Gepubliceerd: 15 november 2021
Indiener(s): Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35925-VIII-111.html
ID: 35925-VIII-111

Nr. 111 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2021

Deze brief bevat de nadere uitwerking van en aanvulling op artikel 15 (Media) uit de Rijksbegroting 2022 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Kamerstuk 35 925 VIII) (hierna: OCW). Verder wil ik uw Kamer met deze brief informeren over de stand van het mediabeleid en de plannen voor het komende jaar.

Vorig jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over de beleidsprioriteiten waar het kabinet op in heeft gezet rond het mediabeleid en hoe de bijbehorende maatregelen en acties zijn uitgewerkt (Kamerstuk 32 827, nr. 176). In december 2020 is het wetsvoorstel ter uitwerking van de visiebrief (Kamerstuk 35 554) met brede steun aangenomen.1 Hiermee is dit jaar het toekomstperspectief van de landelijke publieke omroep verstevigd door onder andere stapsgewijs toe te werken naar een reclamevrije landelijke publieke omroep. Zo is de publieke omroep al in 2021 gestopt met reclame rond televisieprogramma’s voor kinderen en al het non lineaire video-aanbod. Daarnaast zijn dit jaar al de ledeneisen voor omroepverenigingen bijgesteld waardoor de pluriformiteit van de landelijke publieke omroep is versterkt. Ook is in 2021 de bestuurlijke organisatie verstevigd door een versterkte rol voor het college van omroepen en voor de raad van toezicht van de NPO.

Volgend jaar is de start van de nieuwe concessieperiode voor de landelijke publieke omroep. In het concessiebeleidsplan 2022–20262 heeft de NPO zijn plannen en visie laten zien voor een toekomstgerichte publieke omroep die klaar is voor de uitdagingen van deze tijd. Voor de nieuwe concessieperiode zijn erkenningen verleend aan de omroepen, waaronder twee nieuwe aspiranten.3 In hoofdstuk 3 over de landelijke publieke omroep licht ik dit verder toe en ga ik ook in op de verkenning naar nieuwe erkenningscriteria (paragraaf 3.3) en de motie van het lid van der Hul over erkenningenhouders (paragraaf 3.4).

In mijn visiebrief heb ik ook aangegeven dat de kwaliteit en professionaliteit van de lokale journalistiek verbetert indien lokale omroepen en regionale omroepen samenwerken. In de afgelopen periode heb ik daarom verschillende projecten en pilots gefinancierd om deze samenwerking te stimuleren en om te onderzoeken wat werkt in de praktijk. In het hoofdstuk over lokale en regionale omroepen ga ik nader in op de pilots en de opbrengsten daarvan, zoals toegezegd in het debat op 12 oktober jongstleden.

Coronacrisis

Het afgelopen jaar stond helaas ook voor een groot deel nog in het teken van de coronacrisis. Media op alle niveaus van onze samenleving hebben gedurende de crisis keihard gewerkt om aan die informatiebehoefte te voldoen. Of dat het nu ging om het verslaan van persconferenties, het geven van duiding bij medische informatie of het berichten over lokale hulpinitiatieven was.

De coronacrisis heeft bevestigd dat de publieke omroep nog steeds van onschatbare waarde is voor onze samenleving. Het bereik en de waardering voor de zenders en de programma’s van de publieke omroep was groot. De gevolgen van de coronamaatregelen hebben tot onvermijdelijke hogere kosten bij de uitvoering van de publieke taak door de landelijke publieke omroep geleid. Om de publieke omroep in staat te stellen zijn belangrijke rol te blijven vervullen heeft het kabinet in 2020 ter dekking van deze kosten aanvullend € 19 mln. ter beschikking gesteld.

Om de lokale mediasector te ondersteunen heeft het kabinet in 2020 en de eerste helft van 2021 in vier steunrondes een bedrag van in totaal € 35 mln. beschikbaar gesteld via het Tijdelijk Steunfonds voor Lokale Informatievoorziening (hierna: het Steunfonds).4 Van deze steunmaatregel hebben huis-aan-huis-kranten, lokale publieke omroepen, lokale betaalde nieuwsbladen en digitale hyperlocals gebruik gemaakt om de lokale informatievoorziening te continueren. In hoofdstuk 5 ga ik nader in op de mate waarin van het Steunfonds gebruik is gemaakt.

Vervolg brief

Het eerste hoofdstuk van deze brief gaat in op de mediabegroting. Vervolgens gaat de brief in op de verschillende lagen die het Nederlandse omroepbestel kent, te weten de lokale, regionale en landelijke publieke omroepen. In deze hoofdstukken wordt ingegaan op de toezeggingen die zijn gedaan tijdens het mediadebat van 12 oktober. In hoofdstuk 2 komt de uitwerking van de professionalisering van de regionale en lokale omroepen aan bod. In hoofdstuk 3 komen naast de toezeggingen over het onderzoek naar nieuwe erkenningscriteria en de uitwerking van de motie van het lid Van den Hul (Kamerstuk 35 524, nr. 21), de stand van zaken rondom NLZiet en het bi-cultureel streefdoel aan bod, respectievelijk in de paragrafen 3.3, 3.4, 3.7 en 3.8. Daarna volgt het algemene hoofdstuk over de journalistiek en de brief wordt afgesloten met een hoofdstuk over overige onderwerpen.

Hoofdstuk 1. Mediabegroting

Dit hoofdstuk bevat een nadere toelichting op de beschikbare middelen en de voorgenomen uitgaven op de Mediabegroting5, artikel 15 van de Rijksbegroting 2022 van OCW (hierna: Rijksbegroting). Ook wordt de verwachte stand van de Algemene Mediareserve (hierna: AMr) toegelicht, die mede wordt bepaald door het saldo van de beschikbare middelen en de voorgenomen uitgaven.

1.1 Toelichting beschikbare middelen

Artikel 15 van de Rijksbegroting gaat over de uitgaven op de mediabegroting. De mediabegroting wordt gevoed met OCW-middelen en de opbrengsten van de Ster-reclame op de aanbodkanalen van de landelijke publieke omroep (hierna: Ster-inkomsten).6

Tabel 1 maakt de aansluiting inzichtelijk tussen de Rijksbegroting voor 2022 en het totaal beschikbare budget op de mediabegroting voor 2022, aangepast met de geactualiseerde raming van de Ster-inkomsten. Voor het begrotingsjaar 2022 is hiermee een totaalbedrag van € 1.075,6 mln. beschikbaar voor de bekostiging van het mediabeleid. Dit bedrag wordt in het voorjaar nog bijgesteld met de toegekende consumentenprijsindex (hierna: CPI).7

Tabel 1: Inkomsten van de Mediabegroting en aansluiting met de Rijksbegroting

Bedragen in € 1.000

2022

Stand totale uitgaven van Artikel 15 (Media) van de Rijksbegroting 2022

1.053.522

Aanpassing raming Ster-inkomsten

22.040

Totaal beschikbaar budget Mediabegroting 2022

1.075.562

OCW-middelen

907.412

Ster-inkomsten

168.150

Raming van de Ster-inkomsten voor de jaren 2021 en 2022

Ramingen van de verwachte Ster-inkomsten zijn gebaseerd op een aantal parameters, te weten de verwachte omvang van de markt voor spotzendtijd en het verwachte aandeel van de Ster daarin. Dit laatste wordt onder andere bepaald door het zogenoemde kijktijdaandeel van de publieke omroep.

Voor de erkenningperiode 2022–2026 heeft de Ster op verzoek van OCW op 18 maart 2021 een meerjarenraming opgesteld waarin ook de afgesproken afbouw van de reclame is verwerkt. Op deze raming is het minimumbudget voor de landelijke publieke omroep gebaseerd. Deze raming is ook verwerkt in de Rijksbegroting 2022 van OCW.

De Ster geeft op basis van de Mediawet jaarlijks vóór 15 september een raming van de afdracht van de Ster-inkomsten voor het lopende en het aankomende jaar. De afgegeven raming voor het jaar 2022 is € 22 mln. hoger dan de meerjarenraming voor 2022. Dit verschil wordt grotendeels verklaard door een grotere verwachte omvang van de markt voor spotzendtijd op televisie in de recente raming van de Ster. Hogere Ster-inkomsten vloeien in de AMr, zoals zichtbaar is in de tabellen van deze brief over de AMr.

1.2 Uitgaven

De voorgenomen uitgaven voor het mediabeleid voor 2022 zijn in tabel 2 weergegeven. De opbouw van het budget voor de landelijke publieke omroep en CoBo is verder uitgesplitst in tabel 3.8 De opbouw van het budget voor de regionale publieke omroep wordt toegelicht in tabel 4.

In de tabel wordt onderscheid gemaakt tussen de reguliere bekostiging en de correcties op de CPI vergoeding voor 2021.9 Kolom A toont de totale voorgenomen media uitgaven per beleidsterrein of instelling. Kolom B betreft de uitgaven voor 2022. In kolom C zijn de correcties op de (geraamde) CPI vergoeding voor 2021 te zien die in 2022 worden uitgekeerd.

Tabel 2. Uitgaven mediabegroting 2022

Bedragen in € 1.000

Kolom A

Totaal beschikbaar in 2022

Kolom B

Bijdrage in de bekostiging 2022

Kolom C

Correctie consumenten-prijsindex-vergoeding 2021

Landelijke publieke omroep1

826.268

826.268

2

Coproductiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO)

2.437

2.437

2

Regionale publieke omroep

154.871

154.328

542

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)

24.313

24.227

86

Stichting Omroep Muziek (SOM)

17.130

17.069

60

Commissariaat voor de Media (CvdM)

4.903

4.886

17

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (SvdJ)

2.276

2.268

8

Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (NLPO)

1.673

1.667

6

Mediawijsheid-expertisecentrum

1.620

1.614

6

Overige bekostiging media (Overige uitgaven mediabeleid)

811

808

3

Subsidies

7.132

7.132

N.v.t.

Opdrachten

649

649

N.v.t.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

65

65

N.v.t.

Totaal uitgaven

1.044.146

1.043.418

728

Totaal beschikbaar budget

1.075.562

   

Mutatie Algemene Mediareserve

31.415

   
X Noot
1

Dit bedrag is inclusief € 1,3 mln. voor vervroegde uitzending (in de NPO-begroting 2022 ook wel als vervroegde window genoemd).

X Noot
2

Bij de landelijke publieke omroep en CoBO loopt de budget correctie CPI 2021 via de AMr en is daardoor niet zichtbaar in de Rijksbegroting.

De twee grootste uitgavenposten van de Mediabegroting worden hieronder toegelicht aan de hand van de begrotingen van de landelijke- en regionale publieke omroep.

1.2.1 Landelijke publieke omroep

Op grond van de Mediawet kan de landelijke publieke omroep een beroep doen op het zogenaamde minimumbudget dat voorafgaand aan het begin van iedere erkenningperiode wordt vastgesteld. Aan de landelijke publieke omroep moet minimaal het minimumbudget worden toegekend. Het minimumbudget voor 2022 is vastgesteld op € 827,4 mln. In de toelichting in de tekst van de Rijksbegroting 2022 staat ten onrechte dat het vastgestelde minimumbudget € 827,0 mln. is. De budgettaire tabel uit de Rijksbegroting is wel correct en sluit aan op de € 827,4 mln. Tabel 3 laat zowel het minimumbudget als het totale budget zien dat aan de landelijke publieke omroep wordt toegekend. Het totaal toe te kennen budget aan de landelijke publieke omroep voor 2022 bedraagt € 866,3 mln.

Het totaal toe te kennen budget is als volgt tot stand is gekomen. De NPO heeft een budgetaanvraag van € 866,3 mln. gedaan voor de landelijke publieke omroep. Dit bedrag is opgebouwd uit het minimumbudget van € 827,4 mln., een toekenning uit het oorspronkelijke CoBO-budget van € 1,3 mln., een toekenning uit de AMr van in totaal € 20,4 mln. en de bekostiging voor 2022 van de SOM van € 17,1 mln. De toekenning uit de AMr is bedoeld voor de CPI correctie 2021 voor de landelijke publieke omroep en de meerkosten van sportevenementen die door de landelijke publieke omroepen worden uitgezonden.

De bedragen uit de ingediende begroting van de NPO komen overeen met de beschikbare middelen vanuit OCW. Hiermee wordt het totaal toe te kennen budget voor de landelijke publieke omroep vastgesteld op € 866,3 mln.

Tabel 3. Minimumbudget en vastgestelde budget landelijke publieke omroep.

Bedragen in € 1.000

2022

– Aandeel CoBO

2.437

– Aandeel landelijke publieke omroep

824.968

Minimumbudget landelijke publieke omroep inclusief coproductiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO)

827.405

€ 1,3 mln. voor vervroegde uitzending

1.300

Subtotaal

828.705

Correctie consumentenprijsindexvergoeding 2021 (dekking vanuit AMr)

2.431

Financiering grote sportevenementen (dekking vanuit AMr)

18.000

Stichting Omroep Muziek (SOM) inclusief CPI-correctie 2021

17.130

Totaal vast te stellen budget landelijke publieke omroep inclusief budget SOM en inclusief incidentele bijdragen vanuit de AMr

866.266

Aanbodkanalen

De Begroting 2022 bevat een aanvraag voor een nieuw aanbodkanaal NPO luister – on demand.

Advies Commissariaat voor de Media over de NPO begroting

Het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) heeft de begroting van de NPO voor de landelijke publieke omroep beoordeeld10. Het Commissariaat benadrukt in zijn advies het belang van een toekomstbestendige, onafhankelijke en voldoende gefinancierde publieke omroep met pluriform en onafhankelijk (nieuws)aanbod.

Het Commissariaat vraagt ook aandacht voor de verdere uitwerking van de ambities uit het concessiebeleidsplan met betrekking tot genrebeleid en integraal programmeren en het vertalen van inhoudelijke ambities naar concrete kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen. Met de NPO heb ik in de prestatieovereenkomst11 afgesproken dat de NPO jaarlijks rapporteert over de voortgang van de implementatie van dit genrebeleid.

Wat betreft de transparantie van de begroting merkt het Commissariaat op dat de begroting geen inzicht biedt in de organisatiekosten per omroep. Ik neem deze opmerking mee in gesprekken met de NPO over de inzichtelijkheid van de NPO begroting. Tot slot wijst het Commissariaat op mijn opdracht uit 2019 aan de NPO om structurele besparingsopties in kaart te brengen en uit te werken. De voortgang hiervan is opgenomen in de begroting en zal ik uiteraard blijven monitoren. De brief van het Commissariaat met de bevindingen is als bijlage bij deze brief gevoegd12.

1.2.2 RPO en regionale publieke omroepen

Op basis van artikel 2.170 lid 2 van de Mediawet en artikel 4a van het Mediabesluit wordt de regionale omroep bekostigd uit de mediabegroting13.

In 2022 is voor de RPO en de dertien Regionale publieke omroepen een totaal bedrag van € 154,9 mln. beschikbaar. In tabel 4 staat hoe dat bedrag wordt verdeeld over de Stichting RPO en de regionale publieke omroepen.

Tabel 4: uitsplitsing van het totaal aan beschikbare middelen voor de regionale publieke omroepen

Bedragen in € 1.000

Totaal beschikbaar in 2022

Bijdrage in de bekostiging 2022

Correctie consumenten-prijsindex-vergoeding 2021

Stg. RPO

859

856

3

RPMI's

152.991

152.452

539

Nog toe te kennen bedrag in 20221

1.020

1.020

Regionale publieke omroep

154.871

154.328

542

X Noot
1

De verdeling tussen de RPO en RPMI’s zal in 2022 plaatsvinden.

De RPO heeft een sluitende begroting ingediend voor zijn werkzaamheden als stichting in 2022.

In 2022 begint de tweede planperiode (2022–2025) waarin de concessie van de RPO wordt uitgevoerd. De RPO verwacht in 2022 een toename van de werkzaamheden rond monitoren, meten, onderzoek, rapporteren en verantwoorden als gevolg van zowel de uitvoering van de afgesloten prestatieovereenkomst in 2021 als de evaluatie van de eerste planperiode van het concessiebeleidsplan (hierna: CBP). De evaluatie van de eerste planperiode van het CBP is eind 2021 gereed. De RPO verwacht voor deze extra taken een bedrag van € 0,240 mln. nodig te hebben.14 Zodra de evaluatie van het CBP gereed is, zal ik met de RPO overleggen over deze extra taken en de bekostiging daarvan.

De begroting van de RPO bevat een uitgewerkte samenhangende distributiestrategie. Deze distributiestrategie is afgestemd op een analyse van de marktontwikkelingen.

Alle regionale publieke omroepen hebben hun begroting voor 2022 tijdig ingediend bij het Commissariaat. De begroting van de regionale omroepen bestaat naast de bijdrage van OCW ook uit eigen inkomsten, waarvan de reclame-inkomsten de belangrijkste zijn. De totale begroting van de regionale omroepen neemt in 2022 met € 3,8 mln. toe ten opzichte van 2021 (van € 178,0 mln. naar € 181,8 mln.). Deze toename wordt verklaard door:

  • a) € 2,3 mln. als geraamde verhoging voor de consumentenprijsindex in 2022 van 1,5%.

  • b) € 1,5 mln. stijging van de eigen inkomsten.

Ondanks deze positieve raming in 2022 wordt er aangenomen dat de dalende trend van reclame-inkomsten de komende jaren zal doorzetten. Deze daling wordt ook verwacht voor de overige inkomsten uit nevenactiviteiten en programma gebonden bijdragen uit onder meer fondsen van co-producenten.

Aanbodkanalen

In de begroting 2022 vraagt de RPO de beëindiging aan van het aanbodkanaal OverUit van RTV Oost.

Advies Commissariaat over de begroting van de RPO en de RPMI’s

Het Commissariaat heeft de begrotingen van de RPO en de dertien regionale publieke omroepen beoordeeld15. De begrotingen voldoen aan het voorgeschreven model in de Mediaregeling 2008. Het Commissariaat concludeert dat de regionale publieke omroepen een grote stap hebben gezet in de uitwerking van de gezamenlijke doelstellingen. Het Commissariaat stelde bij de begroting 2021 als positief dat de RPO meer dan eerdere jaren aandacht besteedt aan het bereik van de verschillende doelgroepen, waaronder jongeren. In het advies bij de begroting 2022 merkt het Commissariaat op dat het bereik met name voor de leeftijdsgroep 50+ relatief hoog is en dat daarmee het bereik van jongeren een belangrijk aandachtspunt blijft. Tevens vindt het Commissariaat, net zoals vorig jaar, dat de samenwerking tussen de landelijke, regionale en lokale publieke omroepen in algemene zin positief is. Ik neem de opmerkingen van het Commissariaat mee in gesprekken met de RPO. De brief van het Commissariaat met de bevindingen is als bijlage bij deze brief gevoegd.

1.3 Algemene Mediareserve

De AMr kan op grond van artikel 2.166 van de Mediawet 2008 gebruikt worden voor de opvang van dalende Ster-inkomsten, voor bijdragen in reorganisatiekosten als gevolg van overheidsbesluiten en voor financiering van de door het Commissariaat aan te houden rekening-courantverhouding voor betalingen aan de instellingen. De AMr vervult hiermee een belangrijke rol in de bekostigingssystematiek van de mediabegroting. Het saldo van de beschikbare middelen en voorgenomen uitgaven op de mediabegroting en de directe inkomsten en uitgaven uit de AMr bepalen de verwachte mutatie in de AMr. Tabel 5 geeft de verwachte ontwikkeling van de AMr weer voor 2021 en 2022. De verwachte mutaties zijn nader toegelicht in bijlage 1 van deze brief.

Tabel 5: Liquiditeitssaldo- van de Algemene Mediareserve

Bedragen in € 1.000

2021

2022

Beginstand liquiditeitssaldo Algemene Mediareserve (jaar T)

48.615

72.723

Saldo van alle (verwachte) mutaties

24.108

10.986

Liquiditeitssaldo Algemene Mediareserve (ultimo jaar T)

72.723

83.708

Hoofdstuk 2. Lokale en regionale publieke omroep

Financiering lokale omroepen

De financiering van de lokale omroepen is een taak van de gemeenten. Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid voor de lokale publieke omroepen financier ik de Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (hierna: NLPO). De NLPO fungeert als het samenwerkings- en coördinatieorgaan voor de circa 240 lokale publieke omroepen in Nederland. De NLPO treedt daarbij op als belangenbehartiger en vertegenwoordiger van de sector naar overheden en overige stakeholders. Daarnaast voert de NLPO collectieve taken uit, die de randvoorwaarden scheppen voor een goed functionerende lokale omroepsector en een structurele bijdrage leveren aan de kwaliteit en continuïteit van de lokale publieke media-instellingen.

Samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb ik aan de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur gevraagd te adviseren over de organisatie en de financiering van de lokale omroepen. Het adviesrapport hebben zij in het najaar van 2020 opgeleverd. Hierin onderschrijven de raden het vitale belang van lokale omroepen voor de lokale democratie en voor de lokale samenleving. Zij signaleren dat lokale media hun functies niet altijd goed genoeg uitoefenen en adviseren maatregelen op het gebied van financiering en samenwerking. Dit rapport is ook gedeeld met uw Kamer.16 In mijn brief van januari 2021 heb ik u medegedeeld een beleidsreactie over te willen laten aan het nieuwe kabinet.

Concessiebeleidsplan en prestatieovereenkomst RPO

In 2022 begint de tweede planperiode (2022–2025) waarin de concessie van de RPO wordt uitgevoerd. Een evaluatie van de eerste planperiode is eind 2021 gereed. Voor de periode 2020–2025 heb ik samen met de RPO een prestatieovereenkomst gesloten waarin 14 afspraken zijn gemaakt over de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor het media-aanbod en het publieksbereik van de regionale publieke mediadienst17. De prestatieovereenkomst heeft geen betrekking op de inhoud van het media-aanbod van de regionale publieke omroepen. Ik ben met het Commissariaat in gesprek over de invulling van de betrokkenheid van het Commissariaat bij de prestatieovereenkomst. Deze afspraken zullen worden vastgelegd in een onderlinge uitvoeringsovereenkomst tussen de RPO en het Commissariaat.

Samenwerking en pilots

Het kabinet gelooft in versterking van de kracht van de lokale en regionale journalistiek door samenwerking. In de afgelopen periode heb ik daarom verschillende projecten en pilots gefinancierd om professionalisering en samenwerking te stimuleren.

Met het uitvoeren van het pilotproject «Professionalisering Lokale Publieke Mediadiensten» is in twintig projecten, geselecteerd door een selectiecommissie op basis van de slaagkansen, bij in totaal 26 lokale omroepen geëxperimenteerd met het toevoegen van journalistieke professionals aan hun redacties18. In de projecten wordt onder meer gewerkt aan het bereiken van nieuwe doelgroepen, het opbouwen van een lokaal nieuwsnetwerk en het inpassen van nieuwe journalistieke werkvormen.

De pilot heeft een totale omvang van € 5 mln., inclusief de kosten voor overhead, monitoring, onderzoek en verantwoording. In het eerste projectjaar (maart 2020-maart 2021) van de pilot is er via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (hierna: het Stimuleringsfonds) € 2,8 mln. over de projecten verdeeld; eind 2020 heb ik besloten de pilot met 9 maanden te verlengen en is € 1,52 mln. aan niet bestede middelen uit het Steunfonds verdeeld. De pilot eindigt 1 december 2021.

Het uitgangspunt bij het project «Versterking lokale journalistiek door samenwerking» is dat de drie lagen van het publieke bestel (landelijke, regionale en lokale omroepen) nauw samenwerken. Op die manier kunnen de omroepen van elkaar leren en elkaar versterken. De samenwerkende partijen zorgen zo voor een versterking van de kwaliteit van lokale journalistiek. Ik heb de kaders meegegeven waarbinnen het project vorm moest krijgen en heb voor het project € 4,5 mln. voor één jaar beschikbaar gesteld. De regionale en lokale publieke omroepen hebben het project samen met de NOS verder uitgewerkt. Daartoe zijn 63 extra journalisten aangenomen die zijn geplaatst bij 44 lokale omroepen en de 13 regionale omroepen. De partijen sturen het project gezamenlijk aan, waarbij de NOS als coördinator optreedt. De betrokken regionale of lokale omroep stuurt de journalist op dagelijkse basis aan en is hoofdredactioneel verantwoordelijk voor alle content die de journalist produceert (online, audio en video). De NOS is werkgever van alle betrokken journalisten en van de projectleider, stelt technische faciliteiten beschikbaar en verzorgt samen met de NLPO de opleiding en scholing van de journalisten. Het project eindigt per 1 juli 2022.

De pilots hebben ieder een eigen doel en opzet. De opbrengsten van de pilots zijn volgens het Stimuleringsfonds en de stuurgroep Pilot Versterking lokale journalistiek door samenwerking tot nu toe positief. Het Stimuleringsfonds heeft een aanvulling geschreven op zijn tussentijds onderzoeksrapport van oktober 202019. De aanbevelingen uit het rapport blijven medio oktober 2021 staan, met als belangrijkste uitgangspunt dat de lokale journalistieke sector gebaat is bij een besluit over structurele financiering. De stuurgroep concludeert in haar tussentijdse evaluatie van de pilot «Versterking lokale journalistiek door samenwerking» dat een projectperiode van 12 maanden te kort is om het project werkelijk succesvol en zinvol te maken20. De betrokken (vaak jonge) journalisten moeten zich inwerken en hun werkgebied leren kennen, contacten ontwikkelen en zich verbinden met de betrokken omroepen.

Voor beide pilots geldt dat de corona-periode effect heeft gehad op het kunnen bereiken van de ambities, de gehanteerde werkwijzen en ingezette middelen. De investeringen in de projecten (met name in menskracht) beginnen geleidelijk te renderen. Er zijn vormen van samenwerken gevonden die (met aanpassingen) tot wasdom kunnen komen. Een groep journalisten krijgt nu de ruimte en tijd om relevante ervaring op te doen in de praktijk. Een optimale opbrengst vraagt meer tijd en het bieden van meer perspectief aan de betrokken journalisten.

Hoofdstuk 3. Landelijke publieke omroep

In dit hoofdstuk behandel ik een aantal inhoudelijke onderwerpen met betrekking tot de landelijke publieke omroep en de uitwerking en de voorbereidingen op de nieuwe concessie- en erkenningperiode die op 1 januari 2022 aanvangt.

3.1 Nieuwe concessie- en erkenningperiode NPO

Op 1 januari 2022 start de nieuwe concessie- en erkenningperiode van de landelijke publieke omroep. Er zullen de komende erkenningperiode (2022–2026) twee nieuwe omroepen, Omroep Zwart en Ongehoord Nederland, toetreden als aspirant omroep tot het publieke omroepbestel. De voormalige aspirant omroepen WNL, HUMAN en PowNed hebben zich aangesloten bij een bestaande omroep, respectievelijk Omroep Max, VPRO en AVROTROS. De voormalige aspiranten krijgen hierbij voldoende ruimte om binnen het samenwerkingsverband hun eigen identiteit te laten zien. Eerder heb ik uw Kamer hierover al per brief geïnformeerd, waarin ook beide aspirantomroepen erkennen dat ze bij toetreding tot het publieke omroepbestel zich gebonden weten aan de Mediawet 2008 en de daarop gebaseerde regelgeving. Beiden geven ook expliciet aan zich na toetreding tot het publieke bestel te zullen binden aan de Governancecode Publieke Omroep van de NPO. Van het Commissariaat heb ik begrepen dat zij met de aspirantomroepen in gesprek zullen gaan om uit te leggen hoe het Commissariaat invulling geeft aan de mediawettelijke toezichtstaak.

De concessieperiode geldt voor tien jaar in totaal (2022–2031) en bestaat uit twee periodes van 5 jaar waarvoor de NPO een concessiebeleidsplan dient op te stellen. In het concessiebeleidsplan 2022–2026 laat de NPO zijn plannen zien voor een toekomstgerichte publieke omroep die klaar is voor de uitdagingen van deze tijd. De publieke omroep heeft de lat hoog gelegd. De ontwikkelingen in de mediasector waaronder het verschuivende kijkgedrag en de kapitaalkrachtige internationale toetreders tot de Nederlandse markt, vragen om een stevig antwoord van de publieke omroep. In dit transformerende landschap moet de publieke omroep flexibel kunnen opereren om bij te blijven.

De NPO gaat de beweging van net- naar genremanagement verder uitwerken. Niet langer de aanbodkanalen, maar de content staat daarbij voorop. Ook heeft de NPO de ambitie opgenomen om meer content van de regionale omroepen onder de aandacht te brengen en de samenwerking met de RPO en de regionale omroepen te versterken. De NPO heeft de eerste stappen gezet met de invoering van dit genrebeleid en integraal programmeren. Dit is binnen de publieke omroep een majeure operatie die veel tijd en mankracht vergt van de gehele publieke omroep. Naar ik heb begrepen verloopt dit voorspoedig en zijn de omroepen goed aangehaakt zoals de NPO mij per brief heeft toegezegd. Momenteel bevindt de invoering zich nog in de planvormingsfase. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van deze ontwikkeling.

Het concessiebeleidsplan vormde de basis voor de nieuwe prestatieovereenkomst die ik met de NPO heb gemaakt voor de periode 2022–2026. De prestatieovereenkomst bevat een aantal nieuwe afspraken. Bijvoorbeeld op het gebied van toegankelijkheid, culturele programmering en regionale programmering op de landelijke aanbodkanalen. Uw Kamer is voor de zomer geïnformeerd over de prestatieovereenkomst.21

3.2 Naleving prestatieovereenkomst NPO 2020

Het Commissariaat heeft gerapporteerd over de naleving van de prestatieovereenkomst in 2020. Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik naar de rapportage van het Commissariaat die als bijlage bij deze brief is gevoegd22. Het is goed om te zien dat de NPO er in is geslaagd om het overgrote deel van de prestatieafspraken te realiseren. Niettemin heeft de coronacrisis ook impact op de NPO en de mate waarin afspraken zijn gerealiseerd. In het kader van coulance zal het niet realiseren van een afspraak in 2020 of 2021 door mij als niet-toerekenbaar worden aangemerkt, wanneer dit aantoonbaar het gevolg is van de overheidsmaatregelen in verband met de coronacrisis. Er wordt door de NPO gewezen op plannen voor het inhalen van opgelopen achterstanden waardoor de afspraken over meerdere jaren alsnog gehaald worden.

3.3 Onderzoek legitimatiecriteria

In mijn visiebrief van 14 juni 2019 heb ik aangekondigd dat ik de maatschappelijke worteling van omroepverenigingen een steviger basis wil geven om daarmee de pluriformiteit van het media-aanbod te behouden en te versterken. Daarvoor moet gekeken worden naar andere legitimatie- en toetsingscriteria naast lidmaatschappen.23 Om te komen tot aanvullende criteria heb ik een opdracht gegeven aan het onderzoeksbureau AEF. Het onderzoeksrapport vindt u als bijlage bij deze brief24.

AEF heeft een aantal denkrichtingen inclusief randvoorwaarden verkend waarbinnen meer mogelijkheden ontstaan voor operationele criteria die de prestaties van zittende omroepen meten, en meer mogelijkheden ontstaan om nieuwe aspirant-omroepen te beoordelen en bestaande erkenningen in te trekken.

Het uitwerken van deze denkrichtingen vraagt om fundamentele keuzes over ons publieke bestel. Met dit onderzoek is een belangrijke stap gezet, maar tegelijkertijd is er nog een weg te gaan. De nieuwe criteria, en daarmee de gewijzigde randvoorwaarden, zullen bij de volgende erkenningperiode, die aanvangt op 1 januari 2027, in werking moeten treden. Het is aan een nieuw kabinet om te bezien in welke richting het publieke bestel zich zou moeten ontwikkelen. Als eerste stap zal ik, in overeenstemming met de aanbevelingen van het onderzoeksbureau, het Commissariaat, de Raad voor Cultuur, de NPO en het College van Omroepen vragen om op het rapport te reflecteren. Uw Kamer zal in de loop van 2022 worden geïnformeerd over de voortgang van dit proces.

3.4 Onderzoek erkenningenhouder

Tijdens het wetgevingsoverleg op 4 november 2020 (Kamerstuk 35 554, nr. 29) heeft het lid Van der Hul (PvdA) een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken of gewerkt kan worden met erkenningenhouders in plaats van een erkenninghouder (Kamerstuk 35 554, nr. 21). Achtergrond van deze motie was de vrees dat omroepen die vanwege het maximum van zes erkenningen gedwongen moeten samenwerken hierdoor mogelijk hun eigen identiteit zullen verliezen. Ik onderschrijf het belang van het behoud van de eigen identiteit van de omroepen. Het samenwerken binnen een samenwerkingsomroep hoeft geen verlies van eigen identiteit te betekenen. Onderliggende omroepverenigingen kunnen elk hun eigen missie en identiteit behouden en vanuit die missie en identiteit programmering verzorgen. Hoewel er altijd sprake is van één erkenninghouder, namelijk de samenwerkingsomroep, staat dat niet in de weg dat daaronder twee afzonderlijke omroepverenigingen blijven bestaan die ieder hun eigen missie en identiteit kunnen uitdragen in het programma-aanbod. Het vormen van een samenwerkingsomroep hoeft niet automatisch te leiden tot een omroep waarbij onderliggende omroepverenigingen fuseren.

De NPO en de omroepen zijn met elkaar in gesprek over de praktische aspecten die van belang zijn voor de nieuwe samenwerkingsomroepen. Hoewel er soms sprake is van tegengestelde belangen, vertrouw ik erop dat de NPO en de omroepen hier met elkaar uitkomen.

Omdat het behoud van identiteit en maatschappelijke binding van de omroepen enerzijds, en het belang van een slagvaardige en doelmatige publieke omroep anderzijds raakt aan fundamentele vraagstukken over het bestel, zal ik oog blijven houden voor dit thema, onder andere bij de verdere uitwerking van legitimatiecriteria.

Daarnaast leven er bij de omroepverenigingen die een samenwerkingsomroep hebben gevormd vragen over de mogelijkheid om in een volgende erkenningperiode aanspraak te maken op een erkenning. De samenwerkingsomroep is erkenninghouder. Dit heeft tot gevolg dat een onderliggende omroepvereniging bij de volgende erkenningsaanvraag formeel geen aanvraag kan indienen bij de volgende erkenningperiode omdat de omroepvereniging in de voorafgaande periode geen erkenninghouder is. Dit zou betekenen dat een onderliggende omroepvereniging de toegang tot het bestel kan verliezen wanneer zijn samenwerkingspartner niet in aanmerking komt voor een erkenning, bijvoorbeeld omdat deze niet kan voldoen aan de ledeneis. Ik ben op de hoogte van deze onevenredige gevolgen voor een omroepvereniging die als samenwerkingsomroep doorgaat en onderzoek de mogelijkheden om de Mediawet hierop aan te passen.

3.5 Beleidsdoorlichting artikel 15 Media

Met mijn brief van 18 september 201925 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn aanpak van de beleidsdoorlichting media. Ik heb toegelicht te willen aansluiten bij de Operatie Inzicht In Kwaliteit26 die meer vrijheid geeft in de vorm van de beleidsdoorlichtingen. Onder meer door niet alleen terug te kijken maar ook vooruit te kijken. In de mediabegrotingsbrief 2020 (Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 106) heb ik een nadere toelichting gegeven en u toegezegd u in 2021 nader te informeren over de best passende vorm van de beleidsdoorlichting.

Ik heb besloten de beleidsdoorlichting als volgt vorm te geven. Ik geef hiermee een uitwerking aan de passage ter zake in mijn brief van 7 juni 2021.27 Een eerste deel (terugblik) richt zich op de periode 2014–2020. Deze periode kenmerkt zich met name door de uitvoering van de bezuinigingen en hervormingen van de Kabinetten-Rutte I en II. Met het tweede deel van de doorlichting (vooruitblik) ga ik in op mijn toezegging aan de Eerste Kamer om een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar «de wettelijke mogelijkheden en financiële condities waaronder de continuïteit van de publieke omroep in dit internationale krachtenveld beter wordt geborgd en duurzaam wordt versterkt».28 Dat wil ik doen aan de hand van de onderstaande onderzoeksvragen. De Eerste Kamer wordt hierover nog apart geïnformeerd.

  • Welke ontwikkelingen zijn er in het mediagebruik, wat is de waarschijnlijke verdere ontwikkeling daarvan en hoe zijn deze ontwikkelingen van invloed op de invulling van de publieke taken in het mediabeleid door de landelijke publieke omroep in Nederland?

  • Welke economische ontwikkelingen zijn er in de audiovisuele sector (d.w.z. de gebruikers- en advertentiemarkt), wat zijn de meest waarschijnlijke verdere ontwikkelingen, en hoe zijn deze ontwikkelingen van invloed op de invulling van de publieke taken door de landelijke publieke omroep in Nederland?

  • Welke technologische ontwikkelingen zijn er in de audiovisuele sector, wat zijn de meest waarschijnlijke verdere ontwikkelingen, en hoe zijn deze ontwikkelingen van invloed op de invulling van de publieke taken in het mediabeleid door de landelijke publieke omroep in Nederland?

  • Welke politiek-maatschappelijke ontwikkelingen zijn van invloed op de invulling van de publieke taken in het mediabeleid door de publieke omroep (bijvoorbeeld ontwikkeling van het vertrouwen in journalistiek in het algemeen en de publieke omroep in het bijzonder, de onafhankelijkheid van de publiek omroep ten opzichte van politieke invloed uit binnen en buitenland)?

  • Is hoeverre is het huidige (wettelijke) beleidsinstrumentarium voor de publieke omroep nog passend in het licht van de hiervoor geschetste ontwikkelingen? Waar liggen de sterke punten, waar liggen de zwakke punten, waar de kansen en waar de bedreigingen. Waar relevant kunnen deze vragen ook worden beantwoord in internationaal vergelijkend perspectief?

  • In hoeverre zijn de financiële kaders van de publieke omroep, waaronder het regime rond reclame-inkomsten, passend in het licht van de hiervoor geschetste ontwikkelingen? Waar liggen de sterke punten, waar liggen de zwakke punten, waar de kansen en bedreigingen? Waar relevant kunnen deze vragen ook worden beantwoord in internationaal vergelijkend perspectief?

De focus van deze beleidsdoorlichting komt daarmee te liggen op de landelijke publieke omroep, en levert analyses en bouwstenen voor het mediabeleid en de positie van de publieke omroep voor de middellange termijn (de periode na de huidige concessieperiode en de aanloop daarnaar toe). De andere onderdelen van het mediabeleid zijn of worden afgedekt met eigen evaluaties.

Voor de beleidsdoorlichting zal een begeleidingscommissie worden ingesteld, waarbij ik denk aan een afvaardiging van de NPO, het Commissariaat, OCW en een externe deskundige. Het tijdspad van de doorlichting loopt tot medio 2022. Het eerste deel van de doorlichting zal tussen januari en april 2022 worden uitgevoerd en het tweede deel tussen april en juli 2022.

3.6 Doelmatigheid binnen landelijke publieke omroep

De NPO is onder andere naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer29 aan de slag gegaan met verbeterplannen om de sturing op doelmatigheid binnen het bestel verder te intensiveren en te verbeteren. In het concessiebeleidsplan is het uitganspunt bij deze ambitie gedefinieerd als het inzetten van de middelen met het oogmerk dat de (programmatische) doelen worden gerealiseerd en de afspraken over prestaties zo maximaal als mogelijk worden behaald.

Hiervoor heeft de NPO een set aan nieuwe sturingsinstrumenten ontwikkeld en geïmplementeerd. In de vorige mediabegrotingsbrief informeerde ik uw Kamer al dat een deel van die instrumenten in 2021 inwerking zou treden. In de Terugblik over 2021 die in juni 2022 verschijnt, kunnen daarom de eerste analyses en rapportages over de sturing op doelmatigheid worden opgenomen. Het huidige instrumentarium zal worden doorontwikkeld, ook om aan te sluiten bij de implementatie van de nieuwe werkwijze met genrebeleid en integraal programmeren.

3.7 NLZiet

In het afgelopen variadebat over media zijn er ook vragen gesteld over NLZiet, de online (abonnements)samenwerkingsdienst tussen NPO, RTL en Talpa. NLZiet blijft een mooi initiatief om het Nederlandse media-aanbod breder toegankelijk te maken en binnenlandse samenwerking te bevorderen. De NPO is, op grond van het instemmingsbesluit van NPO Plus, verplicht zich in te spannen om een bijdrage te blijven leveren aan NLZiet. In de evaluatie van NPO Plus geeft de NPO aan zijn inspanningen te zullen continueren. Naar aanleiding van mijn toezegging aan uw Kamer heb ik met alle partijen gesproken. Daaruit is bevestigd dat de NPO en de commerciële omroepen niet altijd op één lijn zitten met betrekking tot de doorontwikkeling van NL Ziet. Dit heeft mijn inziens te maken met de intrinsieke spanning tussen de doelstellingen van een commerciële omroep en de doelstellingen van een publieke omroep. Zo bestaat bijvoorbeeld de wens vanuit de commerciële omroepen om een gratis versie met reclame binnen het abonnementsmodel van NLZiet te introduceren. Ik begrijp de aarzeling aan de kant van de NPO gelet op het streven om tot een reclamevrije publieke omroep te komen. Daarnaast bestaan er zorgen bij de NPO over mogelijke aantasting van de herkenbaarheid van publiek aanbod. Duidelijke herkenbaarheid van het aanbod van de publieke omroep is een van de voorwaarden die zijn verbonden aan de genoemde inspanningsverplichting voor de NPO aan NLZiet. Desondanks hebben zowel de publieke als commerciële omroepen er belang bij dat hun Nederlandse aanbod breed verspreid wordt. De Raad voor Cultuur heeft in zijn adviezen30 het belang onderstreept van één Nederlands online platform zoals NLZiet. Vorig jaar heb ik uw Kamer in de Mediabegrotingsbrief 2021 gemeld dat ik geen aanleiding zag tot eenzijdige aanpassing van de voorwaarden, waaronder de voorgenoemde inspanningsverplichting, die voor de NPO aan NPO Plus en NLZiet verbonden zijn. Het is aan een volgend Kabinet om verder te gaan met deze adviezen van de Raad voor Cultuur. Binnen het huidige kader gaan de NPO, RTL en Talpa over de toekomst van de NLZiet en kan ik daar als Minister niet in treden. Ik roep de partijen op met respect voor elkaars uitgangsposities hier constructieve afspraken over te maken met elkaar. Uiteraard hou ik de ontwikkeling van deze dienst nauwlettend in te gaten en zal ik uw Kamer op de hoogte houden indien zich nieuwe ontwikkelingen voordoen.

3.8 Streefdoelen NPO m.b.t. diversiteit van het publieke media-aanbod

In het mediadebat van 12 oktober heb ik uw Kamer toegezegd u nader te zullen informeren over de plannen van de NPO om vanaf januari 2022 te gaan werken met streefdoelen om de diversiteit van het publieke media-aanbod te vergoten (Kamerstuk 32 827, nr. 232). Ik hecht groot belang aan het thema diversiteit en inclusie. Media hebben een belangrijke impact op hoe we als burgers/kijkers/luisteraars naar de wereld, naar onszelf en naar anderen in de samenleving kijken en erover oordelen. Daarmee dragen media ook een belangrijke verantwoordelijkheid om een zo evenwichtige mogelijke weerspiegeling te geven van (de verschillende doelgroepen in) de samenleving. De publieke omroep heeft hierin een specifieke taakopdracht op grond van de Mediawet. Daarnaast heb ik ook met de NPO afspraken gemaakt over de rapportageplicht van de publieke omroep over de doelstelling, acties en behaalde resultaten op het gebied van diversiteit van met media-aanbod wat betreft de weerspiegeling van vrouwen en mensen met een migratieachtergrond. De NPO kiest ervoor om deze prestatieafspraken nader in te vullen aan de hand van concrete streefdoelen. Dat vind ik een goede zaak. De aanleiding hiertoe is dat de publieke omroep heeft geconstateerd dat zijn ambitie om zowel voor als achter de schermen een weerspiegeling te zijn van de Nederlandse bevolking nog onvoldoende is gerealiseerd, vooral op het gebied van culturele achtergrond. Daarom hebben de NPO en omroepen samen besloten een aantal concrete acties te formuleren voor bestaande programmering, nieuwe programmering en het personeelsbeleid. Eén daarvan is om bij in totaal 60 beeldbepalende programma’s van de publieke omroep (tv, radio, online) ervoor te zorgen dat ten minste 15% procent (percentage is gebaseerd op CBS-bevolkingscijfers) van de sleutelrollen binnen een programma een biculturele achtergrond heeft. De publieke omroep merkt dit niet aan als quotum, maar als een streefdoel. Dat wil zeggen, een middel om te sturen en/of bij te sturen om zijn ambitie te realiseren en niet als middel om te straffen of afrekenen. Het feit dat de NPO er voor kiest om deze prestatieafspraak gezamenlijk met de omroepen nader uit te werken zie ik als een goede zaak.

Hoofdstuk 4. Journalistiek

De mediasector heeft de afgelopen jaren veel meegemaakt: de noodzaak van steunmaatregelen voor lokale media als gevolg van corona, agressie en geweldsincidenten, een impuls voor onderzoeksjournalistiek en discussies rondom de arbeidsmarktpositie van werkenden in de mediasector. De rode draad bij al deze onderwerpen is het belang van kritische en onafhankelijke journalistiek voor onze maatschappij en de noodzaak om die journalistiek vanuit de overheid te faciliteren en te ondersteunen. In dit hoofdstuk ga ik in op een aantal ontwikkelingen die van invloed zijn op de uitvoering van de journalistieke taak, de vraag van uw Kamer om structurele ondersteuning van PersVeilig en de maatregelen die het kabinet heeft genomen.

4.1 Tijdelijk Steunfonds Lokale Informatievoorziening

In totaal is er door het kabinet € 35 mln. beschikbaar gesteld voor het Steunfonds. Hiervan kwam € 11 mln. uit reeds gereserveerde middelen voor onderzoeksjournalistiek, versterking van lokale journalistiek via samenwerking tussen publieke omroepen en het tweede jaar van de pilot Professionalisering Lokale Omroepen.31 Een deel van dit geld is later in 2020 gebruikt voor het alsnog uitvoeren van een tweede jaar van deze pilot.32 Van het totale steunbedrag kwam € 24 mln. voort uit de generieke steungelden.33

De gelden uit het Steunfonds zijn in eerste instantie als kredieten toegekend aan de aanvragers. Na afloop van een steunronde (of meerdere rondes) konden aanvragers een omzettingsverzoek indienen bij het Stimuleringsfonds, waarmee zij het krediet konden laten omzetten in een subsidie. Aanvragers die achteraf bezien minder of geen gebruik hebben gemaakt van het krediet, hebben deze kredieten teruggestort. Zo hebben onder andere DPG Media en NDC mediagroep (tegenwoordig onderdeel van de Mediahuis groep) besloten om de aangevraagde kredieten terug te storten, in totaal ca. € 7,5 mln., omdat hun bedrijfsresultaten over 2020, tegen de verwachtingen aan de start van de pandemie in, goed waren. Daarbij gaven de partijen als toelichting dat zonder de gelden uit het Steunfonds het onzeker was geweest of de lokale informatievoorziening gecontinueerd had kunnen worden. Op de wijze waarop dat nu is gebeurd, hebben de middelen ondanks de latere terugstorting toch het beoogede effect gehad, namelijk continuering van de lokale informatievoorziening.

Het Stimuleringsfonds is bezig met de afwikkeling van het Steunfonds. Deze is naar verwachting in het eerste kwartaal van 2022 afgerond. De tussenstand van de afwikkeling is als volgt. In tabel 6 wordt duidelijk welke subsidies in de vorm van kredieten onder elke beleidsregel van het Steunfonds zijn verstrekt.

Tabel 6. Subsidies, in de vorm van krediet, verstrekt via het Steunfonds

Kredieten in € 1.000

Beleidsregel 1&2 (15–3 tot 15–6)

Beleidsregel 3 (15–6 tot 15–9)

Beleidsregel 4 (15–9-tot 15–12)

Beleidsregel 5 (15–12 tot 15–5)

 

Aantal ontvangers

Hoogte krediet

Aantal ontvangers

Hoogte krediet

Aantal ontvangers

Hoogte krediet

Aantal ontvangers

Hoogte

krediet

Lokale publieke media-instellingen

175

€ 2.128,8

128

€ 1.608,7

129

€ 1.656,1

122

€ 1.294,1

Huis-aan-huiskranten

143

€ 7.334,4

136

€ 6.994,7

136

€ 7.049,9

120

€ 4.149,3

Lokale nieuwsbladen

10

€ 64,3

10

€ 64,3

11

€ 68,3

7

€ 41,7

Lokale nieuwswebsites

37

€ 332

31

€ 308

30

€ 324,0

23

€ 156,0

Totaal

365

€ 9.859,4

305

€ 8.975,6

306

€ 9.098,21

272

€ 5.641,06

Op het moment van dit schrijven zijn 259 van de 445 verstrekte kredieten vastgesteld. Indien het krediet van aanvragers niet volledig wordt omgezet in een uitkering, wordt het resterende krediet teruggevorderd in drie termijnen, met een looptijd van zeven maanden na vaststelling van de subsidie. Deze betalingen geschieden ruim binnen de gestelde termijnen.

De vaststellingen verlopen tot nu toe zeer voorspoedig. Geluiden uit de sector over de verleende steun zijn positief en er wordt met tevredenheid kennis genomen van de besluiten. Bezwaren op eventueel terug te betalen kredieten worden nauwelijks gemaakt. In de twee gevallen dat dit tot nu toe is gebeurd, ging het om misverstanden over onvolledige gegevens.

4.2 Veiligheid journalisten en persvrijheid

De veiligheid van journalisten, fotografen, cameramensen en andere mediawerkenden is de afgelopen jaren een belangrijk onderwerp van gesprek.

Om de positie van journalisten en anderen in de sector tegen agressie en geweld te versterken, is PersVeilig in 2019 opgericht. Dit initiatief is de afgelopen jaren van grote waarde gebleken dankzij de verschillende dimensies van het project. Enerzijds zijn daar de preventieve maatregelen, zoals het meldpunt, (online) trainingen, (juridische) ondersteuning en het laten uitvoeren van onderzoek. Anderzijds de maatregelen die zien op repressie, het «Protocol PersVeilig», zoals hoge prioriteit aan opsporing en vervolging, lik-op-stukbeleid en een verzwaarde strafeis.

Dat de veiligheid van journalisten ook de komende jaren aandacht vraagt, is evident. De Minister van JenV heeft mede namens mijzelf toegezegd dat er structureel geld komt voor PersVeilig. Volledigheidshalve herhaal ik hier op welke wijze ikzelf bijdraag aan de veiligheid van journalisten. Ook in 202234 is er € 100.000 beschikbaar voor het versterken van de positie van journalisten tegen agressie en bedreiging. Dit geld wordt onder andere ingezet voor het trainen van journalisten en hoofdredacties.

4.3 Inzet middelen onderzoeksjournalistiek

In 2018 stuurde ik uw Kamer een brief over de besteding van de middelen uit het regeerakkoord voor onderzoeksjournalistiek.35 Een bedrag van € 5 mln. is sinds 2018 jaarlijks beschikbaar gesteld via het Stimuleringsfondsen het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (hierna: FBJP) om enerzijds de onderzoeksjournalistieke infrastructuur te versterken en anderzijds om individuele onderzoeksjournalisten te ondersteunen bij hun projecten. Talentontwikkeling en het versterken van de positie van journalisten tegen agressie en geweld worden eveneens uit deze € 5 mln. bekostigd.

Er worden door de beide fondsen en de regelingen ieder jaar mooie resultaten bereikt. Zo zijn met de regeerakkoordmiddelen samenwerkingsverbanden tussen verschillende soorten media en onderzoeksredacties opgezet; start begin 2022 de derde lichting trainees onderzoeksjournalistiek en sluit de eerste lichting dit najaar het traineeship af; is er meer inzicht gekomen in de behoeften vanuit de sector ten aanzien van onderzoeksjournalistiek; is er meer ruimte en aandacht bij hoofdredacties op ook regionaal en lokaal niveau om onderzoeksjournalistiek een plek te geven binnen het werk; en hebben vele verschillende individuele onderzoeksjournalisten (prijswinnende) projecten gemaakt over thema’s van publiek belang.

De afgelopen jaren is door het Stimuleringsfonds en het FBJP veel ervaring opgedaan met de verschillende subsidieregelingen. Deze ervaringen zetten zij in om de regelingen nog beter aan te laten sluiten bij de behoeften van het journalistieke veld. Zo start bij het Stimuleringsfonds aan het begin van 2022 een vernieuwde versie van hun regeling onderzoeksjournalistiek en past het FBJP hun traineeprogramma waar nodig aan aan de wensen van de trainees enerzijds en de werkplekken anderzijds.

Ik zie met vertrouwen uit naar de inzet van de middelen in de komende kabinetsperiode en ben benieuwd naar de resultaten. Zoals aangegeven in mijn vorige begrotingsbrief, zal de inzet van de middelen in 2023 geëvalueerd worden, waarbij gekeken wordt naar de opbrengst van de afgelopen jaren, de impact op de sector en de rol van de beide fondsen daarin. Aan de hand van deze evaluatie wordt een besluit genomen over de besteding van de middelen in de jaren erna.

Hoofdstuk 5. Overige onderwerpen, toezeggingen en moties

In dit hoofdstuk adresseer ik enkele overige onderwerpen op het gebied van media. Ik noem erin de belangrijkste recente ontwikkelingen en kijk erin vooruit naar komend jaar.

5.1 Het Netwerk Mediawijsheid en de grote maatschappelijke uitdagingen

Sinds de start van de coronacrisis is Nederland massaal online gegaan. Waar we online voortdurend met elkaar in verbinding staan, maken we ons zorgen over toenemende polarisatie en verruwing. Waar alle kennis van de wereld binnen handbereik ligt, is het door een groeiende hoeveelheid desinformatie moeilijk te beoordelen of iets echt waar is. De digitale wereld wordt een steeds complexere plek om te zijn en dit werkt door in het dagelijks leven van mensen. De behoefte aan mediawijsheid is dan ook groter dan ooit.

Als samenleving hebben we het meer dan ooit tevoren nodig om mediawijze omgangsvormen te ontwikkelen. De Week van de Mediawijsheid, dit jaar van 5 tot en met 12 november, ging dan ook over het thema «Samen Sociaal Online».

Netwerk Mediawijsheid is sinds de oprichting stevig aan de slag om iedereen in Nederland in staat te stellen mediawijzer te worden en mediawijs te leven. Het Netwerk streeft opgeteld naar zo’n 550.000 bezoeken voor de laagdrempelige informatiewebsites www.hoezomediawijs.nl (voor kinderen en jongeren) en www.mediawijsheid.nl (voor algemeen publiek) in 2022. Daarnaast worden jongeren, kwetsbaren en volwassenen ook bereikt via de 1000 netwerkpartners.

Het Netwerk zoekt actief naar aansluiting bij ontwikkelingen in de maatschappij. Een groot aandachtspunt zit in het begeleiden van mensen die extra kwetsbaar zijn in de mediasamenleving, denk aan mensen met een lichtverstandelijke beperking. Zij zijn gevoeliger voor bijvoorbeeld internetfraude of voor schade als gevolg van cyberpesten en sextortion. Jongeren blijven een belangrijke pijler in de mediawijsheidsaanpak, omdat voor hen het leven zich grotendeels online afspeelt. Voor scholen is er bijvoorbeeld het spel MediaMasters, sinds kort geheel vernieuwd. Op het moment van schrijven hebben al enkele duizenden leraren hun klassen aangemeld en doen naar verwachting 150.000 leerlingen uit groep 7 en 8 mee aan het spel.

Het is tenslotte ook belangrijk om burgers weerbaar te maken tegen online desinformatie. Daartoe heeft Netwerk Mediawijsheid in het afgelopen jaar een project uitgevoerd, gefinancierd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, om kiezers meer te leren over de gevolgen van desinformatie in relatie tot de Tweede Kamerverkiezingen. Op toegankelijke wijze wordt uitgelegd hoe desinformatie werkt en hoe daarmee omgegaan kan worden, net als andere fenomenen die de meningsvorming kunnen beïnvloeden.

5.2 NICAM en minderjarigenbescherming

Het NICAM heeft zich in de afgelopen twintig jaar bewezen. Dat bleek uit de evaluatie van 202036, waarbij ouders het NICAM zeggen te kennen en de Kijkwijzer toe te passen in het dagelijks mediagebruik. Uit de metatoezichtrapportage, die het Commissariaat jaarlijks op mijn verzoek opstelt, kan men opmaken dat de Kijkwijzer een betrouwbaar en valide systeem is. Dit is van groot belang voor de komende jaren, waarbij zeker de uitbreiding naar het online domein een zeer belangrijke stap is.

De evaluatie heeft ook een aantal aanbevelingen opgeleverd. Eén van de aanbevelingen betrof de samenwerking tussen mijn departement, NICAM en het Commissariaat. Uw Kamer is over dat samenwerkingstraject geïnformeerd in maart 2021.37 Het NICAM werkt nog aan de uitwerking van een andere aanbeveling, namelijk het herzien van de governance structuur.

NICAM heeft in januari 2020 twee tienerleeftijden toegevoegd aan het Kijkwijzersysteem, 14 en 18 jaar, om beter aan te blijven sluiten bij zowel wetenschappelijke inzichten als de wensen van ouders en opvoeders. Evaluatie van deze aanpassing van het Kijkwijzer systeem laat zien dat ouders de extra leeftijdsadviezen een goede toevoeging vinden. Ook de branche is blij met de extra leeftijden omdat het meer nuancering brengt. Het NICAM heeft Kijkwijzer Online ontwikkeld als gevolg van de aangepaste Mediawet 2008 op het gebied van minderjarigenbescherming en de uitbreiding naar het online domein. De beleidsregels van het Commissariaat, waarin de toepassingsreikwijdte wordt vastgelegd, zijn afgelopen zomer in consultatie geweest. In de komende tijd worden de regels uitgewerkt en komt vast te staan welke partijen aan de nieuwe regels moeten voldoen en hun content online moeten classificeren.

5.3 Media in Caribisch Nederland

Voor Caribisch Nederland is er een aparte Mediawet, gezien de geografische en culturele afstand met het Europese gedeelte van Nederland. De Mediawet BES kent geen bepalingen over een publieke omroep. Op de eilanden is de Nederlandse landelijke publieke omroep te ontvangen via BVN. NPO Start is in principe ook beschikbaar om programma’s terug te kijken. De NTR onderhoudt de nieuwswebsite Caribisch Netwerk. Lokale media kunnen ook samenwerken met deze nieuwssite.

Tijdens de coronapandemie is, analoog aan het Steunfonds in Europees Nederland, een steunmaatregel opgezet voor media in Caribisch Nederland. Lokale media konden coronasteun aanvragen, waarbij de voorwaarden zoveel mogelijk gelijk waren gesteld aan die in Europees Nederland.

De drie eilanden kennen een kleine afzetmarkt van journalistieke producties. Vanuit de beroepsgroep is er een behoefte aan professionalisering, inclusief opleidingsmogelijkheden. Het is van belang om de journalistieke sector in Caribisch Nederland te helpen zichzelf te versterken. De vraag is wel hoe dit het beste kan worden bereikt.

Een inventariserend onderzoek waarbij lokale journalisten werden bevraagd heeft geresulteerd in een stappenplan. De eerste vraag hierbij is welke stappen vanuit de overheid gewenst zijn en welke stappen alleen door de sector zelf gezet kunnen worden. Op basis hiervan kan er een plan van aanpak opgesteld worden om dit stappenplan verder te kunnen ontwikkelen en te kunnen investeren in de journalistieke sector. Het is aan een nieuw kabinet om hier een besluit over te nemen, inclusief de inzet van de benodigde middelen om dit plan te kunnen implementeren.

Met deze brief heb ik uw kamer geïnformeerd over de uitwerking van- en aanvulling op artikel 15 uit de Rijksbegroting 2022 van het Ministerie van OCW. Ik kijk uit naar de bespreking ervan met uw Kamer.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

BIJLAGE 1 ALGEMENE MEDIARESERVE

Deze bijlage geeft een nadere toelichting op tabel 5 van paragraaf 1.3 (Algemene Mediareserve) van deze brief.

In de onderstaande tabel zijn de mutaties van de AMr in 2021 en 2022 opgenomen. De post «Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve» is conform de Rijksbegroting 2022. In het Jaarverslag OCW over 2021 zal een overzicht worden opgenomen van de definitieve eindstand en mutaties van de AMr waaronder de gerealiseerde afdracht van Ster-inkomsten 2021.

Tabel 7: Ontwikkeling Algemene Mediareserve in 2021 en 2022

Ontwikkeling Algemene Mediareserve in 2021 en 2022 (Bedragen in € 1.000)

Saldo liquide middelen Algemene Mediareserve ultimo 2020

48.615

   

Mutatie Algemene Mediareserve1

32.278

Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve 2021 conform de Rijksbegroting 2022

26.578

Actualisatie Ster-raming

5.700

Directe uitgaven en inkomsten Algemene Mediareserve2

– 8.170

Correctie consumentenprijsindexvergoeding 2020 aan de landelijke publieke omroep

– 1.807

Grote sportevenementen landelijke publieke omroep

– 5.145

Kosten afwikkeling 2.42-omroepen

– 11

Terugbetaling frictiekosten RTV Rijnmond

293

Aanloopkosten erkenningsverlening huidig aspiranten

– 1.500

Verwacht saldo liquide middelen Algemene Mediareserve ultimo 2021

72.723

   

Mutatie Algemene Mediareserve1

31.415

Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve 2022 volgens de Rijksbegroting 2022

10.395

Actualisatie Ster-raming

22.040

Uit te keren huishoudensindexvergoeding aan de regionale publieke omroep

– 1.020

Directe uitgaven en inkomsten Algemene Mediareserve2

– 20.431

Correctie consumentenprijsindexvergoeding 2021 aan de landelijke publieke omroep

– 2.431

Grote sportevenementen landelijke publieke omroep

– 18.000

Verwacht saldo liquide middelen Algemene Mediareserve ultimo 2022

83.706

X Noot
1

Deze post betreft het saldo van inkomsten en uitgaven van de mediabegroting.

X Noot
2

Deze post betreft de rechtstreekse mutaties van en naar de Algemene Mediareserve. Deze mutaties vinden plaats zonder tussenkomst van de Rijksbegroting.