Gepubliceerd: 14 maart 2022
Indiener(s): Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66)
Onderwerpen: financieel toezicht financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35950-7.html
ID: 35950-7
Origineel: 35950-2

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 23 maart 2022

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, wordt, onder vernummering van de leden 4 tot en met 6 tot 5 tot en met 7, een lid ingevoegd, luidende:

4. Onderdeel c van de definitie van grote risico’s komt te luiden:

c. de risico’s die behoren tot de in de bij deze wet behorende Bijlage branches genoemde branches Voertuigcasco, Brand en Natuurevenementen, Andere schaden aan zaken, Aansprakelijkheid motorrijtuigen, Aansprakelijkheid wegvervoer, Algemene aansprakelijkheid en diverse geldelijke verliezen, voor zover de verzekeringnemer voldoet aan ten minste twee van de vereisten, bedoeld in artikel 13, punt 27, onder c, van de richtlijn solvabiliteit II, waarbij deze vereisten, indien de verzekeringnemer deel uitmaakt van een groep waarvan de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig de richtlijn jaarrekening wordt opgesteld, worden toegepast op basis van de geconsolideerde jaarrekening en indien de verzekeringnemer deel uitmaakt van een samenwerkingsverband, bovengenoemde vereisten gelden voor de participanten in het samenwerkingsverband gezamenlijk;

B

Artikel I, onderdeel LL, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef en het eerste lid vervallen.

2. De aanhef van het tweede lid wordt vervangen door «Artikel 5:36, derde lid, onderdeel d, komt te luiden:»

C

Na artikel I, onderdeel PP, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

PPa

In artikel 6:2 vervalt het achtste lid, luidende «8. De onteigeningswet is niet van toepassing op onteigeningen krachtens het eerste lid.».

D

Artikel I, onderdeel QQ, wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het eerste tot en met derde lid tot tweede tot en met vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

1. In de opsomming van artikelen in het deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen wordt «artikel 3:29, eerste tot en met derde lid» vervangen door «artikel 3:29, eerste tot en met vierde lid».

E

Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 118, eerste lid, aanhef, 119, eerste lid, aanhef, 119, tweede lid, aanhef, 128b en 128c wordt «titel» telkens vervangen door «afdeling».

B

In artikel 928, vierde lid, wordt «de artikelen 4 tot en met 6 van de Wet op de medische keuringen» vervangen door «de artikelen 3 tot en met 6 van de Wet op de medische keuringen».

F

Artikel VI komt te luiden:

ARTIKEL VI

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 23b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23bb

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder uiteindelijk belanghebbende: uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van deze wet.

B

In de artikelen 29, onderdeel a, en 30, onderdeel a, wordt «23e, eerste en tweede lid,» vervangen door «23e, eerste, tweede en derde lid,».

C

Artikel 32f wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste zin, wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht».

2. In het vijfde lid wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20, derde lid, juncto artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht».

G

Artikel VII komt te luiden:

ARTIKEL VII

De Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. In dit artikel wordt verstaan onder uiteindelijk belanghebbende: uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

B

Aan artikel 10, vierde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

In dit lid wordt verstaan onder uiteindelijk belanghebbende: uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

C

Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste zin, wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht».

2. In het vijfde lid wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20, derde lid, juncto artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht».

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat een aantal verbeteringen en aanvullingen op het wetsvoorstel.

A (artikel 1:1 Wft)

De Wft bevat bepalingen over de verzekering van «grote risico’s». In onderdeel c van de omschrijving van dit begrip wordt een aantal bedragen genoemd. De aanleiding van deze wijziging is de Bekendmaking van de aanpassing aan de inflatie van de bedragen die worden vermeld in Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2021, C 423). Op grond van onderdeel b van die bekendmaking heeft een aanpassing plaatsgevonden van de bedragen in de definitie van grote risico’s in artikel 13, punt 27, onder c van de richtlijn solvabiliteit II. In onderdeel c van de definitie van grote risico’s in artikel 1:1 wordt een directe verwijzing naar de richtlijn solvabiliteit II opgenomen zodat toekomstige aanpassingen van de bedragen in deze definitie niet tot een wetswijziging behoeven te leiden. De implementatie van de bekendmaking dient uiterlijk op 19 oktober 2022 te zijn gerealiseerd. De overige onderdelen, onderdelen a en c, van de bekendmaking behoeven geen implementatie daar in de desbetreffende bepalingen van nationaal recht reeds rechtstreekse verwijzingen naar de richtlijn bevatten.

B (artikel 5:46 Wft)

De wijzigingsopdracht voor artikel 5:46, tweede lid, onderdeel c, van de Wft was abusievelijk opgenomen in het wetsvoorstel. In de wijzigingsopdracht werd een verwijzing naar een inmiddels ingetrokken verordening bijgewerkt. Omdat de richtlijnbepaling waarop de bepaling in de Wft is gebaseerd nog steeds naar de genoemde verordening verwijst, is de wijziging bij nader inzien niet noodzakelijk gebleken.

C (artikel 6:2, achtste lid, Wft)

Door een eerdere onjuiste wijzigingsopdracht had artikel 6:2 Wft twee achtste leden. Artikel 2.11 van de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet zou het «achtste lid» van artikel 6:2 Wft laten vervallen, maar door de dubbeling is onduidelijk op welk achtste lid de wijzigingsopdracht ziet. Daarom is ervoor gekozen om artikel 2.11 van de Aanvullingswet niet in werking te laten treden en het betreffende lid langs deze weg te laten vervallen. Voor het overige wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de Aanvullingswet.

D (bijlagen bij artikelen 1:79 en 1:80 Wft)

Ter implementatie van de (gewijzigde) vierde anti-witwasrichtlijn volgt uit de Herstelwet financiële markten 2020 dat de uiteindelijk belanghebbenden van trustkantoren, wisselkantoren, kantoren voor het omwisselen van cheques, aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta geschikt en betrouwbaar dienen te zijn. In dat kader rust op deze instellingen een aantal kennisgevingsverplichtingen richting de toezichthouder, bijvoorbeeld wanneer de identiteit van de uiteindelijk belanghebbende wijzigt. Omdat deze instellingen daarbij in bepaalde gevallen informatie nodig zullen hebben van de uiteindelijk belanghebbenden, zijn uiteindelijk belanghebbenden verplicht die informatie te verschaffen die de instellingen nodig hebben om aan hun kennisgevingsverplichtingen te voldoen. Onderhavige wijziging voorziet in de mogelijkheid voor de toezichthouders om ten aanzien van de uiteindelijk belanghebbende die zich niet aan deze informatieplicht houdt, handhavend op te treden. De Wet toezicht trustkantoren 2018 kent reeds een grondslag voor handhaving van de informatieplicht voor uiteindelijk belanghebbenden en behoeft derhalve geen aanpassing.

E (Boek 7 BW)

De wijziging van artikel 7:928 BW houdt verband met een tijdens de openbare consultatie van het ontwerpbesluit verzekeringskeuringen ex-kankerpatiënten opgekomen vraag over de relatie tussen de Wet op de medische keuringen (waarin is geregeld welke vragen een verzekeraar over het ziekteverleden van een aspirant-verzekeringnemer mag stellen) en de in artikel 7:928 BW in algemene zin geregelde mededelingsplicht voor verzekeringnemers. In het vierde lid van artikel 7:928 BW wordt verwezen naar de artikelen 4 tot en met 6 van de Wet op de medische keuringen, maar ontbreekt artikel 3 van die wet. Dit is opmerkelijk, omdat de wetgever met de in het vierde lid van artikel 7:928 BW geregelde uitzondering op de mededelingsplicht heeft willen aansluiten bij de Wet op de medische keuringen: voor feiten waarnaar de verzekeraar ingevolge die wet geen vragen mag stellen, geldt geen spontane mededelingsplicht. De onderhavige wijziging strekt ertoe de aansluiting tussen beide wetten nauwkeuriger te regelen door artikel 3 van de Wet op de medische keuringen toe te voegen aan de opsomming in artikel 7:928, vierde lid, BW. Voor de leesbaarheid van deze nota wordt het wijzigingsartikel opnieuw vastgesteld.

F en G (Wwft en Wtt 2018)

Omdat de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten in artikel 10a, eerste lid van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) een specifieke definitie van het begrip «uiteindelijk belanghebbende» introduceert, wordt met onderhavige wijziging die definitie van toepassing verklaard op enerzijds de uiteindelijk belanghebbenden van aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta, en anderzijds trustkantoren. Omwille van de leesbaarheid wordt de tekst van beide wijzigingsartikelen opnieuw vastgesteld.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag