Gepubliceerd: 21 september 2021
Indiener(s): Stef Blok (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35925-XIX-2.html
ID: 35925-XIX-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Vergaderjaar 2021–2022

GERAAMDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Geraamde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln). Totaal € 2.136,6 mln.

De geraamde ontvangsten op de beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen zijn nihil.

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

1. Leeswijzer

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  • 1. Structuur van het Nationaal Groeifonds;

  • 2. Groeiparagraaf;

  • 3. Ondergrenzen toelichtingen.

1. Structuur van het Nationaal Groeifonds

In de Miljoenennota 2020 is aangekondigd dat het kabinet een investeringsfonds opricht om het verdienvermogen van Nederland (ons structureel bbp) duurzaam te vergroten. Dit groeifonds vloeit voort uit de groeistrategie van eind 2019. In deze groeistrategie constateert het kabinet dat er aanleiding is voor extra investeringen, van incidentele en niet-reguliere aard, om het verdienvermogen te versterken. Vooral binnen (1) kennisont­wikkeling, (2) research & development (R&D) en innovatie en (3) infrastructuur liggen kansen om de productiviteit te verhogen. Het terrein R&D & Innovatie omvat R&D- en innovatieprojecten in brede zin.

Het oprichten van een specifiek geoormerkt fonds heeft als voordeel ten opzichte van additionele investeringen vanuit de reguliere beleidsbegrotingen dat een schaalsprong op de lange termijn in kennisontwikkeling, R&D en innovatie (R&D&I) en infrastructuur mogelijk wordt gemaakt of versneld.

Investeringen uit het fonds moeten gericht zijn op het lange termijn verdienvermogen. Daarom staat het fonds op gepaste afstand van de politiek. Om tot een goed, objectief en politiek onafhankelijk oordeel over de ingediende projecten te komen, is een commissie in het leven geroepen van onafhankelijke experts met een belangrijke rol in het beoordelingsproces. Deze commissie krijgt een getrapte structuur, bestaande uit een eindverantwoordelijke commissie, aangevuld met sectorspecifieke expertise die kan worden aangewend uit een flexibele pool van deskundigen. De commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een stafdirectie.

Deze onafhankelijke commissie zal de investeringsvoorstellen op basis van vooraf vastgestelde criteria beoordelen. Vervolgens brengt de commissie een zwaarwegend en leidend advies uit. Dit advies is maatgevend en zal openbaar worden gemaakt. Met een leidende rol voor de onafhankelijke commissie en een vooraf vastgesteld toetsingskader wordt bevorderd dat de selectie van projecten leidt tot een doelmatige en doeltreffende besteding van de middelen uit het fonds. De commissie houdt ook de voortgang van de projecten bij. De commissie rapporteert publiekelijk over haar werkzaamheden.

Het fonds heeft momenteel nog de vorm van een niet-departementale begroting, onder formele verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Dat wil zeggen dat deze minister de jaarlijkse begroting van het fonds indient. Met de begroting van het fonds wordt de reguliere begrotingssystematiek gevolgd, net als bij andere begrotingen. De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën treden gezamenlijk op als fondsbeheerders, onder andere verantwoordelijk voor de toegangspoort van het fonds en voor de samenstelling, benoeming en ontslag van de commissie.

Op advies van de Algemene Rekenkamer, de Raad van State en de Tweede Kamer zal de niet-departementale begroting middels een instellingswet worden omgezet in een begrotingsfonds. In deze wet zal onder andere het doel en het bereik van het fonds vastgesteld worden. Ook regelt de wet dat het NGF voorstellen kan bekostigen van veldpartijen door middel van subsidies. Daarnaast regelt de wet onder andere de instelling van de adviescommissie, het jaarlijks verstrekken van een meerjarenprogramma en een verplichting tot evaluatie van de wet. De verwachting is dat voor het begrotingsjaar 2023 de ontwerpbegroting voor het begrotingsfonds ingediend zal worden.

Na inwerkingtreding van de instellingswet zal het ook mogelijk worden voor veldpartijen om direct investeringsvoorstellen in te dienen bij het Nationaal Groeifonds. Hiertoe wordt momenteel subsidieregelgeving uitgewerkt. Daarnaast zal het mogelijk blijven voor departementen om middels een departementale route investeringsvoorstellen in te dienen.

De drie investeringsterreinen (kennisontwikkeling, R&D en innovatie en fysieke infrastructuur) hebben elk een eigen artikel op deze begroting. Het budget is nog niet noodzakelijkerwijs gekoppeld aan specifieke investeringsvoorstellen. De middelen komen pas daadwerkelijk tot besteding nadat er over een betreffend project positief is geadviseerd door de commissie, op voordracht van de fondsbeheerders door het kabinet een positief besluit is genomen en vervolgens het parlement de desbetreffende begrotingswet heeft goedgekeurd.

Van de door het parlement goedgekeurde verdeling van de budgetten over de terreinen kan bij de selectie van investeringsvoorstellen worden afgeweken. Dat biedt ruimte om op basis van een advies van onafhankelijke experts projecten integraal tegen elkaar af te wegen en de beste projecten te selecteren. Het risico op ‘geld zoekt project’ binnen een investeringsterrein is daarmee kleiner.

In plaats daarvan adviseert de onafhankelijke commissie over een totaalpakket van projecten en streeft daarin een evenwichtige meerjarige balans tussen de verschillende terreinen na. Afwijkende verdelingen over de artikelen en bijdragen aan de begrotingen van ontvangende departementen worden via een suppletoire begroting voorgelegd aan het parlement, ter borging van het budgetrecht.

Er geldt een 100% eindejaarsmarge voor de middelen uit het fonds, waardoor het beschikbare budget kan worden meegenomen naar volgende jaren. Als er geen goede projecten zijn is het immers niet de bedoeling dat het budget toch wordt uitgegeven. Het fonds krijgt daarnaast een stabiel jaarlijks budget, om de continuïteit van de investeringen te waarborgen.

Eerste ronde

Voor de eerste ronde heeft de commissie geadviseerd om voor tien voorstellen een totaalbedrag van € 4.117 mln toe te kennen (€ 646 mln) of te reserveren (€ 3.471 mln), verdeeld over de pijlers kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie (R&D&I), en infrastructuur.

De commissie heeft drie verschillende bekostigingsvormen uitgedacht voor het (potentieel) toekennen van middelen uit het Groeifonds. Ten eerste kunnen middelen onvoorwaardelijk worden toegekend. Ten tweede kan er sprake zijn van voorwaardelijke toekenning. In dat geval wordt de toekenning beschikbaar indien aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Ten derde kan er een reservering worden gedaan. In dat geval ziet de commissie potentie in het voorstel, maar adviseert om, in afwachting van nadere onderbouwing of bewezen succes in de eerste fasen van uitvoering, nog niet (de volledige) gevraagde bijdrage toe te kennen. Na aanlevering van deze onderbouwing volgt een nieuwe toetsing door de commissie.

Het kabinet heeft het advies van de commissie, op voordracht van de fondsbeheerders, overgenomen en voor de onvoorwaardelijke toekenningen begrotingswetten ingediend bij het parlement.

Takenpakket commissie

De commissie werkt onafhankelijk en beslist over haar eigen werkwijze en gebruik van analytische methoden. Het takenpakket van de commissie omvat verschillende elementen:

1. Beoordeling van investeringsvoorstellen

De commissie beoordeelt ingediende investeringsvoorstellen op hun impact op het verdienvermogen, binnen de randvoorwaarden van het fonds, en selecteert een totaalpakket aan projecten die op een doelmatige en doeltreffende manier bijdragen aan de doelstellingen van het fonds. De adviezen van de commissie worden openbaar gemaakt en zijn daarmee zo transparant mogelijk.

2. Monitoring van de voortgang

De commissie informeert de fondsbeheerder over de kwaliteit en de voortgang van de uitvoering van alle toegekende voorstellen waarover is geadviseerd. Ook houden de departementen de commissie op de hoogte van de monitoring van de investeringen uit de departementale begroting. Zo houdt de commissie het overzicht.

3. Verantwoording

De commissie legt in een jaarlijks verslag verantwoording af over haar werk. Hierin licht ze bijvoorbeeld toe hoe de adviezen tot stand zijn gekomen, welk proces hierbij is doorlopen en welke analytische methoden zijn gebruikt. Ook de evaluaties van afgeronde projecten worden hierin opgenomen, inclusief eventuele lessen die getrokken worden voor de beoordeling van toekomstige projecten. De fondsbeheerders en vakministers leggen politieke verantwoording af over de uitgaven op de begroting waar zij verantwoordelijk voor zijn.

Proces beoordeling projecten

Voordat projecten uit het fonds kunnen worden gefinancierd en uitgevoerd, dient een aantal stappen te worden doorlopen. Er wordt hierbij een regulier proces voorzien met een vast beoordelingsmoment, zodat een integrale afweging van alle projecten plaats kan vinden. Het proces kent de volgende stappen:

Stap 1: Aandragen en indienen investeringsvoorstel

Stap 2: De toegangspoort

Stap 3: Impactanalyse commissie

Stap 4: Toekenning budget uit het fonds

Stap 1: Aandragen en indiening projectvoorstel

In het vergroten van het verdienvermogen is een primaire rol weggelegd voor ondernemers, (mkb-)bedrijven, kennisinstellingen en andere partijen uit het veld. Zowel kleine als grote partijen uit het veld zijn daarmee aangewezen om voorstellen aan te dragen. Ook decentrale overheden kunnen, bijvoorbeeld in samenspraak met veldpartijen, voorstellen aandragen die de regionale economische ontwikkeling versterken, en daarmee het verdien­ vermogen van Nederland als geheel. Eventueel kan een consortium van veldpartijen en het relevante beleidsministerie het plan gezamenlijk verder uitwerken. Daarom wordt na inwerkingtreding van de instellingswet geborgd dat ook deze partijen voorstellen kunnen indienen bij het fonds.

In de tweede ronde kunnen alleen vakdepartementen voorstellen indienen. In de tweede ronde konden burgers, bedrijven, kennisinstellingen en andere partijen ideeën aandragen middels Groeiplannen. Deze Groeiplannen hebben de vakdepartementen ter inspiratie gebruikt bij het opstellen van hun voorstellen. In alle gevallen is een nauwe samenwerking tussen ministeries en het veld belangrijk. De fondsbeheerders stimuleren de vakdepartementen om ook bij de voorstelontwikkeling en -uitvoering in nauw contact te staan met relevante veldpartijen.

Een voorstel moet een uitgewerkte analyse van de effecten van het project bevatten op basis van een vooraf vastgesteld format, zodat de toegangspoort en de impactanalyse kunnen worden uitgevoerd.

Een investeringsvoorstel kan een project of een programma zijn, mits de onderdelen binnen het voorstel een duidelijke samenhang kennen. Er wordt een minimumbijdrage gehanteerd van € 30 mln en de uitgaven moeten passen binnen de financiële kaders die voor het fonds gesteld worden.

Stap 2: De toegangspoort

Ingediende voorstellen gaan eerst door een toegangspoort. Deze toegangspoort wordt uitgevoerd door de fondsbeheerders en zorgt ervoor dat de commissie alleen voorstellen beoordeelt die aan de voorwaarden van het Groeifonds voldoen. Zo moet er een uitgewerkt plan liggen waarin elementen als de kosten, bijdrage aan het verdienvermogen (bbp-effect), andere maatschappelijke kosten en baten, en uitvoerbaarheid zijn onderbouwd. Andere elementen van de toegangspoort zijn bijvoorbeeld of een project voldoet aan de minimale omvang, past binnen de investeringsterreinen en of het additioneel is aan bestaande publieke investeringen. Ook moet het gaan om niet-reguliere, niet-structurele en dus duidelijk afgebakende investeringsprojecten of programma's. Ten slotte is het van belang dat een voorstel niet strijdig is met de ambities van het kabinet, bijvoorbeeld op het gebied van het klimaat, de ruimtelijke ordening en het vestigingsklimaat.

Stap 3: Impactanalyse commissie

Het primaire doel van het Groeifonds is het duurzaam versterken van het verdienvermogen, ofwel het structureel vergroten van bruto binnenlands product (bbp, volgens definitie CBS). Voorstellen die voldoen aan de vereisten uit de toegangspoort worden door de fondsbeheerders doorgeleid naar de commissie. Het is de taak van deze commissie om deze plannen te beoordelen op basis van een analyse van het effect op het verdienvermogen met inachtneming van de financiële kosten. Daarnaast moeten de maatschappelijke kosten en baten, zoals leefbaarheid, van een voorstel positief zijn en moet de commissie voldoende vertrouwen hebben in de kwaliteit en uitvoerbaarheid van het voorstel. Slechts een positieve uitkomst op de maatschappelijke kosten en baten is niet voldoende om in aanmerking te komen voor het fonds. Het effect op bbp-groei is leidend. Deze onderdelen van de impactanalyse worden vooraf al in kaart gebracht door de indieners. De commissie kan aandachtspunten ter verbetering van een voorstel bij de indieners terugleggen.

Alle voorstellen worden langs dezelfde meetlat gelegd, en maken een eerlijke kans, onafhankelijk van wie de voorstellen indient of uit welke regio ze komen. Wanneer het niet mogelijk is om een kwantitatieve schatting van het bbp-effect te berekenen, kunnen er per terrein nadere criteria door de commissie gehanteerd worden om voorstellen op hun bijdrage aan het lange termijn verdienvermogen te beoordelen. Een grotere mate van onzekerheid is op zichzelf echter geen reden om een voorstel niet positief te beoordelen.

Groeikansen zijn breed aanwezig in verschillende regio’s. Ook het mkb en startups kunnen als onderdeel van een ecosysteem profiteren van investeringen uit het fonds. Daarnaast zijn er ook in Caribisch Nederland mogelijk­ heden om middels gerichte investeringen het verdienvermogen te versterken. Waar opportuun kan hierbij ook worden aangesloten bij projecten in Europees Nederland. Aansluiten op nationale én lokale krachten en op comparatieve voordelen van verschillende regio’s biedt grote kansen voor een sprong in het verdienvermogen. De commissie kan daarnaast een redelijke spreiding van investeringen in de verschillende regio’s door de tijd meewegen in de advisering. Doel van het fonds is immers om het verdienvermogen van heel Nederland op te tillen.

Nadat projecten succesvol de toegangspoort en impactanalyse doorlopen hebben, stelt de commissie een advies op met de projecten die in beginsel in aanmerking komen voor financiering vanuit het fonds. Daarbij streeft de commissie een evenwichtige meerjarige balans tussen de verschillende terreinen na.

Stap 4: Toekenning budget uit het fonds

De fondsbeheerders nemen vervolgens dit advies in ontvangst. Het kabinet is zich bewust van het spanningsveld tussen een onafhankelijke totstandkoming van goede investeringsprojecten op basis van het oordeel van de commissie en het politieke besluitvormingsproces.

Het advies van de commissie krijgt een belangrijke rol in het proces, maar uiteindelijk is politieke goedkeuring vereist. Daarom besluit het kabinet, op voordracht van de fondsbeheerders, welke projecten uit het fonds worden gefinancierd. Het advies van de commissie is zwaarwegend in dit besluit. De fondsbeheerders toetsen bijvoorbeeld of de projecten niet in strijd zijn met kabinetsbeleid. Zij maken geen nieuwe inhoudelijke weging van de impact op het verdienvermogen. Voorstellen die negatief zijn beoordeeld door de commissie komen daarom ook niet alsnog in aanmerking. Bij presentatie van de projecten door de Fondsbeheerders worden ook de adviezen van de commissie openbaar gemaakt via een brief aan de Kamer. Hierbij worden ook de voorstellen die door de commissie zijn beoordeeld openbaar gemaakt. De beoordelingsprocedure van de commissie is daarmee zo transparant mogelijk.

Het fonds kan investeringen financieren door budget over te boeken aan een ander begrotingshoofdstuk. Na invoering van de instellingswet, zal ook direct vanuit het fonds geïnvesteerd kunnen worden. Dit zal naar verwachting vanaf 2023 mogelijk zijn. Investeringen in mobiliteitsinfrastructuur zullen in principe worden gedaan door budget over te boeken naar het mobiliteitsfonds. De daadwerkelijke investering wordt dan vanuit het mobiliteitsfonds gedaan (of in het geval van waterinfrastructuur vanuit het deltafonds). Hetzelfde geldt voor de pijlers R&D & Innovatie en Kennisontwikkeling, waar de investering via de begroting van het relevante vakdepartement gedaan zal worden.

Indien het uiteindelijke pakket aan projecten qua verdeling over de terreinen afwijkt van de geautoriseerde middelen per artikel, dient dit te worden verwerkt in een suppletoire begroting. Ook budgetoverboekingen aan andere begrotingen worden via een suppletoire begroting budgettair verwerkt zodra de projecten zijn geselecteerd. Gezien de aard van het fonds heeft het geen bezittingen. Daarmee is er geen aanleiding om een baten-lastenadministratie te voeren.

Uitvoering en evaluatie

Als een project is goedgekeurd neemt de verantwoordelijke bewindspersoon de regie over de uitvoering binnen het daarvoor beschikbaar gestelde budget. Bij budgetoverboeking aan andere begrotingen is dit de desbetreffende bewindspersoon. Wijzigingen in het kasritme van de goedgekeurde projecten worden via de reguliere (suppletoire) begrotingswetten aan het parlement voorgelegd.

De bijdrage vanuit het fonds aan de departementale begrotingen of begrotingsfondsen vindt plaats via budgetoverboeking. Voor de goedgekeurde projecten wordt het bedrag dat onvoorwaardelijk is toegekend overgeboekt naar de departementale begroting of het begrotingsfonds bij (suppletoire) begrotingswetten.

Om niet alleen in de toetsingsfase op de kwaliteit van de voorstellen toe te zien, wordt er een monitorings- en evaluatiesystematiek uitgewerkt. Waar opportuun wordt met een gefaseerde financiering gewerkt, waarbij de projecteigenaren per projectfase de voortgang en geboekte successen demonstreren alvorens over te gaan naar de volgende fase. De commissie kan bij het beoordelen van investeringsvoorstel adviseren over wanneer een dergelijke gefaseerde financiering opportuun is.

In het jaarverslag van het fonds wordt verantwoording afgelegd over de selectie aan investeringsvoorstellen, de uitvoering en de verwachte bijdrage aan de groei.

Naast het monitoren van de voortgang en resultaten van projecten uit het fonds, zullen de Ministeries van EZK en Financiën het fonds zelf ook periodiek evalueren. Het fonds wordt elke vijf jaar geëvalueerd. Twee jaar na de oprichting zal ook een tussentijdse evaluatie plaatsvinden met bijzondere aandacht voor de governance.

Overig

In beleidsartikel 1 is de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken en Klimaat beschreven. Deze beschrijving is ook van toepassing op de beleidsartikelen 2 en 3. In de beleidsartikelen 2 en 3 wordt derhalve onder het kopje rol en verantwoordelijkheid verwezen naar de beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid in beleidsartikel 1.

2. Groeiparagraaf

De begroting 2022 voor het Nationaal Groeifonds is ten opzichte van de begroting 2021 uitgebreid met een overzicht met de belangrijkste beleidsmatige begrotingsmutaties ten opzichte van de stand ontwerpbegroting 2021, een Verdiepingsbijlage (bijlage 1) waarin de mutaties worden toegelicht en een integraal overzicht van de (voorwaardelijk) toegekende projecten (bijlage 2) met een verwijzing naar het begrotingshoofdstuk waarop de middelen zijn geraamd.

3. Ondergrenzen toelichtingen

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de onderstaande tabel.

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1000

5

10

=> 1000

10

20

In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrenzen.

2. Beleidsagenda

Belangrijkste beleidsmatige mutaties

Totaaloverzicht belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar

Aansluitend een beknopte toelichting op de voornaamste mutaties ten opzichte van de stand Ontwerpbegroting 2021.

Tabel 1 Belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
 

Art.

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand ontwerpbegroting 2021

 

1.000.000

2.000.000

3.000.000

4.000.000

4.000.000

3.000.000

Kasschuif Kennisontwikkeling

1

‒ 317.954

63.591

63.591

63.591

63.591

63.590

Kasschuif R&D&I

2

‒ 275.000

55.000

55.000

55.000

55.000

55.000

Kasschuif Infrastructuur

3

‒ 331.833

66.367

66.367

66.367

66.366

66.366

Overige mutaties

 

‒ 19.963

‒ 48.322

‒ 7.793

30.595

51.245

48.415

Stand ontwerpbegroting 2022

 

55.250

2.136.636

3.177.165

4.215.553

4.236.202

3.233.371

Toelichting

De besluitvorming over de 2e ronde van het Nationaal Groeifonds wordt voorzien in 2022. In 2021 zullen daarom naast de (voorwaardelijk) toegekende projecten uit de 1e ronde geen nieuwe projecten worden toegekend. Daarom is op de beleidartikelen 1, 2 en 3 het resterende kasbudget verschoven naar de komende jaren.

3. Beleidsartikelen

Beleidsartikel 1 Kennisontwikkeling

A. Algemene doelstelling

Door middel van investeringen in kennisontwikkeling het verdienvermogen van Nederland versterken.

Investeringen in kennisontwikkeling, oftewel menselijk kapitaal, vormen een trefzekere voorbereiding op een toekomst die zich nog lastig laat voorspellen. Deze investeringen versterken het verdienvermogen via verschillende wegen. Ten eerste zal het beschikken over relevante kennis en vaardigheden de arbeidsproductiviteit in Nederland direct verhogen. Personeel dat beschikt over de juiste kennis en vaardigheden zal de kwaliteit van werk vergroten. Daarnaast is er een dynamisch effect. Menselijk kapitaal vergroot het aanpassingsvermogen van een economie. Hierdoor kan flexibel worden ingespeeld op de economie van morgen en de vaardigheden die de economie dan van ons vraagt. Dat begint bij bouwen aan ijzersterk primair, voortgezet, middelbaar en hoger onderwijs. Daar wordt een sterke en bestendige basis voor Nederland gelegd. Belangrijk is bovendien dat we ook na de schoolcarrière en collegebanken blijven leren. Scholing en omscholing tijdens de loopbaan moet veel gebruikelijker worden dan ze nu zijn. Met een investeringsimpuls in menselijk kapitaal kan op deze terreinen een sprong worden gemaakt. Dit betreft éénmalige investeringsprojecten die bijdragen aan het verdienvermogen op de lange termijn, en dus geen reguliere of structurele uitgaven.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken en Klimaat is verantwoordelijk voor de begroting van het Nationaal Groeifonds. De Minister van Financiën en de Minister van Economische Zaken treden op als fondsbeheerders van het Nationaal Groeifonds.

Ingediende projectvoorstellen gaan eerst door een toegangspoort die wordt uitgevoerd door de fondsbeheerders. Deze toegangspoort zorgt ervoor dat alleen voorstellen worden beoordeeld die aan de voorwaarden van het Groeifonds voldoen.

Voorstellen die voldoen aan de vereisten uit de toegangspoort worden door de fondsbeheerders doorgeleid naar de commissie. De taak van deze commissie is vervolgens om het plan te beoordelen op basis van een analyse van het effect op het verdienvermogen en de financiële kosten. Ook moeten de maatschappelijke kosten en baten van een voorstel positief zijn. Op basis van het advies van de commissie neemt het kabinet op voordracht van de fondsbeheerders een besluit over welke projecten uit het fonds worden gefinancierd.

De minister draagt er zorg voor dat de financiële middelen vanuit het fonds via een overboeking aan de betreffende departementale begroting beschikbaar komen voor de geselecteerde projecten. Als een project is goedgekeurd neemt de verantwoordelijke bewindspersoon de regie over de uitvoering binnen het daarvoor beschikbaar gestelde budget.

C. Beleidswijzigingen

In de 1e suppletoire begroting 2021 zijn de goedgekeurde projecten uit de 1e ronde van het NGF in de NGF-begroting verwerkt. Dit betreft voor de pijler kennisontwikkeling voorwaardelijk toegekende projecten. Nadat de door de commissie gestelde voorwaarden zijn ingevuld zal de voorwaardelijke toekenning worden omgezet in een daadwerkelijke toekenning en zal het voor deze projecten beschikbaargestelde budget worden overgeboekt naar de betreffende departementale begroting. Er zijn voor projecten ook reserveringen gedaan. Omdat voor de reserveringen een nieuw advies van de commissie nodig is, zijn deze budgetten nog niet voor het betreffende project geraamd op de NGF-begroting.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 2 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

0

124.300

2.538.968

1.331.434

1.331.434

1.331.434

0

        

Uitgaven

0

13.880

728.359

1.061.691

1.395.025

1.395.025

1.063.590

        

Subsidies (regelingen)

0

12.880

713.899

1.042.653

1.377.093

1.379.204

1.049.834

Kennisontwikkeling onverdeeld

0

12.880

713.899

1.042.653

1.377.093

1.379.204

1.049.834

        

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

1.000

14.460

19.038

17.932

15.821

13.756

NGF - project Leven lang ontwikkelen voorwaardelijke toekenning OCW

0

800

7.300

8.950

7.950

6.950

0

NGF - project Leven lang ontwikkelen voorwaardelijke toekenning SZW

0

200

1.700

4.450

3.950

2.450

0

NGF - project Digitalisering onderwijs voorwaardelijke toekenning EZK

0

0

5.460

5.638

6.032

6.421

13.756

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Tabel 3 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

0

124.300

2.538.968

1.331.434

1.331.434

1.331.434

0

waarvan garantieverplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

0

124.300

2.538.968

1.331.434

1.331.434

1.331.434

0

Budgetflexibiliteit

De budgetten voor toegekende projecten zijn overgeheveld naar de betreffende departementale begrotingen. De budgetten voor de voorwaardelijk toegekende projecten zijn bestuurlijk gebonden. Dit betreft 2% van het uitgavenbudget in 2022. Zodra de gestelde voorwaarden voor deze projecten zijn ingevuld, worden de bijbehorende budgetten overgeboekt naar de betreffende departementale begrotingen.

Meerjarenoverzicht Kennisontwikkeling

Tabel 4 Meerjarenoverzicht Kennisontwikkeling (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Totaal

Verplichtingen Kennisontwikkeling

124.300

2.538.968

1.331.434

1.331.434

1.331.434

0

  

6.657.570

Uitgaven Kennisontwikkeling

13.880

728.359

1.061.691

1.395.025

1.395.025

1.063.590

667.000

333.000

6.657.570

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Kennisontwikkeling onverdeeld

Bij de aanvang van het fonds zijn de beschikbare middelen voor het Nationaal Groeifonds voor 2021 en volgende jaren in gelijke delen verdeeld over de drie beleidsartikelen van het fonds: 1) Kennisontwikkeling; 2) Research & Development (R&D) en innovatie; 3) Infrastructuur. Er bestaan echter geen schotten tussen deze drie beleidsartikelen. Afhankelijk van de uiteindelijke projectselectie kan de verdeling van de middelen over de beleidsartikelen anders uitvallen. In dat geval zal bij een (suppletoire) begroting een mutatie op de beleidsartikelen worden doorgevoerd.

Afhankelijk van de uiteindelijke projectselectie zullen op dit artikel de bijdragen aan de geselecteerde projecten op het terrein van kennisontwikkeling worden geraamd onder Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken. In 2022 zullen geen directe subsidies ten laste van de NGF-begroting plaatsvinden.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdragen aan de departementale begrotingen betreffen voorwaardelijk toegekende projecten uit de 1e ronde van het NGF. Voor een totaal overzicht van de projecten wordt verwezen naar bijlage 2. De geraamde budgetten betreffen de volgende projecten:

Versterking Infrastructuur Leven Lang Ontwikkelen

Het voorstel Versterking Infrastructuur Leven Lang Ontwikkelen (LLO) investeert in het personaliseren van een digitaal scholingsoverzicht. Deze investering voorziet in een behoefte bij werkgevers en werknemers aan een overzicht van het aanbod van scholing en daarvoor beschikbare financieringsmogelijkheden.

Digitalisering onderwijs

Het voorstel transitie naar innovatief en toekomstbestendig onderwijs investeert in een nationaal onderwijslab. Het Nationaal Onderwijslab wordt als een publieke voorziening opgezet om een impuls te geven aan de innovatie van digitale leer- en hulpmiddelen.

Beleidsartikel 2 Research & development (R&D) en innovatie

A. Algemene doelstelling

Investeren in innovatie en R&D met oog op productiviteitsgroei.

Investeringen in R&D en innovatie vormen een belangrijke pijler onder productiviteitsgroei in ontwikkelde economieën als Nederland. De doelstelling om 2,5% van ons bbp te besteden aan R&D wordt al jaren niet gehaald. Hierbij spelen zowel private als publieke R&D-uitgaven een rol. Landen die voor ons de benchmark zijn, investeren beduidend meer. Bedrijven kiezen vooral plekken uit met een goede toegang tot onderscheidende kennisbronnen, getalenteerde onderzoekers en mogelijkheden voor samenwerking in onderzoek. Daar waar de maatschappelijke baten van investeringen in R&D en innovatie groter zijn dan de private baten, is er een reden voor de overheid om deze investeringen ook te stimuleren. Investeringen in R&D en innovatie leveren het meeste op wanneer de overheid, het bedrijfsleven en de wetenschap hierin samenwerken. Nederland is daar al sterk in. Dat blijkt uit de Nederlandse koppositie op het gebied van landbouw, voedselinnovatie en water. Het is zaak die kracht verder uit te bouwen, bestaande onderzoeks- en innovatie-ecosystemen te versterken en nieuwe veelbelovende ecosystemen op te bouwen. Dit sluit aan op de inzet van het kabinet, zoals aangekondigd in de groeistrategie, en de samenwerking tussen publieke en private partijen die is opgebouwd in het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. Dit betekent dat tegelijkertijd wordt ingezet op onderzoek en ontwikkeling en onderzoeksinfrastructuren als op startups en scale-ups, regelgeving en menselijk kapitaal. Investeringen in de economie van de toekomst, bijvoorbeeld op het gebied van kunstmatige intelligentie, robotica en duurzaamheidstechnologie, kunnen een sleutel zijn voor toekomstige innovatie. Ook fundamenteel onderzoek valt binnen deze pijler. Investeringsvoorstellen van alle wetenschapsdisciplines komen in principe in aanmerking, zolang deze voldoen aan het doel en de criteria van het fonds.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De rol en verantwoordelijkheid van de minister is beschreven in beleidsartikel 1 van het Nationaal Groeifonds en is ook van toepassing op beleidsartikel 2.

C. Beleidswijzigingen

In de 1e suppletoire begroting 2021 zijn de goedgekeurde projecten uit de 1e ronde van het NGF in de NGF-begroting verwerkt. Dit betreft voor de pijler R&D en Innovatie toekenningen en voorwaardelijke toekenningen. De budgetten voor de toegekende projecten zijn overgeheveld naar de betreffende departementale begrotingen. De budgetten voor de voorwaardelijke toekenningen zijn geraamd onder de categorie Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken. Nadat de door de commissie gestelde voorwaarden zijn ingevuld zal de voorwaardelijke toekenning worden omgezet in een daadwerkelijke toekenning en zal het voor deze projecten beschikbaargestelde budget worden overgeboekt naar de betreffende departementale begroting. Er zijn voor projecten ook reserveringen gedaan. Omdat voor de reserveringen een nieuw advies van de commissie nodig is, zijn deze budgetten nog niet voor het betreffende project geraamd op de NGF-begroting.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 5 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

0

305.300

2.141.966

1.331.433

1.331.433

1.331.433

0

        

Uitgaven

0

25.033

639.136

996.860

1.352.443

1.373.093

1.055.000

        

Subsidies (regelingen)

0

25.033

605.036

931.360

1.262.643

1.286.593

1.026.300

Research & development (R&D) en innovatie onverdeeld

0

25.033

605.036

931.360

1.262.643

1.286.593

1.026.300

        

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

0

34.100

65.500

89.800

86.500

28.700

NGF - project AINed (fase 1) voorwaardelijke toekenning EZK

0

0

4.400

8.800

13.200

13.200

4.400

NGF - project Quantum voorwaardelijke toekenning EZK

0

0

22.800

45.600

68.400

68.400

22.800

NGF - project Regmed voorwaardelijke toekenning EZK

0

0

6.900

11.100

8.200

4.900

1.500

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Tabel 6 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

0

305.300

2.141.966

1.331.433

1.331.433

1.331.433

0

waarvan garantieverplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

0

305.300

2.141.966

1.331.433

1.331.433

1.331.433

0

Budgetflexibiliteit

De budgetten voor toegekende projecten zijn overgeheveld naar de betreffende departementale begrotingen. De budgetten voor de voorwaardelijk toegekende projecten zijn bestuurlijk gebonden. Dit betreft 5% van het uitgavenbudget in 2022. Zodra de gestelde voorwaarden voor deze projecten zijn ingevuld, zal het bijbehorende budget worden overgeboekt naar de betreffende departementale begrotingen.

Meerjarenoverzicht R&D en Innovatie

Tabel 7 Meerjarenoverzicht R&D en Innovatie (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Totaal

Verplichtingen R&D en Innovatie

305.300

2.141.966

1.331.433

1.331.433

1.331.433

0

  

6.441.565

Uitgaven R&D en Innovatie

25.033

639.136

996.860

1.352.443

1.373.093

1.055.000

667.000

333.000

6.441.565

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Research & development (R&D) en innovatie onverdeeld

Bij de aanvang van het fonds zijn de beschikbare middelen voor het Nationaal Groeifonds voor 2021 en volgende jaren in gelijke delen verdeeld over de drie beleidsartikelen van het fonds: 1) Kennisontwikkeling; 2) Research & Development (R&D) en innovatie; 3) Infrastructuur. Er bestaan echter geen schotten tussen deze drie beleidsartikelen. Afhankelijk van de uiteindelijke projectselectie kan de verdeling van de middelen over de beleidsartikelen anders uitvallen. In dat geval zal bij een (suppletoire) begroting een mutatie op de beleidsartikelen worden doorgevoerd.

Afhankelijk van de uiteindelijke projectselectie zullen op dit artikel de bijdragen aan de geselecteerde projecten op het terrein van R&D en Innovatie worden geraamd onder Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken. In 2022 zullen geen directie subsidies ten laste van de NGF-begroting plaatsvinden.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdragen aan de departementale begrotingen betreffen voorwaardelijk toegekende projecten uit de 1e ronde van het NGF. Het budget voor de volledig toegekende projecten is reeds overgeboekt naar de betreffende departementale begrotingen. Voor een totaal overzicht van de projecten wordt verwezen naar bijlage 2. De geraamde budgetten betreffen de volgende projecten:

AiNed

Aan het project AiNed is € 44 mln voorwaardelijk toegekend voor de vervolgfinanciering van de ELSA (Ethical, Legal and Social Aspects)-labs, het AI-talentprogramma, de Europese kennisnetwerken en de Europese innovatieprogramma’s. Dit budget wordt toegekend als het programma voldoende voortgang op de KPI’s en programma-uitvoering laat zien.

QuantumDeltaNL

Aan het project QuantumDeltaNL is € 228 mln voorwaardelijk toegekend voor de uitvoering van de vervolgfase van het project. Het voorstel QuantumDeltaNL richt zich op het versterken van Nederlands quantum-ecosysteem, door te investeren in (1) quantumcomputing, (2) quantumnetwerken en (3) quantumsensing. Quantum is een ontwikkelende technologie, die een ‘game-changer’ kan zijn op het gebied van rekenkracht en daarmee voor nieuwe verdienmodellen en oplossingen voor maatschappelijke problemen kan zorgen. Door quantumtechnologie kunnen in de toekomst mogelijk veel veiligere netwerken en communicatie tot stand gebracht worden.

RegMed XB

Het voorstel RegMed XB investeert in de bouw van vier pilotfabrieken voor de verdere ontwikkeling van regeneratieve gezondheidszorg. Regeneratieve geneeskunde is erop gericht nieuwe behandelingen te ontwikkelen die slim gebruik maken van het zelf herstellend vermogen van ons lichaam. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van gentherapie en (stam)celtherapie. Het doel van RegMed XB is enerzijds op lange termijn chronische ziekten te kunnen voorkomen of genezen, en anderzijds het Nederlandse bedrijfsleven in staat te stellen om innovatieve producten en processen te ontwikkelen en in te spelen op een sterk groeiende buitenlandse markt. Aan het project is € 33 mln voorwaardelijk toegekend voor de financiering van de vervolgfase.

Beleidsartikel 3 Infrastructuur

A. Algemene doelstelling

Investeren in goede fysieke infrastructuur.

Een goede fysieke infrastructuur is cruciaal voor het functioneren van een economie. Goede verbindingen verlagen de kosten van transport. Dit geldt zowel voor transport van goederen als vervoer van mensen. En dit gaat al lang niet meer alleen om mobiliteitsinfrastructuur, zoals goede verbindingen over weg, spoor, water en door de lucht, maar ook over energie-infrastructuur en digitale verbindingen. Met een goede verbinding thuiswerken moet op termijn overal mogelijk zijn. Investeringen in infrastructuur dragen ook bij aan de aantrekkelijkheid van ons land en zijn daarmee goed voor ons vestigingsklimaat. Daarbij helpt het dat Nederland met de Rotterdamse haven, de luchthaven Schiphol en een uitstekend netwerk van verbindingen over weg en water dé toegangspoort tot Europa is. Schaarse ruimte vereist een efficiënt gebruik hiervan met een integrale gebiedsontwikkelingsaanpak waarin de leefbaarheid en bereikbaarheid van steden een belangrijke rol spelen. Door mobiliteit en wonen in samenhang te bezien hoeft de productiviteitsgroei zich niet te concentreren in de Randstad, en is verdere spreiding richting andere regio’s mogelijk, dit in lijn met de ontwikkeling Stedelijk Netwerk Nederland en gericht op het potentieel van heel Nederland.. In zijn Global Competitiveness Report uit 2019 stelt het World Economic Forum dat de Nederlandse infrastructuur qua kwaliteit op een tweede plek wereldwijd staat. Als Nederland die positie wil behouden en uitbouwen, zal daarin blijvend moeten worden geïnvesteerd.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De rol en verantwoordelijkheid van de minister is beschreven in beleidsartikel 1 van het Nationaal Groeifonds en is ook van toepassing op beleidsartikel 3.

C. Beleidswijzigingen

In de 1e suppletoire begroting 2021 zijn de goedgekeurde projecten uit de 1e ronde van het NGF in de NGF-begroting verwerkt. Voor de pijler Infrastructuur zijn in de 1e ronde geen toekenningen gedaan, maar is voor een drietal projecten een reservering gedaan. Omdat voor de reserveringen een nieuw advies van de commissie nodig is, zijn deze budgetten nog niet voor het betreffende project geraamd op de NGF-begroting.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 8 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

0

0

2.663.266

1.331.433

1.331.433

1.331.433

0

        

Uitgaven

0

0

731.133

1.064.467

1.397.800

1.397.799

1.066.366

        

Subsidies (regelingen)

0

0

0

0

0

0

0

        

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

0

731.133

1.064.467

1.397.800

1.397.799

1.066.366

Infrastructuur onverdeeld

  

731.133

1.064.467

1.397.800

1.397.799

1.066.366

        
        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Tabel 9 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

0

0

2.663.266

1.331.433

1.331.433

1.331.433

0

waarvan garantieverplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

0

0

2.663.266

1.331.433

1.331.433

1.331.433

0

Budgetflexibiliteit

Het budget is niet juridisch verplicht. Er zijn in deze pijler nog geen toekenningen gedaan.

Meerjarenoverzicht Infrastructuur

Tabel 10 Meerjarenoverzicht Infrastructuur (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Totaal

Verplichtingen Infrastructuur

0

2.663.266

1.331.433

1.331.433

1.331.433

0

0

0

6.657.565

Uitgaven Infrastructuur

0

731.133

1.064.467

1.397.800

1.397.799

1.066.366

666.000

334.000

6.657.565

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Infrastructuur onverdeeld

Bij de aanvang van het fonds zijn de beschikbare middelen voor het Nationaal Groeifonds voor 2021 en volgende jaren in gelijke delen verdeeld over de drie beleidsartikelen van het fonds: 1) Kennisontwikkeling; 2) Research & Development (R&D) en innovatie; 3) Infrastructuur. Er bestaan echter geen schotten tussen deze drie beleidsartikelen. Afhankelijk van de uiteindelijke projectselectie kan de verdeling van de middelen over de beleidsartikelen anders uitvallen. In dat geval zal bij een (suppletoire) begroting een mutatie op de beleidsartikelen worden doorgevoerd.

Afhankelijk van de uiteindelijke projectselectie zullen op dit artikel de bijdragen aan de geselecteerde projecten op het terrein van Infrastructuur worden geraamd onder Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken. In 2022 zullen geen directie subsidies ten laste van de NGF-begroting plaatsvinden. In bijlage 2 zijn de reserveringen opgenomen die voor deze pijler zijn gedaan.

4. Niet-beleidsartikelen

Artikel 11 Apparaat Nationaal Groeifonds

A. Budgettaire gevolgen

Tabel 11 Budgettaire gevolgen artikel 11 Apparaat Nationaal Groeifonds (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

0

16.337

38.008

54.147

70.285

70.285

48.415

Uitgaven

0

16.337

38.008

54.147

70.285

70.285

48.415

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

B. Toelichting op de uitgaven

Van het beschikbare budget van in totaal € 38 mln in 2022 wordt naar verwachting € 5,7 mln beschikbaar gesteld voor de uitgaven ten behoeve van de ondersteuning van de commissie in de beoordeling en selectie van projecten en de uitgaven ten behoeve van de ondersteunende processen in het kader van het fondsbeheer van het Nationaal Groeifonds. Het betreft onder meer de volgende kosten:

  • De ondersteuning van de commissie door de stafdirectie;

  • Het inhuren van expertise ter ondersteuning van de commissie en de onkostenvergoeding voor de commissie;

  • Inzet van het CPB ter ondersteuning van de commissie;

  • Inzet van RVO.nl voor de algemene klantcontactfaciliteit, de toegangspoort en ondersteuning van de stafdirectie;

  • De kosten van het fondsbeheer door EZK.

Het resterende budget betreft de tranche voor loon- en prijsbijstelling 2021 die op het apparaatsartikel is geboekt. Deze bijstelling zal op een later moment worden toebedeeld aan de beleidsartikelen en het apparaatsartikel.

5. Bijlagen

Bijlage 1: Verdiepingsbijlage

Beleidsartikel 1 Kennisontwikkeling

Tabel 12 Uitgaven beleidsartikel 1 (bedragen x 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand ontwerpbegroting 2021

331.834

664.768

998.100

1.331.434

1.331.434

 

Mutatie Nota van Wijziging 2021

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2021

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2021

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

      

Pijler 1 onverdeeld

‒ 317.954

63.591

63.591

63.591

63.591

 

Pijler 1 onverdeeld

12.880

2.570

5.182

4.798

5.019

 

NGF - project Leven lang ontwikkelen voorwaardelijke toekenning bijdrage OCW

‒ 2.500

2.500

    

NGF - project Digitalisering onderwijs voorwaardelijke toekenning bijdrage EZK

‒ 10.380

‒ 5.070

‒ 5.182

‒ 4.798

‒ 5.019

 

Stand ontwerpbegroting 2022

13.880

728.359

1.061.691

1.395.025

1.395.025

1.063.590

Pijler 1 onverdeeld

De besluitvorming over de 2e ronde van het Nationaal Groeifonds wordt voorzien in 2022. In 2021 zullen daarom naast de (voorwaardelijk) toegekende projecten uit de 1e ronde geen nieuwe projecten worden toegekend. Daarom is het resterende kasbudget verschoven naar de komende jaren (regel 1 Pijler 1 onverdeeld). Daarnaast is het kasritme voor de voorwaardelijke toekenningen geactualiseerd waardoor een verschuiving naar latere jaren heeft plaatsgevonden (regel 2 Pijler 1 onverdeeld). Deze verschuiving heeft plaatsgevonden door het verhogen en verlagen van het onverdeeld budget ten laste en ten gunste van de voorwaardelijke toekenningen. In de jaren tot en met 2025 is daardoor het onverdeeld budget verhoogd. In de jaren daarna wordt ten laste van het onverdeelde budget het budget voor de voorwaardelijke toekenningen op het gewenste niveau gebracht.

NGF-project Leven lang Ontwikkelen

Op basis van de actuele verwachtingen van de start van het project is € 2,5 mln kasbudget verschoven van 2021 naar 2022.

NGF-project Digitalisering onderwijs

Op basis van de actuele inzichten in de verwachte start en het verloop van het project is het kasbudget voor het Nationaal Onderwijslab verspreid over een langere periode tot en met 2031. In de eerste jaren is daardoor het budget voor dit project verlaagd en toegevoegd aan de jaren 2026-2031.

Beleidsartikel 2 Research & development (R&D) en innovatie

Tabel 13 Uitgaven beleidsartikel 2 (bedragen x 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand ontwerpbegroting 2021

331.833

664.766

998.100

1.331.433

1.331.433

 

Mutatie Nota van Wijziging 2021

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2021

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2021

‒ 12.100

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

      

Pijler 2 onverdeeld

‒ 275.000

55.000

55.000

55.000

55.000

 

Pijler 2 onverdeeld

‒ 13.850

‒ 37.350

4.120

32.600

13.350

 

NGF - project Groenvermogen van de Nederlandse economie voorwaardelijke toekenning bijdrage EZK

‒ 2.850

3.280

11.440

‒ 11.310

‒ 560

 

NGF - project Groenvermogen van de Nederlandse economie bijdrage EZK

‒ 800

‒ 21.530

‒ 33.340

‒ 10.590

‒ 6.740

 

NGF - project Health-RI bijdrage EZK

‒ 2.200

‒ 4.400

‒ 6.600

‒ 6.600

‒ 2.200

 

NGF - project AINed bijdrage EZK

 

‒ 8.800

‒ 13.200

‒ 13.200

‒ 4.400

 

NGF - project Quantum bijdrage EZK

8.800

22.300

‒ 13.100

‒ 12.600

‒ 5.400

 

NGF - project Quantum bijdrage EZK

‒ 8.800

‒ 33.100

‒ 3.100

‒ 3.600

  

NGF - project RegMed XB bijdrage EZK

7.900

8.200

‒ 6.900

‒ 6.900

‒ 2.300

 

NGF - project RegMed XB bijdrage EZK

‒ 7.900

‒ 12.800

    

NGF - project RegMed XB voorwaardelijke toekenning bijdrage EZK

 

3.570

4.440

‒ 1.790

‒ 5.090

 

Stand ontwerpbegroting 2022

25.033

639.136

996.860

1.352.443

1.373.093

1.055.000

Pijler 2 onverdeeld

De besluitvorming over de 2e ronde van het Nationaal Groeifonds wordt voorzien in 2022. In 2021 zullen daarom naast de (voorwaardelijk) toegekende projecten uit de 1e ronde geen nieuwe projecten worden toegekend. Daarom is het resterende kasbudget verschoven naar de komende jaren (regel 1 Pijler 2 onverdeeld). Daarnaast is het kasritme voor de (voorwaardelijke) toekenningen geactualiseerd waardoor een verschuiving van latere jaren naar 2021 en 2022 heeft plaatsgevonden (regel 2 Pijler 2 onverdeeld). Het kasbudget is sneller benodigd dan bij de 1e suppletoire begroting 2021 werd aangenomen. Deze verschuiving heeft plaatsgevonden door het verlagen en verhogen van het onverdeeld budget ten gunsten en ten laste van de (voorwaardelijke) toekenningen. In de jaren 2021 en 2022 is daardoor het onverdeeld budget verlaagd ten gunste van de (voorwaardelijke) toekenningen. In de jaren daarna is spiegelbeeldig het budget voor de (voorwaardelijke) toekenningen verlaagd en toegevoegd aan het onverdeelde budget.

NGF-project Groenvermogen

Het kasritme van de voorwaardelijke toekenning voor het project Groenvermogen is aangepast aan de verwachte start van het project en de benodigde uitfinanciering in de komende jaren. De voorwaarden van dit project zijn naar het oordeel van de commissie ingevuld en de voorwaardelijke toekenning is door de fondsbeheerders omgezet in een onvoorwaardelijke toekenning. Het bijbehorende budget is meerjarig overgeboekt naar de EZK-begroting.

NGF-project Health-RI

De voorwaarden van dit project zijn naar het oordeel van de commissie ingevuld en de voorwaardelijke toekenning is door de fondsbeheerders omgezet in een onvoorwaardelijke toekenning. Het bijbehorende budget is meerjarig overgeboekt naar de EZK-begroting.

NGF-project AiNed

Bij de 1e suppletoire begroting 2021 was het verplichtingenbudget voor het toegekende deel van dit project al volledig overgeheveld naar de EZK-begroting samen met een eerste tranche van het kasbudget voor het jaar 2021. Het resterende kasbudget voor de onvoorwaardelijke toekenning aan het project AiNed wordt nu meerjarig overgeboekt naar de begroting van EZK.

NGF-project Quantum

Het kasbudget voor de toekenning aan het project QuantumDeltaNL is sneller benodigd dan bij de 1e suppletoire begroting werd verwacht. De kasraming is hierop aangepast. Bij de 1e suppletoire begroting 2021 was het verplichtingenbudget voor het toegekende deel van dit project al volledig overgeheveld naar de EZK-begroting samen met een eerste tranche van het kasbudget voor het jaar 2021. Het resterende kasbudget voor de onvoorwaardelijke toekenning aan het project QuantumDeltaNL wordt nu meerjarig overgeboekt naar de begroting van EZK.

NGF-project RegMed XB

Het kasbudget voor de (voorwaardelijke) toekenning aan het project RegMed XB is sneller benodigd dan bij de 1e suppletoire begroting werd verwacht. de kasraming is hierop aangepast. Bij de 1e suppletoire begroting 2021 was het verplichtingenbudget voor het toegekende deel van dit project al volledig overgeheveld naar de EZK-begroting samen met een eerste tranche van het kasbudget voor het jaar 2021. Het resterende kasbudget voor de onvoorwaardelijke toekenning aan het project Regmed XB wordt nu meerjarig overgeboekt naar de begroting van EZK.

Beleidasrtikel 3 Infrastructuur

Tabel 14 Uitgaven beleidsartikel 3 (bedragen x 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand ontwerpbegroting 2021

331.833

664.766

998.100

1.331.433

1.331.433

 

Mutatie Nota van Wijziging 2021

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2021

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2021

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

      

Pijler 3 onverdeeld

‒ 331.833

66.367

66.367

66.367

66.366

 

Stand ontwerpbegroting 2022

0

731.133

1.064.467

1.397.800

1.397.799

1.066.366

Pijler 3 onverdeeld

De besluitvorming over de 2e ronde van het Nationaal Groeifonds wordt voorzien in 2022. In 2021 zullen daarom naast de reserveringen uit de 1e ronde geen nieuwe projecten worden toegekend. Daarom is het resterende kasbudget verschoven naar de komende jaren.

Artikel 11 Apparaat Nationaal Groeifonds

Tabel 15 Uitgaven niet-beleidsartikel 11 (bedragen x 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand ontwerpbegroting 2021

4.500

5.700

5.700

5.700

5.700

 

Mutatie Nota van Wijziging 2021

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2021

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2021

11.837

32.308

48.447

64.585

64.585

 

Nieuwe mutaties

      

Stand ontwerpbegroting 2022

16.337

38.008

54.147

70.285

70.285

48.415

Ten opzichte van de 1e suppletoire begroting hebben geen nieuwe mutaties op het apparaatsbudget plaatsgevonden.

Bijlage 2: Totaaloverzicht NGF-projecten

Toekenningen en voorwaardelijke toekenningen

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de toekenningen en voorwaardelijke toekenningen aan NGF-projecten. Per project is aangegeven welk departement verantwoordelijk is voor de uitvoering van het project. Daarnaast is aangegeven op welk begrotingshoofdstuk het bijbehorend budget is geraamd.

Tabel 16 Overzicht (voorwaardelijk) toegekende NGF-projecten (bedragen x 1 mln)

Art.

Omschrijving

Verantwoordelijk departement

Begrotingshoofdstuk

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

Totaal

1

Versterking Infrastructuur Leven Lang Ontwikkelen

OCW

XIX

Voorwaardelijke toekenning

0,8

7,3

9,0

8,0

7,0

      

31,9

SZW

XIX

Voorwaardelijke toekenning

0,2

1,7

4,5

4,0

2,5

      

12,8

1

Transitie naar innovatief en toekomstbestendig onderwijs

EZK

XIX

Voorwaardelijke toekenning

 

5,5

5,6

6,0

6,4

13,8

6,6

6,7

6,8

6,9

15,4

79,6

2

AiNed

EZK

XIII

Toekenning

4,4

8,8

13,2

13,2

4,4

      

44,0

XIX

Voorwaardelijke toekenning

 

4,4

8,8

13,2

13,2

4,4

     

44,0

2

Groenvermogen van de Nederlandse economie

EZK

XIII

Toekenning

0,8

21,5

33,3

10,6

6,7

      

73,0

2

Health-RI

EZK

XIII

Toekenning

2,2

4,4

6,6

6,6

2,2

      

22,0

2

QuantumDeltaNL

EZK

XIII

Toekenning

14,2

33,1

3,1

3,6

       

54,0

XIX

Voorwaardelijke toekenning

 

22,8

45,6

68,4

68,4

22,8

     

228,0

2

RegMed XB

EZK

XIII

Toekenning

10,2

12,8

         

23,0

XIX

Voorwaardelijke toekenning

 

6,9

11,1

8,2

4,9

1,5

0,7

    

33,3

                 

Totaal artikel 1 Kennisontwikkeling

OCW

XIX

Voorwaardelijke toekenning

0,8

7,3

9,0

8,0

7,0

      

31,9

EZK

XIX

Voorwaardelijke toekenning

 

5,5

5,6

6,0

6,4

13,8

6,6

6,7

6,8

6,9

15,4

79,6

SZW

XIX

Voorwaardelijke toekenning

0,2

1,7

4,5

4,0

2,5

      

12,8

Subtotaal

  

1,0

14,5

19,0

17,9

15,8

13,8

6,6

6,7

6,8

6,9

15,4

124,3

Totaal artikel 2 R&D&I

EZK

XIII

Toekenning

31,8

80,6

56,2

34,0

13,3

      

216,0

XIX

Voorwaardelijke toekenning

 

34,1

65,5

89,8

86,5

28,7

0,7

    

305,3

Subtotaal

  

31,8

114,7

121,7

123,8

99,8

28,7

0,7

    

521,3

Totaal

               

645,6

Reserveringen

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van alle reserveringen die in de eerste ronde voor projecten zijn gedaan.

Tabel 17 Overzicht reserveringen (bedragen x 1 mln)

Art.

Project

Verantwoordelijk departement

Bedrag

1

Versterking Infrastructuur Leven Lang Ontwikkelen1

OCW

22,6

SZW

22,6

1

Transitie naar innovatief en toekomstbestendig onderwijs

OCW

63,0

2

AiNed

EZK

188

2

Groenvermogen van de Nederlandse economie

EZK

265

2

Health-RI

EZK

47

2

QuantumDeltaNL

EZK

333

3

Schaalsprong OV Zuidelijke Randstad

IenW

1.000

3

Schaalsprong OV MRA

IenW

1.500

3

Brainport

IenW

30

    

Totaal artikel 1 Kennisontwikkeling

OCW

85,6

SZW

22,6

Totaal artikel 2 R&D&I

EZK

833,0

Totaal artikel 3 Infrastructuur

IenW

2.530,0

Totaal reserveringen

 

3.471,2

X Noot
1

In de 1 suppletoire begroting van het NGF 2021 was per abuis € 22,5 mln aan reservering opgenomen bij OCW en SZW