief (Kamerstuk 36 062, nr. 1).

De uitgangspositie voor dit artikel is het meerjarencijfer 2023 bezien vanuit de Ontwerpbegroting 2022 aangevuld met (structurele doorwerking van) de mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2022. De Tweede Kamer heeft «Voorjaarsnotamutatie(s)» (suppletoire begrotingswijziging bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2022) aangemeld bij het Ministerie van BZK. Het gaat hierbij om:

Artikel 3.1 Apparaat:

  • 1) De investeringen hebben betrekking op de invoering van de Wet Open Overheid (WOO), de verbetering van de informatiepositie van de Tweede Kamer (VITK), de meldkamer en het inrichten van de 8e etage van het tijdelijke pand B67. Ook voor de ondersteuning van het College Onderzoek Integriteit zijn extra middelen nodig. Hiervoor is in 2022 € 8,09 mln. benodigd, in 2023 € 5,95 mln en vanaf 2026 structureel € 4,45 mln.

  • 2) Voor het behoud van de huidige kwaliteit van de ambtelijke dienstverlening is formatieve uitbreiding noodzakelijk in de bedrijfsvoering en in de parlementaire ondersteuning. Dit betreft 10,2 FTE in zijn totaliteit. Daarnaast zijn aanvullende middelen benodigd voor het beheer en onderhoud van ICT installaties, digitale veiligheid en het functioneel verbeteren van de werkplek. Ten behoeve van B67 zijn nieuwe en extra verbindingen aangelegd, dit leidt tot structureel hogere lasten. Het gaat om € 3,858 mln. in 2022 en 2023 en vanaf 2024 € 3,898 mln.

  • 3) De versterking van de kwaliteit betreft een uitbreiding van de Dienst Verslag en Redactie in verband met de toename van het aantal debatten met live ondertiteling en geredigeerd woordelijke verslaglegging van de Regeling bij de procedurevergaderingen conform het nieuwe Reglement van Orde. Dit betreft 6 FTE en hiervoor is structureel € 0,612 mln benodigd.

  • 4) Dit betreft kasschuif (naar voren halen) van € 0,799 mln.van 2026 naar 2025 (technische mutatie). Tevens is een technische correctie op het meerjarencijfer voor 2026 en het extrapolatiejaar 2027 verwerkt.

Artikel 3.4: Fractiekosten

Als gevolg van de uitkomsten van de verkiezingen in 2021 is een structurele aanpassing benodigd van de begroting.

Artikel 3.6: Parlementaire Enquête aardgaswinning Groningen

In 2021 is het begrote bedrag niet volledig budget benut. Dit moet in 2022 worden toegevoegd aan de begroting. Daarnaast is de PEC Fraudebeleid en dienstverlening (2022 en 2023) toegevoegd.

Tabel 4 Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 3: Wetgeving en controle

Tweede Kamer (in € 1.000)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Uitgaven*

150.585

146.597

142.671

145.652

143.926

143.725

3.1: apparaat

85.499

86.282

86.284

85.467

85.767

85.767

Mutaties n.a.v. de Voorjaarsnota 2022

           

– Investeringen

8.085

5.950

4.450

4.450

4.450

4.450

– Behoud kwaliteit

3.858

3.858

3.898

3.898

3.898

3.898

– Versterking kwaliteit

612

612

612

612

612

612

– Kasschuif

     

799

-799

 

– Correctie extrapolatiejaar

       

1.573

1.573

             

3.2: kennis en onderzoek

2.383

2.383

2.383

2.383

2.383

2.383

3.3: publicatie officiële documenten

1.929

1.929

1.929

1.929

1.929

1.929

3.4: fractiekosten

38.367

37.838

37.280

40.449

38.403

37.403

Mutatie n.a.v. de Voorjaarsnota 2022

           

* Ramingsbijstelling

3.375

2.690

3.250

3.080

3.125

3.125

3.5: uitzending leden

465

465

465

465

465

465

3.6: parlementaire enquêtes

2.070

570

0

0

0

0

Mutatie n.a.v. de Voorjaarsnota 2022

           

– Onderuitputting 2021 AGWG

622

         

– PEC Fraudebeleid

1.200

1.900

       

3.7: bijdrage ProDemos

2.120

2.120

2.120

2.120

2.120

2.120

3. Ontvangsten

3.639

3.639

3.639

3.639

3.639

3.639

Kengetallen zijn opgenomen in de Staat van de Tweede Kamer 2021 (bijlage)1.

4. Artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

Op dit artikel zijn de uitgaven geraamd ten behoeve van gezamenlijke activiteiten van de Eerste en Tweede Kamer, te weten deelname aan activiteiten van interparlementaire organen.

Tabel 5: budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 4: Wetgeving en controle

Eerste en Tweede Kamer

(in € 1.000)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

1.535

1.535

1.535

1.535

1.535

1.535

Uitgaven

1.535

1.535

1.535

1.535

1.535

1.535

3. interparlementaire betrekkingen

1.535

1.535

1.535

1.535

1.535

1.535

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

Het betreft de volgende uitgavenposten:

  • uitzending van Kamerleden naar internationale organisaties;

  • aandeel van Nederland in de kosten van interparlementaire organen;

  • contacten tussen de (voormalige) parlementen van het Koninkrijk;

  • ontvangst van buitenlandse parlementsleden en delegaties van internationale organisaties;

  • de activiteiten van de Nederlandse groep van de Interparlementaire Unie (IPU).

In onderstaand overzicht zijn, als kengetallen, in meerjarig perspectief (2017–2021) de uitgaven met betrekking tot dit artikel opgenomen. Voorts zijn, afgeleid hiervan, gemiddelden per Kamerzetel (van Eerste en Tweede Kamer) opgenomen.

Tabel 6: gemiddelde uitgaven per lid

Artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

(in € 1.000)

2017

2018

2019

2020

2021

Interparlementaire betrekkingen

1.007

1.171

1.180

904

890

totaal artikel 4

1.007

1.171

1.180

904

890

gemiddeld per zetel (225)

4

5

5

4

4