Kamerstuk 35830-XVII-1

Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2020

Dossier: Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2020

Gepubliceerd: 19 mei 2021
Indiener(s): Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35830-XVII-1.html
ID: 35830-XVII-1

Nr. 1 BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

Ontvangen 19 mei 2021

Vergaderjaar 2020–2021

GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen (x €1 mln). Totaal €3.186,4

Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen (x €1 mln). Totaal €108,8

A. ALGEMEEN

1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het jaar 2020 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking decharge te verlenen over het in het jaar 2020 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  • 1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

  • 2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;

  • 3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 4. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2020

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2020 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2020, alsmede over de saldibalans over 2020 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,S.A.M. Kaag

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

Inleiding

In deze leeswijzer wordt de indeling van het jaarverslag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) toegelicht. In die gevallen waarin afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften voorkomen, wordt dit beschreven.

Het jaarverslag 2020 vormt in principe een spiegel van de memorie van toelichting zoals deze op Prinsjesdag 2019 aan de Kamer is aangeboden.

De jaarverslagen van Buitenlandse Zaken (BZ) en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dienen in nauwe samenhang te worden bezien. De inzet op het Nederlandse buitenlandbeleid komt tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken ministeries bevorderd.

In oktober 2017 verscheen het Regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst van het kabinet Rutte III. De ambities en uitdagingen van het kabinet zijn uitgewerkt in diverse beleidsnota’s en brieven waaronder de beleidsnota Investeren in Perspectief, Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie 2018–2022 en de Integrale migratieagenda.

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba). Waar dit jaarverslag spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Focusonderwerp

De Tweede Kamer heeft als focusonderwerp van de Algemene Rekenkamer voor het Jaarverslag 2020 aangewezen "naleving van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016’’. Hierop wordt ingegaan onder bijlage 4 van het Jaarverslag BHOS (Focusonderwerp C.W. 3.1). De tekst wordt tevens integraal opgenomen in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten. Daarna is een tabel opgenomen met daarin een rapportage over resultaten met (OS-)indicatoren en streefwaarden (2020) en daarop volgend de realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht van risicoregelingen. Artikelsgewijs is op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2020, waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister voor BHOS en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies is per artikel aangegeven welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden in de uitvoering van het beleid en welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden als gevolg van het in 2020 afgeronde evaluatieonderzoek, waarbij met name wordt ingegaan op de beleidsdoorlichtingen.

Rapportage over resultaten

In het Wetgevingsoverleg van 21 juni 2016 nam de Tweede Kamer de motie-Smaling c.s. (Motie van het lid Smaling c.s. over het te volgen traject bij de jaarrekening ontwikkelingssamenwerking, Kamerstukken 34 475-XVII, nr. 8) aan om, net als bij de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ook bij het jaarverslag doelen en resultaten nog inzichtelijker te presenteren. De motie vraagt om – zo kwantitatief mogelijk – inzichtelijk te maken in hoeverre doelen zijn behaald en welke factoren daarbij een rol hebben gespeeld. Het kabinet heeft de Tweede Kamer op 15 september 2016 een brief (Kamerstuk TK 2015–2016, 34 300-XVII, nr. 70) gestuurd met daarin de wijze van uitvoering van deze motie.

In de begroting voor 2020 zijn voor de vierde keer indicatoren en streefwaarden opgenomen. Deze indicatoren zijn te vinden onder de beleidsprioriteiten van het beleidsverslag. Daarnaast is in bijlage 3 van dit jaarverslag (departement-specifieke bijlage) een nadere toelichting en analyse per indicator opgenomen. De behaalde resultaten zijn conform de toezegging in de genoemde brief van 15 september 2017 in dit jaarverslag opgenomen. Dit is in lijn met de systematiek van verantwoord begroten, zoals vastgelegd in de Rijksbegrotingsvoorschriften (model 3.22b verwijst naar model 1.33b Rol en verantwoordelijkheid).

Indicatoren maken het effect van interventies meetbaar en drukken dit uit in te bereiken en bereikte streefwaarden op diverse niveaus: impact, outcome, output en input. De indicatoren en (waar van toepassing) streefwaarden voor deze begroting liggen voornamelijk op outcome niveau, en zijn zoveel mogelijk SMART geformuleerd (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Voor de indicatoren zijn methodologische notities opgesteld.

De streefwaarden en indicatoren zijn mede afgeleid van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), die internationaal zijn afgesproken tijdens de VN-top daarover in september 2015. Deze doelen worden zowel nationaal als internationaal gemonitord. In de indicatorentabel op pagina 22–27 is een verwijzing opgenomen naar de corresponderende SDG.

Naast de SDG’s vormen de Theories of Change een belangrijke basis. Deze geven aan hoe en waarom de door Nederland gesteunde interventies en activiteiten bijdragen aan de gewenste maatschappelijke en economische veranderingen en resultaten. De Theories of Change zijn aangepast op basis van de nieuwe BHOS-nota en te vinden op: Theories of Change Ontwikkelingssamenwerking.

Omdat niet alle resultaten kwantitatief meetbaar en te aggregeren zijn, dienen de 17 indicatoren en streefwaarden in samenhang te worden bezien met de overige in deze begroting geformuleerde (kwalitatieve) doelen en resultaten.

Inspanningen in ontwikkelingssamenwerking zullen in veel gevallen pas na een aantal jaar vruchten afwerpen en niet lineair verlopen. Daarom wordt de horizon van 2030 van de SDG’s gehanteerd. Deze termijn wordt voor de BHOS-begroting opgesplitst in drie overzienbare periodes van eerst vier en dan twee keer vijf jaar. De indicatoren en eventueel bijbehorende streefwaarden zullen daarom periodiek worden bijgesteld (eerste periode van 2017 tot en met 2020; tweede periode van 2021–2025 en derde van 2026–2030). Uitzonderingen zijn water, sanitaire voorzieningen, voorlichting over hygiëne en klimaat waarvoor per indicator reeds streefwaarden zijn vastgelegd voor 2030, het eindjaar van de SDG’s.

De werkelijk behaalde resultaten worden gerapporteerd in het jaarverslag met een toelichting op de succes- en faalfactoren. De realisaties voor de indicatoren in het jaar 2017 worden gehanteerd als referentiewaarden. De meeste streefwaarden zijn uitgedrukt in absolute getallen die in het specifieke jaar worden bereikt (aantal personen, organisaties). In een aantal gevallen betreffen de streefwaarden cumulatieve waarden (dus een optelsom van de bereikte resultaten in alle jaren binnen de meetperiode).

In de bovengenoemde Kamerbrief is aangegeven dat de rapportagesystematiek in stappen wordt aangepast, met als doel het jaarverslag en de online resultatenrapportage te integreren en op het zelfde moment te publiceren. De online resultatenrapportage is te vinden op www.NLontwikkelingssamenwerking.nl Het kost de uitvoerders van de programma’s in de diverse landen tijd om de benodigde informatie te verzamelen en daarover te rapporteren. Dit kan oplopen tot zes maanden na afloop van een kalenderjaar. Daarom is gekozen voor een methode waarbij de resultaten in het jaarverslag voortkomen uit de rapportages van de uitvoerders die zijn ontvangen en goedgekeurd in de periode van 1 oktober 2019 tot 30 september 2020. Dit geeft ook voldoende tijd om de gegevens te analyseren. Gevolg is dat de gerapporteerde resultaten gedeeltelijk behaald zijn in 2020 en voor het overige voornamelijk in 2019. Deze methode zal ook in de toekomst worden gehanteerd.

In reactie op de motie Becker/Bouali (Kamerstukken 21 501/04, nr. 209) en zoals aangegeven in de Kamerbrief over de kabinetsinzet op het gebied van EU-ontwikkelingssamenwerking (Kamerstukken 34 952, nr. 41) wordt in deze resultatenrapportage (onderdeel resultaten van EU-ontwikkelingssamenwerking) ook kort ingegaan op resultaten die de EU via het EU externe financieringsinstrumentarium heeft bereikt.

In de BHOS-begroting 2020 zijn twee nieuwe indicatoren opgenomen, voor Opvang en Bescherming in de Regio en voor Buitenlandse Handel en hierover wordt gerapporteerd in dit jaarverslag 2020.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid zijn eventuele opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie 2020 opgenomen. Afwijkingen in de verplichtingen en ontvangsten worden toegelicht als de afwijking ten opzichte van de vastgestelde begroting groter is dan 10% op artikelniveau. Afwijkingen in de uitgaven worden toelicht indien de afwijking ten opzichte van de vastgestelde begroting groter is dan 10% op artikelonderdeelniveau én de afwijking groter is dan EUR 2 miljoen. Waar nodig wordt verwezen naar de eerste of tweede suppletoire begroting. In de budgettaire tabellen in het jaarverslag is geen onderscheid gemaakt tussen decommitteringen op oude en nieuwe verplichtingen. Alle decommitteringen worden ten gunste van de begroting gebracht.

In lijn met de toezegging aan de Kamer over het jaarverslag en de slotwet 2012 is in het BHOS-jaarverslag (onder het beleidsartikel) opgenomen of de geplande uitgaven aan een landenprogramma voor een thema lager/hoger uitvallen. Alleen afwijkingen groter dan EUR 5 miljoen zijn toegelicht. De realisaties op de landenprogramma’s zijn opgenomen in het HGIS-jaarverslag 2020.

Departementale verantwoordingsstaat en saldibalans

Verschillen in de totalen tussen de verantwoordingsstaat en de saldibalans zijn het gevolg van afrondingen.

Overige onderdelen van het jaarverslag

Na de beleidsprioriteiten en beleidsartikelen volgt de bedrijfsvoeringsparagraaf waarin de belangrijkste tekortkomingen en risico’s in het begrotingsjaar worden benoemd. Ten slotte volgt de jaarrekening van BHOS en vijf bijlagen:

  • 1. Overzicht van de afgeronde evaluatieonderzoeken;

  • 2. Sanctiebeleid en malversaties;

  • 3. Toelichting op de streefwaarden en indicatoren;

  • 4. Focusonderwerp CW3.1

  • 5. Afkortingen.

Voor de externe inhuur en het overzicht WNT-verantwoording 2020 wordt verwezen naar het jaarverslag van het moederdepartement, Buitenlandse Zaken.

Bedrijfsvoeringparagraaf

In de bedrijfsvoeringsparagraaf worden de belangrijkste tekortkomingen en risico’s in het begrotingsjaar benoemd. In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, de totstandkoming van de beleidsinformatie en de procesmatige beheersing van de activiteitscyclus. Bij de uitsplitsing van de begroting in 2013 in het begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken en het begrotingshoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn in navolging van een verzoek van de Algemene Rekenkamer de verantwoordelijkheden van de ministers ten aanzien van de bedrijfsvoering expliciet vastgelegd. De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de integrale bedrijfsvoering, met uitzondering van de procesmatige beheersing van de activiteitencyclus. De belangrijkste reden voor deze splitsing is dat het merendeel van de projecten en programma’s in het kader van Ontwikkelingssamenwerking wordt uitgevoerd. De huidige opzet van het activiteitenbeheer is gestoeld op de afspraken die de toenmalige Minister voor Ontwikkelingssamen-werking met de Tweede Kamer in 1998 heeft gemaakt over de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van besteding van middelen. Het voorschottenbeleid en beheer is daarom in het onderdeel financieel en materieelbeheer in de bedrijfsvoeringsparagraaf van hoofdstuk XVII opgenomen.

Groeiparagraaf

De opzet van de beleidsartikelen is verder in lijn gebracht met de uitgangspunten van «Verantwoord Begroten». Hierbij is met name aandacht besteed aan de presentatie van de instrumenten in de budgettaire tabellen, waarbij de toelichtingen bij de financiële instrumenten zoveel mogelijk zijn gericht op de concrete beleidsinzet van de betreffende instrumenten.

Als gevolg hiervan wijkt de indeling van de tabellen in onderdeel D. «Budgettaire gevolgen van beleid» af van de indeling ten opzichte van de realisatie 2019 en eerder. De belangrijkste wijziging heeft betrekking op de weergave van de landenprogramma's en de centrale budgetten. Vanaf BHOS jaarverslag 2020 zullen landenprogramma's en centrale programma's op hetzelfde instrument worden weergegeven. Hierdoor zullen de landenprogramma's niet langer als zodanig zichtbaar zijn.

HGIS-jaarverslag

De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van middelen voor buitenlands beleid. Samen met de jaarverslagen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, wordt het HGIS-jaarverslag 2020 aangeboden aan het parlement.

Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2021. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast. Verder werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de corporate rate). Deze koers wordt samen met de presentatie van de begroting vastgesteld.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak voert de Auditdienst Rijk jaarlijks onderzoek uit naar:

  • a. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in de artikelen 1.1 en 2.31 van de Comptabiliteitswet 2016;

  • b. de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in de artikelen 1.1 en 2.31 van de Comptabiliteitswet 2016.

Daarnaast voert de Auditdienst Rijk onderzoek uit naar het begrotings-beheer, het financieel beheer, de materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk.

Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse auditrapport waarin zowel hoofdstuk V als XVII zijn opgenomen.

B. BELEIDSVERSLAG

3. Beleidsprioriteiten

Investeren in Perspectief

Het jaar 2020 stond in het teken van een ongekende crisis. COVID-19 leidde tot ruim 80 miljoen besmettingen op de valreep van het jaar.

Het virus had een grote impact, in eerste instantie voor de volksgezondheid. De forse secundaire effecten van de crisis kwamen daarbij, met name voor ontwikkelingslanden. Dit vergrootte armoede en ongelijkheid en kwam bovenop bestaande crises als klimaatverandering en langdurige conflicten. In 2020 had anderhalf keer zoveel mensen noodhulp nodig als een jaar eerder. De mondiale economische gevolgen waren enorm, zeker voor achtergestelde groepen.

Adequate, acute hulp van de internationale gemeenschap was geboden. Het kabinet maakte eerst EUR 111 miljoen vrij op de BHOS-begroting voor bestrijding van de crisis en daarna een additioneel pakket van EUR 500 miljoen uit algemene middelen.

VN-organisaties, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en multilaterale ontwikkelingsbanken speelden een cruciale rol in het mitigeren van de economische crisis in ontwikkelingslanden. Nederland was de grootste donor van het VN Response and Recovery Trust Fund (RRTF) voor versterking van de sociaaleconomische weerbaarheid van deze landen en steunde de Wereldbank en het IMF voor beter schuldenbeheer.

Nederland steunde de oproep van de SGVN om tot uitgangspunt van de COVID-19 respons te maken, met de SDG’s als kompas. building back better’

Zero tolerance for inaction op Sexual Exploitation, Abuse and Harassment (SEAH).

Een belangrijk onderwerp voor Nederland, ook in 2020. Dit geldt voor alle partners die financiering ontvangen: maatschappelijk middenveld, multilaterale instellingen en de private sector. Internationaal zette Nederland in op verankering van SEAH-afspraken in contracten met VN-organisaties, in samenwerking met VS en VK. Dit moet leiden tot een betere organisatiecultuur, transparantie over misstanden, betere selectie van medewerkers, en het tegengaan van straffeloosheid. In de humanitaire sector richtte Nederland zich ook op accountability mechanismes voor slachtoffers.

De COVID-19 crisis had ook gevolgen voor de handel en economische diplomatie. Het kabinet spande zich in om het internationaal opererend bedrijfsleven zo goed mogelijk te blijven ondersteunen, onder meer door het organiseren van digitale handelsmissies en verruiming van regelingen binnen het bedrijfsleveninstrumentarium. Ook werd ingezet op de weerbaarheid van waardketens en vermindering van strategische afhankelijkheden.

Dit beleidsjaarverslag volgt de structuur van de begroting 2020 op hoofdlijnen. Hieronder volgt per thema toelichting op de Nederlandse inzet in dat jaar, met verwijzingen naar de impact van en respons op COVID-19.

1. Investeren in stabiliteit en armoedebestrijding

Investeren in onderwijs, werk en jeugd

 

Met de lancering van de Youth at Heart strategie onderstreept Nederland het belang van onderwijs, jongerenwerkgelegenheid en betekenisvolle jongerenparticipatie voor een inclusieve ontwikkeling van de samenleving. Tijdens de succesvolle online Youth at Heart conferentie riepen jongeren overheden en de internationale gemeenschap op om kwaliteit van onderwijs en kansen voor jongeren te vergroten en om inspraak in besluitvorming te geven.

Door de Nederlandse investering in het Global Partnership for Education (GPE) ontvingen 2,8 miljoen kinderen in 2019 onderwijs. Education Cannot Wait (ECW), het eerste internationale fonds voor onderwijs in humanitaire respons, bereikte met Nederlandse financiering 2,6 miljoen kinderen. Het nieuwe instrument voor innovatieve onderwijsfinanciering International Finance Facility for Education (IFFEd) stuitte onverwacht op verminderde interesse van andere donoren, waardoor niet meer aan de (garantie-)eisen van de Wereldbank kon worden voldaan.

De overgang van school naar (beter) werk werd verbeterd door de Nederlandse bijdrage aan Generation Unlimited (in 3 landen) en het nexus skills and jobs programma (8 landen). In Jordanië werd ingezet op ICT-vaardigheden voor jonge mannen en vrouwen. In Oeganda startten de eerste initiatieven van het Challenge Fund for Youth Employment (CFYE) met de private sector, met als doel fatsoenlijk werk en inkomen te creëren voor 18.650 jongeren (waarvan 75% vrouw). De tweede fase van Local Employment in Africa for Development (LEAD) begon in de focusregio’s, en de start van het Challenge Fund for Youth Employment (CFYE) met de private sector in Oeganda was een feit.

Gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes

In samenwerking met WO=MEN Dutch Gender Platform werd het vierde Nationaal Actieplan (NAP) 1325 van Nederland ontwikkeld, om de rol van vrouwen bij vrede en veiligheid te versterken. Daarin is meer aandacht voor resultaatmeting en voor integratie van de 1325-agenda in beleid en uitvoering.

De verhoogde diplomatieke inzet van Nederland op bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid in aanloop naar de viering van 25 jaar Beijing Platform of Action resulteerde in de oprichting van de Beijing+25 Action Coalition Investing in Feminist Movements & Leadership. Ook beïnvloedde NL uitkomsten van de Commission on the Status of Women (CSW), EU-raadsconclusies en het derde Gender Action Plan (GAPIII). Dit leidde tot (her-)bevestiging van het belang van vrouwenrechten, gendergelijkheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.

Door de COVID-19 pandemie vond de viering van 25 jaar Beijing en 20 jaar VN Veiligheidsresolutie 1325 niet of alleen virtueel plaats, waardoor ngo’s een minder grote bijdrage konden leveren dan voorzien. Ook liep de afronding van Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) en Nationaal Actieplan 1325 (NAP) vertraging op. Nederland pleitte internationaal voor betrokkenheid van vrouwen en meisjes bij besluitvorming en uitvoering van COVID-19 respons.

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) 

In 2020 nam de druk op internationale afspraken over gendergelijkheid, vrouwenrechten en SRGR verder toe en werden resoluties vaker geblokkeerd, zoals bij de Commission on Population and Development (CPD). Ook wist de VS 33 landen achter een anti-SRGR initiatief te krijgen, de zogenoemde Geneva Consensus Declaration. Tegelijkertijd sprak een recordaantal van 82 landen zich en marge van de AVVN uit voor het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Dit wist Nederland, met andere landen, door afgestemde diplomatieke inzet voor elkaar te krijgen. Ook lukte het een stevige SRGR-paragraaf overeen te komen in een VN-resolutie over de COVID-19 respons.

Nederland droeg bij aan de COVID-19 respons met een extra investering van EUR 10 miljoen in de Global Financing Facility for Every Woman Every Child (GFF) en aan eerlijke toegang tot vaccins en testcapaciteit door steun aan het multilaterale initiatief Access to COVID Tools Accelerator (ACT-A). Hierbij vroeg Nederland aandacht voor de secundaire gevolgen van de COVID-19 pandemie op gezondheidssystemen en toegang tot SRGR dienstverlening.

Betere voeding, waterzekerheid en klimaatslimme landbouw 

Meer dan 25 miljoen mensen – vooral kinderen en moeders – werden bereikt met inzet op betere voeding; 15 miljoen kleine boeren (1,6 miljoen ha. Landbouwgrond) werden ondersteund met activiteiten voor duurzaam gebruik. Extra resultaten op het gebied van voedselzekerheid werden geboekt door partners te flexibel te laten reageren op crises: bij de sprinkhanenplaag in de Hoorn van Afrika (FAO) en bij verstoorde markttoegang voor landbouwproducten als gevolg van de pandemie (IFAD, GAIN, 2-scale en SNV).

Investeringen in kennis en netwerken op het gebied van landbouw en voedsel bleken cruciaal bij de COVID-19-respons. Het Netherlands Food Partnership bracht Nederlandse partners bijeen voor een gecoördineerde respons in partnerlanden en het International Food Policy Research Institute (IFPRI) informeerde ontwikkelingslanden en de internationale gemeenschap over de impact van de COVID-19 op voedselzekerheid.

De doelstellingen voor duurzame toegang tot schoon drinkwater en tot sanitaire voorzieningen en hygiëne zijn in 2020 ruim gehaald. Door de pandemie kwam er meer aandacht voor het belang van goede hygiëne en handwasfaciliteiten.

Programma’s voor waterbeheer hebben 1,9 miljoen mensen weerbaarder gemaakt tegen gevolgen van klimaatverandering zoals overstromingen en droogte. Een groter deel van deze resultaten is behaald in de focusregio’s.

Na moeizame onderhandelingen nam de VN eind 2020 een resolutie aan waardoor Nederland samen met Tajikistan de VN Waterconferentie in 2023 zal voorzitten. De resolutie kent een prominente rol toe aan de 2030 Agenda, aan SDG6 (Schoonwater en sanitatie), mensenrechten en aan bevordering van internationale samenwerking.

Rechtvaardige en vreedzame samenlevingen 

De Nederlandse inzet op veiligheid en rechtsorde richtte zich ook in 2020 op het vergroten van legitieme stabiliteit en op het behalen van SDG16 (Vrede, Justitie en sterke publieke diensten). Onder meer kregen ruim 197.000 mensen toegang tot recht, van wie 43,8% vrouwen.

In 2020 is gestart met de uitvoering van de nieuwe Access to Justice strategie. Onderdeel van de strategie, die achtergestelde groepen als vrouwen, jongeren en ontheemden centraal stelt, is een nieuw programma met UN Women.

Structurele integratie van geestelijke gezondheid en psychosociale steun binnen vredesopbouw kreeg internationaal meer aandacht. Nederland bracht experts samen om zich te buigen over de rol van mental health and psychosocial support (MHPSS) in vredesopbouw. Dit thema werd voor het eerst opgenomen in het Report of the Secretary-General on Peacebuilding and Sustaining Peace en de Minister voor BHOS zat samen met de Plaatsvervangend SGVN een High Level Event voor.

12,8 miljoen vierkante meter land is vrijgemaakt van explosieve oorlogsresten; meer dan voorzien. Dit levert een concrete bijdrage aan verbetering van lokale veiligheid in landen als Afghanistan, Libië en Jemen. Eind 2020 werd Nederland voorzitter van de Anti Personnel Mine Ban Convention (APMBC).

Opvang en bescherming in de regio

Ook in 2020 heeft Nederland zich ingezet voor vluchtelingen, intern ontheemden en (kwetsbare) gastgemeenschappen, met name in de Hoorn van Afrika en de Syrië-regio, op het gebied van bescherming, onderwijs en werkgelegenheid.

COVID-19 heeft de situatie van ontheemde mensen substantieel verergerd. Programmering is aangepast aan de nieuwe omstandigheden. Lokale organisaties hebben daarbij een belangrijke rol gespeeld. Een voorbeeld is de ngo Abaad, die in de Syrië-regio online modules heeft ontwikkeld tegen geweld en misbruik in huishoudens, waar een hoger risico op is vanwege COVID-19.

Binnen het raamwerk van het Prospects Partnerschap is in 2020 het Opportunity Fund gestart voor Prospects partners (UNHCR, UNICEF, ILO, IFC en WB). Hieruit kunnen gezamenlijke plannen van Prospects partners worden gefinancierd, bovenop de lopende meerjarige programmering. Dit is bedoeld voor innovatie, opschaling of snel inspelen op situaties zoals de pandemie. Er zijn onder meer voorstellen goedgekeurd op het gebied van digitalisering, werkgelegenheid en skills training voor vluchtelingen en ontheemden, met een focus op jongeren.

Noodhulp en humanitaire diplomatie

Conform het beleidskader ‘Mensen Eerst!’ (Kamerstuk 34952 XVII nr. 62) maakte Nederland noodhulp mogelijk met voorspelbare, ongeoormerkte financiering van humanitaire partners èn met politieke, en diplomatieke initiatieven. Dit ten behoeve van meer effectieve en efficiënte humanitaire actie. Internationale afspraken uit de ‘Grand Bargain’ vormden hiervoor de leidraad. Dit droeg bij aan flexibelere financiering door donoren en nauwere samenwerking door hulporganisaties – ook gedurende de COVID-19-respons. Mede door Nederlands aandringen werd binnen de Country Based Pooled Funds van UN OCHA ruim 35% van de fondsen aangewend voor activiteiten van lokale NGO’s. Financiering van het OCHA Centre for Humanitarian Data in Den Haag (2020-2023) draagt bij aan meer transparantie, verantwoorder gebruik van humanitaire gegevens en het anticiperen op aanstaande humanitaire noden.

COVID-19 en noodhulp

Nederland stelde in totaal EUR 83 miljoen beschikbaar voor het door de VN ontwikkelde COVID-noodhulpplan. Door ongeoormerkte financiering van vertrouwde humanitaire partners (DRA, ICRC, OCHA) was snelle en flexibele inzet mogelijk. Door tijdige en flexibele steun aan het Contingency Fund for Emergencies van de WHO en het Central Emergency Response Fund van OCHA, konden deze organisaties al aan het begin van de pandemie reageren.

Diplomatie is een essentieel onderdeel van het humanitaire beleid. Zo is in Jemen mede door Nederlandse inzet de goedkeuring van humanitaire projecten versneld en is belastingheffing op humanitaire operaties van tafel verdwenen. Dankzij financiering van het Clingendael’s Humanitarian Negotiations Project werden ruim 700 humanitaire professionals getraind in onderhandelen over humanitaire toegang tot mensen in nood.

Met betrekking tot MHPSS werden er afgelopen jaar grote stappen gezet, volgend op de Amsterdam Conferentie van 2019. De COVID-19-pandemie versterkte het besef van het belang van mentale en psychosociale hulp (MHPSS) in crises. Nederland faciliteerde een event tijdens de humanitaire AVVN-week (december 2020) waar verschillende VN-organisaties een Call for Action lanceerden om MHPSS in de crisisrespons te integreren.

In het noodhulpbeleid ligt de nadruk op crises buiten Europa, maar in 2020 steunde Nederland ook op de Griekse eilanden programma’s van Stichting Vluchteling en de International Rescue Committee voor geestelijke gezondheid en psychosociale hulp en van de Internationale Federatie van het Rode Kruis. Na de brand in opvangkamp Moria op Lesbos ontving UNICEF een bijdrage voor steun aan kinderen en kwetsbare gezinnen.

Versterking maatschappelijk middenveld 

Onder invloed van de pandemie is de ruimte voor maatschappelijk middenveld wereldwijd verder afgenomen (State of Civil Society Report 2020). Belangrijke thema’s, zoals ongelijkheid en de klimaatcrisis dreigden op de achtergrond te raken. Nederland betrok daarom ngo's bij het verkleinen van de impact van de pandemie op de meest kwetsbaren. Daarnaast konden zij hun programma’s aan de nieuwe realiteit aanpassen via het Subsidiekader ‘NGO’s Corona Crisis’.

Nederland zette zich in 2020 in voor verbetering van de positie van mensen met een beperking, met speciale aandacht voor onderwijs, humanitaire hulp en de versterking van maatschappelijk middenveld. De internationale inzet voor mensen met een beperking is onderdeel van de SDG’s en de ambitie om achtergestelden weer perspectief te bieden.

Naast doorlopende steun voor het Addis Tax Initiative en het initiatief Tax Inspectors Without Borders financierde Nederland de ontwikkeling van een Fair Tax Monitor door Oxfam, waarmee beoordeling plaatsvindt van belastingsystemen aan de hand van gender- en ongelijkheidscriteria.

Ontwikkelingssamenwerking in EU-verband

Nederland pleitte voor een leidende rol van de EU bij de ondersteuning van partnerlanden en in multilateraal verband bij het adresseren van de COVID-19 crisis. Nederland waardeert de Team Europe benadering, waarbij de Europese Commissie, de Europese Investeringsbank en EU lidstaten nauwer samenwerken.

Onderhandelingen over het partnerschap tussen de EU en landen in Afrika, het Caraïbisch Gebied en de Stille Oceaan (ACS) leidden tot een politiek akkoord. Nederland heeft er op toegezien dat het EU onderhandelingsmandaat nauw gevolgd werd op onderwerpen als SRGR en migratie en mobiliteit.

Ook werd een akkoord bereikt over het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021-2027. De relatie met ACS-landen wordt voortaan uit het NDICI gefinancierd, in plaats van uit het extra-budgettaire Europees Ontwikkelingsfonds. Hiervoor heeft Nederland zich jarenlang hard gemaakt.

Samen met andere lidstaten pleitte Nederland voor een ambitieuze klimaatinzet. De klimaattarget van het NDICI is nu in lijn met de overall klimaattarget van 30% voor het hele MFK. Mede dankzij Nederland is NDICI ook ambitieus over gender en SRGR, en van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding.

In 2020 werd verder gewerkt aan de kabinetsambitie om via Delegated Cooperation (DC) meer EU-middelen in te zetten voor Nederlandse ontwikkelingsdoelen en -organisaties. Inmiddels is een viertal projecten gecontracteerd, met name op het terrein van voedselzekerheid in Sub-Sahara Afrika.

Verschuiving naar de focusregio’s

De intensivering in de focusregio’s is doorgezet, maar heeft op onderdelen vertraging opgelopen door de COVID-19 crisis en een soms sterk verslechterde veiligheidssituatie. In de Sahel zijn onder meer in Burkina Faso en Niger nieuwe programma’s tot stand gekomen. De vertegenwoordigingen in deze landen zijn opgeschaald naar ambassades. Het programma in Mali kon niet volledig worden uitgevoerd vanwege de staatgreep en de slechte veiligheidssituatie. In de Hoorn is in Somalië zowel het programma als de personele capaciteit uitgebreid. In Ethiopië leidde het eind 2020 opgelaaide conflict in Tigray tot een humanitaire crisis met negatieve gevolgen voor stabiliteit in de hele regio. De meervoudige crisis in Libanon verdiepte zich door de explosie in de haven van Beirut. De programma’s in de focusregio Midden-Oosten en Noord-Afrika konden ondanks COVID-19 lockdowns en economische terugval voor een groot deel worden uitgevoerd.

OESO positief over ontwikkelingen in het Nederlandse OS-beleid

In december 2020 beoordeelde een team van OESO-deskundigen de ontwikkeling van het Nederlandse OS-beleid sinds de OESO Peer Review van 2017. Het eindrapport van deze Mid-term Review constateert dat Nederland de aanbevelingen uit 2017 voor een groot deel heeft opgevolgd. OESO benoemt onder meer de scherpere geografische focus van het huidige beleid, de bijdrage aan klimaatfinanciering, de vernieuwende aanpak rond opvang van vluchtelingen en ontheemden in de regio en de inspanningen om de uitvoering van het beleid en de personele organisatie te versterken. In 2022 volgt een uitgebreide Peer Review waarin de uitkomsten van deze verbeteringen nader worden beoordeeld.

Duurzame en inclusieve groei wereldwijd

Internationale klimaatactie

Internationale beleidsbeïnvloeding leidde tot een groter draagvlak voor groen en inclusief herstel uit de crisis en vergroening van het financieel instrumentarium. Nederland speelde een leidende en aanjagende rol in de beleidsdiscussies hierover, met name in de EU en bij financiële instellingen zoals de Wereldbank.

De beleidscoherentie rond klimaat is verder versterkt, onder andere via inzet van Nederland en gelijkgezinde landen bij de multilaterale ontwikkelingsbanken op Paris Alignment en uitfasering van ‘fossiele financieringen’. Nederland heeft in de EU – als lid van de ‘kopgroep klimaat’ - gepleit voor ambitieuzere EU-klimaatdoelstellingen. Resultaat: eind 2020 besloot de EU tot een ophoging van het broeikasgasemissie-reductiedoel naar ten minste 55% in 2030.

Als covoorzitter van het NDC Partnership zette Nederland met anderen in op steun aan ontwikkelingslanden bij het verhogen van hun klimaatambities onder het Parijs Akkoord. In totaal ontvingen 63 landen steun en scherpten daarmee hun beleid aan. In reactie op de COVID-19 pandemie stuurde het NDC Partnership daarnaast adviseurs naar meer dan 30 ontwikkelingslanden om hen te helpen bij het formuleren en uitvoeren van groen herstelbeleid.

Nederland realiseerde de aangekondigde verdubbeling van de inzet op het tegengaan van ontbossing ten opzichte van een jaar eerder. Ook het doel om 2,6 miljoen mensen toegang te geven tot hernieuwbare energie werd gehaald.

Innovatie en mobiliseren van de private sector voor de SDG’s

Om het behalen van de SDG’s te versnellen, ondersteunde het kabinet partnerschappen die duurzame verdienmodellen en innovatieve producten en diensten voor de SDG’s ontwikkelen en opschalen. Zo leverde het SDG-partnerschapsfonds (SDGP) 15 nieuwe partnerschappen van bedrijven, kennisinstellingen en ngo’s op, waarvan een derde in de focusregio’s. Het Innovatiefonds ondersteunde ruim 130 ondernemers, lokaal en in Nederland.

In lijn met de motie Stoffer (Kamerstuk 35 000, nr. 50) werkte het kabinet aan het gebruik van Official Development Assistance (ODA) als hefboom voor private investeringen in nieuwe, kansrijke initiatieven in ontwikkelingslanden. Veelbelovend is de steun aan Impact Loan Exchange (ILX). Deze innovatieve organisatie wil Nederlandse pensioenfondsen, op basis van historische data over rendementen, mee laten financieren met de multilaterale ontwikkelingsbanken.

In 2020 is het partnerschap met de FMO en tussen FMO en de Europese Commissie verder versterkt. Mede dankzij deze partnerschappen kon het EU-programma NASIRA, dat wordt uitgevoerd door de FMO en zich richt op de financiering van het MKB in ontwikkelingslanden, worden verruimd. Hierdoor ontstonden er nieuwe kansen voor kleinschalige ondernemers in Afrika.

COVID-19 en ondersteuning van de private sector

Trade Mark East Africa ontving extra steun voor de COVID Safe Trade emergency facility.Dit richtte zich op het vergemakkelijken van verkeer van goederen. Zo werd gewerkt aan het verkorten van wachttijden aan de grenzen waarmee gezondheidsrisico’s werden verkleind. Via het Dutch Good Growth Fund (DGGF) werd versneld kapitaal beschikbaar gesteld voor het MKB in ontwikkelingslanden dat door de crisis is geraakt. Hierdoor konden ondernemingen banen behouden. Het Medical Credit Fund van PharmAccess ontving steun voor het verschaffen van werkkapitaal aan zorgklinieken, voor onder andere de aanschaf van beschermende kleding, medische mondkapjes en medicijnen. In het kader van de ILO Global Call to Action zette Nederland zich in om de sociaal economische gevolgen van de COVID-19 pandemie op textielarbeiders in productielanden te beperken.

Toegang tot financiering voor Nederlandse ondernemers

Het is de ambitie van het kabinet om het voor Nederlandse ondernemers zo eenvoudig mogelijk te maken de juiste financiering te vinden voor buitenlandse activiteiten. Het kabinet wil deze ambitie verwezenlijken door middel van de oprichting van Invest International , waarmee één financieringsloket wordt gecreëerd voor deze ondernemers. Daarnaast kunnen buitenlandse overheden beter worden ondersteund bij ontwikkelingsrelevante infrastructuurprojecten. Met de oprichting komt er tevens EUR 833 mln. extra kapitaal beschikbaar voor de internationale ambities van het Nederlandse bedrijfsleven en worden zij beter gepositioneerd een bijdrage te leveren aan de SDG’s. Met het aannemen van de machtigingswet in de Tweede Kamer is er een belangrijke stap gezet voor de oprichting. Zodra de Eerste Kamer akkoord gaat met de wet wordt de oprichting geformaliseerd.

Digitaliseringsagenda BHOS 

De COVID-19 pandemie onderstreepte de urgentie van de Digitale Agenda voor BHOS en van zowel kansen als risico’s die gepaard gaan met digitalisering. Veel door Nederland gefinancierde programma’s gebruikten digitale middelen om in tijden van social distancing te blijven werken aan hun ontwikkelingsdoelen. Zo rolde UNCTAD in 2020 het eTrade for Women-initiatief voor vrouwen die digitaal ondernemen en handel drijven verder uit naar Afrika en Zuid-Oost Azië. Succesvolle vrouwelijke digitale ondernemers fungeerden hierbij als rolmodel voor nieuwe jonge digitale onderneemsters in ontwikkelingslanden. Ook ging Onderwijs in veel gevallen online, en zijn sociale media ingezet voor voorlichting over het virus onder jongeren.

Doordat de wereld als gevolg van COVID-19 in versneld tempo afhankelijk werd van digitale communicatie en technieken, namen ook risico’s toe. Nederland steunde de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) bij de online-bestrijding van desinformatie over COVID-19. Nederland pleitte ook voor een waarborg van mensenrechten bij de ontwikkeling van contact tracing apps en andere digitale middelen ter bestrijding van het virus, onder meer als lid van de Freedom Online Coalitie en donor van het International Centre for Not-for-profit Law (ICNL).

Nederland heeft zich in 2020 aangesloten bij een aantal toonaangevende coalities waaronder de Digital 4 Development Hub van de Europese Unie en de Roadmap for Digital Cooperation van de Verenigde Naties, en richt zich daar onder andere op digitale inclusie, om de kansen van ontwikkelingslanden en van jongeren en vrouwen die daar wonen in de digitale economie te vergroten. Verantwoorde inzet van digitale technologieën en data staat voor Nederland centraal. Momenteel wordt onderzocht of daarvoor aanvullende richtlijnen wenselijk zijn, naast de Principles for Digital Development.

Integrale aanpak van ketenverduurzaming en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap

Nederland werkte met bedrijven en ngo’s aan de verduurzaming van waardeketens, eerlijker werk en inkomen in ontwikkelingslanden, en verkleining van milieu-impact. Zo organiseerde Nederland samen met de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) en Global March een bijeenkomst over de aanpak van kinderarbeid in internationale waardeketens. Dit leverde twaalf toezeggingen op van bedrijven om kinderarbeid uit hun keten te verbannen. Daarnaast ging het Dutch Initiative for Sustainable Cocoa (DISCO) van start, een samenwerking van overheid, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld, en werkte Nederland aan de Europese opschaling van de integrale ketenverduurzaming met bijdragen aan de EU textielstrategie, het EU sustainable Cocoa initiative en de ontwikkeling van Team Europe initiatieven op het gebied van cacao en textiel.

Het project ‘IMVO-maatregelen in perspectief’ heeft geleid tot de hoofdlijnen van nieuw IMVO-beleid, die in oktober met de Kamer zijn gedeeld. Kernelement is de inzet op een brede due diligence verplichting. Het kabinet heeft een sterke voorkeur voor een Europese brede due diligence verplichting uit oogpunt van een gelijk speelveld en een grotere effectiviteit van beleid. Nederland zet daarom maximaal in op het beïnvloeden van de ontwikkelingen in Europa om een Europese brede due diligence verplichting te realiseren. Nederland heeft hiertoe onder meer een non-paper aan commissaris Reynders gestuurd, met input voor due diligence op Europees niveau. Een voorstel hierover van de Europese Commissie wordt in 2021 verwacht. Tegelijkertijd heeft Nederland een eigen verantwoordelijkheid en moeten de bouwstenen voor wetgeving ook worden uitgewerkt. Het kabinet werkt de bouwstenen voor due diligence wetgeving uit, primair om het Europese traject te beïnvloeden. Maar Nederland is op deze manier ook optimaal voorbereid op het invoeren van nationale dwingende maatregelen zodra blijkt dat Europa te lang op zich laat wachten.

In 2020 waren er negen IMVO-convenanten in uitvoering. In juli werd de evaluatie van de IMVO-convenanten opgeleverd. In september startte een stimuleringscampagne om bedrijven te activeren en hen te ondersteunen bij het aan de slag gaan met de OESO-richtlijnen. Door RVO werd IMVO verder verankerd in het bedrijfsleveninstrumentarium van BZ. Een aantal posten werd als proef intensief begeleid bij de implementatie van de in 2019 geactualiseerde IMVO-richtlijnen voor het postennet. De implementatie van de nieuwe EU-conflictmineralenverordening die van kracht is vanaf 2021, vorderde gestaag. Het examen van Nederland in het kader van de OESO peer review van de Anti-Bribery Convention vond door COVID-19 vertraagd en online plaats. Het heeft geleid tot een rapport met aanbevelingen. Het Nationaal Contactpunt OESO-Richtlijnen (NCP) was in 2020 verantwoordelijk voor 9 lopende meldingen, rondde 3 meldingen inhoudelijk af en bracht 2 evaluaties uit van eerder afgeronde meldingen.

In lijn met de vergroeningsambitie van het kabinet die werd aangekondigd in de Kamerbrief ‘Internationaal Financieren in Perspectief’ (Kamerstuk 34952-44), is het kabinet in 2020 gestart met het uitfaseren van publieke financiële steun aan steenkolenprojecten en aan de exploratie en ontwikkeling van nieuwe voorraden olie en gas in het buitenland. Hiermee heeft het kabinet mede invulling gegeven aan de motie Sjoerdsma en Klaver (Kamerstuk 35 570 V nr. 40), die de regering oproept alle instrumenten van het buitenlandbeleid in lijn te brengen met het Klimaatakkoord van Parijs.

Investeren in een toekomstbestendig handels- en investeringssysteem

Twee ontwikkelingen zetten in 2020 druk op het mondiaal handelssysteem: de voortdurende internationale handelsfricties en de COVID-19 crisis. Door de handelsfricties werd de EU gedwongen om de vrijwaringsmaatregelen op staalproducten te verlengen en door het disfunctioneren van het WTO Appellate Body om de EU Handhavingsverordening uit te breiden. Tevens werd de FDI screeningsverordening van kracht; een raamwerk voor toetsing van buitenlandse investeringen door EU-lidstaten op nationale veiligheid en openbare orde.

De COVID-19 crisis leidde tot een explosieve vraag naar medische hulpmiddelen gepaard met een initieel achterblijven van het aanbod, het tijdelijk sluiten van grenzen, en tot een toenemende discussie over eenzijdige afhankelijkheden. Nederland lanceerde een voorstel voor een Essential Health Goods Agreement. Mede in het kader van duurzaam economisch herstel, zwengelde Nederland binnen de EU de discussie over duurzaamheid in handelspolitiek verder aan. Samen met Frankrijk presenteerde Nederland een non-paper hierover. 

Mede door COVID-19 nam de ontwikkeling van de digitale economie in snel tempo in belang toe. De onderhandelingen over e-commerce in de het kader van het Joint Statement Initiative van de WTO werden geïntensiveerd. De EU presenteerde een nieuwe datastrategie, die van belang is voor digitale handel. De onderhandelingen over de modernisering van Nederlandse investeringsakkoorden, op basis van de nieuwe modeltekst, kwamen door COVID-19 stil te liggen. Positief was dat het verdrag ter beëindiging van de intra-EU investeringsakkoorden in december 2020 door het parlement werd goedgekeurd.

3. Een proactieve handels- en investeringsagenda

Markttoegang

Bilaterale handelsakkoorden zijn het belangrijkste instrument van de EU om de markttoegang van Europese bedrijven tot derde markten te vergroten. De onderhandelingen van de EU met landen als Australië, Nieuw-Zeeland en Indonesië liepen vertraging op door COVID-19. Een positieve ontwikkeling was de inwerkingtreding van het handelsakkoord tussen de EU en Vietnam op 1 augustus 2020. Dit zal op termijn leiden tot het elimineren van 99% van de invoertarieven op Europese goederen en de markt openen voor Europese dienstverleners in een aantal sectoren die tot nu toe gesloten waren. In het akkoord is ook aandacht voor een gelijk speelveld en voor sociale en ecologische duurzaamheid. Op 28 april 2020 bereikten de EU en Mexico een politiek akkoord over de modernisering van een bestaand gemengd akkoord, de EU-Mexico Global Agreement.

De Europese Commissie presenteerde op 16 november het Single Entry Point. Bij dit klachtenmechanisme kan het EU maatschappelijk middenveld haarvisie op naleving van duurzaamheidshoofdstukken in handelsakkoorden delen, conform de kabinetsinzet in de Trade Policy Review. Vlak voor het einde van het jaar bereikten de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter van de Europese Commissie een politiek akkoord met de Chinese president Xi Jinping over een investeringsakkoord tussen de EU en China (Comprehensive Agreement on Investment; CAI).

Brexit

Na maanden van intensieve onderhandelingen bereikten de EU en het VK vlak voor kerst overeenstemming over een Handels- en Samenwerkingsovereenkomst. Deze overeenkomst vormt het kader voor de nieuwe relatie tussen de EU en het VK en bevat afspraken op het gebied van handelsbetrekkingen. Het kabinet heeft zich het gehele jaar intensief ingezet om bedrijfsleven, koepels en andere belanghebbenden zo goed mogelijk voor te bereiden op de nieuwe handelsrelatie met het VK. Dit met behulp van o.a. een intensieve multimedia campagne, een online Brexitloket en een online tool, de Brexit Impact Scan.

Excellente dienstverlening voor het MKB en startups

De kern van het kabinetsbeleid, zoals verwoord in de Handelsagenda is door COVID-19 niet veranderd. De impact van de pandemie dwong de overheid wel om de dienstverlening aan het internationaal actieve bedrijfsleven drastisch bij te stellen.

Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland hebben een belangrijke rol gespeeld om Nederlandse ondernemers ter plaatse te helpen om knelpunten als gevolg van de crisis op te lossen.

Beurzen en missies zijn afgelast en er is coulance betracht bij vergoeding van reeds door bedrijven gemaakte kosten voor deelname aan programma’s en activiteiten. Tegelijkertijd is er volop ingezet op actuele informatievoorziening over corona-maatregelen en extra markt- en sectorrapporten op nieuwe kansen en duurzaam herstel.

Bij aanvang van de uitbraak van COVID-19 zijn bij de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Kamer van Koophandel (KvK) noodloketten ingericht. Honderden COVID-19-gerelateerde vragen zijn beantwoord en meer dan één miljoen unieke bezoekers bezochten de webpagina’s van RVO over internationaal ondernemen. Met meer dan 5000 ondernemers is er 1-op-1 contact geweest.

Er is een verbeterde RVO Exportwijzer opgezet, waarmee (toekomstige) internationale ondernemers snel en eenvoudig de weg kunnen vinden in het beschikbare aanbod aan informatie, financiering en andere vormen van ondersteuning.

Nederland is in 2020 volgens de Startup Genome Ranking van de vijfde naar de derde plek gestegen van beste startup ecosystemen in Europa.

Om het internationaal vrouwelijk ondernemershap potentieel beter te benutten is een gerichte campagne gestart, genaamd Groei over Grenzen. In deze campagne vertellen (vrouwelijke) ondernemersnetwerken en rolmodellen in video-interviews, vlogs, vakpersartikelen, meet-ups, talkshows en roadshows over hun ervaringen met de dienstverlening van RVO en het postennet bij het internationaal zakendoen.

‘Business as unusual’ tijdens COVID-19

In samenwerking met RVO is er een Impuls Programma ontwikkeld gericht op de aanpassing van handelsinstrumenten om aan te sluiten bij de actuele behoefte van het bedrijfsleven gericht op herstel en opbouw van internationale activiteiten. Hierbij zijn kick start vouchers geïntroduceerd en de financieringsmogelijkheden en toegankelijkheid van het instrumentarium voor het MKB en startups verruimd. Voor starters met internationale ambities zijn de voorwaarden en mogelijkheden voor financiering onder het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) vergroot. Daarnaast is met het verschaffen van werkkapitaal een nieuwe financieringsvorm toegevoegd aan het aanbod binnen het DTIF. De subsidieregeling ‘Demonstratieprojecten, Haalbaarheids- en Investeringsvoorbereidingsprojecten’ (DHI) is op een aantal punten aangepast om het MKB nog beter te kunnen bedienen.

Maatwerk in de economische diplomatie

In 2020 is de gedifferentieerde benadering van het kabinet met een zwaartepunt op kansrijke markten voor Nederlandse ondernemers voortgezet.

Voorafgaand aan de COVID-19 uitbraak in Europa vonden succesvolle economische missies plaats naar de VS, Indonesië, België en Israël en de Palestijnse Gebieden. Vanaf medio maart konden geen fysieke missies meer plaatsvinden vanwege de pandemie en is overgegaan op virtuele economische missies naar de Verenigde Staten, Frankrijk, ASEAN-5, Mexico, Italië en Polen.

De inreisbeperking naar Nederland van reizigers uit derde landen die niet op de veilige landenlijst van de EU staan en die met hun reis aantoonbaar een bijdrage leveren aan het belang van de Nederlandse economie en samenleving is per 21 september 2020 versoepeld.

In het kader van de vergroening van het handelsinstrumentarium zijn er stappen gezet om het beleid ten aanzien van exportkredietverzekeringen (EKV) zo aan te passen dat er meer ruimte ontstaat voor transacties die bijdragen aan het Klimaatakkoord van Parijs.

Er is vooruitgang geboekt met de ontwikkeling van een methode om de exportkredietverzekeringsportefeuille beter te meten op duurzaamheid.

De COVID-19-crisis heeft geleid tot uitstel van de Wereldtentoonstelling Expo 2020 Dubai met één jaar naar oktober 2021 tot en met maart 2022. Ondanks uitstel is de belangstelling voor deelname aan dit mondiale evenement in Dubai vanuit het bedrijfsleven en kennisinstellingen onverminderd groot.

De grote steden, de topsectoren en uitvoeringsorganisaties op het gebied van onderwijs, toerisme en sport hebben gewerkt aan de uitvoering van de in 2019 gelanceerde NL branding strategie: ‘Solving global challenges together’.

De Taskforce Handelsbevordering NL-Afrika heeft een vijftal projectvoorstellen voor het Nederlands MKB ontwikkeld met betrekking tot de volgende sectoren en thema’s: gezondheidszorg, agrofood, afval- en circulaire oplossingen, duurzame energie en water.

Herinrichten van het publieke en private handels- en investeringsbevorderende netwerk

Internationaal Strategisch Overleg (ISO NL), NLinBusiness (NLIB), Trade and Innovate NL (TINL) en NL Works (‘de Werkplaats’) hebben hun werk gecontinueerd om de NLse concurrentiepositie in de wereld te versterken.

COVID-19 heeft geleid tot een versnelde inzet op de strategische, meerjarige publiek-private samenwerking binnen het kader van het Internationaal Strategisch Overleg (ISO NL).

De portefeuillehouder voor startups en scale-ups is begin 2020 toegetreden tot ISO NL waarmee aandacht voor deze specifieke groep vorm heeft gekregen.

Als onderdeel van het Impuls pakket is er voor een aantal markt-thema-combinaties met het nieuwe instrument Strategische Meerjarige Marktbewerking (SMM) aanvullende ondersteuning gekomen voor een snellere start van deze intensieve PPS-aanpak. Er zijn twee pilots gestart met deze nieuwe aanpak en inzet is dit op te schalen met vijf projectplannen in 2021.

In het kader van het amendement Weverling (Kamerstuk 35 300, nr. 19) dat tot doel heeft bilaterale innovatiesamenwerking (BIS) te ondersteunen is een eerste pilot gestart en zal een tweede pilot in 2021 starten.

Het rapport over de voortgang en resultaten van het Publiek Private Samenwerking (PPS)-ecosysteem over de eerste twee jaar is gepubliceerd. De diverse ISO-onderdelen zijn steeds beter op hun taken toegerust en de eerste resultaten worden steeds breder zichtbaar. Het versterken van de onderlinge samenwerking tussen de verschillende onderdelen behoeft aandacht.

Rapportage over resultaten: indicatoren en streefwaarde

OS-indicatoren

Zoals vermeld in de leeswijzer is uitvoering gegeven aan motie-Smaling c.s., waarbij doelen en resultaten inzichtelijker worden gepresenteerd in het jaarverslag. In de begroting voor 2020 zijn zeventien OS-indicatoren en streefwaarden opgenomen. Uit de tabel blijkt dat voor acht van de zeventien indicatoren het gerealiseerde resultaat boven de streefwaarde ligt. Voor zeven indicatoren ligt de realisatie onder de streefwaarde. Er zijn twee indicatoren zonder streefwaarden.

De verklaringen voor deze hogere of lagere realisaties worden per indicator toegelicht in bijlage 3. In het algemeen geldt dat hogere realisaties het gevolg zijn van een relatief groot aantal programma’s dat aan het einde van zijn levensduur is. Vaak worden in de eindfase van programma’s de meeste resultaten geboekt, omdat de vruchten pas enige tijd na de start van de investering geplukt kunnen worden. In sommige gevallen dragen grote multilaterale programma’s meer bij dan ingeschat aan de resultaten van op bepaalde indicatoren. Aan de andere kant leidt de afronding van een aantal grotere programma’s ook tot lagere realisaties bij andere indicatoren.

Bij lagere realisaties zijn ook een aantal andere oorzaken aan de orde: de pandemie, of zoals programma’s die nog in een opbouwfase zijn of trager tot resultaten leiden vanwege capaciteitsgebrek, doelgroepen die niet goed bereikt kunnen worden door logistieke problemen, of andere internationale donoren die achterblijven in het leveren van hun bijdragen. Andere problemen die de resultaten van programma’s negatief beïnvloeden zijn een verslechterende veiligheidssituatie en een krimpende ruimte voor maatschappelijke organisaties in partnerlanden. Bovendien kan het daadwerkelijk aantal bereikte mensen niet altijd worden berekend, omdat data ontbreken of niet betrouwbaar blijken te zijn. Daarnaast kunnen er externe factoren zijn met een positieve of negatieve invloed op de realisaties zoals politieke omstandigheden en marktontwikkelingen, nationaal beleid of klimaat.

De resultaten voor deze 17 indicatoren staan niet op zichzelf. Ze zijn gekoppeld aan thematische Theories of Change en worden aangevuld met thematische indicatoren in de resultatenrapportage (online resultatenrapportage via www.NLontwikkelingssamenwerking.nl), zie ook leeswijzer.

Tabel 1 OS-indicatoren en streefwaarden 2020

Thema

Resultaatgebied

Indicator

Streefwaarde 2020

Realisatie 2020

Realisatie 2016-2020 cumulatief

SDG

Private sector ontwikkeling (PSD) Artikel 1

Bedrijfsontwikkeling

Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

180.000

280.0002019: 345.0002018: 255.0002017: 217.0002016: 66.379

N.v.t.

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei

Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

2.500

14.7242019: 12.6602018: 8.8002017: 5.5762016: 2.662

N.v.t.

Voedsel-zekerheid Artikel 2

Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding

Aantal mensen met verbeterde inname van voedsel

20.000.000

14.000.0002019: 15.300.0002018: 11.400.0002017: 15.500.0002016: 14.500.000

N.v.t.

SDG 2 Einde maken aan honger

Stimuleren van duurzame en inclusieve groei van de landbouwsector

Aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen

5.500.000

1.900.0002019: 6.600.0002018: 1.200.0002017: 1.950.0002016: 1.500.000

N.v.t.

Creëren van ecologisch duurzame voedselsystemen

Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt

5.000.000

617.0002019: 612.0002018: 635.0002017: 370.0002016: 120.000

N.v.t.

Water Artikel 2

Drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne

Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

8.000.000, cumulatief (30 miljoen cumulatief in 2030)

3.600.0002019: 2.900.0002018: 2.200.0002017: 2.504.1872016: 1.330.000

12.534.187

SDG 6 Toegang tot een duurzaam beheer van water

Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden

12.000.000, cumulatief (50 miljoen cumulatoef in 2030)

5.800.0002019: 5.300.0002018: 3.600.0002017: 2.440.1752016: 1.270.000

18.410.175

Verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s

Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

20.000.000, cumulatief

1.900.0002019: 670.0002018: 2.400.0002017: 10.200.0002016: 3.110.000

18.280.000

Klimaat Artikel 2

Hernieuwbare energie

Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

11.500.000, cumulatief (50 miljoen, cumulatief in 2030)

2.600.0002019: 2.500.0002018: 2.600.0002017: 2.700.0002016: 1.900.000

12.300.000

SDG 7 Toegang tot duurzame en moderne energie

Vrouwenrechten en gender-gelijkheid Artikel 3

Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gender gelijkheid

Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid (outcome)

500

5572019: 2792018: 1502017: 103

N.v.t.

SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen

Versterkte capaciteit van maatschappelijke organisaties

Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid (output)

350, cumulatief

5312019: 2302018: 8202017: 113

1.694

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV Artikel 3

Toegang tot family planning

Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden

6.000.000 extra vrouwen en meisjes, cumulatief (ten opzichten van het basisjaar 2012)

2.940.000cumulatief2019: 2.750.000 cumulatief2018: 2.499.288, cumulatief2017: 2.420.560, cumulatief2016: 1.800.000, cumulatief

2.940.000

SDG 3 Goede gezondheid en welzijn SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen

Rechten

Percentage tevredenheid in focuslanden van SRGR partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen

Tevredenheid (minimale score 4 op 1–5 schaal) in 80% van de focus landen

63%2019: 54%2018: 53%2017: 4,7 %

N.v.t.

Veiligheid & Rechtsorde Artikel 4

Rechtstaat ontwikkeling

Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot rechtspraak via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten, waarvan de helft vrouwen

In 6 fragiele of post-conflict landen 200.000, waarvan minstens de helft vrouwen

196.598,waarvan89.122 vrouwen (43,8%)2019: 286.086, waarvan 63.860 vrouwen (22%)2018: 136.912, waarvan 42.939 vrouwen (32%)2017: 147.000, waarvan 56.000 vrouwen (38%)2016: 22.607, waarvan 5.578 vrouwen (25%)

777.605, waarvan254.499 vrouwen (32,7%)

SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving

Menselijke Veiligheid

Aantal m2 land dat is ontmijnd

24.000.000

12.800.0002019: 10.800.0002018: 15.000.0002017: 18.000.0002016: 4.340.000

60.940.000

SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving

Opvang en bescherming in de regio

Aantal mensen dat formeel/ informeel onderwijs en trainingen volgt

n.v.t.

430.0002019: 240.000

670.000

SDG 4 Kwaliteitsonderwijs

 

Aantal mensen ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten

n.v.t.

30.0002019: 30.0002018: 4.000

64.000

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei

Tabel 2 Internationale handel & IMVO indicatoren en streefwaarden 2020

Thema

Resultaatgebied

Indicator

Streefwaarde 2020

Realisatie 2020

Realisatie 2016-2020 cumulatief

SDG

Buitenlandse Handel artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

Bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrijfsleven

Het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten.

Streefwaarde90% in 2023

35 procent (tussenmeting uitgevoerd in 2019)

N.v.t.

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei. SDG 12Duurzameconsumptie enproductie

 

Bevorderen vaninternationaalondernemerschap

Het aantal doorRVO voorinternationaliseringondersteundeondernemingendat in de 3 jaarna de beleidsinterventie meerheeft geëxporteerd naar dedoelmarkt

N.v.t.

415 van de 1.810

N.v.t.

SDG 8Inclusieve enduurzame groei,SDG 9 Innovatieen duurzameinfrastructuur

 

De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven

N.v.t.

EUR 144,5 miljoen

N.v.t.

Tabel 3 Realisatie beleidsdoorlichtingen Begrotingshoofdstuk XVII – BHOS
           

Art.

Naam artikel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Geheel artikel?1

Behandeling Tweede Kamer2

(Nummer artikel)

(Naam artikel en eventueel artikelonderdeel)

       

Ja / Nee

 

1

Duurzame economische ontwikkelingen, handel en investeringen

       

Ja

Uitgesteld tot 2021, zie 34124-19 3

1.1

Duurzaam Handels- en investeringssysteem incl. MVO

         

1.2

Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie

         

1.3

Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

X

      

Nee

33 625-231

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

       

Nee

 

2.1

Voedselzekerheid

    

X

   

34 124-15 ;

2.2

Water

    

X

   

34 124-16

2.3

Klimaat

 

X

      

33 625-191

3

Sociale vooruitgang

       

Nee

 

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en HIV/aids

         

3.2

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

 

X

       

3.3

Maatschappelijk middenveld

   

X

     

3.4

Onderwijs

         

4

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

       

Nee

 

4.1

Humanitaire hulp

 

X

      

31 271-21

Ex 4.2

Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en terugdringen van conflictsituaties 4

   

X

    

31 516-20

4.2

Opvang en bescherming in de regio en migratieontwikkeling

         

4.3

Veiligheid en rechtstaatontwikkeling

 

X5

       

5

Multilaterale samenwerking en overige inzet

       

Nee

 

5.1

Multilaterale samenwerking

    

X

   

31 271-29

5.2

Overig armoedebeleid

         

5.3

Vervallen

         

5.4

Nog verder in te delen ivm wijzigingen BNI en/of toerekeningen

         
X Noot
1

Tot 2018 was het bij BZ en BHOS gebruikelijk om beleidsdoorlichtingen niet over het gehele beleidsartikel uit te voeren maar één niveau lager, namelijk van beleidsdoelstellingen. Met ingang van 2019 worden beleidsdoorlichtingen van het gehele beleidsartikel geprogrammeerd.

X Noot
2

Vervolgnummer betreft het kamerstuk (bv. 33 625-96)

X Noot
3

De beleidsdoorlichting van het gehele begrotingsartikel 1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen heeft vertraging opgelopen vanwege de Corona epidemie. De beleidsdoorlichting zal in 2021 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Zie ook .

X Noot
4

Deze beleidsdoelstelling is sinds 2015 opgenomen in de begroting van het Ministerie van Defensie.

X Noot
5

De beleidsdoorlichting Goed Bestuur is stopgezet. Onderdelen zijn al elders meegenomen of worden elders ondergebracht. Zie hiervoor de brief aan de TK over de aanpassing van de planning van de beleidsdoorlichtingen verstuurd op 18 augustus 2016 (Kamerstuk ).

Overzicht risicoregelingen

Tabel 4 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties t-1

Verleend t

Vervallen t

Uitstaande garanties t

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 1 Duurzame handel en investering

Garantie FOM

22.827

0

9.631

13.196

 

13.196

30.560

Artikel 1 Duurzame handel en investering

Garantie DTIF

8.730

21.667

11.503

18.894

 

140.000

26.052

Artikel 1 Duurzame handel en investering

Garantie DRIVE

49.293

3.061

0

52.354

55.000

 

12.500

Artikel 1 Duurzame handel en investering

Garantie DGGF

157.642

47.808

81.149

124.301

 

675.000

53.647

Artikel 5 (Multilaterale samenwerking en overige inzet

Garantie Inter American Development Bank (IDB)

289.820

 

14.654

275.166

   

Artikel 5 (Multilaterale samenwerking en overige inzet

Garantie African Development Bank (AfDB)

659.157

799.704

16.077

1.442.784

   

Artikel 5 (Multilaterale samenwerking en overige inzet

Garantie Asian Development Bank (AsDB)

1.272.275

 

31.031

1.241.244

   

Artikel 5 Multilaterale samenwerking

Garantie IS-NIO

119.044

0

14.470

104.574

 

104.574

 

Totaal

 

2.578.788

872.240

178.515

3.272.513

55.000

932.770

122.759

Tabel 5 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven t-1

Ontvangsten t-1

Saldo t-1

Uitgaven t

Inkomsten t

Saldo t

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening t en t-1

Artikel 1 Duurzame handel en investeringen

Garantie FOM

878

135

‒ 743

1.450

51

‒ 1.399

‒ 2.142

Artikel 1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DTIF

4.719

1.031

‒ 3.688

7.888

2.698

‒ 5.190

‒ 8.878

Artikel 1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DRIVE

0

0

0

0

0

0

0

Artikel 1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DGGF

1.266

1.203

‒ 63

5.010

2.248

‒ 2.762

‒ 2.825

Artikel 5 Multilaterale samenwerking

Garantie IS-NIO

0

0

0

2.784

0

‒ 2.784

‒ 2.784

Totaal

 

6.863

2.369

‒ 4.494

17.132

4.997

‒ 12.135

‒ 16.629

Toelichting op overzicht risicoregelingen

DGGF

Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit drie onderdelen. Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken. Voor onderdeel 2 houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS beperkt is.

Daarnaast is de fondsbeheerder in de gelegenheid gesteld om het toegekende budget volledig in te kunnen zetten en is bepaald dat de fondsbeheerder voor een hoger bedrag dan het beschikbare budget aan contracten/committeringen kan aangaan met intermediaire fondsen. Het gaat hier om een overcommitteringsruimte, in de vorm van een garantie van BHOS aan de fondsbeheerder van maximaal EUR 100 miljoen. Eventuele verliezen zullen ten laste van het investeringskapitaal worden gebracht, waardoor er geen extra begrotingsrisico voor BHOS is.

Daarom wordt hieronder alleen ingegaan op onderdeel 1 en 3 van het DGGF. Door het verstrekken van garanties kan het DGGF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF, ingevolge artikel 2.21 van de Comptabiliteitswet 2020, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De huidige omvang van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de uitstaande garantieverplichtingen en de verwachte groei van de portefeuille in 2021.

Per saldo is in 2020 voor EUR 124,301 miljoen aan garanties en/of wisselfinancieringen verstrekt.

In 2020 is de begrotingsreserve per saldo met EUR 2,762 miljoen afgenomen. Dit saldo bestaat uit een storting van ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen ad EUR 2,248 miljoen en een onttrekking van EUR 5,010 miljoen. De begrotingsreserve komt daarmee per 31 december 2020 op EUR 53,647 miljoen. Voor het DGGF is een garantieplafond ingesteld in lijn met het garantiekader. Het cumulatieve bedrag dat op enig moment aan garanties binnen het DGGF kan uitstaan is gemaximeerd op EUR 675 miljoen. De hoogte van het garantieplafond is in de beleidsevaluatie DGGF in 2020 geëvalueerd.

FOM

Voor Nederlandse bedrijven die actief zijn op buitenlandse markten is een effectief functionerend bedrijfsleveninstrumentarium evenals goede economische diplomatie van groot belang. In 2016 is gewerkt aan een herziening van het bestaande non-ODA financieringsinstrumentarium. Door deze herziening wordt – op basis van additionaliteit van de overheid – optimaal ingespeeld op veranderende marktomstandigheden en financieringsbehoeftes.

De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) en Finance for International Business (FIB) zijn afgebouwd. De karakteristieken van deze regelingen zijn gecombineerd in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) met als doel meer maatwerk te kunnen bieden, alsmede een meer homogene bediening aan het NL-bedrijfsleven, waardoor de doelgroep beter kan worden bereikt. De middelen die vrijkomen uit de bestaande begrotingsreserves voor de FOM en de FIB worden ingezet voor DTIF. Er is EUR 0,51 miljoen aan premies ontvangen. In 2020 is EUR 1,450 miljoen uitgekeerd als schade In 2020 is EUR 11,747 uit de begrotingsreserve FOM ingezet voor het DTIF. De begrotingsreserve FOM komt daarmee per 31 december 2020 op EUR 30,560 miljoen. Omdat er geen nieuwe garanties meer worden verleend onder het FOM, is het plafond verlaagd naar EUR 13,196 miljoen. Dit is overeenkomstig het totaal aan uitstaande garanties.

DTIF

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit twee onderdelen. Binnen beide onderdelen is het mogelijk om garanties te verstrekken. Binnen onderdeel twee worden garanties verstrekt in de vorm van wisselfinancieringen. Door het verstrekken van garanties kan het DTIF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor beide onderdelen van het DTIF, ingevolge artikel 2.21 van de Comptabiliteitswet 2020, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen van het DTIF zijn vastgesteld. Er is besloten een initiële storting van EUR 5 miljoen in de begrotingsreserve te doen bij de start van het DTIF ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en wisselfinancieringen.

Per saldo is in 2020 voor EUR 18,894 miljoen aan garanties en/of wisselfinancieringen verstrekt.

In 2020 is de begrotingsreserve per saldo met EUR 10,939 miljoen toegenomen. Dit saldo bestaat uit een storting van ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen ad EUR 2,698 miljoen en een onttrekking van EUR 7,888 miljoen. Op basis van de verstrekte garanties/wisselfinancieringen en de verwachting voor 2021 is een storting verricht van EUR 16,09 miljoen. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2020 op EUR 26,052 miljoen.

Voor het DTIF is een garantieplafond ingesteld in lijn met het garantiekader. Het cumulatieve bedrag dat op enig moment aan garanties binnen het DTIF kan uitstaan is gemaximeerd op EUR 140 miljoen.

DRIVE

Met DRIVE faciliteert de minister voor BHOS investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of à fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Ook kunnen garanties worden verstrekt en is er aanvullende Exportkredietverzekering (EKV) beschikbaar. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:4. Er is besloten een initiële storting van EUR 12,5 miljoen in de begrotingsreserve te doen, bij start van DRIVE ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen. Er is in 2019 een garantie verstrekt vanuit DRIVE van EUR 49,293 miljoen. Deze garantie is in 2020 geherwaardeerd tot een bedrag van EUR 52,354 miljoen. Er zijn in 2020 geen premies ontvangen of schades uitgekeerd. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2020 op EUR 12,5 miljoen.

Overzicht revolverende fondsen

Revolverende fondsen zijn belangrijk voor BHOS, met ingang van het jaarverslag 2019 wil BHOS meer inzicht geven in de revolverende fondsen door de beschikbare informatie aangaande deze fondsen op een meer overzichtelijke manier te presenteren. Het betreft de fondsen die in het rapport van de Algemene Rekenkamer zijn onderzocht en deze zijn aangevuld met de nieuwe fondsen Dutch Fund for Climate and Development (DFCD), FarmFit, One Acre Fund en AGRI3.

Tabel 6 Revolverende fondsen (bedragen x € 1 miljoen)

Naam Revolverend Fonds

Uitvoerende organisatie

Omvang fonds 31-12-2020; Beoogde totale omvang fonds

Bijdrage NL t/m 31-12-2020; beoogde totale bijdrage NL

Uitgangspunt revolveerbaarheid

Uitvoering evaluatie gepland; beleidsdoorlichting gepland

Looptijd

DGGF

RVO

79,4

116,1; 230

100% nominaal

Evaluatie uitgevoerd in 2020; 2021

2014 – Onbepaald

Dutch Good Growth Fund onderdeel 1

      

DGGF

Triple Jump/PWC

171,1

238,0; 327,5

100% nominaal

Evaluatie uitgevoerd in 2020; 2021

2014 –Onbepaald

Dutch Good Growth Fund onderdeel 2

      

DTIF (onderdeel 1)

RVO

17,8

EUR 36,7 mln.; EUR 71,2 mln.

100% nominaal

2022; 2021

2016 – Onbepaald

Dutch Trade & Investment Fund

      

Massif

FMO

457,8

334,3; 345

n.v.t.

Evaluatie uitgevoerd in 2020; 2021

2006-2026

Building Prospects (IDF)

FMO

309,9

384,5; 462

100%

2023; 2021

2001-2028

AEF

FMO

136,7

125; 150

100% revolveerbaar voor minimaal 75%

Iedere 5jaar, de volgende evaluatie staat gepland voor 2022

2006-2028

Access to Energy Fund

      

CIO / AEF IIClimate Investor One

FMO

13,8

34,6 (USD 40,9); 47,0 (USD 55,6)

75% ‒ 100%

Iedere 5 jaar. De evaluatie over de periode 2017-2021 staat gepland voor 2022

2012-2037

DFCD

FMO

35,6

47,0; 160,0

Maximaal 160,0 (= 100%)

IEdere 5 jaar. De eerste zal plaatsvinden eind 2023

2019-20137

Dutch Fund for Climate and Development

      

GAFSP

IFC

81,9 (USD 96,9)

117,0; 121,4.

100% nominaal

Mid-term evaluatie 2018, geen afspraken over volgende evaluatie

Tot 2026

Global Agricultural and Food Security Programme

      

PIDG

PIDG

748,2 (USD 840,7)

10,0 en 95,9 (USD 113,5; 10,0 en 138,4 (USD 155,5)

n.v.t.

n.v.t.

2002 - Onbepaald

Private Infrastructure Development Group

      

One Acre Fund

One Acre Fund

12,7 (USD 15,0)

13,4 (USD 15,0); 13,4 (USD 15,0)

100%

; 2020

2018 ‒ 2023

Farm Fit

IDH

4,5

4,5; 50,0

100%

; 2020

2019 ‒ 2034

AGRI3 Fund

Stichting Title Holder Agri3

*cijfers nog niet beschikbaar

9,8 (USD 11,7: USD 10,1 Finance Fund en USD 1,6 TA); 33,8 (USD 40,0: USD 35 Finance Fund en USD 5 TA)

Totaal fonds (incl. TA) 87,5%; Finance Fund 100%

2022; 2025

2020 ‒ 2039

Toelichting op overzicht revolverende fondsen

Revolverende fondsen hebben als kenmerk dat investeringen na enige tijd worden terugontvangen waarna deze middelen ingezet kunnen worden voor nieuwe investeringen passend binnen het doel van het fonds. Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 470 XVII, nr. 1 36 Fondsbeheerders is benadrukt dat, waar mogelijk en verantwoord, bij nieuwe investeringen de nadruk op de focusregio’s ligt.

DGGF

Dutch Good Growth Fund onderdeel 1 en 2. Onderdeel 1 en 2 van DGGF richt zich op het bevorderen van ondernemerschap in ontwikkelingslanden. De begunstigde van het DGGF zijn ondernemers.

DTIF

Dutch Trade & Investment Fund richt zich op het ondersteunen van Nederlandse bedrijven die zaken willen doen met niet-ontwikkelingslanden en niet terecht kunnen bij reguliere banken.

MASSIF

MASSIF is gericht op het verbeteren van toegang tot financiering voor het MKB in ontwikkelingslanden.

Building Prospects

Het Building Prospects Fonds is een voortzetting van het Infrastructure Development Fund en richt zich op het (deels) financieren van infrastructuurprojecten in ontwikkelingslanden.

AEF

Het Access to Energy Fund is opgericht met als doel energietoegang voor mensen in ontwikkelingslanden te vergroten. Met behulp van risicodragend kapitaal maakt AEF investeringen in hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden «bankable».

CIO / AEF II

Climate Investor One is door FMO ontworpen om private investeringen in hernieuwbare energie projecten in ontwikkelingslanden verder te versnellen.

DFCD

Het Dutch Fund for Climate and Development is een fonds voor klimaatactie in ontwikkelingslanden gericht op het tegengaan van klimaatverandering en versterking van de weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering, als uitvloeisel van de Nederlandse toezeggingen onder de Overeenkomst van Parijs.

GAFSP 

Het Private Sector Window van dit fonds richt zich op innovatieve financiering met als doel commerciële mogelijkheden van het MKB en kleinere boerenbedrijven in de logica van lokale, nationale en internationale productketens te ontwikkelen.

PIDG

De Private Infrastructure Development Group is gericht op het ontwikkelen en financieren van private infrastructuur in ontwikkelingslanden.

One Acre Fund 

Het One Acre Fund ondersteunt kleine boeren in Afrika met de financiering van noodzakelijke activa. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 470 XVII, nr. 1 37)

Farmfit Fund

Het Farmfit Fund dient ter financiering van een programma voor versterking van en toegang tot financiële diensten voor kleine boeren en MKB in de agrarische sector in ontwikkelingslanden in samenwerking met het internationale bedrijfsleven.

AGRI3 Fund

Het AGRI3 Fund heeft tot doel banken, andere financiële instellingen en landbouwbedrijven te stimuleren zakenmodellen te ontwikkelen met bosbescherming, herbebossing en implementatie van innovatieve landbouwoplossingen terwijl de levensstandaard van lokale boeren wordt verbeterd.

Overzicht COVID-19 steunmaatregelen

Tabel 7 Overzicht COVID-steunmaatregelen1

Artikel

Maatregel

Realisatie 2020

Verplichtingen 20202

Relevante Kamerstukken

Covid-19 maatregelen voorjaar 2020

2

WASH programma UNICEF

7.500

7.500

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293

3

Global Financing Facility - Wereldbank

9.999

9.999

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293

4

Strategic Preparedness and Response Plan

7.499

7.499

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293

4

Dutch Relief Alliance

10.000

10.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293

4

Central Emergency Response Fund

15.000

15.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293

4

Country Based Pooled Funds

5.000

5.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293

4

Internationaal Comité van het Rode Kruis

5.000

5.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293

5

IMF Catastrophe Containment and Relief Trust

15.000

325.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293

5

VN Responce and Recovery Trust Fund

14.999

14.999

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293

 

Subtotaal

89.997

99.997

 

4

Noodfonds WHO

5.000

5.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293

4

Internationaal Comité van het Rode Kruis

6.300

6.300

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293

 

Subtotaal

101.297

111.297

 

Covid-19 maatregelen zomer 2020 - AIV advies

 

Preventie

22.500

22.500

 

2

WASH SDG6 consortium (Simavi, PLAN, SNV)

6.000

6.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

3

GAVI - Covax Advance Market Commitment for COVID-19 vaccins

5.000

5.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

3

FIND - Foundation for Innovative New Diagnostics

5.000

5.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

 

Overig (Begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken)

6.5004

6.500

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

 

Overig (Begrotingshoofdstuk X Defensie)

05

0

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

 

Humanitaire hulp

48.000

48.000

 

4

Education cannot wait - First Emergency Respons mechanism

6.000

6.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

4

DRA (Dutch Relief Alliance)

6.000

6.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

4

CERF (Central Emergency Response Fund)

9.000

9.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

4

CBPF (Country-Based Pooled Funds)

15.000

15.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

4

ICRC/Rode Kruis

12.000

12.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

 

Sociaal economische weerbaarheid

74.959

91.490

 

1

DGGF (Dutch Good Growth Fund)

15.000

15.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

1

Trade Mark East Africa

2.999

2.999

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

2

GAIN - Netherlands Food Partnership

5.500

7.227

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

2

IFAD (Intermational Fund for AgriculturalDevelopment) - COVI-19 Rural Poor StimulusFacility (RPSF)

6.000

6.000

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

2

Safetynet Ethiopie (WB Cash Transfers PSNP)

11.7006

12.934

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

2

Family Support Programme Sudan

6.2307

6.230

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

3

Medical Credit Fund - PharmAccess

7.5008

7.500

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

5

Schuldverlichting IMF/Wereldbank

20.030

33.600

Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320

 

Subtotaal

145.459

161.990

 
     
 

Grandtotal

246.756

273.287

 
X Noot
1

Zoals aangekondigd in hebben subsidiepartners de gelegenheid gekregen om een deel van hun bestaande subsidie in te zetten op activiteiten die verbonden zijn met de impact van Covid-19. Deze aanpassingen van regulier budget naar Covid-19 gerelateerde activiteiten zijn niet meegenomen in dit overzicht.

X Noot
2

De verplichtingenrealisatie valt hoger uit dan de toegezegde steunpakketten. Dit komt doordat er extra verplichtingen zijn aangegaan voor COVID-activiteiten omdat er voor de jaren 2021, 2022 en 2023 extra budget is vrijgemaakt uit de reguliere middelen.

X Noot
3

Zoals gemeld in de BHOS-begroting 2021 zal EUR 10 miljoen in 2021 worden betaald.

X Noot
4

Een gedeelte van het budget (EUR 4 miljoen) was beoogd voor aan het revolverende medisch fonds van de NAVO. Deze betaling heeft geen doorgang kunnen vinden. Van dit budget is EUR 1,5 miljoen overgeheveld naar de BHOS-begroting voor een aanvulling aan het Medical Credit Fund. De overige EUR 2,5 miljoen is op de BZ-begroting gerealiseerd.

X Noot
5

EUR 3 miljoen is overgeheveld naar begrotingshoofdstuk X Defensie. Deze middelen voor advies-, assistentie- en planningscapaciteit van Defensie ter ondersteuning aan ODA-landen worden in 2021 betaald.

X Noot
6

Een betaling van EUR 1,3 miljoen stond gepland voor een activiteit in het Tigray gebied. Deze betaling staat on hold in afwachting van een verbetering van de situatie daar.

X Noot
7

Deze overschrijding betreft een koersverschil en is gedekt door het reguliere budget op artikel 1.3.

X Noot
8

De hogere realisatie (dan eerder gemeld in Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320) betreft een overheveling van begrotingshoofdstuk V Buitenlanse Zaken voor een aanvulling van het Medical Credit Fund. Zie hiervoor ook de toelichting onder voetnoot nr 4.

4. Beleidsartikelen

Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

A. Algemene doelstelling

Verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid, bevorderen van duurzame inclusieve groei wereldwijd en versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland. Daartoe werkt Nederland aan een duurzaam handels- en investeringssysteem inclusief Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), versterking van de Nederlandse handels en investeringspositie en aan versterking van de private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het vergt een kabinetsbrede inspanning om deze doelstellingen te verwezenlijken. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking werkt hiertoe in het bijzonder samen met de Minister van Financiën, de Minister en staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands en lokaal bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, handelsfacilitatie en markttoegang. In het licht van internationale ontwikkelingen en toenemende concurrentie internationaal inzetten op een verbetering van het gelijk speelveld in het financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering.

  • Het financieel ondersteunen van het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf en startups om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan duurzame economische ontwikkeling wereldwijd.

  • Het financieren van diverse bilaterale en internationale programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, met in het bijzonder aandacht voor (jeugd)werkgelegenheid en innovatie.

  • Het financieren van het National Contact Punt (NCP) voor de OESOrichtlijnen voor multinationale ondernemingen belast met voorlichting over de OESO-richtlijnen, en het behandelen van klachten met betrekking tot het nakomen van de OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven.

Stimuleren

  • Het bevorderen van het nakomen van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen door het Nederlandse bedrijfsleven, onder meer door middel van dialoog, voorlichting, IMVO-convenanten, het bedrijfsleveninstrumentarium voor BHOS en steun aan internationale initiatieven.

  • Het bevorderen van werkgelegenheid en ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, vooral voor jongeren en vrouwen.

  • Stimuleren van ketenverduurzaming in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het stimuleren van het bedrijfsleven en kennisinstellingen, Nederlands en lokaal, om met hun internationale activiteiten bij te dragen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, bijvoorbeeld die zoals benoemd in de SDG's van de VN.

  • Het faciliteren en ondersteunen van Nederlandse bedrijven om zaken te doen op buitenlandse markten, waaronder in lage- en middeninkomenslanden, met behulp van kennis en informatie, contacten en netwerken, positionering en belangenbehartiging (incl. financiering). Hierbij is speciale aandacht voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, startups en clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.

  • Het stimuleren van een aantrekkelijk internationaal vestigingsklimaat voor buitenlandse investeringen in Nederland ten behoeve van een versterkt internationaal verdienvermogen van Nederland.

  • Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes in lage- en middeninkomenslanden.

Regisseren

  • Een actieve bijdrage leveren aan het schragen en bevorderen van een op regels gebaseerd mondiaal handels- en investeringssysteem, met oog voor duurzaamheid, inclusiviteit en een gelijk speelveld, onder meer via de WTO, OESO en G20.

  • Het bevorderen van duurzame, inclusieve bilaterale handelsakkoorden van de EU met derde landen en effectieve implementatie van deze handelsakkoorden.

  • Het bevorderen van internationale kaders voor IMVO via de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights.

  • Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken, en het opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet.

  • Het bevorderen van publiek-private samenwerking op het terrein van internationaal ondernemen, onder andere via het publiek-private stelsel met aan de private kant krachtenbundeling via NL International Business, aan de publieke kant het Trade & Innovate NL netwerk en daartussen in de publiek-private ‘Werkplaats’. De nieuw opgerichte International Strategy Board (ISB) zal zicht houden op het realiseren van de gezamenlijke internationaliseringsstrategieën en daarover aan private en publieke partijen adviseren.

  • Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid.

  • Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de Minister van Financiën.

  • Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.

Uitvoeren

  • Het behandelen van klachten van Nederlandse bedrijven in het buitenland bedrijven, onder andere over oneerlijke concurrentie.

  • Het uitvoeren van controle op de export van strategische goederen, zoals in de EU en internationale kaders overeengekomen.

  • Nationale implementatie en uitvoering van internationale sancties, waar die export gerelateerde maatregelen betreffen.

  • Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en private sector ontwikkeling en het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO.

  • Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

C. Beleidsconclusies

Private sector ontwikkeling

Gevolgen COVID-19 pandemie

Door de gevolgen van de COVID-19 pandemie werden jongeren en vrouwen relatief hard geraakt. Voor deze groepen namen kansen op fatsoenlijk werk en inkomen verder af. Programma’s om bedrijven en banen te behouden, met name voor jongeren en vrouwen, mede om straks beter uit de crisis te komen.

Extra activiteiten werden gestart om de handel in essentiële goederen en diensten op gang te houden, liquiditeit voor het MKB op peil te houden, garanties te verstrekken voor medische klinieken en sociale vangnetten in te richten voor kwetsbare groepen.

Nederlandse betrokkenheid wederopbouw haven Beiroet

Naast extra inzet op humanitaire hulp heeft Nederland kort na de explosie in Beiroet een eerste high level missie naar Beiroet gestuurd met deelname van de Haven Rotterdam. Daarop is met de Wereldbank gewerkt aan een overzicht met opties voor havenhervormingen en zijn baggerwerkzaamheden voorbereid om de haven weer toegankelijk te maken voor grote schepen. Op de langere termijn zal Nederland alleen steun verlenen aan Libanon als de inkomende regering noodzakelijke politiek-economische hervormingen doorvoert.

Handelsagenda

Via de Kamerbrief voortgang Handelsagenda 2020 is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de publiek-private samenwerking gericht op totstandkoming van een gezamenlijke internationale strategie, branding en meerjarige programmering ter bevordering van de internationalisering van MKB en startups. De inzet heeft zich vanaf maart 2020 voortgezet op andere wijze; vrijwel alle handelsbevorderende activiteiten, zoals missies, beurzen en evenementen hebben in digitale vorm plaatsgevonden. Het beleid is ongewijzigd omdat het nog steeds goed aansluit op het streven om het Nederlandse bedrijfsleven internationaal op de kaart te zetten als innovatieve aanbieder van oplossingen voor maatschappelijk uitdagingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 8 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Vastgestelde begroting 2020

Verschil 2020

 

Verplichtingen

387 733

273 373

614 842

899 483

467 946

524 896

‒ 56 950

 

waarvan garantieverplichtingen

14 982

27 644

7 168

124 916

‒ 29 747

129 000

‒ 158 747

 

waarvan overige verplichtingen

372 751

245 729

607 674

774 567

497 693

395 896

101 797

 

Uitgaven:

       
         
 

Programma-uitgaven totaal

386 774

471 994

537 160

515 698

569 149

540 518

28 631

         

1.1

Duurzaam handels- en investeringssysteem, incl. MVO

14 304

14 771

24 258

28 631

24 590

28 322

‒ 3 732

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

MVO en beleidsondersteuning (ODA)

2 950

3 240

4 946

10 361

11 685

9 575

2 110

 

MVO en beleidsondersteuning (non-ODA)

  

2 278

2 843

328

1 367

‒ 1 039

 

Beleidsondersteuning internationaal economisch beleid (non-ODA)

 

2 613

0

0

   
 

Beleidsondersteuning, evaluaties en onderzoek

2 059

0

0

0

   
 

Contributies internationaal ondernemen (non-ODA)

  

48

22

   
         
 

Opdrachten

       
 

MVO en beleidsondersteuning (non-ODA)

  

1 979

572

1 619

2 685

‒ 1 066

 

MVO en beleidsondersteuning (ODA)

 

986

2 221

1 116

   
 

Beleidsondersteuning internationaal economisch beleid (non-ODA)

 

1 754

0

    
 

Beleidsondersteuning, evaluaties en onderzoek

1 554

      
         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

   

1 276

1 227

1 500

‒ 273

 

MVO en beleidsondersteuning (ODA)

   

900

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

MVO en beleidsondersteuning (ODA)

2 059

361

7 244

5 760

4 439

8 000

‒ 3 561

 

Contributies internationaal ondernemen (non-ODA)

5 682

5 817

5 542

5 022

5 292

5 195

97

 

MVO en beleidsondersteuning (non-ODA)

   

759

   
         

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie

58 139

73 633

87 598

96 700

127 922

108 996

18 926

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Programma's internationaal ondernemen

    

16 100

17 911

‒ 1 811

 

Versterking concurrentiepositie Nederland

 

2 700

674

5 421

5 000

6 502

‒ 1 502

 

Invest Internationaal

  

3 200

2 683

275

9 000

‒ 8 725

 

Dutch Trade and Investment Fund

   

0

13 209

0

13 209

 

Starters International Business (SIB)/ Programma Strategische Beurzen (non-ODA)

5 688

3 704

5 267

3 223

   
 

Partners for International Business (PIB) (non-ODA)

5 647

1 756

3 560

3 380

   
 

Demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsstudies (DHI) (non-ODA)

2 889

1 528

4 126

3 374

   
 

Fonds opkomende markten

383

1 589

0

878

   
 

Versterking economische functie

 

1 140

0

5

   
 

Aanvullende opdrachten

 

610

0

0

   
 

Overige (non-ODA)

 

2 215

6 814

0

   
 

Transitiefaciliteit

1 351

245

0

0

   
 

Overig Programmatische Aanpak (non-ODA)

279

 

0

0

   
         
 

Leningen

       
 

Dutch Trade and Investment Fund

5 452

12 941

14 017

3 378

0

17 374

‒ 17 374

 

Trustfund IBRD

1 000

 

0

0

   
 

Overig

1 206

 

0

0

   
         
 

Garanties

       
 

Dutch Trade and Investment Fund

  

3 528

13 720

28 217

4 200

24 017

         
 

Opdrachten

       
 

Programma's internationaal ondernemen

    

11 697

2 000

9 697

 

Dutch Trade and Investment Fund

   

426

814

440

374

 

Wereldtentoonstelling Dubaï

   

4 255

3 325

2 000

1 325

 

Chinastrategie

    

0

600

‒ 600

 

Aanvullende opdrachten

  

4 576

8 020

   
 

GES

  

1 087

9 322

   
         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

28 892

39 854

35 349

33 265

48 137

42 648

5 489

 

Versterking economische functie (NBSO's via RVO) (non-ODA)

5 352

5 351

5 400

5 350

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Programma's internationaal ondernemen

    

1 148

0

1 148

         
 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       
 

Versterking economische functie

    

0

570

‒ 570

 

Overig

    

0

5 751

‒ 5 751

         

1.3

Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

314 331

383 590

425 304

390 367

416 637

403 200

13 437

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Marktontwikkeling en markttoegang

    

11 834

6 950

4 884

 

Economic governance and institutions

    

36 089

26 400

9 689

 

Financiele sectorontwikkeling

7 065

23 412

41 297

3 352

12 824

10 000

2 824

 

Infrastructuurontwikkeling

44 763

43 832

15 247

252

30 254

34 350

‒ 4 096

 

Duurzame productie en handel

    

52 214

39 700

12 514

 

(Jeugd)werkgelegenheid

  

11 219

2 343

9 735

10 000

‒ 265

 

Dutch Good Growth Fund

 

3 147

26 847

12 071

11 776

25 000

‒ 13 224

 

Transitiefaciliteit

2 931

234

0

    
 

Marktontwikkeling in het kader van private sector development

59 804

58 343

32 672

40 586

   
 

Wet en regelgeving

2 453

3 027

1 176

2 347

   
 

Versterking privaat ondernemerschap

60 983

57 352

61 000

42 381

   
 

Bedrijfsmatige technische bijstand

 

628

252

468

   
 

Samewerking bedrijfsleven en PPP's

9 859

3 386

518

5 504

   
 

Versterking privaat ondernemerschap non-ODA

2 313

 

0

0

   
 

Technische assistentie DGGF

10 809

3 452

3 714

1 618

   
 

Landenprogramma's ondernemingsklimaat

 

5 376

4 190

0

   
 

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

 

403

0

0

   
         
 

Leningen

       
 

Infrastructuurontwikkeling

  

26 400

17 000

12 460

7 000

5 460

 

Dutch Good Growth Fund

  

28 000

23 262

27 100

24 000

3 100

         
 

Garanties

       
 

Dutch Good Growth Fund

 

5 569

1 858

1 266

7 257

1 000

6 257

         
 

Opdrachten

       
 

Marktontwikkeling en markttoegang

    

9 625

12 000

‒ 2 375

 

Economic governance and institutions

    

19 038

18 000

1 038

 

Financiële sector ontwikkeling

    

13 470

4 000

9 470

 

Infrastructuurontwikkeling

  

6 515

431

0

750

‒ 750

 

(Jeugd)werkgelegenheid

   

9 289

0

25 250

‒ 25 250

 

Dutch Good Growth Fund

 

34 913

1 145

11 093

1 217

0

1 217

 

Innovatie

       
 

Landenprogramma's ondernemingsklimaat

  

2 691

    
 

Marktontwikkeling in het kader van private sector development

  

11 908

12 184

   
 

Wet en regelgeving

  

886

    
 

Bedrijfsmatige technische bijstand

  

135

452

   
 

Technische assistentie DGGF

  

5 866

10 252

   
         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

42 838

40 959

29 387

27 597

33 259

36 000

‒ 2 741

 

Infrastructuurontwikkeling

 

15 580

29 065

0

   
 

Technische assistentie DGGF

 

5 246

0

0

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

International Labour Organisation

5 721

5 128

4 943

4 736

4 925

5 700

‒ 775

 

Lokale private sector ontwikkeling

    

20 531

27 100

‒ 6 569

 

Marktontwikkeling en markttoegang

    

24 776

7 000

17 776

 

Partnershipprogramma ILO

5 527

5 524

5 000

4 915

5 028

5 500

‒ 472

 

Economic governance and institutions

    

2 901

7 000

‒ 4 099

 

Financiele sectorontwikkeling

 

26 801

25 205

63 708

11 078

3 000

8 078

 

Infrastructuurontwikkeling

45 421

24 832

14 787

50 262

49 831

45 000

4 831

 

(Jeugd)werkgelegenheid

  

4 399

3 400

3 560

3 000

560

 

Nexus onderwijs en werk

   

1 439

5 855

19 500

‒ 13 645

 

Landenprogramma's ondernemingsklimaat

12 411

8 469

7 585

23 368

   
 

Bedrijfsmatige technische bijstand

1 433

5

6

127

   
 

Transitiefaciliteit

 

185

59

0

   
 

Marktontwikkeling in het kader van private sector development

 

4 755

17 990

9 665

   
 

Wet en regelgeving

 

2 782

3 342

4 703

   
 

Samewerking bedrijfsleven en PPP's

 

250

0

296

   
         
 

Ontvangsten

80 289

14 942

11 447

8 809

33 025

6 373

26 652

         

1.10

Ontvangsten duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

78 815

9 431

9 447

7 542

25 767

3 373

22 394

         

1.30

Ontvangsten DGGF

1 474

5 511

2 000

1 267

7 258

3 000

4 258

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

De verplichtingenrealisatie op artikel 1 is per saldo lager dan voorzien in de ontwerpbegroting. In de eerste suppletoire begroting wordt nog een verhoging gemeld door de verlenging van twee subsidies op het gebied van duurzame productie en handel. In de tweede suppletoire begroting wordt een verhoging gemeld in verband met het aangaan van langdurige partnerschappen zodat de effectiviteit van onze uitvoeringspartners kan worden verhoogd. Dit betreffen tienjarige partnerschappen met IDH (Initiatief Duurzame Handel), Agriterra (Economic Governance en Institutions) en met Mondiaal FNV en CNV Internationaal in het kader van het vakbondsmedefinancieringsprogramma (Economic Governance en Institutions).

Per saldo is de verplichtingenrealisatie op artikel 1 verlaagd doordat er minder nieuwe subsidies dan verwacht zijn verstrekt bij DRIVE en kon de subsidie voor het vakbondsmedefinancieringsprogramma niet meer in 2020 worden verstrekt. De lagere uitputting van het verplichtingenbudget werd tevens veroorzaakt door een afname in de aangegane garantieverplichtingen van DGGF en FOM.

Uitgaven

Artikel 1.1

Ten opzichte van de ontwerpbegroting 2020 zijn de uitgaven op artikel 1.1 lager uitgekomen dan verwacht. In de eerste suppletoire begroting werd er op dit artikelonderdeel een verhoging van het budget gemeld.

De verlaging van de realisatie komt enerzijds doordat een deel van het budget op artikel 1.1 is overgeheveld naar artikel 1.2 ter dekking van ‘opdrachten internationaal ondernemen’. Dit betreft opdrachten die door de RVO worden uitgevoerd ter ondersteuning van het Nederlands MKB. Anderzijds is er sprake geweest van een verlaagde vraag naar het IMVO Voucherprogramma door de huidige COVID-19 pandemie en een lager verstrekt voorschot aan de SER voor het uitvoeren van de secretariaatsfunctie voor de IMVO convenanten.

Artikel 1.2

Op artikel 1.2 is de realisatie ten opzichte van de ontwerpbegroting hoger dan verwacht. In de eerste suppletoire begroting is initieel een verlaging toegelicht. Deze verlaging was toe te schrijven aan de overheveling van een bijdrage aan de uitvoering van extra controles ten aanzien van internationaal sanctiebeleid bij de douane.

In de eerste suppletoire begroting is ook gemeld dat op dit artikelonderdeel voor de uitvoering van de amendement Amhaouch en Weverling (Kamerstuk, 35 300 XVII, nr. 19) eenmalig EUR 2 miljoen is vrijgemaakt voor internationalisering van het MKB in de regio’s via het Trade Relations Programma. De middelen worden verspreid over twee jaar aan de partners beschikbaar gesteld. Naar aanleiding van het amendement Weverling (Kamerstuk, 35 300 XVII, nr. 25) is vanaf 2020 EUR 4 miljoen vrijgemaakt voor twee pilotprojecten. Deze projecten dienen ter ondersteuning van het bedrijfsleven bij het opzetten van langdurige, bilaterale innovatiesamenwerkingsprojecten, die inzicht zullen moeten geven in de mogelijke aansluitingen van het Nederlandse (internationale) innovatiebeleid en het handelsbeleid.

De uiteindelijke verhoging van het uitgavenbudget op artikelonderdeel 1.2 wordt veroorzaakt door een toegenomen vraag naar het DTIF-instrument. Dit komt enerzijds voort uit de opbouw van opdrachten en de portefeuille sinds de start van het instrument en anderzijds door een verminderd aanbod vanuit de banken, mede ingegeven door de COVID-19 pandemie. Deze uitgaven (volledig non-ODA) zijn gedekt door een onttrekking uit de FOM-begrotingsreserve.

Ook zijn de uitgaven aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederlands (RVO) hoger uit dan eerder verwacht. Dit heeft diverse oorzaken, zowel wat betreft programma-uitgaven als uitvoeringskosten. De stijging van de RVO uitvoeringskosten heeft te maken met de tariefstijging van de RVO ten opzichte van het vorige uitvoeringsjaar, de uitvoering van het COVID-impulspakket voor het Nederlands bedrijfsleven en een vergoeding van uitvoeringskosten gemaakt door RVO voor de opbouw van Invest International. De stijging van de RVO-programmakosten wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het COVID-impulspakket.

Artikel 1.3

De uitgaven op artikelonderdeel 1.3 zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting toegenomen met EUR 13,4 miljoen. De realisatie is per saldo zoals reeds toegelicht in de eerste suppletoire begroting enerzijds het gevolg van een verlaging van het budget voor de dekking van het ‘COVID-19 steunpakket voorjaar 2020’ (Kamerstuk II 33 625, nr. 293)  en anderzijds zoals toegelicht in de tweede suppletoire begroting het gevolg van een verhoging van het budget uit het ‘COVID-19 steunpakket zomer 2020 (AIV-advies)’ (Kamerstuk 33 625, nr. 320). Zo konden ongewenste vertragingen in de sector Infrastructuur en Financiële sectorontwikkeling worden voorkomen om zodoende de gevolgen van de COVID-19 pandemie te verminderen. Dit betrof onder andere een extra betaling aan het MASSIF-fonds van FMO en aan PIDG (Private Infrastructure Development Group).

Daarnaast zijn er meer opdrachten verstrekt in het kader van economic governance and institutions vooral voor de door RVO uitgevoerde PSD-toolkit. Ook zijn er extra betalingen gedaan in het kader van duurzame productie en handel aan Solidaridad en IDH (International Trade Initiative).

Ontvangsten

De ontvangsten bleken in het laatste deel van het begrotingsjaar hoger dan aanvankelijk voorzien. De realisatie is een gevolg van hogere DGGF ontvangsten en van een onttrekking uit de FOM begrotingsreserve om de hogere uitgaven voor DTIF mogelijk te maken.

Landenprogramma's

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de desbetreffende beleidsartikelen.

Niger

Identificatie en ontwikkeling van financierbare voorstellen alsook mogelijkheden voor het opschalen van lopende activiteiten bleken mede vanwege COVID-19 tijdrovender en onvoldoende duidelijk.

Nb. Pas in juni 2020 werd het ambassadekantoor per ministeriële beschikking opgeschaald naar ambassade.

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

A. Algemene doelstelling

Toegenomen voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne; toegenomen weerbaarheid tegen klimaatverandering en tegengaan van klimaatverandering; duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Om deze doelstelling te realiseren, werkt de minister voor BHOS nauw samen met de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • De financiering van diverse programma’s en fondsen gericht op duurzame economische ontwikkeling, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot hernieuwbare energie, klimaatadaptatie en verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze mondiale uitdagingen bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale uitvoerders (zoals FMO en RVO), in consultatie en samenwerking met andere donoren (waaronder DfID, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen.

  • De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.

Stimuleren

  • Nadruk op de verduurzaming van de dienstverlening en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert.

  • Het stimuleren van een inclusieve benadering met extra aandacht voor vrouwen en jongeren.

  • Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.

  • Mobilisatie van private investeringen in klimaatadaptatie en klimaatmitigatie met gebruikmaking van begrotingsmiddelen.

Regisseren

  • Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.

  • Coördinatie, in nauwe samenwerking met de Minister van EZK, van het Nederlandse internationale milieu- en klimaatbeleid.

C. Beleidsconclusies

In 2020 heeft Nederland de beoogde resultaten voor voedselzekerheid, water en klimaat grotendeels gehaald en meerjarig lopen we goed op schema. Dat komt onder meer door de stabiliteit van beleid, netwerken, langjarige uitvoeringsprogramma’s en begeleiding door het netwerk van deskundigen en ambassades in prioritaire landen. Er zijn twee uitzonderingen. De extra inzet op verduurzaming van landbouwgrond zal worden voortgezet zodat de optimistische streefwaarde in de toekomst in zicht komt. Bij verbeterd waterbeheer zijn minder mensen bereikt dan beoogd vanwege het gebruik van een verbeterde methode van toerekening en door meer inzet op langjarige samenwerking met waterinstituties en lokale financiering; dit mede naar aanleiding van de beleidsdoorlichting waterbeheer.

In 2020 is het gelukt de systeembenadering steeds meer toe te passen. Daardoor komt er steeds meer aandacht voor de bredere context, de betrokken actoren en op verduurzaming van resultaten. De systeembenadering is internationaal de insteek van de VN Food System Summit 2021 voor regeringsleiders waarbij Nederland heeft gepleit voor extra aandacht voor kennis, inzet van de private sector en maatschappelijk middenveld en ownership bij de zuidelijke landen.

De landenprogramma’s van voedselzekerheid en water houden steeds vaker rekening met de gevolgen van klimaatverandering, conflict, ongelijkheid en inbedding in lokale instituties. Ze worden daardoor breder opgezet, bij bewezen succes vaker opgeschaald en voor een langere termijn aangegaan. Het bewustzijn is toegenomen dat duurzame ontwikkeling nu eenmaal veel tijd kost en stabiliteit van beleid vergt. Zo is in 2020 het 10-jarige Sahel programma (‘Proarides’) gericht op voedselzekerheid, klimaat en stabiliteit van start gegaan.

De Nederlandse inspanningen op het gebied van klimaatdiplomatie worden internationaal gewaardeerd en dragen bij aan meer klimaatambitie, groen herstel en vergroening van het instrumentarium. Steeds meer ontwikkelingslanden maken klimaatplannen, werken aan een duurzame energietransitie en investeren in het tegengaan en opvangen van de gevolgen van klimaatverandering. Veel financiële instellingen zoals de Wereldbank vergroenen hun instrumentarium. Vanuit redenen van effectiviteit is besloten de inzet op grondstoffen meer toe te spitsen op het gebruik ervan in relatie tot klimaat en de energietransitie. Een voorbeeld is de Wereldbank climate smart mining faciliteit die met Nederlandse steun van de grond is gekomen met als doel bij te dragen aan het verkleinen van de klimaat voetafdruk van de mijnbouw.

Door COVID-19 zijn de mogelijkheden voor verbetering van Monitoring, Evaluation and Learning beperkter en dat vergt meer creativiteit, bijvoorbeeld door extra inzet in het voortraject van nieuwe activiteiten en door derden evidence te laten verzamelen voor bijsturing en herprogrammering.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 9 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 2 Duurzame ontwikkeling voedselzekerheid, water en klimaat (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Vastgestelde begroting 2020

Verschil 2020

 

Verplichtingen

531 813

814 000

690 998

833 191

901 818

604 880

296 938

         
 

Uitgaven:

       
         
 

Programma-uitgaven totaal

648 529

664 774

710 799

723 347

749 997

753 477

‒ 3 480

         

2.1

Voedselzekerheid

335 375

341 528

323 950

336 667

342 282

339 295

2 987

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen

 

985

11 030

6 400

10 748

24 445

‒ 13 697

 

Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

30 166

28 955

19 710

22 391

43 510

36 605

6 905

 

Kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

34 260

28 575

1 793

32 485

1 101

31 000

‒ 29 899

 

Uitbannen huidige honger en voeding

18 289

 

33 227

18 600

16 058

22 085

‒ 6 027

 

Internationaal onderwijsprogramma voedselzekerheid

2 890

0

344

0

   
 

Landenprogramma's voedselzekerheid

26 621

47 803

41 639

59 117

   
         
 

Opdrachten

       
 

Kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

  

13 747

0

23 130

10 000

13 130

 

Realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen

   

9 250

8 381

15 000

‒ 6 619

 

Landenprogramma's voedselzekerheid

  

7 339

0

   
         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

5 981

 

0

0

2 204

4 000

‒ 1 796

 

Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen

 

18 706

12 434

0

   
 

Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

   

1 514

   
 

Kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

 

3 965

7 941

1 645

   
 

Landenprogramma's voedselzekerheid

 

3 700

0

0

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Voedselzekerheid

    

169 573

165 160

4 413

 

Realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen

20 000

21 350

0

1 700

6 730

0

6 730

 

Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

50 559

32 744

34 539

27 673

20 152

15 000

5 152

 

Kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

27 765

21 600

21 120

20 400

27 256

12 000

15 256

 

Uitbannen huidige honger en voeding

 

17 940

6 172

9 435

13 439

4 000

9 439

 

Landenprogramma's voedselzekerheid

118 844

115 205

110 915

126 057

   
         
 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       
 

Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

  

2 000

0

 

0

0

         

2.2

Water

194 457

195 426

210 602

189 043

196 249

193 714

2 535

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Waterbeheer

25 846

13 152

25 556

18 361

12 908

22 449

‒ 9 541

 

Drinkwater en sanitatie

38 824

19 376

27 327

31 059

43 153

25 500

17 653

 

(Landenprogramma's) integraal waterbeheer

 

8 161

7 848

12 254

   
 

(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie

 

15 665

6 392

7 033

   
         
 

Opdrachten

       
 

Integraal waterbeheer

 

4 315

1 158

973

   
 

Drinkwater en sanitatie

 

83

94

217

   
 

(Landenprogramma's) integraal waterbeheer

 

22 446

27 794

16 738

   
 

(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie

 

5 298

3 041

1 204

   
         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

    

2 676

2 000

676

 

Integraal waterbeheer

  

3 059

1507

   
 

(Landenprogramma's) integraal waterbeheer

   

376

   
 

(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie

   

321

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Waterbeheer

 

12 771

29 519

21 441

79 329

86 700

‒ 7 371

 

Drinkwater en sanitatie

 

32 288

40 880

25 148

58 183

57 065

1 118

 

Wereldbank (waterbeheer)

15 172

18 990

0

0

   
 

(Landenprogramma's) integraal waterbeheer

61 369

20 646

13 930

23 857

   
 

(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie

51 604

22 235

24 004

28 554

   
 

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

1 640

 

0

0

   
         

2.3

Klimaat

118 697

127 820

176 247

197 637

211 466

220 468

‒ 9 002

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Klimaat algemeen

    

35 903

56 179

‒ 20 276

 

Hernieuwbare energie

8 398

10 566

16 263

17 685

27 549

36 000

‒ 8 451

 

Dutch Fund for Climate and Development

    

7 000

40 000

‒ 33 000

 

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen

34 279

32 885

21 820

19 646

   
 

Nationaal Klimaatfonds

  

40 000

40 000

   
 

Landenprogramma's klimaatbeleid

1 874

141

0

1 105

   
 

Centrale klimaat programma's (non-ODA)

1 814

592

322

463

   
         
 

Opdrachten

       
 

Klimaat algemeen

    

298

4 000

‒ 3 702

 

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen

  

5 566

1 232

   
 

Centrale klimaat programma's (non-ODA)

   

584

   
 

Landenprogramma's klimaatbeleid

   

157

   
 

Hernieuwbare energie

   

273

   
         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

    

3 472

0

3 472

 

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen

   

185

   
 

Hernieuwbare energie

  

1 386

2 723

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Contributie IZA/IZT

326

283

323

316

305

357

‒ 52

 

Klimaatprogramma's (non-ODA)

 

858

1 429

693

1 108

1 550

‒ 442

 

Klimaat algemeen

    

110 904

75 240

35 664

 

Hernieuwbare energie

27 822

26 361

12 353

22 245

17 785

0

17 785

 

UNEP

5 142

5 142

2 142

12 142

7 142

7 142

0

 

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen

 

8 790

18 861

20 489

   
 

Klimaat: algemene vrijwillige en verplichte bijdragen

14 899

19 391

15 696

35 184

   
 

GEF

20 725

20 725

37 585

20 900

   
 

Landenprogramma's klimaatbeleid

3 419

2 086

2 501

273

   
         
 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       
 

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen

   

1 342

   
E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is het verplichtingenbudget van artikel 2 toegenomen. Het merendeel hiervan is toegelicht in de eerste en tweede suppletoire begrotingen en betrof een mutatie van EUR 174,2 miljoen, waaronder een ophoging van de UNICEF-bijdrage in het kader van het ‘COVID-19 steunpakket voorjaar 2020’ Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293. Uiteindelijk viel het verplichtingenbudget eind 2020 iets lager uit dan voorzien in de tweede suppletoire begroting. Deze verlaging is toe te schrijven aan vertraging in de ontwikkeling van een aantal programma’s op het gebied van voedselzekerheid en water. Deze zullen in 2021 alsnog worden gecommitteerd.

Voor het thema voedselzekerheid betreft dit een deel van de contributie aan IFAD, de subsidie aan het CABI-programma (Plantwise and Invasive Species Programmes) en het G4AW programma van de Netherlands Space Office. Daarnaast viel ook de additionele verplichting aan het beurzenprogramma van de NUFFIC lager uit dan eerder voorzien.

Voor het thema water betreft dit de subsidies en bijdragen aan het DUPC-programma (Delft Partnership Programme for Water and Development) van IHE Delft, het Water Sector Fund met de EIB (European Investment Bank), de nieuwe fase voor het Blue Deal programma, het Senior Expert programma, de bijdrage aan het Sanitation and Hygiene Fund, de subsidie aan de vervolgfase voor het WaterWorx programma met de Nederlandse waterbedrijven en enkele andere, kleinere programma’s.

Uitgaven

Artikel 2.1

De realisatie van de uitgaven op artikelonderdeel 2.1 voedselzekerheid zijn in beperkte mate hoger dan voorzien bij de ontwerpbegroting. De realisatie is zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting per saldo enerzijds het gevolg van een verlaging van het budget voor de dekking van het ‘COVID-19 steunpakket voorjaar 2020’ Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293 alsmede door een budgetoverheveling naar artikel 1.3 voor de versterking van de voedselzekerheid inzet in de private sector in Tunesië (EUR 5 miljoen) en anderzijds zoals toegelicht in de tweede suppletoire begroting het gevolg van een stijging van het budget in het kader van het ‘COVID-19 steunpakket zomer 2020 (AIV-advies)’ Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320. Voor artikelonderdeel 2.1 werd extra ingezet op COVID-19 gerelateerde voedselzekerheid-activiteiten in onder anderen Ethiopië – Productive Safety Net Programme, in de toekenning van additionele middelen aan IFAD – Rural Poor Stimulus Facility - en GAIN – Keeping Food Markets Working. Een eerste betaling (EUR 2 miljoen) eind 2020 aan het Drylands Sahel Programma, dat op 1 januari 2021 is gestart, droeg ook bij aan de beperkt hogere realisatie op dit artikelonderdeel.

Artikel 2.2

De uitgaven op artikelonderdeel 2.2 water zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting eveneens in beperkte mate toegenomen. De realisatie is zoals reeds toegelicht in de eerste en tweede suppletoire begrotingen het gevolg van extra inzet vanuit deels enerzijds het ‘COVID-19 steunpakket voorjaar 2020’ Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293 en anderzijds uit het ‘COVID-19 steunpakket zomer 2020 (AIV-advies)’ Kamerstuk 33 625 XVII nr. 320. Alhoewel er mede door COVID-19 decentraal lagere uitgaven waren vanwege onder meer vertragingen in de uitvoering van activiteiten op het gebied van integraal waterbeheer en drinkwater en sanitatie in landen als Bangladesh, Indonesië, Kenia, Mali, Soedan, Rwanda, Egypte en Jemen stonden daar tegenover hogere uitgaven op het gebied van drinkwater, sanitatie en hygiëne onder meer als onderdeel van het ‘COVID-19 steunpakket zomer 2020 (AIV-advies)’. 

Artikel 2.3

De uitgaven op artikelonderdeel 2.3 klimaat zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting afgenomen. Deze realisatie is zoals reeds toegelicht in de eerste suppletoire begroting per saldo enerzijds het gevolg van een verlaging van het budget voor de dekking van het ‘COVID-19 steunpakket voorjaar 2020’ Kamerstuk 33 625 XVII nr. 293 , maar ook door de vertraagde opstartfase van het Klimaatfonds en anderzijds zoals toegelicht in de tweede suppletoire begroting het gevolg van intensiveringen van centrale klimaat uitgaven waaronder het ISLA programma met IDH (the Sustainable Trade Initiative) en door een eerste betaling voor het LDCF (Least Developed Countries Fund) eind 2020 dat op 01 januari 2021 is gestart.

Landenprogramma's

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de desbetreffende beleidsartikelen.

Voedselzekerheid

In Ethiopië, waar Nederland een belangrijke partner is in het Productive Safety Net Programma van de Wereldbank, werd extra steun verleend binnen dit programma als onderdeel van het ‘COVID-19 steunpakket zomer 2020 (AIV-advies)’ Kamerstuk 33 625, nr. 320. 

Dit was ook het geval in Mozambique waar bijdragen werden gedaan aan twee COVID-19 interventies binnen het voedselzekerheidsprogramma.

Voor wat betreft de voedselzekerheidactiviteiten in het Regionaal Grote Meren programma is sprake van lagere uitgaven doordat vertragingen zijn opgetreden in de uitvoering van programma’s als gevolg van COVID-19.

Water

In Benin werden extra uitgaven gedaan op het gebied van drinkwater en sanitatie voor het Omidelta-programma.

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A. Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling, door:

  • het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van hiv/aids;

  • het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid;

  • versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties;

  • versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen;

  • versterken van het onderwijs en daarmee bijdragen aan het vergroten van kansen en perspectieven voor jongeren;

  • een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, nietgouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meest perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten op het gebied van SRGR, HIV/aids, vrouwenrechten en gendergelijkheid en het versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen.

  • Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden, via onder meer strategische partnerschappen.

  • Het financieren van initiatieven op het terrein van onderwijs, onder andere via ondersteuning van het Global Partnership for Education en programma’s gericht op het vergroten van perspectieven en kansen voor jongeren, zoals Generation Unlimited en de programma’s die de nexus tussen onderwijs en werkgelegenheid bevorderen.

  • De versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen via het OKP (Orange Knowledge Programma), NICHE (Netherlands Initiave for Capacity development in Higher Education) en de opleiding van professionals via het NFP (Netherlands Fellowship Program); en de Kennisplatforms voor Development Policies en voor SRGR (Share-Net International).

Stimuleren

  • Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door mensen te steunen invloed uit te oefenen op beleid en hun mogelijkheden en kansen te vergroten om bij te dragen aan inclusieve ontwikkeling, specifiek voor achtergestelde of gediscrimineerde groepen waar onder vrouwen, meisjes en LGBTI.

  • De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en hiv-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD beyond 2014 en uitvoering van SRGR en gendergelijkheid als onderdeel van de 2030 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met NGO’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.

  • Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale organisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.

  • De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de internationale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).

  • De Nederlandse inzet voor onderwijs om jongeren in ontwikkelingslanden meer perspectief te bieden, uitdragen in internationale fora en via internationale fondsen zoals het Global Partnership for Education (GPE), Education Cannot Wait (ECW) fonds en het Malala fonds.

C. Beleidsconclusies

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

Nederland heeft zich ook in 2020 internationaal hard gemaakt voor meer financiering voor Zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties en dit heeft geresulteerd in oprichting van een Beijing+25 actie coalitie voor investeringen in feministische bewegingen en leiderschap (2020-2025), waarbij Nederland met Canada en een consortium van internationale organisaties een leidende rol vervult.

In 2020 is het verder institutioneel verankeren van gender gefaciliteerd door te voorzien in gender trainingen en expertise, uitwisseling van kennis en ervaring en een app en workshop voor gender focal points. Daarnaast verschijnt er in 2021 een in 2020 gestarte IOB-review naar gender mainstreaming.

In het laatste jaar van hun looptijd hebben genderspecifieke programma’s onder Leading from the South (LFS1),Funding Opportunities for Women (FLOW), Nationaal Actieplan 1325 (NAP) en Dialogue and Dissent de capaciteiten en zeggenschap van individuele vrouwen en meisjes en (vrouwenrechten)organisaties versterkt. Programma’s hebben bijgedragen aan groter bewustzijn en versterking van vrouwenrechten en gendergelijkheid op niveau van huishoudens, gemeenschappen en landen. Tegelijkertijd ondervonden programma’s de gevolgen van shrinking civic space, vaak toenemende invloed van conservatieve leiders of bewegingen en de gevolgen van de COVID-19 crisis. Dat betekent dat het in sommige landen en programma’s ook ging om het behoud van civic space en bestaande rechten in plaats van boeken van (nationale) vooruitgang.

Met de selectie van genderspecifieke programma’s onder het SDG5 fonds en Power of Voices (zie kamerbrief van 15 oktober voor overzicht programma’s) heeft Nederland wereldwijd een groot fonds voor vrouwenrechten en gendergelijkheid tot stand gebracht. Nieuwe programma’s richten zich specifiek op versterking van Zuidelijke (vrouwenrechten)organisaties en –netwerken en worden grotendeels uitgevoerd door vrouwenrechtenorganisaties zelf.

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

De COVID-19 pandemie had grote impact op de Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In directe respons op de pandemie verleende Nederland steun aan de levering en verspreiding van COVID-19 testen in ontwikkelingslanden via het publiek-private-partnerschap FIND en aan eerlijke wereldwijde toegang tot vaccins via het multilaterale initiatief COVAX, waar Nederland zich samen met de EU bij aansloot (Kamerbrief Kabinetsreactie op AIV-advies).

COVID-19 heeft vooral ook grote indirecte effecten in Afrika. Daarom werd meer aandacht gegeven aan het belang van weerbaarheid en versterking van gezondheidssystemen. Als onderdeel van de COVID-19 respons investeerde Nederland extra in de Global Financing Facility (GFF).

Ook werd internationale en bilaterale partners de ruimte geboden om COVID-19 relevante activiteiten in hun programma’s op te nemen. Evenwel zijn er vertragingen in het behalen van SRGR resultaten. Opschorting van gezondheidsdiensten en overbelasting van gezondheidswerkers leidde tot toename van moeder- en kindersterfte, ongeplande zwangerschappen en meer slachtoffers door infectieziekten. Innovatieve methodes werden ontwikkeld zoals samenwerking met apothekers om anticonceptiemiddelen thuis te bezorgen, om ondanks mobiliteits- en samenscholingsbeperkingen toch resultaten te behalen.

In 2020 is verdere focus aangebracht in de SRGR portfolio, waarbij vooral is ingezet op waar Nederland meerwaarde heeft zoals bij de nadruk op kwetsbare bevolkingsgroepen. Financiering van thema-specifieke internationale ngo’s is herzien en verdere delegatie van SRGR fondsen kreeg vorm in 4 nieuwe SRGR landenprogramma’s.

In opvolging van een amendement over het tegengaan van kinderprostitutie (Kamerstuk 35300-XVII nr. 31) werd in additionele financiering voorzien uit het flex-fonds onder de beleidsregels ‘SRHR Partnerschappen 2016-2020’.

Versterking maatschappelijk middenveld

2020 was het laatste jaar van uitvoering voor de 25 allianties onder Samenspraak en Tegenspraak waarmee een belangrijke stap is gezet in het aanjagen van de dialoog met overheden, bedrijfsleven en burgers over goed bestuur, duurzaam ondernemerschap en verantwoord burgerschap.

Lokale vakbonden en werkgeversorganisaties werden door respectievelijk Mondiaal FNV, CNV Internationaal en het DECP versterkt, met speciale aandacht voor versterking van de sociale dialoog.

Via ambassades en het departement, maar ook door steun aan bijvoorbeeld CIVICUS werd internationaal aandacht gevraagd voor de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties om deze rol te kunnen blijven vervullen.

In 2020 zijn in een intensief en veel capaciteit vragend proces 44 nieuwe partnerschappen geselecteerd voor de uitvoering van het beleidskader 2021-2025 waarbij een nauwe synergie werd beoogd tussen de Nederlandse beleidsagenda, en de inbreng van maatschappelijke partners. Het Accountability fund is vervangen door het Civic Space Fund voor directe ondersteuning aan lokale civil society partners via de posten.

Onderwijs

Om verdere versnippering tegen te gaan is in 2020 meer focus in het Orange Knowledge Programme (OKP)1 aangebracht door het aantal landen dat toegang heeft tot het OKP te verlagen.

De Nexus skills and jobs programma’s zijn in 8 landen in de focus regio’s voornamelijk gericht op vaardigheden, banen en ondernemerschap in de agrarische waardeketen en de digitale economie.

Generation Unlimited is in Kenia gericht op mentorschap, maatschappelijke betrokkenheid, vaardigheidsontwikkeling en dienstverlening en in Bangladesh en Niger wordt de nadruk gelegd op digitale en technologische vaardigheden.

In 2020 is de International Finance Facility for Education (IFFEd) niet van de grond gekomen. Een finale beslissing over Nederlandse deelname blijft afhangen van voldoende interesse van andere donoren en het vinden van een alternatief voor de Wereldbank als trustee.

Nadat Education Cannot Wait (ECW) zijn activiteiten al had uitgebreid naar 75 organisaties (grantees) gaf Nederland in 2020 een extra bijdrage van EUR 6 miljoen ter ondersteuning van de tweede fase van de COVID-19-respons van ECW. Ook verleende het Global Partnership for Education (GPE) in 2020, 66 landen extra steun voor onder meer afstandsonderwijs als gevolg van de COVID19 pandemie.

Jongeren

In 2020 is begonnen met de uitvoering van de Youth at Heart strategie. Vanwege COVID-19 werd besloten de voorgenomen Youth at Heart conferentie volledig online te organiseren. Met 75 deelnemende organisaties en 1.000+ participanten was het forum een succes. Middels een aantal ‘Youth at Heart-Principes’ riepen jongeren de internationale gemeenschap op oog te hebben voor de rol die jongeren spelen in het aanpakken van de pandemie, om hun inspanningen te vergroten in het bijdragen aan kwaliteit onderwijs en aan baankansen van jongeren en om hun inspraak in besluitvorming te vergroten.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 10 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 3 Sociale vooruitgang (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Vastgestelde begroting 2020

Verschil 2020

 

Verplichtingen

784 186

416 172

464 862

675 971

1 781 617

1 366 461

415 156

         
 

Uitgaven:

       
         
 

Programma-uitgaven totaal

755 624

714 000

814 757

780 599

747 424

764 679

‒ 17 255

         

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids

424 010

432 331

445 026

438 689

423 151

421 784

1 367

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

SRGR en hiv/aids

    

134 489

117 778

16 711

 

Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis

  

2 039

10 628

279

75

204

 

Landenprogramma's SRGR & hiv/aids

 

11 859

12 703

21 993

   
 

Centrale programma's SRGR & hiv/aids

168 505

142 486

122 711

133 793

   
         
 

Opdrachten

       
 

SRGR en hiv/aids

    

10 497

14 478

‒ 3 981

 

Landenprogramma's SRGR & hiv/aids

80 978

7 899

5 234

1 399

   
 

Centrale programma's SRGR & hiv/aids

 

21 906

22 413

14 534

   
         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

    

92

110

‒ 18

 

Centrale programma's SRGR & hiv/aids

   

68

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

WHO-PAHO

7 055

6 103

6 217

6 136

6 237

6 713

‒ 476

 

SRGR en hiv/aids

    

109 573

115 692

‒ 6 119

 

UNFPA

69 000

60 000

58 000

55 074

45 510

60 000

‒ 14 490

 

UNAIDS

20 000

18 000

20 000

10 000

30 000

20 000

10 000

 

Partnershipprogramma WHO

11 503

12 144

12 329

15 849

11 360

12 013

‒ 653

 

Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis

54 450

56 693

53 734

53 734

42 000

51 925

‒ 9 925

 

UNICEF

12 000

12 000

5 000

12 000

7 000

7 000

0

 

Vrouwenrechten en keuzevrijheid.

  

18 500

9 659

26 114

16 000

10 114

 

Landenprogramma's SRGR & hiv/aids

 

64 416

83 379

79 655

   
 

Centrale programma's SRGR & hiv/aids

 

18 825

22 767

14 167

   
 

SRGR; stragtegische alliantie internationale NGO's

519

 

0

    
         

3.2

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

57 944

43 876

53 344

49 790

49 239

52 439

‒ 3 200

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Vrouwenrechten

    

35 081

33 766

1 315

 

Landenprogramma's vrouwenrechten en gendergelijkheid

 

1 129

1 336

2 155

   
 

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

45 137

27 762

31 998

33 334

   
         
 

Opdrachten

       
 

Vrouwenrechten

    

15

500

‒ 485

         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

    

0

200

‒ 200

 

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

   

99

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Vrouwenrechten

    

8 096

11 973

‒ 3 877

 

UNWOMEN

9 000

6 957

8 000

6 045

6 047

6 000

47

 

Landenprogramma's vrouwenrechten en gendergelijkheid

3 806

4 696

9 306

6 181

   
 

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

 

3 332

2 704

1 976

   
         

3.3

Maatschappelijk middenveld

230 337

206 900

228 809

216 306

195 272

180 531

14 741

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Twinningsfaciliteit Suriname

1 638

348

1 288

3 205

1 150

1 700

‒ 550

 

Versterking maatschappelijk middenveld

225 021

 

203 644

 

178 472

155 833

22 639

 

Vakbondsmedefinancierings programma

3 678

415

0

    
 

Strategische partnerschappen

 

196 951

0

203 626

   
         
 

Opdrachten

       
 

Versterking maatschappelijk middenveld

  

15 362

0

10 459

11 000

‒ 541

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Versterking maatschappelijk middenveld

  

8 376

 

5 191

11 998

‒ 6 807

 

Strategische partnerschappen

 

9 186

0

9 475

   
 

SNV programma en overige

  

139

    
         

3.4

Onderwijs

43 333

30 893

87 578

75 814

79 762

109 925

‒ 30 163

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Onderzoeksprogramma's

3 243

4 390

592

1 524

1 425

1 500

‒ 75

 

Onderwijsprogramma's

1 041

 

0

  

0

0

 

Internationale hoger onderwijsprogramma's

36 618

26 503

16 780

2 550

 

0

0

         
 

Garanties

       
 

Onderwijs

    

0

40 375

‒ 40 375

         
 

Opdrachten

       
 

Onderwijs

    

658

0

658

 

Onderzoeksprogramma's

  

13

176

29

1 500

‒ 1 471

 

Hoger Onderwijs

    

34 283

38 300

‒ 4 017

 

Internationale hoger onderwijsprogramma's

  

20 193

61 905

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Onderwijs

    

2 911

18 250

‒ 15 339

 

Global partnership for education

    

40 456

10 000

30 456

 

Onderwijs met perspectief

  

50 000

9 659

   
 

Landenprogramma's hoger onderwijs

1 129

 

0

0

   
 

Landenprogramma's onderwijs algemeen

1 301

 

0

0

   
E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Op artikel 3 Sociale ontwikkeling is het verplichtingenbudget verhoogd. Deze verhoging is hoofdzakelijk het gevolg van de subsidietenders voor de nieuwe subsidiekaders voor Versterking Maatschappelijk Middenveld (Power of Voices), Power of Women, Women, Peace and Security en het SRGR-Partnerschap fonds van waaruit in 2020 nieuwe subsidies zijn verstrekt. Voor een gedeelte zal de verhoging van het verplichtingenbudget in 2020 worden gecompenseerd door een verlaging van het verplichtingenbudget in 2021 en 2022.

Uitgaven

Artikel 3.1

De uitgaven op artikelonderdeel 3.1 (Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids) zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting per saldo hoger uitgevallen. Dit is het per saldo resultaat van een aantal toevoegingen uit de COVID-19 steunpakketen en een aantal uitgestelde betalingen onder andere ter dekking voor de eerste snelle respons op COVID-19 (Kamerbrief Nederlands inzet bestrijding coronacrisis ontwikkelingslanden van 14 april 2020).

Artikel 3.2

De uitgaven op artikelonderdeel 3.2 (Vrouwenrechten en gendergelijkheid) zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting per saldo EUR 3,2 miljoen lager uitgevallen. Dit vanwege de benodigde dekking voor de eerste snelle respons op COVID-19 (Kamerbrief Nederlands inzet bestrijding coronacrisis ontwikkelingslanden van 14 april 2020). Deze verlaging wordt opgevangen door geplande eerste betalingen voor de nieuwe subsidiekaders deels uit te stellen naar 2021.

Artikel 3.3

De uitgaven op artikelonderdeel 3.3 (Maatschappelijk middenveld) zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting per saldo EUR 14,7 miljoen hoger uitgevallen. Middels de eerste suppletoire begroting is het budget verlaagd vanwege de benodigde dekking voor de eerste snelle respons op COVID-19 (Kamerbrief Nederlands inzet bestrijding coronacrisis ontwikkelingslanden van 14 april 2020). Deze verlaging is opgevangen door geplande eerste betalingen voor de nieuwe subsidiekaders deels uit te stellen naar 2021.

Ten opzichten van de tweede suppletoire begroting is de realisatie uiteindelijk EUR 30 miljoen hoger uitgevallen. Dit is het resultaat van het in 2020 niet doorgaan van het International Finance Facility for Education (IFFEd). EUR 30 miljoen van het orgineel voor IFFEd bestemde budget is ingezet om eerste betalingen voor de nieuwe subsidiekaders deels naar voren te halen en in 2020 te betalen.

Artikel 3.4

De realisatie op artikelonderdeel 3.4 (Onderwijs)is ten opzichte van de ontwerpbegroting uiteindelijk EUR 30 miljoen lager uitgevallen. Dit is het resultaat van het in 2020 niet doorgaan van IFFEd. EUR 30 miljoen van het origineel voor IFFEd bestemde budget is ingezet om eerste betalingen voor de nieuwe subsidiekaders Versterking Maatschappelijk Middenveld deels naar voren te halen en in 2020 te betalen.

Landenprogramma’s

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de betreffende beleidsartikelen.

Mali

In Mali is binnen het thema SRGR minder besteed dan eerder begroot. De lagere realisatie houdt verband met een aantal betalingen die zijn uitgesteld naar 2021. Dit betreft enerzijds een betaling aan de Wereldbank die is uitgesteld als gevolg van vertraging en anderzijds een betaling aan UNFPA die is uitgesteld naar 2021 als gevolg van lager dan verwachte uitgaven.

Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

A. Algemene doelstelling

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van gewelddadig conflict en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, vredesopbouw en legitieme staatsstructuren. Tevens het bevorderen van migratiesamenwerking, het verbeteren van de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen (met focus op onderwijs en werk) en het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Programma’s en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde, gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van conflict, waaronder early warning, early action en conflictpreventie, veiligheid van mensen, rechtsstaatontwikkeling, vredesprocessen, politieke staatsopbouw en sociaal- economische wederopbouw met nadruk op de focus regio’s (Sahel, MENA en Hoorn van Afrika). Voor een deel worden deze gefinancierd uit het geïntegreerde Budget Internationale Veiligheid (Defensiebegroting) en het Stabiliteitsfonds (BZ-begroting), waarmee het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten wordt geborgd.

  • Humanitaire hulpverlening door gespecialiseerde VN-organisaties, het Internationale en Nederlandse Rode Kruis, en Nederlandse NGO’s (Dutch Relief Alliance).

  • Programma’s gericht op innovatie van de humanitaire hulpverlening.

  • Programma’s gericht op duurzame opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio.

  • Het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan beter migratiesamenwerking, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.

Stimuleren

  • Programma’s gericht op veiligheid & rechtsorde en ‘legitieme stabiliteit’ in partnerlanden in landen waarin zich actuele crises voordoen, met name in landen in de Sahel, MENA en Hoorn van Afrika regio’s en Grote Meren van Afrika. Onder deze programma’s valt ook grote inzet op fysieke veiligheid van burgers via humanitair ontmijnen en cluster munitie programma’s.

  • De nadruk ligt daarbij steeds meer op het bereiken van resultaten onder Sustainable Develoment Goal 16, wat zich specifiek richt op vrede, justitie en sterke (inclusieve) instellingen, als leidraad voor de Nederlandse inzet.

  • Innovatie ligt vooral op een nog grotere synergie bereiken tussen de verschillende thema’s en programma’s binnen deze landen op het terrein van veiligheid en rechtsorde. Bijvoorbeeld door een samenwerking te stimuleren tussen verschillende Nederlandse partners die actief zijn op lokaal bestuur en politieke partijenversterking, waarbij ook speciale aandacht wordt gegeven aan jongeren.

  • Innovatie en hervorming bij noodhulporganisaties om efficiënter en effectiever te werken en om de onderlinge coördinatie te versterken.

  • Vergroten van paraatheid voor tijdige en effectieve rampenrespons.

  • Betrekken van kwetsbare groepen in humanitaire situaties bij beleid en uitvoering en het tegengaan van seksueel geweld.

  • De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan.

  • Realisatie van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, waar zowel betrokken landen, NL/ EU als vluchtelingen/migranten baat bij hebben.

  • Versterking opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio, door inzet op betere bescherming en een sterkere rechtspositie voor vluchtelingen (inclusief toegang tot werk), meer en betere voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, water etc.) en het stimuleren van economische ontwikkeling en banengroei, zodat vluchtelingen en gastgemeenschap-pen betere perspectieven en dienstverlening krijgen. Toegang tot werk en onderwijs vormen hierbij speerpunten. Speciale aandacht gaat uit naar vrouwen en jongeren.

Regisseren

  • Handhaving en bevordering van internationaal humanitair recht en humanitaire principes en vergroten van effectiviteit van humanitaire hulpverlening door onder andere innovatie. Nederland blijft tevens aandringen op het nakomen en stimuleren van afspraken gemaakt in de Grand Bargain en tijdens de World Humanitarian Summit in 2016.

  • Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en NGO’s voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.

  • Betere samenwerking op veiligheid & rechtsorde tussen UNDP (team rechtsstaatsontwikkeling) en VN-DPKO via multi-donor dialoog over het Global Focal Point for Justice, Police and Corrections.

  • Meer interne cohesie tussen EU-lidstaten en -instellingen, met name de Europese Commissie en EDEO, op crisisbeheersing en conflictpreventie, onder meer via het ‘Comprehensie Approach Action Plan’, het ‘EU wide Security Sector Reform framework’ en de ‘Joint Communication on Capacity Building in support of security and development’ waarbij Nederland eigen ‘best practices’ inbrengt.

  • Bevordering van herstel na crises en stimulering van een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie, het bevorderen van participatie van burgers en sociaaleconomische wederopbouw.

  • Nederland leidt en coördineert namens de EU en de EU-lidstaten de uitrol van het EU-programma om vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika te versterken. Dit heeft als doel een betere bescherming van vluchtelingen (speciale aandacht voor vrouwen en meisjes), betere perspectieven voor gastgemeenschappen en vluchtelingen inclusief meer mogelijkheden om buiten de vluchtelingenkampen te wonen, werken en onderwijs te volgen.

C. Beleidsconclusies

Humanitaire Hulp

Uitvoering van de nota «Mensen Eerst» (Kamerstuk 34 952 XVII nr. 62) stond in 2020 centraal. Flexibele financiering aan VN-organisaties, het Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance (DRA) maakte hulp mogelijk, daar waar de nood het grootst was. COVID-19 had in 2020 een grote impact op de wereldwijde humanitaire situatie: vergeleken met 2019 hadden anderhalf keer meer mensen noodhulp nodig. Nederland stelde een recordbedrag beschikbaar aan internationale humanitaire hulp aan het VN COVID-19 noodhulpplan. Om vicieuze cirkels van conflict te doorbreken en nieuwe rampen voor te zijn, is het noodzakelijk te blijven werken aan grondoorzaken en aan oplossingen voor de lange termijn.

Effectievere hulpverlening en meer efficiëntie in het humanitaire systeem is verder vorm gegeven via de «Grand Bargain», met Minister Kaag als Eminent Person, ook gedurende de COVID-19 respons. Er is meer aandacht om lokale organisaties beter en directer te ondersteunen, betere internationale afstemming, en voor het eerlijker delen van risico’s. De door Nederland bepleitte grotere rol voor lokale organisaties is gerealiseerd: de Country Based Pooled Funds (CBPFs) van de VN hebben zichtbaar meer financiering aan lokale organisaties gegeven. Samen met andere landen is via diplomatie gepleit voor bescherming van burgers, voor eerbiediging van het internationale humanitaire recht, en voor humanitaire toegang in onder meer de Syrië-crisis, Jemen, en de Hoorn van Afrika. Humanitaire diplomatie is een specifiek aandachtspunt in de evaluatie van DSH-HH (humanitaire hulp) over beleid 2016-2020 die in 2021 wordt afgerond. In 2020 bleef Nederland zich met diverse bondgenoten politiek en diplomatiek inspannen voor integratie van geestelijke gezondheid en psychosociale steun (MHPSS) in crisisrespons en in de COVID-19 respons. Wereldwijd werden mensen en gemeenschappen geconfronteerd met mentale gevolgen van de coronapandemie en de maatregelen daartegen. Hierdoor ontstond meer steun voor integratie van MHPSS in de respons, zoals in het humanitaire COVID-19 actieplan van de VN. Dat vergroot de mogelijkheden voor humanitair coördinatoren om MHPSS daadwerkelijk in te programmeren. Uitdaging blijft kennis en capaciteit bij humanitaire organisaties. Er was in 2020 dan ook veel vraag van samenwerkende hulporganisaties naar door Nederland voor korte periodes beschikbaar gestelde experts. Een Nederlands initiatief om specialisten op het gebied van MHPSS en vredesopbouw samen te brengen resulteerde in belangrijke aanbevelingen aan de VN en tot de opname van het belang van MHPSS voor vredesopbouw in vredesopbouw in het VNSG 2020 rapport over Peace Building and Sustaining Peace (juli 2020). Nederland is en blijft actief in het agenderen van meer gerechtigheid voor hulpontvangers die SEAH hebben ervaren en daarover melding willen maken. Pilotprojecten zijn opgestart om accountability mechanismes te vernieuwen en te versterken.

Opvang in de Regio

Ten gevolge van de COVID-19 crisis hebben de programma’s die Nederland financiert in opvanglanden ter verbetering van de perspectieven van vluchtelingen, intern ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen complicaties ondervonden en vertragingen opgelopen. Door goede en flexibele samenwerking met onze partners (zowel uit het Prospects Partnerschap als het Subsidiekader Migratie & Ontwikkeling) is de programmering in de Hoorn van Afrika en de Syrië-regio waar nodig en mogelijk snel aangepast en zijn tegenslagen in de uitvoering tot een minimum beperkt.

Migratiesamenwerking

Reisbeperkingen, ingesteld om verspreiding van het COVID-19 virus tegen te gaan, leidden wereldwijd tot gestrande migranten. Reguliere programma’s zijn aangepast, waarbij hulpverlening aan groepen kwetsbare migranten extra aandacht kreeg. Ondanks de moeilijke omstandigheden bleef de International Organization for Migration (IOM) assistentie verlenen met financiële steun van Nederland. IOM heeft bijvoorbeeld humanitaire corridors ingesteld, zodat migranten vrijwillig terug konden keren naar land van herkomst.

Binnen het bestaande budget is meer aandacht gekomen voor projecten om mensenhandel tegen te gaan en de samenwerking met de nationale politie, het Openbaar Ministerie en de Koninklijke Marechaussee is versterkt. Vijf miljoen euro van het beschikbare budget voor migratiesamenwerking is vrijgemaakt voor internationale hulp voor de aanpak van COVID-19.

De COVID-19 crisis leidde er ook toe dat Nederland, als voorzitter van het Khartoum Proces, het werkplan van dit internationale migratiedialoogmechanisme heeft moeten aanpassen. Geplande thematische bijeenkomsten over migratiesamenwerking zijn uitgesteld. Wel zijn virtuele bijeenkomsten georganiseerd over de impact van COVID-19 voor migratie in de Hoorn van Afrika.

Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

De Covd-19 crisis onderstreepte het belang om naast de inzet op humanitaire hulp en sociaaleconomische steun in de langere termijn respons ook in te zetten op legitieme stabiliteit, zoals menselijke veiligheid, toegang tot recht, vredesopbouw en inclusief bestuur. De uitbraak van COVID-19 resulteerde als gevolg van een herallocatie in een daling van het Veiligheid & Rechtsorde budget in 2020 van 26 miljoen EUR. Hierdoor was er in 2020 weinig tot geen ruimte om nieuwe programma’s op te starten, maar zijn bestaande programma’s wel zoveel mogelijk gecontinueerd.

In 2020 heeft Nederland zich bij de vredesonderhandelingen in Libië en Afghanistan ingezet voor het bereiken van een rechtvaardige en inclusieve vrede, als onderdeel van SDG16 (Vrede veiligheid en sterke publieke diensten). Zo pleitte Nederland er met de VN en andere landen voor dat ook verzoening en de rechten van slachtoffers werden meegenomen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 11 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Vastgestelde begroting 2020

Verschil 2020

 

Verplichtingen

818 501

498 303

881 275

1 466 524

487 737

332 742

154 995

         
 

Uitgaven:

       
         
 

Programma-uitgaven totaal

800 806

703 251

844 622

771 565

837 332

767 260

70 072

         

4.1

Humanitaire hulp

247 216

261 906

377 391

386 951

470 807

370 017

100 790

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Noodhulpprogramma's

5 490

3 497

79 489

97 246

112 262

87 000

25 262

 

Noodhulpprogramma's non-ODA

 

64

0

0

   
         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Noodhulpprogramma's

   

388

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Noodhulpprogramma's

150 726

143 334

206 285

195 556

261 650

200 000

61 650

 

Noodhulpprogramma's non-ODA

 

1 011

0

761

1 895

1 017

878

 

UNHCR

42 000

46 000

40 000

38 000

33 000

33 000

0

 

UNRWA

13 000

19 000

19 000

19 000

19 000

13 000

6 000

 

Wereldvoedselprogramma

36 000

49 000

32 000

36 000

43 000

36 000

7 000

         
 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       
 

Noodhulpprogramma's non-ODA

  

617

0

   
         

4.2

Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking

192 948

87 149

229 774

170 490

157 560

162 000

‒ 4 440

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Opvang in de regio

 

18 631

15 966

12 546

16 476

5 000

11 476

 

Migratie en ontwikkeling

6 264

3 149

2 246

2 670

   
         
 

Opdrachten

       
 

Migratie en ontwikkeling

  

429

203

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Opvang in de regio

177 684

42 083

180 241

125 454

111 592

123 000

‒ 11 408

 

Migratie en ontwikkeling

9 000

23 286

30 892

29 617

29 492

34 000

‒ 4 508

         

4.3

Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

175 907

211 581

227 376

213 541

208 965

235 243

‒ 26 278

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Legitieme stabiliteit

    

7 013

26 950

‒ 19 937

 

Inclusieve vredes- en politieke processen

    

24 835

7 362

17 473

 

Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen

 

29 396

23 105

22 525

10 867

51 000

‒ 40 133

 

Functionerende rechtsorde

 

2 132

13 698

14 418

11 215

14 476

‒ 3 261

 

Legitieme en capabele overheid

 

11 450

12 755

10 430

   
 

Landenprogramma's inclusieve en politieke processen; vredesdialoog en conflictpreventie

 

1 114

1 429

0

   
 

Landenprogramma's functionerende rechtsorde

  

6 133

4 159

   
 

Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie

 

19 082

17 048

18 390

   
         
 

Opdrachten

       
 

Landenprogramma's functionerende rechtsorde

  

1 726

1 404

   
 

Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie

  

1 182

4 995

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Legitieme stabiliteit

    

5 561

305

5 256

 

Functionerende rechtsorde

8 120

8 084

10 744

9 104

108 329

110 150

‒ 1 821

 

Inclusieve vredes- en politieke processen

    

41 145

25 000

16 145

 

Landenprogramma's legitieme en capabele overheid

1 307

9

0

0

   
 

Landenprogramma's functionerende rechtsorde

76 624

93 919

79 541

83 318

   
 

Midden Amerika programma

25

 

0

    
 

Kunduz Trainingsmissie

329

 

0

    
 

Landenprogramma's inclusieve en politieke processen; vredesdialoog en conflictpreventie

4 002

5 180

3 162

0

   
 

Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie

27 587

14 515

22 764

36 086

   
 

Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen

44 610

22 200

28 000

0

   
 

Legitieme en capabele overheid

13 303

4 500

4 261

7 071

   
         
 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       
 

Landenprogramma's functionerende rechtsorde

  

1 828

1 641

   
         

4.4

Noodhulpfonds

184 735

142 615

10 081

583

   
         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Noodhulpfonds

80 148

82 307

8 498

583

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Noodhulpfonds

104 586

60 308

594

0

   
         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Noodhulpfonds

  

989

0

   
E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is het verplichtingenbudget toegenomen. In de eerste suppletoire begroting is een stijging van EUR 43 miljoen toegelicht voortvloeiend uit een aantal landenprogramma’s (Burkina Faso, Niger en Palestijnse gebieden) en een vanuit 2019 doorgeschoven verplichting voor de Grote Meren. Ook is het verplichtingenbudget toen opgehoogd ten behoeve van het opstarten van noodhulpprogramma’s voor een eerste snelle respons op de COVID-19 pandemie (Kamerbrief Nederlands inzet bestrijding coronacrisis ontwikkelingslanden van 14 april 2020). Bij tweede suppletoire begroting is een toename van het verplichtingenbudget met EUR 53 miljoen toegelicht vanwege het Prospects project van de Wereldbank (periode 2020-2023) en UNHCR (Libanon).

In de decemberbrief tenslotte is een laatste verhoging met EUR 60 miljoen gemeld en toegelicht. Deze verhoging is voor hogere bijdragen aan WFP vanwege toegenomen voedselonzekerheid door de COVID-19 pandemie, aan UNRWA conform voorgaande jaren in verband met de continuïteit van de dienstverlening, voor het aangaan van verplichtingen met betrekking tot het Opportunity Fund binnen het Prospects partnerschap en de Multi-Purpose Cash Assistance Libanon in het kader van opvang in de regio.

Uitgaven

Artikel 4.1

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is het budget voor humanitaire hulp met ruim EUR 100 miljoen toegenomen. Bij eerste suppletoire begroting is een toename van EUR 43 miljoen toegelicht, samenhangend met de snelle eerste respons op de COVID-19 pandemie (Kamerbrief Nederlands inzet bestrijding coronacrisis ontwikkelingslanden van 14 april 2020). Er kwamen extra middelen beschikbaar voor het Strategic Preparedness and Response Plan, voor acute crisisrespons via de VN (CERF), de inzet op lokale capaciteit en het Rode Kruis en het flexibele noodhulpkanaal van het Nederlandse maatschappelijk middenveld.

Bij tweede suppletoire begroting is het budget voor humanitaire hulp verhoogd met EUR 52 miljoen. Deze verhoging betreft vooral extra middelen voor de wereldwijde aanpak van COVID-19 (Kamerstuk II 33 625, nr. 320 en in de begroting BHOS 2021). Uit dit steunpakket van EUR 150 miljoen is EUR 48 miljoen toegevoegd aan het budget voor artikelonderdeel 4.1 Humanitaire hulp. In aanvulling daarop is het budget voor noodhulp nog eens opgehoogd met EUR 4 miljoen vanwege de grote humanitaire noden waaronder EUR 1 miljoen voor Mental Health and Psycho Social Support.

Tenslotte is, zoals gemeld in de decemberbrief, het budget voor humanitaire hulp met EUR 5 miljoen verhoogd Dit is de resultante van de realisaties op noodhulp en een schuif vanuit de instrumenten voor noodhulp naar de instrumenten voor UNRWA en WFP. De verhoging van de bijdrage aan deze organisaties is reeds toegelicht onder het kopje verplichtingen.

Artikel 4.2

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is het budget voor opvang in de regio en migratiesamenwerking met EUR 4 miljoen afgenomen. Dit is vrijwel uitsluitend toe te schrijven aan een bijdrage ten behoeve van de dekking voor de eerste snelle respons op de COVID-19 pandemie, zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting.

Artikel 4.3

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is het budget voor veiligheid en rechtsorde afgenomen met EUR 26 miljoen. Zoals toegelicht bij eerste suppletoire begroting is toen het budget – naast dat een aantal budgetneutrale schuiven tussen de instrumenten heeft plaatsgevonden, met EUR 18 miljoen verlaagd vanwege de benodigde dekking voor de eerste snelle respons op COVID-19 (Kamerbrief Nederlands inzet bestrijding coronacrisis ontwikkelingslanden van 14 april 2020). Een verdere verlaging van het budget met EUR 18 miljoen is toegelicht bij tweede suppletoire begroting. Dit betreft per saldo vooral het verlagen van de budgetten in verband met het verwerken van de tegenvallende economische groei, zoals toegelicht in de Begroting BHOS 2021.

Tenslotte is, zoals gemeld in de decemberbrief, aan het eind van het jaar het budget verhoogd vanwege met een betaling op een al aangegane verplichting met het Peace Building Fund opdat er voldoende ruimte is voor de voorgenomen veiligheid en rechtsorde activiteiten in 2021.

Landenprogramma's

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de desbetreffende beleidsartikelen.

Per saldo waren de uitgaven voor landenprogramma’s EUR 9 miljoen lager op een oorspronkelijk gebudgetteerd bedrag van EUR 111 miljoen.

De belangrijkste landen met lager dan verwachte uitgaven op programma’s voor veiligheid en rechtsorde waren Ethiopië, Jemen, Oeganda, Mali, Rwanda en het regionale Grote Meren programma. Dit komt vooral door vertragingen in de uitvoering van lopende programma’s door COVID-19 en het bijdragen aan de dekking voor de eerste snelle respons op de COVID-19 pandemie. In het geval van Mali neem ook de formulering van het anticorruptie programma meer tijd in beslag dan verwacht.

De uitgaven voor Afghanistan waren hoger vanwege een naar voren gehaalde betaling voor het Afghan Reconstruction Trustfund. De uitgaven voor Burkina Faso waren hoger in verband met uitgaven International Development Law Organisation (IDLO) en tenslotte Zuid-Soedan vanwege een bijdrage aan het Reconciliation Stabilization and Resilience Trust Fund South Sudan.

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

A. Algemene doelstelling

Multilaterale samenwerking en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid en overige inzet; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren en het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen het multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke uitvoerende rol hebben in het bereiken van ontwikkeling en inclusieve groei.

  • Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen, zowel Nederlandse als uit bij voorkeur de allerarmste ontwikkelingslanden op strategische posities bij multilaterale organisaties.

  • Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Het geïntegreerd met de non-ODA-middelen voor het Internationaal Cultuurbeleid 2017–2020 ondersteunen van initiatieven die cultuur inzetten voor ontwikkeling, zowel op posten in enkele landen rondom Europa als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds.

  • Het ondersteunen van initiatieven die sport inzetten voor ontwikkeling zoals KNVB WorldCoaches.

Stimuleren

  • Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren.

  • Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.

  • Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.

  • Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.

  • Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken.

  • In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.

  • Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Ondersteunen van organisaties en processen die een bijdrage leveren aan internationale economische stabiliteit.

  • Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie en mensenrechten.

Regisseren

  • De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

  • De coördinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDGafspraken.

C. Beleidsconclusies

Internationaal cultuurbeleid

2020 was het laatste jaar van de huidige beleidsperiode voor het internationaal cultuurbeleid (2017 ‒ 2020). Het beleid is grotendeels uitgevoerd zoals vastgelegd in het beleidskader ICB, zij het dat onder invloed van de COVID-19 crisis de mogelijkheden van uitwisseling en samenwerking sterk werden beperkt. Daardoor zijn echter ook digitale initiatieven verkend en opgestart. Een noemenswaardige mijlpaal waren de resultaten van een studie naar de kracht van cultuur van het Prins Claus Fonds, HIVOS en de European Cultural Foundation, gebundeld in het boek «Forces of art». In 2020 zijn de voorbereidingen getroffen voor de uitvoering van het internationale cultuurbeleid 2021-2024, waarin een rol voor Prins Claus Fonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie is voorzien voor wat betreft het agenderen en bevorderen van de SDG’s in de BHOS focusregio’s.

Multilaterale samenwerking

Nederland heeft onvoorzien in IFI- en VN-verband een actieve en constructieve rol gespeeld bij de bestrijding van de gevolgen van de COVID-19 crisis met een focus op Building Back Better (inclusief, duurzaam en groen herstel) en het bereiken van de SDG’s. Met een bijdrage van 15 miljoen euro was Nederland de grootste donor van het door de SGVN ingestelde COVID-19 Response and Recovery Fund om de sociaal-economische impact te mitigeren. NL droeg tevens bij aan noodfondsen van het IMF voor de armste landen die door COVID-19 in directe betalingsproblemen raken. Daarnaast zijn bijgedragen aan UNICEF, de Wereldbank en de Wereldgezondheidsorganisatie gedaan om landen te assisteren bij hun COVID-19 respons. Ook heeft Nederland politieke en financiële steun verleend aan het werk van de WHO. Bij de IFI’s heeft NL zich hard gemaakt voor het versneld vrijmaken van extra middelen om landen te assisteren met leningen voor zowel de directe crisisrespons, als voor groen, duurzaam en inclusief herstel. Door de door de SGVN ingezette hervormingen is de COVID-19 respons van de VN hierbij effectief gebleken door onder andere inzet van geïntegreerde landenteams.

Nederland steunde de SGVN in zijn streven naar een verbeterde begrotingssystematiek en de verbreding van de financieringsbasis en riep op tot monitoring en naleving van de afspraken van het Funding Compact door zowel de lidstaten als het VN-systeem. Nederland had een leidende rol bij de totstandkoming van het Compact in 2019.

Initiatieven om de VN en de IFI’s verantwoordelijk te houden voor de preventie, mitigatie en het adequaat aanpakken van seksuele uitbuiting en grensoverschrijdend gedrag (Sexual Exploitation and Abuse and Sexual Harassment: SEAH) liggen op koers. Het onderwerp is door NL geagendeerd binnen vrijwel alle onderdelen van de VN en vormt mede dankzij Nederland onderwerp van discussie in de verschillende bestuursraden. Bij de middelenaanvullingen van de IFI’s heeft NL een ambitieus SEAH-beleid als harde vereiste voor NL-bijdragen op laten nemen in de diverse donorrapporten. Onder leiding van Nederland zijn 15 grote donoren gezamenlijke clausules op dit terrein overeengekomen, welke zullen worden gebruikt in contracten met alle multilaterale partners, met als doel SEAH-afspraken te harmoniseren en sterker te verankeren.

Nationale SDG-implementatie

Het afgelopen jaar zijn verdere stappen gezet met de nationale uitvoering van de SDG’s, met name door interdepartementale samenwerking om de SDG’s meer op het netvlies te zetten als kompas voor nationaal beleid. Op Verantwoordingsdag 2020 (20 mei) werd de voor de tweede keer de door het CBS gepubliceerde Monitor Brede Welvaart en SDG’s gelanceerd samen met de Vierde Nationale SDG-rapportage. Om impactmeting door organisaties o.b.v. de SDG’s te versterken liet BZ samen met EZK en BKZ een rapport opstellen met aanbevelingen. De door BZ gefinancierde platformorganisatie SDG Nederland (voorheen SDG Charter) groeide het afgelopen jaar tot meer dan 1000 aangesloten organisaties die actief aan de slag zijn met de SDG’s.

Mensenrechtenbeleid

Ondanks het feit dat COVID-19 wereldwijd de mensenrechten verder onder druk gezet is het gevoerde beleid conform de verwachtingen zoals vastgelegd in de begroting uitgevoerd. Nederland heeft onverminderd ingezet op de zes mensenrechtenprioriteiten met extra aandacht voor de impact van COVID-19. De World Press Freedom Conference kon, na eerder uitstel, in december toch op een innovatieve, virtuele manier plaatsvinden. Tijdens deze conferentie vond een digitale Ronde tafel met ministers plaats, op uitnodiging van minister Blok van Buitenlandse Zaken. Concrete uitkomst was dat Nederland EUR 7 mln uittrekt om de persvrijheid en veiligheid van journalisten wereldwijd te bevorderen, in samenwerking met UNESCO en de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties.

Verder bleef behoud en versterking van het VN-mensenrechtensysteem was voor Nederland onverminderd prioriteit. Een goed functionerend VN-mensenrechtensysteem biedt voor Nederland aanvullende mogelijkheden om de mensenrechtenprioriteiten te bevorderen. Als actief lid van de VN Mensenrechtenraad heeft het Koninkrijk onder meer bijgedragen aan versterking van het normstellend kader op het gebied van toegang tot informatie en het draagvlak verbreed voor een verplichte verantwoording in de AVVN van kandidaten voor lidmaatschap van de Mensenrechtenraad.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 12 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Vastgestelde begroting 2020

Verschil 2020

 

Verplichtingen

90 166

293 445

75 165

168 359

1 110 681

59 800

1 050 881

 

waarvan garantieverplichtingen

‒ 49 770

983

‒ 42 192

‒ 129 905

723 472

0

723 472

 

waarvan overige verplichtingen

139 936

292 462

117 357

298 264

387 209

59 800

327 409

 

Uitgaven:

       
         
 

Programma-uitgaven totaal

220 255

267 697

163 792

255 594

282 519

253 152

29 367

         

5.1

Multilaterale samenwerking

152 608

150 637

151 146

149 792

214 821

164 616

50 205

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Speciale multilaterale activiteiten

  

752

488

   
         
 

Garanties

       
 

Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken

    

0

0

0

         
 

Opdrachten

       
 

Speciale multilaterale activiteiten

  

177

159

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

UNIDO

1 635

1 859

1 237

1 583

1 308

1 950

‒ 642

 

UNDP

28 000

28 000

30 000

30 000

20 000

30 000

‒ 10 000

 

UNICEF

24 000

14 000

26 000

33 000

33 000

31 000

2 000

 

Speciale multilaterale activiteiten

8 506

8 723

29 007

10 398

22 936

11 077

11 859

 

Assistant deskundigen programma

8 111

9 000

8 016

12 487

11 343

9 000

2 343

 

Internationale Financiële Instellingen

    

35 714

8 324

27 390

 

Middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen

75 828

82 573

49 410

58 230

80 113

66 789

13 324

 

Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken

6 528

6 482

6 547

3 447

10 407

6 476

3 931

         

5.2

Overig armoedebeleid

67 647

117 060

12 646

105 802

67 698

87 448

‒ 19 750

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

6 294

5 479

4 798

6 828

5 326

10 765

‒ 5 439

 

Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking

5 293

1 915

0

18

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

UNESCO

4 111

4 285

4 226

3 768

4 010

4 400

‒ 390

 

Diverse ondersteunende activiteiten

    

3 367

9 903

‒ 6 536

 

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

 

2 328

2 320

1 081

1 134

2 200

‒ 1 066

 

Schuldverlichting

49 222

102 977

 

53 214

53 190

59 930

‒ 6 740

 

Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking

 

76

94

72

671

250

421

         
 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       
 

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

  

1 208

860

   
         
 

Overige

       
 

Koersverschillen

0

0

0

39 961

   
 

Rentesubsidies

312

0

0

0

   
         

5.4

Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen

0

0

0

0

0

1 088

‒ 1 088

         
 

Ontvangsten

172 186

91 758

73 139

50 293

75 823

72 915

2 908

         

5.20

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

44 926

47 427

47 376

37 966

33 824

41 739

‒ 7 915

         

5.21

Ontvangsten OS

120 327

29 279

14 622

12 327

18 344

31 176

‒ 12 832

         

5.22

Koersverschillen

6 933

15 052

11 141

0

23 655

0

23 655

         

5.23

Diverse ontvangsten non-ODA

0

0

0

0

   
         
E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is het verplichtingenbudget toegenomen. In de eerste suppletoire begroting is het budget met EUR 871 miljoen verhoogd. Deze stijging kan grotendeels worden toegeschreven aan de zevende kapitaalverhoging van de African Development Bank (AfDB). Op basis van het Nederlands aandelenbezit werd ingeschat dat de benodigde ruimte voor het aangaan van de garantieverplichting EUR 828 miljoen zou zijn. Dit betreft alleen de garantieverplichting: de betalingsverplichting is met de tweede suppletoire begroting verwerkt. Het resterende deel van de verhoging van het verplichtingenbudget in 2020 is nodig om te kunnen committeren aan zowel programma's van Internationale Financiële instellingen als programma's in het kader van beleidskader Internationaal Cultuurbeleid 2021-2024.

In de tweede suppletoire begroting is het verplichtingenbudget nogmaals verhoogd, met EUR 295 miljoen. Afgezien van de verhoging in het kader van de zevende kapitaalverhoging van de African Development Bank (AfDB) is de verhoging ook toe te schrijven aan de vijftiende middelenaanvulling van de African Development Fund (ADF). Daarnaast neemt het verplichtingenbudget toe vanwege het committeren van verschillende COVID-19 activiteiten.

Uiteindelijk is de realisatie van EUR 1.111 miljoen, lager dan met de begrote stand van EUR 1.227 miljoen van tweede suppletoire begroting. Dit is een som van meerdere ontwikkelingen. De voornaamste reden is de herwaardering van uitstaande garanties. Deze zijn uitgedrukt in Special Drawing Rights (SDR) en worden op 31 december geherwaardeerd naar de koers voor 2021. Vanwege de gunstige koersontwikkeling is EUR 90 miljoen aan verplichtingen afgewaardeerd. Hiernaast is EUR 15 miljoen voor de Asian Development Bank niet gecommitteerd omdat de committering pas in 2021 zal worden aangegaan en EUR 13 miljoen is verlaagd omdat een activiteit in het kader van Internationale Financiële Instellingen een kortere looptijd had dan verwacht.

Uitgaven

Artikel 5.1

De uitgaven op artikelonderdeel 5.1 «Multilaterale Samenwerking» zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting per saldo met EUR 50 miljoen toegenomen. Deze som bestaat uit een aantal mutaties. In de eerste suppletoire begroting is het budget verhoogd vanwege een aanvullende bijdrage aan UNICEF van EUR 2 miljoen vanwege de afspraken die zijn gemaakt in de VN Funding Compact en een verhoging van EUR 4 miljoen voor de financiering van een kapitaalaanvulling aan de African Development Bank (AfDB). Bovenop deze mutaties van opgeteld EUR 6 miljoen is in het COVID-19 steunpakket voorjaar 2020 in totaal EUR 30 miljoen gealloceerd aan zowel de Response and Recovery Trust Fund (RRTF) van de VN (EUR 15 miljoen) als aan de Catastrohphe Containment and Relief Trust (CCRT) van het IMF (EUR 15 miljoen).

In de tweede suppletoire begroting is het budget opnieuw toegenomen, dit keer met EUR 12 miljoen. Uit het door het Kabinet ingestelde COVID-19 steunpakket zomer 2020 (AIV-advies) is EUR 20 miljoen toegewezen aan verschillende schuldverlichtingsinitiatieven. Deze middelen zijn toegevoegd aan de Catastrophe Containement Relief Fund (CCRT), de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) en aan Technische Assistentie programma's van de WB en IMF waarmee kwetsbare landen worden ondersteund bij de versterking van hun begrotingsbeleid. Tegenover deze intensivering zijn vanwege vertragingen van programma's enkele budgetten voor 2020 verlaagd, zoals van UNDP (EUR 2 miljoen) en het programma van de VN om extra ondersteuning te verlenen bij de hervormingen (EUR 3 miljoen).

Ten opzichte van de tweede suppletoire begroting is de realisatie uiteindelijk EUR 3 miljoen hoger uitgevallen. De mutatie van EUR 8 miljoen op UNDP vormt, tezamen met de eerder aan u gemelde verlaging van EUR 2 miljoen met de tweede suppletoire begroting, het bedrag van EUR 10 miljoen wat vooralsnog bevroren is op de 2020 bijdrage. Het aanhouden van deze bijdrage is het gevolg van de trage voortgang in een onderzoek naar mogelijke malversaties in project in Rusland dat door de UNDP wordt uitgevoerd voor de Global Environment Facility (GEF). Ook het budget voor UNICEF is EUR 4 miljoen lager uitgevallen omdat het niet noodzakelijk bleek een deel van de Algemene Vrijwillige voor Bijdrage (AVB) voor 2021 naar voren te halen. De ontstane budgettaire ruimte is deels gecompenseerd door het verhogen van de eerste tranche aan het African Development Fund (ADF) met EUR 13,8 miljoen euro. Er wordt namelijk veel aanspraak gedaan op de beschikbare middelen bij de ontwikkelingsbanken.

Artikel 5.2

Ten opzichte van de ontwerpbegroting zijn de uitgaven op artikelonderdeel 5.2 «Overig Armoedebeleid» EUR 20 miljoen lager uitgevallen. Dit is een optelsom van de mutaties uit eerste en tweede suppletoire begrotingen en de uiteindelijke realisatie. Met de eerste suppletoire begroting is het budget met een kleine EUR 10 miljoen euro verlaagd, mede omdat er voor enkele decentrale programma's minder budget nodig bleek. Daarnaast zijn enkele budgetten verlaagd, zoals voor schuldverlichting en UNESCO, om middelen vrij te maken voor het COVID-19 steunpakket voorjaar 2020. Met de tweede suppletoire begroting is het budget EUR 5 miljoen verlaagd, vooral vanwege een verlaging van diverse ondersteunende activiteiten. Een van deze activiteiten is de betaling van een kapitaalgarantie aan de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) ter waarde van EUR 2,8 miljoen vanwege de door de G20 ingeroepen schuldenmoratorium (DSSI). Ten opzichte van de tweede suppletoire begroting is de uiteindelijke realisatie EUR 5 miljoen lager uitgevallen vanwege een onderuitputting van EUR 2,5 miljoen een op van de decentrale programmabudgetten (Algemene ODA-activiteiten) en een herverdeling van non-ODA budget over de beleidsartikelen (EUR 2,5 miljoen).

Artikel 5.4

Het ODA-budget wordt gecorrigeerd voor ontwikkelingen van het BNI. Om de stabiliteit van de algehele BHOS-begroting te versterken worden aanpassingen naar aanleiding van bijgestelde BNI-ramingen op dit artikel opgevangen. Daarnaast worden binnen dit artikel de wijzigingen in de toerekeningen aan ODA, zoals eerstejaars opvang asielzoekers in Nederland, verwerkt.

Per saldo nam het budget met de eerste suppletoire begroting af met EUR 89 miljoen. Dit is het resultaat van een aantal mutaties, waarbij de belangrijkste twee een BNI-aanpassing en een vernieuwde raming voor de asieltoerekening betroffen. De verslechterde prognose voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers werd veroorzaakt door een langere verblijfsduur en een hoger dan eerder geraamde instroom, dt leidde tot een negatieve mutatie ter waarde van EUR 94 miljoen. Vervolgens had het Centraal Planbureau in haar Centraal Economisch Plan (CEP) de verwachte BNI-groei verhoogd, wat leidde tot een meevaller van EUR 26 miljoen. Het Centraal Economisch Plan hield toen nog maar beperkt rekening met de gevolgen van de COVID-19 pandemie.

In de tweede suppletoire begroting hebben er twee verschillende soorten mutaties plaatsgevonden op het artikelonderdeel 5.4: reguliere mutaties en mutaties in het kader van het COVID-19 steunpakket zomer 2020 (AIV-advies). In totaal tellen de reguliere (- EUR 63 miljoen) en COVID-19 steunpakket mutaties (+ EUR 162 miljoen) miljoen op tot een per saldo verbetering van artikelonderdeel 5.4 van EUR 100 miljoen ten opzichte van de eerste suppletoire begroting. Zie voor de uitsplitsing van de mutaties van het COVID-19 steunpakket zomer 2020 (AIV-advies) de beantwoording van de schriftelijke Kamervraag 158 op de BHOS begroting voor 2021 (kamerstuk 35 570-XVII-8). Het positieve saldo dat ontstaat nadat deze mutaties zijn verwerkt is vervolgens verdeeld over enkele beleidsartikelen. Daarnaast is er een meevaller van EUR 28,4 miljoen in de eerstejaarsopvang asielzoekers vanwege de lager dan verwachte bezetting bij het COA. Deze meevaller wordt via de HGIS-eindejaarsmarge opgevraagd in 2021.

Na de tweede suppletoire begroting was de stand op het verdeelartikel 5.4 EUR 11 miljoen. Deze stand is aan het einde van het jaar teruggebracht naar EUR 0.

Ontvangsten

Artikel 5.20

De ontvangsten op artikelonderdeel 5.20 «Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen» zijn per saldo EUR 8 miljoen lager dan verwacht. Dit heeft twee oorzaken. Met de eerste suppletoire begroting zijn de verwachte ontvangsten naar beneden bijgesteld omdat recente ramingen van terugbetalingen op leningen die worden beheerd door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) een afloop lieten zien. Voor 2020 zijn de verwachte inkomsten daarom met EUR 5 miljoen verlaagd. Vervolgens is de realisatie lager uitgevallen vanwege het door de G20 ingeroepen schuldenmoratorium (DSSI) waardoor er in 2020 minder is afgelost en minder rente is ontvangen op de begrotingsleningen.

Artikel 5.21

De ontvangsten van artikel 5.21 «Ontvangsten OS» zijn met de eerste suppletoire begroting op basis van vernieuwde inschatting voor 2020 met EUR 5 miljoen verlaagd. Uiteindelijk is de realisatie ten opzichte van de eerste suppletoire begroting EUR 8 miljoen lager uitgevallen waardoor de totale tegenvaller in totaal EUR 13 miljoen bedraagt. Dit betreffen vorderingen en restfondsen van (afgeronde) activiteiten waardoor inkomstenramingen een hoge onzekerheidsmarge kennen.

Artikel 5.22

Als gevolg van een gunstige koersontwikkeling ontstaat er een koerswinst op betalingen in vreemde valuta. De koerswinsten over 2020 betroffen uiteindelijk EUR 25 miljoen. Het koersverschil ontstaat omdat het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkt met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de zgn. corporate rate). Deze koers wordt met de presentatie van de begroting vastgesteld en voor het hele jaar gehanteerd. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende jaar een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat een saldo.

5. Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ). Om deze reden wordt in deze bedrijfsvoeringparagraaf verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, totstandkoming van de beleidsinformatie, misbruik en oneigenlijk gebruik/ fraude, het begrotingsbeheer, financieel beheer en materiële bedrijfsvoering gericht op risico’s bij activiteiten en staatssteun.

Paragraaf 1: Uitzonderingsrapportage

Rechtmatigheid

De controle van de uitgaven door de Auditdienst Rijk (ADR) over 2020 op artikel 5 Mulitilaterale samenwerking en overige inzet hoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is gebaseerd op een statistische steekproef. Uit de evaluatie van deze steekproef blijkt dat voor dit artikel de maximale fout de tolerantie overschrijdt.

De tolerantie bedraagt EUR 25 mln. De meest waarschijnlijke fout is EUR 12,2 mln. en de maximale fout bedraagt EUR 32,8 mln. De overschrijding is met name veroorzaakt door één transactie waarbij de liquiditeitsbehoefte van de ontvangende partij de betaling niet rechtvaardigde.

Deze transactie was onderdeel van de steekproef en is volledig als fout aangemerkt.

Rapporterings- tolerantie

Verantwoord Bedrag in EUR (omvangs-basis)

Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzeker-heden in EUR

Bedrag aan fouten in EUR

Bedrag aan onzeker-heden

Bedrag aan fouten en onzeker-heden in EUR

Waarvan bedrag aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen in EUR

Percentage aan fouten en onzeker-heden t.o.v. verantwoord bedrag

Artikel 5

Uitgaven en ontvangsten

358.342.000

25.000.000

12.170.000

0

12.170.000

0

-

Bij de verantwoordingen op hoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is tevens sprake van overschrijdingen, samenhangende met de statistische steekproef. De tolerantie bedraagt EUR 78,3 mln. De meest waarschijnlijke fouten en onzekerheden zijn EUR 33,6 mln. en de maximale fouten en onzekerheden zijn EUR 80,2 mln. De overschrijding is veroorzaakt door meerdere transacties met verschillende oorzaken, zoals afgeboekt zonder de vereiste rapportages.

Rapporterings- tolerantie

Verantwoord Bedrag in EUR (omvangs-basis)

Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzeker-heden in EUR

Bedrag aan fouten in EUR

Bedrag aan onzeker-heden in EUR

Bedrag aan fouten en onzeker-heden in EUR

Waarvan bedrag aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen in EUR

Percentage aan fouten en onzeker-heden t.o.v. verantwoord bedrag

Verantwoordingen

1.566.419.000

78.320.950

11.096.821

22.541.487

33.638.308

0

-

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Kwaliteit van de beleidsinformatie

Als onderdeel van het programma Resultaatgericht Werken zijn in 2020 het meten en registeren van de resultaten van activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking als standaard werkzaamheden verder ingebed. Medewerkers werden ondersteund in het werken met de resultatenkaders en de resultatenapplicatie. Echter, op de posten waren trainingen door de COVID-19 pandemie beperkt en virtueel. De resultatenapplicatie is stapsgewijs en op basis van gebruikerservaringen verder verbeterd. Via het project Modernisering Activiteitencyclus wordt onder meer aan een nieuwe resultatenapplicatie gewerkt, die het gebruik van resultaatinformatie verder integreert in het beleidsuitvoeringsproces. Naast de geboden ondersteuning is ook een kwaliteitsslag ingezet op monitoring, evaluatie en leren (MEL). Extra MEL formatieruimte is gecreëerd en MEL experts zijn bij de themadirecties aangetreden. MEL richtlijnen zijn ontwikkeld en bekend gesteld.

De resultaten van de afgelopen verslagperiode zijn beschikbaar op de website van de OS-resultatenrapportage. Daarnaast is een start gemaakt met het ontwerp en de inrichting van de nieuwe website: een verbeterd en uitgebreider «OS-portaal». Realisatiecijfers voor de 17 indicatoren, die in de begroting van 2020 zijn genoemd, zijn te vinden in dit jaarverslag bij de beleidsprioriteiten.

Deze organisatieontwikkelingen liggen in lijn met de Rijksbrede operatie «Inzicht in Kwaliteit». Deze heeft als doel om meer inzicht te krijgen in de resultaten van beleid en dat inzicht te gebruiken in de beleidsuitvoering.

Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

BHOS maakt gebruik van het apparaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het financieel beheer gericht op het activiteitenbeheer en staatssteun is in paragraaf 1 van dit jaarverslag toegelicht. Voor een nadere toelichting omtrent de overige aspecten van het begrotingsbeheer, het financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Risicoanalyses activiteitenbeheer 

In het verantwoordingsonderzoek over 2019 hebben de Algemene Rekenkamer (AR) en Auditdienst Rijk (ADR) geconcludeerd dat de risicoanalyses voorafgaand aan het financieren van activiteiten van onvoldoende niveau zijn. Omdat sprake was van een terugkomende bevinding, is in 2020 een apart project gestart om de kwaliteit van de risicoanalyses te verbeteren en te borgen. Hiervoor zijn risicomanagers aangesteld binnen de grote ODA-directies en op de posten van de focuslanden. Voorafgaand toezicht door de concerncontroller werd ingesteld. In dat kader zijn 211 risicoanalyses beoordeeld. Deze beoordelingen zijn teruggekoppeld naar de risicomanagers en beleidsmedewerkers om zo de kwaliteit van de risicoanalyses te verhogen en bij te dragen aan een lerende organisatie. Verschillende bijeenkomsten zijn in 2020 georganiseerd om het belang van de vastlegging van de fraude- en corruptierisico’s in beoordelingsmemoranda van activiteiten te benadrukken. In 2021 wordt een opleidingsmodule rondom risicoanalyses ontwikkeld. De conclusie is dat de kwaliteit van de risicoanalyses voorafgaand aan financieringen is verbeterd ten opzichte van voorgaande jaren, echter verdere kwaliteitsborging blijft noodzakelijk.

Staatssteun 

In 2020 is de werkwijze rondom de toetsing van BZ- en BHOS-activiteiten op mogelijke verlening van ongeoorloofde staatssteun verder verfijnd. De interne beoordelingssjablonen zijn verbeterd. Hierdoor worden de juiste medewerkers tijdig betrokken in de advisering rondom staatssteun.

De uitvoering van de staatssteuntoets is nader door de concerncontroller gecontroleerd. Hieruit blijkt dat het risico op het verlenen van ongeoorloofde staatssteun nog steeds laag is. De kwaliteit van de risicoanalyses rondom staatssteun, en dan met name de diepgang van de analyse, is echter enigszins afgenomen ten opzichte van 2019. Het ministerie beziet aanvullende maatregelen om de kwaliteit van de uitvoering van deze toets weer op het gewenste niveau te krijgen.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Activiteitenbeheer

De activiteitencyclus is een standaard proces voor beleidsuitvoering voor alle gefinancierde activiteiten van BZ en van BHOS. In 2019 is gestart met een project wat erop is gericht het beleidsuitvoeringsproces te optimaliseren en om het toezicht te moderniseren. In 2020 is een projectorganisatie ingericht. Het project heeft een beoogde doorlooptijd tot in 2023. Procesoptimalisatie, het uitrollen van een gebruikersvriendelijke applicatie, het vaardig maken van gebruikers door het geven van opleidingen alsook het creëren van draagvlak zijn onderdeel van het organisatie-brede verandertraject.

De COVID-19 pandemie had in 2020 invloed op het activiteitenbeheer. Zo konden activiteiten in sommige gevallen niet meer worden verricht volgens de contractafspraken die waren gemaakt voor de financieringen van BZ en BHOS. Met name accountantscontroles zijn uitgesteld. Hierdoor waren monitoringsactiviteiten beperkter. Dit kan verhoogde risico’s op fraude meebrengen. Er is echter niet geconstateerd dat dit verhoogde risico zich ook heeft voorgedaan. Binnen de wettelijke kaders zijn - waar wenselijk en nodig - tijdelijke procedures ontwikkeld om herziening van contractafspraken mogelijk te maken. Zo was het mogelijk om een deel van de bestaande activiteitenportefeuille in te zetten om de gevolgen van de COVID-19 pandemie te bestrijden. Deze activiteiten zijn apart geadministreerd.

Er konden geen reviews plaatsvinden op de controledossiers van accountants van financieringen van BZ en BHOS. Organisatieonderdelen hebben daarom de activiteitenportefeuille kritisch doorgelicht. Bij twijfel over de kwaliteit van de accountantscontrole is de financiering niet verantwoord. Van deze activiteiten wordt in 2021 bezien in hoeverre alsnog een review op de accountantscontrole kan worden verricht zodat verantwoording wel kan plaatsvinden.

Digitale ondersteuning waarborgde de doorgang van de processen op afstand. Toch was het noodzakelijk om als gevolg van de COVID-19 pandemie, op basis van een risicoafweging, keuzes te maken in de activiteiten met betrekking tot het financieel en materieel beheer, waaronder de activiteitencyclus.

Voor BZ en BHOS worden alle meldingen rondom grensoverschrijdend gedrag bij partnerorganisaties geregistreerd. Het principe zero-tolerance for not acting staat voorop. Dit betekent dat een partnerorganisatie zelf verantwoordelijk is voor opvolging van de betreffende melding en BZ daarover informeert. In 2020 is BZ in totaal 37 keer over een integriteitskwestie bij een partnerorganisatie geïnformeerd. In 18 gevallen is de casus afgerond en 19 staan nog open, doordat de betreffende partnerorganisatie nog bezig is met de opvolging van de melding. In geen enkel geval was er aanleiding voor het ministerie om over te gaan tot financiële sancties.

Paragraaf 2: Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Misbruik en oneigenlijk gebruik/ fraude

In 2020 heeft het Expertisecentrum Malversaties een aantal acties op het gebied van bewustwording, productverbetering en kennisontwikkeling verricht. Doel van deze werkzaamheden was de kwaliteit van advisering en de ondersteuning bij vermoedens van malversaties te verhogen. Hiervoor is een aantal bijeenkomsten voor medewerkers georganiseerd over fraude- en corruptierisico’s binnen het activiteitenbeheer en hoe deze te vertalen naar bijvoorbeeld de risicoparagraaf. Daarnaast is een informatieve video ontwikkeld die laat zien welke fraude- en corruptie risico’s kunnen optreden in de uitvoering van activiteiten. Ook wijst deze video op de rol van het Expertisecentrum Malversaties en op welke manier zij ondersteuning kan bieden.

Verder heeft het Expertisecentrum Malversaties in het begin van de COVID-19 crisis middels een nieuwsbrief aandacht gevraagd binnen het departement voor het alert zijn op de met de pandemie gepaarde risico’s in de uitvoering van de activiteiten. Door deze gerichte acties is het belang van een gedegen risicoanalyse bij activiteiten benadrukt. Voor nadere toelichting rondom het activiteitenbeheer wordt verwezen naar paragraaf 1 waarin ook de opvolging van de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer is opgenomen.

Het ministerie monitort of het sanctiebeleid bij vermoedens en bewezen malversaties tot resultaat leidt. In de bijlage bij het jaarverslag van BHOS is een overzicht met de bewezen gevallen van malversaties opgenomen.

Paragraaf 3: Belangrijkste ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

BHOS maakt gebruik van het apparaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor een nadere toelichting omtrent de belangrijkste ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

C. JAARREKENING

6. Departementale verantwoordingsstaat Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Tabel 13 Departementale verantwoordingsstaat 2020 voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) (Bedragen x € 1.000)
   

(1)

  

(2)

  

(3)

 
 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

  

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

           
 

TOTAAL

2 888 779

3 079 086

79 288

4 749 799

3 186 421

108 848

1 861 020

107 335

29 560

           
 

Beleidsartikelen

2 888 779

3 079 086

79 288

4 749 799

3 186 421

108 848

1 861 020

107 335

29 560

           

1

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

524 896

540 518

6 373

467 946

569 149

33 025

‒ 56 950

28 631

26 652

2

Duurzame ontwikkeling voedselzekerheid, water en klimaat

604 880

753 477

 

901 818

749 997

 

296 938

‒ 3 480

 

3

Sociale vooruitgang

1 366 461

764 679

 

1 781 617

747 424

 

415 156

‒ 17 255

 

4

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

332 742

767 260

 

487 737

837 332

 

154 995

70 072

 

5

Multilaterale samenwerking en overige inzet

59 800

253 152

72 915

1 110 681

282 519

75 823

1 050 881

29 367

2 908

           

7. Saldibalans per 31 december 2020 en toelichting begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking(XVII)

I Saldibalans per 31 december 2020

Tabel 14 Saldibalans per 31 december 2020 (bedragen x € 1.000)

Activa

31-12-2020

 

31-12-2019

 

Passiva

31-12-2020

 

31-12-2019

          

Intra-comptabele posten

       

1

Uitgaven ten laste van de begroting

3.186.413

 

3.046.796

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

108.846

 

59.101

     

4a

Rekening-courant RHB

3.077.567

 

2.987.695

5

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

122.759

 

127.728

5a

Begrotingsreserves

122.759

 

127.728

Subtotaal intra-comptabel

3.309.172

 

3.174.524

Subtotaal intra-comptabel

3.309.172

 

3.174.524

          

Extra-comptabele posten

       

10

Vorderingen

1.893.459

 

1.780.437

10a

Tegenrekening vorderingen

1.893.459

 

1.780.437

12

Voorschotten

3.628.533

 

3.656.065

12a

Tegenrekening voorschotten

3.628.533

 

3.656.065

13a

Tegenrekening garantieverplichtingen

3.272.513

 

2.578.787

13

Garantieverplichtingen

3.272.513

 

2.578.787

14a

Tegenrekening andere verplichtingen

7.672.359

 

6.802.707

14

Andere verplichtingen

7.672.359

 

6.802.707

15

Deelnemingen

143.817

 

140.819

15a

Tegenrekening deelnemingen

143.817

 

140.819

Subtotaal extra-comptabel

16.610.681

 

14.958.815

Subtotaal extra-comptabel

16.610.681

 

14.958.815

          

Totaal

19.919.853

 

18.133.339

Totaal

19.919.853

 

18.133.339

II Inleiding

1. Algemeen

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) worden verantwoord.

Het intra-comptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2020, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Voor de BHOS-begroting wordt deze verrekening periodiek en achteraf gemaakt op basis van interne verrekenstukken. Hierdoor zit er een vertraging tussen het saldo van kasstromen en het saldo van de rekening-courant RHB voor BHOS. Per eindejaar blijft er derhalve een (beperkt) saldo over van nog te verrekenen kasstromen (zie hoofdstuk 4).

Met uitzondering van de RHB Rekening BHOS worden alle liquide middelen verantwoord op de saldibalans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, begroting Buitenlandse Zaken.

Ook alle uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, worden verant­woord onder de intra-comptabele vorderingen en schulden van de BZ balans.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste van de begrotingen van BHOS in voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen en de garantieverplichtingen. Deze posten geven inzicht in de mogelijke toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

Uitgaven, ontvangsten, verplichtingen en mutaties op balansrekeningen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste verrekenkoers (de corporate rate) omgerekend naar EUR. De corporate rate 2020 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,89 EUR. Voor 2021 is deze 0,845 EUR.

Extracomptabele vorderingen zijn de per balansdatum bestaande rechten om geldmiddelen te ontvangen van een wederpartij die niet tot het Rijk behoort.

De extracomptabele balansrekeningen voor vorderingen, voorschotten, deelnemingen en openstaande verplichtingen worden per 31 december gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. De herwaardering die hieruit voortvloeit is verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

Revolverende fondsen worden in de saldibalans gepresenteerd als een geconditioneerde vordering tegen nominale waarde.

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is een belangrijke uitvoerder van het BHOS-beleid. RVO is onderdeel van de Rijksoverheid en daarom neemt het ministerie de gegevens van RVO over wat betreft de verplichtingen- (met uitzondering van DGGF en DTIF), vorderingen- (met uitzondering van DGGF, DTIF en BEB CIF) en voorschottenstand.

De deelnemingen zijn gewaardeerd op basis van het gestorte kapitaal.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2020

1 Uitgaven ten laste van de begroting
Uitgaven ten laste van de begroting (debet 3.186.413 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2020

31 december 2019

   

Uitgaven ten laste van de begroting

3.186.413

3.046.796

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van BHOS in het jaar 2020 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk.

Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting
Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 108.846 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2020

31 december 2019

   

Ontvangsten ten gunste van de begroting

108.846

59.101

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2020 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

4a Rekening-courant RHB

Omdat de administratie en de liquide middelen stroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BZ en het saldo van de uitgaven m.b.t. BHOS achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB rekeningen van BZ en BHOS te verrekenen.

Rekening-courant RHB (credit 3.077.567 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2020

31 december 2019

   

Rekening-courant RHB BHOS

3.075.868

2.987.477

Te verrekenen tussen BuZa en BHOS

1.699

218

Totaal

3.077.567

2.987.695

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het ver­schuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB. Door de splitsing van de balans tussen BHOS en BZ is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Het te verrekenen bedrag ontstaat doordat er ná de verrekening van de maand december nog correcties plaatsvinden en invloed hebben op de verhouding BZ en BHOS. De verrekening van dit bedrag heeft bij de RHB plaatsgevonden met verrekenstukken in het komende jaar.

5 Rekening-courant RHB (begrotingsreserve)
Rekening-courant RHB (begrotingsreserve) (debet 122.759 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2020

31 december 2019

   

Begrotingsreserve DGGF

53.647

56.409

Begrotingsreserve FOM

30.560

43.706

Begrotingsreserve DRIVE

12.500

12.500

Begrotingsreserve DTIF

26.052

15.113

Totaal

122.759

127.728

5a Begrotingsreserve
Begrotingsreserve (credit 127.728 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2019

Toevoegingen 2020

Onttrekkingen 2020

Saldo 31 december 2020

Verwijzing naar Begrotingsartikel

Begrotingsreserve DGGF

56.409

2.248

5.010

53.647

1.3

Begrotingsreserve FOM

43.706

51

13.197

30.560

1.2

Begrotingsreserve DRIVE

12.500

0

0

12.500

1.3

Begrotingsreserve DTIF

15.113

18.827

7.888

26.052

1.2

Totaal

127.728

21.126

26.095

122.759

 

In 2016 is besloten het Fonds Opkomende Markten (FOM) voor nieuw af te geven garanties stop te zetten ten gunste van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). Ter dekking van eventuele schades dient tegen hefboom 1:2 de helft van het uitstaande bedrag aan garanties te worden aangehouden in de begrotingsreserve. In 2020 zijn ontvangen provisies van EUR 0,051 miljoen toegevoegd en is een schade uitgekeerd van EUR 1,450 miljoen.

In 2016 zijn middelen aan de begrotingsreserve onttrokken die niet beschikbaar dienden te blijven om de lopende FOM garanties af te dekken. Deze middelen zijn toegevoegd aan de begroting om de uitgaven op het instrument DTIF tot en met 2021 te dekken. In aanvulling op deze middelen is in 2020 een aanvullend bedrag van EUR 11,747 miljoen aan de begrotingsreserve onttrokken ter dekking van de aangegane garantieverplichtingen DTIF.

De uitstaande FOM garanties nemen echter sneller af dan verwacht. Rekening houdend met de hefboom 1:2 is de begrotingsreserve per ultimo 2020 ondanks de onttrekkingen hoger dan de nog uitstaande FOM garanties. In 2016 is in het FOM toetsingskader risicoregelingen opgenomen dat deze resterende middelen in de FOM begrotingsreserve ook worden aangehouden voor het DTIF. 

Ter dekking van eventuele schades uit het Dutch Good Growth Fund (DGGF) onderdeel 1 (RVO) dient tegen hefboom 1:2 de helft van het uitstaande bedrag aan garanties aangehouden te worden in de begrotingsreserve. Ter dekking van eventuele schades uit het DGGF onderdeel 3 (Atradius DSB) dient tegen hefboom 1:1 voor de wisselfinancieringen en tegen hefboom 1:3 voor de garanties een begrotingsreserve te worden aangehouden.

In 2020 zijn door RVO en Atradius DSB ontvangen premies van EUR 2,248 miljoen toegevoegd aan de begrotingsreserve. Schade-uitkeringen (wisselfinancieringen) door Atradius DSB van EUR 5,010 miljoen zijn onttrokken aan de begrotingsreserve.

De totaalstand van de garantieverplichtingen DGGF bedraagt per ultimo 2020 EUR 124,301 miljoen. De begrotingsreserve is hierdoor in evenwicht met de uitstaande garanties.

Voor het Development Related Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) is in 2015 een begrotingsreserve gecreëerd. Ter dekking van eventuele schades dient tegen een hefboom van 1:4 een kwart van het uitstaande bedrag aan garanties te worden aangehouden in de begrotingsreserve. Het saldo in de reserve van EUR 12,5 miljoen betreft de bodemstorting uit 2015. In 2019 is een garantie van EUR 49,293 miljoen verstrekt. Deze garantie is in 2020 geherwaardeerd tot EUR 52,354. In 2021 wordt bezien of een mutatie in de begrotingsreserve noodzakelijk is.

Voor het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is in 2016 een begrotingsreserve gecreëerd. Ter dekking van eventuele schades uit het DTIF onderdeel 1 (RVO) dient tegen hefboom 1:4 een kwart van het uitstaande bedrag aan garanties in de begrotingsreserve te worden aangehouden.

Ter dekking van eventuele schades uit het DTIF onderdeel 2 (Atradius DSB) dient tegen hefboom 1:1 voor de verstrekte wisselfinancieringen een begrotingsreserve te worden aangehouden.

De begrotingsreserve bevat een bodemstorting van EUR 5,0 miljoen. In 2020 zijn door RVO en Atradius DSB ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen van EUR 2,698 miljoen toegevoegd aan de begrotingsreserve. Schade-uitkeringen (wisselfinancieringen) door Atradius DSB van EUR 7,888 miljoen zijn onttrokken aan de begrotingsreserve.

Ter dekking van de aangegane en de te verwachten garantieverplichtingen is in 2020 de begrotingsreserve aangevuld met het verschil tussen de uitgekeerde wisselfinancieringen en premieontvangsten van EUR 5,190 miljoen. Tevens is in 2020 een aanvullende storting verricht van EUR 10,9 miljoen ter dekking van de aangegane garantieverplichtingen. 

10 Vorderingen

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extracomptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Vorderingen (debet 1.893.459 x EUR 1.000)

Specificatie EUR x 1.000

31 december 2020

31 december 2019

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

98.403

115.980

Massif fonds

334.375

334.375

IDF (voorheen MOL fonds)

384.516

354.516

DGGF Fonds

354.095

315.219

NIO begrotingslening

69.000

80.000

Verrichte garantiebetalingen NIO

37.653

34.869

Diverse extra-comptabele vorderingen

615.417

545.478

Totaal

1.893.459

1.780.437

   

De extracomptabele vorderingen met betrekking tot het Massif fonds en het Building Prospects (BP) (voorheen IDF en voorheen MOL fonds) staan uit bij de FMO en betreffen revolverende fondsen. De betaalde Massif-fondsen en BP-fondsen staan respectievelijk per 31 december 2026 en 31 december 2028 ter beschikking van de minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen op de balans.

Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHOS voor wat betreft het Massif fonds per 31 december 2020 is vastgesteld op EUR 457,822 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2020 bedroegen EUR 334,375 miljoen.

De asset waarde van het BP bedraagt per 31 december 2020 EUR 309,976 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2020 bedroegen EUR 384,516 miljoen.

De genoemde asset waarden zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans. De definitieve cijfers blijken uit de jaarrekening 2020 van FMO.

Voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) zijn leningen verstrekt aan RVO en PwC/TJ, gericht op het midden- en kleinbedrijf voor investeringen in ontwikkelingslanden. Aan RVO is een lening verstrekt van EUR 116,124 miljoen. Aan PwC/TJ is een lening verstrekt van EUR 237,971 miljoen.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extracomptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2020

2019

2018

2017 en ouder

      

Op termijn opeisbaar aflossing begrotingsleningen

98.403

0

0

0

98.403

Op termijn opeisbaar begrotingslening

69.000

0

0

0

69.000

Op termijn opeisbaar overige vorderingen

434

0

0

0

434

Totaal op termijn opeisbare vorderingen

167.837

0

0

0

167.837

Direct opeisbaar garantiebetalingen

37.653

2.784

3.805

0

31.064

Direct opeisbaar overige vorderingen

35.217

29.143

3.756

47

2.271

Totaal direct opeisbare vorderingen

72.870

31.927

7.561

47

33.335

Geconditioneerde vorderingen

1.652.752

0

0

0

0

Totaal

1.893.459

    

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2020

31 december 2019

   

Openingsbalans

115.980

139.096

Bij: Consolidaties

392

0

Af: Aflossingen

17.969

22.888

Af: Kwijtscheldingen

0

228

Eindbalans

98.403

115.980

   

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. In overeenstemming met de in de leningovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema’s zal het saldo per 31 december 2020 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtschel­dingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

Jaar

Aflossingen

Rente

Totaal

t/m 2022

31.482

995

32.477

2023

9.119

403

9.522

2024

4.768

429

5.197

2025

4.161

455

4.616

2026

3.991

480

4.471

Na 2026

37.988

4.132

42.120

Totaal

91.509

6.894

98.403

Verrichte garantiebetalingen Ned. Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2020

31 december 2019

Openingsbalans

34.869

31.064

Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties)

2.784

3.805

Af: Ontvangsten van de NIO (garanties)

  

Af: Kwijtscheldingen

  

Af: Consolidaties

  

Eindbalans

37.653

34.869

De post diverse extracomptabele vorderingen bestaat uit:

Diverse extracomptabele vorderingen

Specificatie x 1.000 EUR

 

31 december2020

 

31 december2019

TCX Currency Exchange Fund

 

59.211

 

59.702

IFC-GAFSP

 

81.894

 

86.256

AEF Fund

 

144.918

 

129.714

Lening PIDG

 

105.908

 

98.555

DTIF

 

36.731

 

23.522

AFAWA Guarantee Program

 

33.800

 

35.600

DFCD

 

47.000

 

40.000

Care Pay

 

14.700

 

0

Medical Credit Fund

 

7.500

 

0

AGRI3 Fund

 

8.535

 

0

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebeta- lingen (NIO)

 

10.133

 

9.259

Buiteninvordering gestelde vorderingen

 

1.250

 

1.147

Overige

 

63.837

 

61.723

Totaal

 

615.417

 

545.478

Extracomptabele vorderingen waarop in 2020 belangrijke wijzigingen hebben plaats gevonden, worden toegelicht.

De vordering op het Access to Energy Fund (AEF Fund) is in 2006 in de vorm van een subsidie verstrekt. De vordering staat uit bij de FMO en betreft een deels revolverend fonds. Het programma heeft als doel om armoede te verminderen door de toegang tot energiediensten te verbeteren. Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHOS voor wat betreft het AEF Fund per 31 december 2020 is vastgesteld op EUR 150,593 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2020 bedroegen EUR 144,918 miljoen.

De vordering op IFC-GAFSP is in 2012 op basis van een arrangement verstrekt aan International Finance Corporation (IFC) en het Private Sector Window ten bate van investment activities is voor 100% revolveerbaar. Het programma heeft als doel het verbeteren van de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden, door het bevorderen van de toegang tot financiële diensten voor boeren, producentenorganisaties en het MKB. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2020 bedroegen USD 96,9 miljoen.

Voor de Private Infrastructure Development Group (PIDG) is een lening verstrekt voor het realiseren van infrastructurele projecten in lage inkomenslanden en fragiele staten. In 2020 is een extra lening verstrekt van USD 14 miljoen.

De vordering op het Dutch Fund for Climate Development (DFCD) is in 2019 in de vorm van een subsidie verstrekt. De vordering staat uit bij de FMO en betreft een deels revolverend fonds. Het programma vloeit voort uit de opdracht zoals gedefinieerd in het regeerakkoord en heeft als doel om klimaatrelevante projecten in ontwikkelingslanden te financieren ten behoeve van een klimaatbestendige economische groei. Uit informatie van de FMO blijkt dat het aandeel van BHOS voor wat betreft het DFCD per 31 december 2020 is vastgesteld op EUR 35,669 miljoen. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2020 bedroegen EUR 47 miljoen. 

De vordering op Care Pay is in de vorm van een subsidie verstrekt aan Health Insurance Fund. De bijdrage aan HIF wordt besteed aan het verstrekken van een converteerbare lening aan Care Pay International, waarbij de verwachting is dat deze op korte termijn wordt omgezet in aandelen. De waarde van de aandelen komt ten goede aan de subsidieverstrekker. Care Pay is een online betaalplatform voor de zorgsector, waarbij de patiënt, de zorgverlener en de verzekeraar aan elkaar worden verbonden. Met behulp van Care Pay ontstaat er transparantie in de ‘zorgketen’ en wordt duurzame financiering van de zorgsector mogelijk gemaakt. 

De vordering op Medical Credit Fund (MCF) is in de vorm van een subsidie verstrekt aan ‘Health Insurance Fund’ in het kader van de COVID-19 response. Het MCF verstrekt leningen aan zorgklinieken in Sub-Sahara Afrika. Met deze subsidie kan MCF deze zorgklinieken voorzien van werkkapitaal voor:

  • De aanschaf van o.a. beschermende kleding, medische mondkapjes en medicijnen;

  • Het opvangen van teruglopende inkomsten als gevolg van dalende patiëntenaantal, omdat patiënten uit angst voor COVID-19 wegblijven;

  • De verbetering van kwaliteit en infectiebeheersing, zowel tijdens de COVID-crisis als in de toekomst.

De vordering op het AGRI3 Fund is in 2020 in de vorm van een subsidie verstrekt. De vordering staat uit bij Stichting Title Holder AGRI3 en betreft een revolverend fonds. Het programma heeft tot doel banken, andere financiële instellingen en landbouwbedrijven te stimuleren zakenmodellen te ontwikkelen met bosbescherming, herbebossing en implementatie van innovatie landbouwoplossingen terwijl de levensstandaard van lokale boeren wordt verbeterd. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2020 bedroegen EUR 8,535 miljoen.

12 Voorschotten

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verant­woordingen.

Voorschotten (debet 3.628.533 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

 

31 december 2020

31 december 2019

Voorschotten

 

3.316.853

3.307.456

Voorschotten RVO

 

311.680

348.609

Totaal

 

3.628.533

3.656.065

Ouderdomsanalyse voorschotten (x EUR x 1.000)

Ouderdomsanalyse voorschotten (x 1.000 EUR)

 

31 december 2020

31 december 2019

Verstrekt in 2011 en ouder

 

31.051

35.345

Verstrekt in 2012

 

23.545

37.140

Verstrekt in 2013

 

30.007

37.466

Verstrekt in 2014

 

22.497

29.559

Verstrekt in 2015

 

35.048

167.542

Verstrekt in 2016

 

144.577

173.410

Verstrekt in 2017

 

154.040

392.499

Verstrekt in 2018

 

463.599

1.113.600

Verstrekt in 2019

 

1.176.807

1.669.504

Verstrekt in 2020

 

1.547.362

0

Totaal

 

3.628.533

3.656.065

Opbouw openstaande voorschotten (exclusief voorschotten RVO):

Specificatie x 1.000 EUR

 

31 december 2020

31 december 2019

Openingsbalans

 

3.307.456

3.376.229

Bij: Verstrekte voorschotten

 

1.640.554

1.675.999

Af: Verantwoorde voorschotten

 

1.566.419

1.799.030

Af: Herwaardering naar nieuwe corporate rate

 

64.738

54.258

Eindbalans

 

3.316.853

3.307.456

13 Garantieverplichtingen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd:

Garantieverplichtingen (credit 3.272.513 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

 

31 december 2020

31 december 2019

Asian Development Bank (AsDB)

 

1.241.244

1.272.274

Inter-American Development Bank (IADB)

 

275.166

289.820

African Development Bank (AfDB)

 

1.442.784

659.157

Fonds Opkomende Markten (FOM)

 

13.196

22.827

Dutch Good Growth Fund (DGGF)

 

124.301

157.642

Dutch Trade Investment Fund (DTIF)

 

18.894

8.730

Development Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE)

 

52.354

49.293

NIO

 

104.574

119.044

Totaal

 

3.272.513

2.578.787

De garantieverplichtingen die uitstaan bij de regionale ontwikkelingsbanken Asian Development Bank (AsDB), Inter-American Development Bank (IADB) en de African Development Bank (AfDB), betreffen het niet volgestorte aandelenkapitaal. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd.

De waarde van de garantieverplichting voor de AfDB is toegenomen met EUR 800 miljoen vanwege een uitbreiding en afgenomen met EUR 16 miljoen vanwege koersontwikkeling (valuta SDR). De waardeafname in EUR bij de AsDB en de IADB wordt veroorzaakt door koersontwikkelingen (valuta SDR resp. USD).

De garantieverplichting in het kader van het Fonds Opkomende Markten (FOM) betreft een garantie aan de FMO voor financieringen aan lokale dochterondernemingen of joint-ventures van Nederlandse bedrijven. De openstaande garanties zijn gedaald van EUR 22,827 miljoen naar EUR 13.196 miljoen, omdat in 2016 is besloten om het FOM voor nieuw af te geven garanties stop te zetten.

De garantieverplichting in het kader van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) heeft betrekking op ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. De daling van EUR 33,341 miljoen naar EUR 124,301 miljoen komt met name door een afname van afgegeven garanties door Atradius DSB. De daling betreft zowel polissen voor garanties als wisselfinancieringen.

Fondsbeheerder PwC/TJ is in 2019 in de gelegenheid gesteld om voor maximaal EUR 100 miljoen boven het beschikbare investeringsbudget aan contracten/committeringen aan te gaan met intermediaire fondsen in de vorm van een garantie van BHOS. In 2020 is voor EUR 12,780 miljoen aan garantieverplichtingen aangegaan.

De garantieverplichting in het kader van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) betreft een garantie voor risicodragende investeringen en exporttransacties. De stijging van EUR 10,164 miljoen naar EUR 18,894 miljoen komt met name door verstrekte wisselfinancieringen door Atradius DSB.

De garantieverplichting in het kader van het Development Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE) heeft betrekking op investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. In 2019 is door Atradius DSB een garantie afgegeven van EUR 49,293 miljoen. Deze garantie is in 2020 geherwaardeerd tot een bedrag van EUR 52,354 miljoen.

Voor deze laatste vier regelingen is een begrotingsreserve gevormd.

14 Andere verplichtingen

Opbouw openstaande verplichtingen:

Andere verplichtingen (credit 7.672.359 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

 

31 december2020

31 december2019

Openingsbalans

 

6.802.707

5.804.878

Af: Correctie beginbalans

  

3.885

Bij: Aangegane verplichtingen

 

4.036.634

4.041.646

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen

 

3.166.982

3.039.932

Eindbalans

 

7.672.359

6.802.707

Af te dragen vennootschapsbelasting

Op basis van de oordelen van de Belastingdienst en de door het ministerie ingenomen standpunten is in 2020 de aangifte vennootschapsbelasting over 2018 ingediend en de aangifte over 2019 voorbereid. Net zoals over 2017 is hier ook wederom sprake van een verrekenbaar verlies met de Belastingdienst. De aangiften over 2017 en 2018 moeten nog definitief worden vastgesteld door de Belastingdienst zodat de betaalde vennootschapsbelasting over 2016 kan worden verrekend. Voor 2019 en 2020 is begroot dat de fiscale winsten lager liggen dan de verrekenbare verliezen. Per saldo is er meer betaald aan de Belastingdienst dan de belastingschuld bedraagt over de periode 2016 t/m 2020. Om deze reden is geen saldo als af te dragen vennootschapsbelasting opgenomen in de saldibalans bij BHOS.

15 Deelnemingen

De post deelnemingen bestaat uit aandelen in internationale instellingen. Voor het niet volgestorte deel (callable capital) is een garantieverplichting verstrekt die onder 13. Garantieverplichtingen is opgenomen.

De deelnemingen kunnen als volgt gespecificeerd worden. De laatste kolom van het overzicht vermeldt de voting power ultimo 2020. Naast de omvang van de deelneming in aandelen kan dit percentage ook beïnvloed zijn door bijvoorbeeld de omvang van de middelenaanvullingen.

Deelnemingen (debet 143.817 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

 

31 december 2020

31 december 2019

Voting power

Asian Development Bank

 

65.340

66.974

1,113

African Development Bank

 

56.290

51.113

1,274

Inter-American Development Bank

 

12.365

13.023

0,200

Inter-American Investment Corporation

 

9.403

9.709

0,730

Instex Deelneming

 

419

0

4,300

Totaal

 

143.817

140.819

 

De waarde van de deelneming in de African Development Bank (AfDB) is in 2020 met een bedrag van EUR 6,4 miljoen toegenomen door een aanvullende kapitaalstorting in valuta SDR; en als het gevolg van koerswijziging afgenomen met EUR 1,2 miljoen.

De waarde van de deelneming in de Inter-American Investment Corporation (IIC) is in 2020 met een bedrag van EUR 0,185 miljoen toegenomen door een aanvullende kapitaaluitbreiding (vanuit reserve IDB, in valuta USD) en met een bedrag van EUR 0,491 miljoen afgenomen als gevolg van koerswijziging.

De waarde van de deelnemingen in de Asian Development Bank (AsDB) en Inter-American Development Bank (IADB) is afgenomen als gevolg van koerswijziging.

Nederland zet zich samen met Europese bondgenoten in voor behoud van Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) ten aanzien van Iran. Onder andere door begin 2020 formeel toe te treden als aandeelhouder van INSTEX. Doel van de Nederlandse deelname aan dit special purpose vehicle is om bij te dragen aan het faciliteren van het betalingsverkeer tussen Europese en Iraanse bedrijven. Nederland heeft in 2020 voor een bedrag van EUR 0,419 mln aan aandelenkapitaal gekocht van INSTEX.

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Verdragsmiddelen Suriname Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname Schenkingen bedraagt per 31 decmeber 2020 EUR 1,1 mln.

Partnerschap «Prospects» In 2019 startte Nederland met een nieuwe aanpak voor vluchtelingenopvang lastens art 4.2 van de BHOS-begroting: het partnerschap «Prospects». Het partnerschap wil de opvang en bescherming van vluchtelingen in en rondom conflictgebieden verbeteren en bestaat uit het Ministerie van Buitenlandse Zaken, International Finance Corporation (IFC), International Labour Organisation (ILO), United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), United Nations Children’s Fund (UNICEF) en Wereldbank.

Onder dit partnerschap is aan de partners via een opportunity fund een bedrag van circa USD 90 miljoen in het vooruitzicht gesteld voor de periode 2019–2023 voor mogelijke nieuwe projecten. Per 31 december 2020 is hiervan USD 58,7 miljoen nog niet aangesproken.

D. BIJLAGEN

Bijlage 1: Afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken

Tabel 15 Beleidsdoorlichting artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen1

Soort onderzoek

Titel/ onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Beleidsdoorlichting artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

20212

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Evaluatie IMVO-beleid inclusief sectorconvenanten

2019

 

NCP OESO richtlijnen multinationals

2019

 

Evaluation of the Dutch RBC Agreements 2014-2020

2020

 

Samenwerking met ontwikkelingslanden op belastinggebied

20203

 

Evaluatie Nederlands handels- en investeringsbeleid Inclusief effecten van EPA’s

20204

 

Eindrapport evaluatie ‘Partners for International Business’ (PIB)

2017

 

Buiten gebaande paden. Mid-term evaluatie RVO's DHKDHI-instrument

2018

 

Effectenonderzoek Economische diplomatie

2019

 

Starters in International Business

2020

 

Smalle marges van economische diplomatie

2019

 

Evaluatie van de NFIA 2010-2018

2020

 

Health Insurance Fund

2015

 

Work in progress. Evaluation of the ORET programme investing in public infrastructure in developing countries

2015

 

Aided trade. An evaluation of th Centre for the Promotion of Imports for Developing Countries, 2005-2012

2015

 

Evaluation of PUM Netherlands Senior Experts, 2012-2015

2016

 

Massif evaluation. Financial inclusion in developing countries 2006-2014

2016

 

Evaluatie PSOM/PSI 2009-2014

2017

 

DECP (Employers Cooperation Program)

2017

 

Mid-term review of the Transition Facility

2017

 

Evaluation of the Infrastructure Development Fund, Vol 1. Main report

2018

Vol.2. Case studies

Vol.3. Annexes

 

Evaluatie FMO Access to Energy Fund

2018

 

Strategic Evaluative Review of the

2018

Energising Development Partnership Programme

 

External Evaluation 2SCALE, 2012-2017

2019

 

ORIO

2020

 

Develop2Build (D2B)

2020

 

Final Evaluation Transition Facility

2020

 

Evaluation Agriterra Farmers Common Sense in Business Programme 2016-2020

2020

 

Dutch Good Growth Fund (DGGF)

2020

 

FMO A

20205

 

FMO MASSIF en Capacity Development

20206

3. Overig onderzoek

  
 

The impact of the Transatlantic Trade and Investment Partnership on low income countries

2015

 

Directe investeringen: UNCTAD- studie rol Nederlandse IBO’s

2015

 

Onderzoek zorgplicht Nederlandse bedrijven inzake IMVO

2016

 

Effecten van zes EU-handelsakkoorden op de Nederlandse economie

2017

 

Government policy to stimulate international responsible business conduct

2018

 

Integratie van hulp, handel en investeringen in 3 transitielanden

20207

 

Evaluatie BHOS-beleid gericht op bijdragen van Nederlandse bedrijven aan duurzame ontwikkeling

20208

 

Better ways of trading. Evaluatie over de effectiviteit van Technische Assistentie voor handelsbeleid en -regelgeving

2018

 

Mid-term Review of PSD Apps programme

2018

X Noot
1

Voor begrotingsartikel 1 zijn enkele onderzoeken uit 2015 vermeld, omdat die als bouwstenen voor de Beleidsdoorlichting van het gehele artikel dienen. Zie voor de complete lijst van evaluaties en onderzoeken over de periode 2013-2020 .

X Noot
2

De beleidsdoorlichting van het gehele begrotingsartikel 1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen was voorzien voor 2020 maar heeft vertraging opgelopen vanwege de Corona epidemie. De beleidsdoorlichting zal in 2021 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Zie ook .

X Noot
3

Het onderzoek naar de samenwerking met ontwikkelingslanden op belastinggebied zal in 2021 worden afgerond, zie . De voor dit onderzoek is gepubliceerd op de website van IOB.

X Noot
4

De evaluatie van het Nederlandse handels- en investeringsbeleid inclusief de effecten van EPA’s zal in 2021 worden afgerond, zie De voor dit onderzoek is gepubliceerd op de website van IOB.

X Noot
5

De evaluatie van FMO A zal in 2021 worden afgerond, zie .

X Noot
6

De evaluatie FMO MASSIF en Capacity Development zal in 2021 worden afgerond, zie

X Noot
7

Het onderzoek naar de integratie van hulp, handel en investeringen in 3 landen zal in 2021 worden afgerond, zie . De voor dit onderzoek is gepubliceerd op de website van IOB.

X Noot
8

De evaluatie BHOS-beleid gericht op bijdragen van Nederlandse bedrijven aan duurzame ontwikkeling zal in 2021 worden afgerond, zie . De voor dit onderzoek is gepubliceerd op de website van IOB.

Tabel 16 Beleidsdoorlichting Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

Soort onderzoek

Titel/ onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Voedselzekerheid

2018

 

Waterbeheer

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

CGIAR Agricultural research

2016

 

IDH case study tea Kenya

2016

 

GAFSP Private sector window MTR

2016

 

Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid. MTR

2016

 

Geodata for agriculture and water MTR

2016

 

CAADP Multi-Donor Trust Fund

2016

 

Driving Nutrition Impact GAIN

2017

 

UNICEF

2017

 

IOB voedselzekerheidstudie Ethiopie

2017

 

IOB voedselzekerheidstudie Bangladesh

 
 

IOB voedselzekerheidstudie Rwanda

2017

 

IOB voedselzekerheidstudie Uganda

2018

 

IFDC-2SCALE

2018

 

DryDEV / ICRAF

2018

 

Nederlandse bijdrage CGIAR

2020

 

CABI Plantwise

2020

 

Effectenonderzoek landbouw irrigatieprogramma (Bangladesh, Indonesie)

2017

 

Water OS

2017

 

Water Partnership Program

2017

 

PPP AKVO

2017

IOB verbeterd waterbeheer Bangladesh

2018

IOB verbeterd waterbeheer Indonesië

2018

 

IOB verbeterd waterbeheer Mozambique

2018

 

IOB verbeterd waterbeheer Mali

2018

Young Expert Programme

2018

 

MTR DGIS - IHE Programmatic Cooperation (DUPC 2)

2018

 

Football for Water

2019

 

Strengthening Water operators (WaterWorx)

20211

 

Fonds Duurzaam Water (FDW)

2020

 

Evaluatie Fonds Duurzaam Water: Country cases

2020

 

Capacity Builing Urban Water and Sanitation Systems AIAS, Mozambique, Phase II

2020

 

External evaluation ESMAP and ASTAE

2016

 

WRI

2016

 

Daey Ouwens Fonds

2016

 

Subsidie: Access to Energy Fund (FMO-AEF)

2017

 

Tropenbos

2017

 

Bijdrage CieMER

2017

 

Convenant DGIS PBL

2017

 

Energising Development review

2018

 

Africa Biogas Partnership Programme Phase 2

2019

 

SUSTAIN

2019

 

European Partnership on Responsible Minerals (EPRM)

2020

3. Overig onderzoek

  
 

Monitoring and evaluating mainstreamed adaptation to climate change. A synthesis study on climate change in development cooperation

2018

X Noot
1

Deze evaluatie is in 2020 gestart en wordt in 2021 afgerond

Tabel 17 Beleidsdoorlichting Artikel 3: Sociale vooruitgang

Soort onderzoek

Titel/ onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Beleidsdoorlichting Nederlandse steun aan ontwikkeling van zuidelijke civil society . ‘Shifting interests, changing relations, support under pressure’

2017

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Mid-term review Amplify Change

2016

 

Keuzes en Kansen, Key Population Fund, SRGR Fonds 2013-2015, Opstapfonds, Kindhuwelijkenfonds

2017

 

Fonds Product Development Partnerships

2020

 

Regionaal HIV/AIDS en SRGR programma Zuidelijk Afrika

2020

 

Women in the Frontline 2012-2017

2017

 

FLOW

2017

 

NAP 1325 (2016-2019)

2020

 

Strategische partnerschappen als instrument1

2019

 

European Centre for Development Policy Management

2016

 

Institutional Evaluation

 

External evaluation of Netherlands Fellowship Programme (NFP II) and Netherlands Initiative for Capacity Building in Higher Education (NPT/NICHE II)

2017

3. Overig onderzoek

  
 

Analyse van armoede en ongelijkheid in de context van transitie in Sub-Sahara Afrika

2018

 

Literatuuronderzoek effecten multilaterale financiering SRGR

20202

 

Literature review education and employment for refugee childeren and youth

2018

 

Mainstreaming genderbeleid

20203

X Noot
1

Strategische partnerschapppen zijn ook ingezet bij het bereiken van beleidsdoelstellingen 2.1, 2.2, 3.1 en 3.4.

X Noot
2

Het literatuuronderzoek naar de effecten van multilaterale financiering voor SRGR is vertraagd en zal in 2021 worden afgerond.

X Noot
3

Het onderzoek naar mainstreaming genderbeleid zal in 2021 worden gepubliceerd. De voor dit onderzoek is gepubliceerd op de website van IOB. 

Tabel 18 Beleidsdoorlichting Artikel 4: Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

Soort onderzoek

Titel/ onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Beleidsdoorlichting Budget Internationale Veiligheid 4

2017

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Wederopbouwfonds en SPCC

2019

 

Projecten ondernemers diaspora

2019

3. Overig onderzoek

  
 

Dutch Relief Alliance – evaluatie

2017

 

Opvang in de regio / RDPP

2020

 

Synthese onderzoek decentrale evaluaties opvang in de regio

2020

Tabel 19 Beleidsdoorlichting Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

Soort onderzoek

Titel/ onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Nederlandse samenwerking met ontwikkelingsorganisaties van de Verenigde Naties

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

How to break the vicious cycle. Evaluation of Dutch development cooperation in the Palestinian Territories 2008-2014

2016

 

The gaps left behind. An evaluation of the impact of ending aid.

2016

 

Deelonderzoekenvoor The gaps left behind – Bolivia, Burkina Faso, Guatemala, Nicaragua, Tanzania en Zambia

2016

3. Overig onderzoek

  
 

Voorkomen is beter dan genezen. Evaluatie over Nederland en de WHO, 2011-2015

2016

 

Ontwikkeling en migratie. Literatuurstudie

2018

Bijlage 2: Sanctiebeleid en malversaties

In de nota «beheer en toezicht» die in 1998 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd, is toegezegd dat het parlement bij de jaarlijkse rekening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd zal worden over de bewezen gevallen van malversaties en de daarbij getroffen sancties respectievelijk de afweging die is gemaakt om geen sanctie te treffen. Ook de informatie over het effect van sancties en het terugvorderen van geld is toegevoegd. In de praktijk worden malversaties als bewezen beschouwd als er zodanig sterke aanwijzingen zijn, dat het bestaan van een malversatie logischerwijs niet ontkend kan worden. Het is niet zo dat bij alle gevallen door een uitspraak van de rechter een malversatie als bewezen wordt aangemerkt.

Malversaties

In het jaar 2020 zijn in totaal 74 vermoedens van malversaties gemeld bij het Expertisecentrum Malversaties. Vermoedens van malversaties worden altijd onderzocht. Eind 2020 zijn van deze vermoedens nog 44 gevallen in onderzoek: 8 vermoedens konden na onderzoek niet worden bewezen.

Er zijn nog 16 gevallen uit 2019, 11 gevallen uit 2018 en 2 gevallen uit 2017 in onderzoek. In deze bijlage wordt ingegaan op de gevallen waarbij het onderzoek is afgerond en welke als bewezen malversaties zijn aangemerkt. Hieronder worden de in het jaar 2020 bewezen gevallen van malversaties (22 uit 2020, 14 uit 2019, 1 uit 2018) beschreven:

Tabel 20 Malversaties

REF: 18-43

 

Land

Mozambique, Guinea, Swaziland, Nigeria, Papoea-Nieuw-Guinea, Zambia, Kenia, Bangladesh, Burkina Faso, Centraal Afrikaanse Republiek, Malawi

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Bij de internationale organisatie zijn vermoedens gemeld van onregelmatigheden bij diverse (lokale) uitvoeringspartners. Onderzoek bevestigd dat er sprake is geweest van falsificatie van documenten, misbruik van projectgelden, verduisteren van salarissen, compliance issues, diefstal en tekortkoming in de implementatie.

Omvang

EUR 1.270.591

Nederlands aandeel

EUR 20.202

Actie

De internationale organisatie spant zich in om de middelen terug te vorderen. Verder zijn de interne controlemechanismen aangescherpt in de betreffende landen.

REF: 19-18

 

Land

Liberia

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Tijdens een reguliere interne controle is vastgesteld dat geld niet rechtmatig is besteed bij een lokale uitvoeringspartner.

Omvang

EUR 7.500

Nederlands aandeel

EUR 7.500

Actie

De betalingen aan de lokale uitvoeringspartner zijn direct stopgezet en de internationale organisatie heeft het contract met de lokale uitvoeringspartner niet verlengd. Het ministerie van Buitenlandse Zaken spant zich tezamen met de internationale organisatie in om het gemalverseerde bedrag terug te vorderen.

REF: 19-21

 

Land

Oeganda

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Naar aanleiding van een melding door een klokkenluider heeft de internationale organisatie een onderzoek laten uitvoeren bij de lokale uitvoeringspartner. Het onderzoek bevestigt dat er sprake is geweest van financieel mismanagement.

Omvang

EUR 6.193

Nederlands aandeel

EUR 6.193

Actie

De internationale organisatie spant zich in om het gemalverseerde bedrag terug te vorderen.

REF: 19-37

 

Land

Indonesië

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Naar aanleiding van een melding van een klokkenluider heeft de internationale organisatie een onderzoek laten uitvoeren bij twee lokale uitvoeringspartners. Het onderzoek bevestigt dat er sprake is geweest van fraude en mismanagement.

Omvang

EUR 8.072

Nederlands aandeel

EUR 8.072

Actie

De betalingen aan beide organisaties zijn stopgezet. De internationale organisatie spant zich in om het gemalverseerde bedrag terug te vorderen van de lokale uitvoerders.

REF: 19-38

 

Land

Jordanië

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Na een melding van mogelijke belangenverstrengeling bij de internationale organisatie is een onderzoek gestart. Hieruit bleek dat 3 aanbestedingen onrechtmatig zijn uitgevoerd.

Omvang

EUR 14.624

Nederlands aandeel

EUR 14.624

Actie

De internationale organisatie heeft haar beleid en procedures op het gebied van aanbesteden, subsidieverlening en belangenverstrengeling aangescherpt om herhaling in de toekomst te voorkomen.

REF: 19-46

 

Land

Afghanistan

Organisatie

Nationale overheid

Ontdekt

Bij een review van een internationale organisatie naar een programma zijn bij een lokale overheidsinstantie bevindingen naar voren gekomen. Onderzoek wees uit dat er sprake was van onrechtmatige uitgaven.

Omvang

EUR 3.556.140

Nederlands aandeel

EUR 167.138

Actie

De internationale organisatie heeft het onrechtmatig uitgegeven bedrag terug gevorderd en deze vordering is inmiddels voldaan. Verder heeft de internationale organisatie maatregelen getroffen en aanscherpingen doorgevoerd in hun controlemechanismen.

REF: 19-48

 

Land

Burundi

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Tijdens reguliere controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden naar voren gekomen bij een lokale uitvoeringspartner. Onderzoek bevestigt onregelmatigheden bij het inkoop- en aanbestedingsproces.

Omvang

EUR 4.793

Nederlands aandeel

EUR 4.793

Actie

Het contract met de betrokken medewerker is beëindigd. Daarnaast heeft de internationale organisatie het contract met de lokale organisatie geschorst totdat het gemalverseerde bedrag is terugbetaald.

REF: 19-50

 

Land

Nigeria

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Een onderzoek naar fraude was opgezet nadat beleid en procedures niet goed werden gevolgd. Dit onderzoek bevestigt dat een medewerker fraude heeft gepleegd. Het betreft het frauduleus aanpassen van aantallen bij bestellingen.

Omvang

EUR 2.841

Nederlands aandeel

EUR 2.841

Actie

De betrokken medewerker is ontslagen, het gemalverseerde wordt teruggevorderd van de betrokken medewerker en de interne controlemechanismes van de organisatie zijn verscherpt. Daarnaast heeft de internationale organisatie de lokale uitvoeringspartner uitgesloten voor eventuele toekomstige financieringen.

REF: 19-51

 

Land

Ghana

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

De internationale organisatie heeft door een administratieve fout per abuis geld overgeboekt naar de verkeerde organisatie. Een deel van dit bedrag is onrechtmatig door de ontvanger uitgegeven.

Omvang

EUR 7.000

Nederlands aandeel

EUR 7.000

Actie

Een deel van het bedrag is door de internationale organisatie teruggevorderd en het andere deel is door de internationale organisatie gedekt uit eigen middelen.

REF: 19-54

 

Land

Kosovo

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Vermoedens van onregelmatigheden door een tegenvallende uitvoering bij een lokale uitvoeringspartner. Het betreft een medewerker die een dubbele functie bekleedde en te veel salaris heeft ontvangen.

Omvang

EUR 29.714

Nederlands aandeel

EUR 29.714

Actie

De internationale organisatie heeft een deel van het gemalverseerde bedrag teruggevorderd en een deel voor eigen rekening genomen. Het contract met de betrokken medewerker is beëindigd.

REF: 19-55

 

Land

Oeganda

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Vermoedens waren ontstaan door slecht functioneren van twee leden van het projectteam. Na onderzoek bekenden betrokkenen steekpenningen te hebben aangenomen van een lokale partner.

Omvang

EUR 2.500

Nederlands aandeel

EUR 2.500

Actie

De contracten van de betrokken medewerkers zijn niet vernieuwd. De internationale organisatie neemt meer en onder andere ervaren personeel aan op managementfuncties en heeft de interne controlemechanismen bij projecten aangescherpt.

REF: 19-57

 

Land

Zuid Soedan

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Tijdens controlewerkzaamheden is vastgesteld dat de uitvoerende internationale organisatie haar contractuele afspraken met betrekking tot de uitvoering niet is nagekomen.

Omvang

EUR 4.061

Nederlands aandeel

EUR 4.061

Actie

De contractpartner heeft het gemalverseerde bedrag als onregelmatig aangemerkt en heeft haar beleid en procedures ten aanzien van fraude en corruptie verder verscherpt om herhaling in de toekomst te voorkomen.

REF: 19-62

 

Land

Burundi

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

De internationale organisatie ontving via een partnerorganisatie vermoedens van het verduisteren van goederen bij een lokale uitvoeringspartner.

Omvang

EUR 5.218

Nederlands aandeel

EUR 120

Actie

De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen en het grootste gedeelte van de verduisterde goederen zijn geretourneerd. Daarnaast zijn de dienstverbanden van de betrokken personen beëindigd.

REF: 19-67

 

Land

Oeganda

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Na melding door een klokkenluider werden tijdens een onaangekondigde kascontrole onregelmatigheden vastgesteld (greep uit de kas) bij de betrokken organisatie. Deze onregelmatigheid werd nogmaals bevestigd in het definitieve rapport wat is opgesteld naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek.

Omvang

EUR 8.018

Nederlands aandeel

EUR 8.018

Actie

De internationale organisatie heeft adequaat gehandeld. De betrokken medewerker heeft het volledige bedrag terugbetaald en is vervolgens ontslagen.

REF: 19-68

 

Land

Zwitserland

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

De internationale organisatie heeft een rapport ontvangen waar beschuldigingen worden geuit met betrekking tot mogelijke onregelmatigheden.

Omvang

EUR 367.080

Nederlands aandeel

EUR 7.852

Actie

De internationale organisatie heeft snel en adequaat gehandeld en zal maatregelen treffen om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen.

REF: 20-01

 

Land

Zambia

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Tijdens controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden vastgesteld. Het betreft het indienen van valse facturen.

Omvang

EUR 481

Nederlands aandeel

EUR 481

Actie

De organisatie heeft de betrokken medewerkers ontslagen en het gemalverseerde bedrag wordt teruggevorderd van de betrokken medewerkers.

REF: 20-03

 

Land

Kenia

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Tijdens controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden vastgesteld in het financieel beheer. Het betreft het vervalsen van handtekeningen op cheques voor zelfverrijking.

Omvang

EUR 7.254

Nederlands aandeel

EUR 7.254

Actie

De internationale organisatie dekt het gemalverseerde bedrag uit de eigen middelen. Verder zijn interne controlemechanismen aangescherpt.

REF: 20-08

 

Land

Burundi

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Tijdens controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden vastgesteld in het financieel beheer. Het betreft het ontbreken van bewijsstukken bij uitbetaalde facturen.

Omvang

EUR 331

Nederlands aandeel

EUR 331

Actie

De organisatie heeft de betrokken medewerkers ontslagen en het gemalverseerde bedrag wordt teruggevorderd van de betrokken medewerkers en de interne controlemechanismen zijn aangescherpt.

REF: 20-09

 

Land

Malawi

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Onderzoek bevestigde vermoedens van dubbel ingediende facturen bij meerdere donoren, voor het uitvoeren van dezelfde werkzaamheden.

Omvang

EUR 22.653

Nederlands aandeel

EUR 65

Actie

De internationale organisatie heeft de samenwerking met de betreffende lokale organisatie opgezegd. Tevens zijn lessen getrokken met betrekking tot een betere coördinatie van activiteiten waarbij meerdere donoren betrokken zijn.

REF: 20-10

 

Land

Kenia

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Tijdens controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden vastgesteld in het financieel beheer. Het betreft voornamelijk het ontbreken van bewijsstukken bij financiële transacties.

Omvang

EUR 31.036

Nederlands aandeel

EUR 31.036

Actie

Een deel van het gemalverseerde bedrag wordt ingehouden op de gerapporteerde uitgaven. Het overige deel (EUR 16.684) wordt door het ministerie teruggevorderd.

REF: 20-11

 

Land

Democratische Republiek Congo

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Tijdens controlewerkzaamheden bij lokale uitvoeringspartners zijn onregelmatigheden vastgesteld in het financieel beheer.

Omvang

EUR 115.384

Nederlands aandeel

EUR 11.855

Actie

De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartners en alle geconstateerde onregelmatigheden zijn volledig terugbetaald.

REF: 20-19

 

Land

Tanzania

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Tijdens controlewerkzaamheden bij een lokale uitvoeringspartner zijn onregelmatigheden vastgesteld. Het betreft niet, of slechts gedeeltelijk, betaalde vergoedingen aan kleinschalige boeren die deelnamen aan trainingen.

Omvang

EUR 12.500

Nederlands aandeel

EUR 12.500

Actie

De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner en het gemalverseerde bedrag is volledig terugbetaald aan de internationale organisatie.

REF: 20-21

 

Land

Nigeria, Indonesië en Sierra Leone

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Tijdens controlewerkzaamheden door de internationale organisatie zijn bij enkele implementerende lokale uitvoeringspartners onregelmatigheden vastgesteld. Het betreft hier voornamelijk salarisfraude en onrechtmatigheden met betrekking tot enkele aanbestedingsprocedures en de aanschaf van goederen.

Omvang

EUR 2.140.695

Nederlands aandeel

EUR 21.706

Actie

De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen. Zo zijn de betrokkenen uitgesloten van verdere financiering en spant de internationale organisatie zich in om de gemalverseerde bedragen terug te vorderen. Daarnaast scherpt de internationale organisatie haar eigen interne controlemechanismen (waaronder een risicoplan) verder aan.

REF: 20-23

 

Land

Oeganda

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Naar aanleiding van een klokkenluidersmelding heeft de internationale organisatie een onderzoek laten uitvoeren bij een lokale uitvoeringspartner. Het onderzoek concludeert dat een bedrag van EUR 57.922 niet (voldoende) kan worden onderbouwd.

Omvang

EUR 57.922

Nederlands aandeel

EUR 57.922

Actie

De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner: de contractrelatie is beëindigd en de internationale organisatie heeft de lokale partner verzocht het gemalverseerde bedrag volledig terug te betalen.

REF: 20-24

 

Land

Democratische Republiek Congo

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Naar aanleiding van een klokkenluidersmelding heeft de internationale organisatie een onderzoek laten uitvoeren naar vermoedens van onregelmatigheden. Onderzoek bevestigt dat dagvergoedingen aan deelnemers van een workshop niet zijn uitbetaald.

Omvang

EUR 20

Nederlands aandeel

EUR 20

Actie

De betrokken medewerker is ontslagen en de internationale organisatie dekt het gemalverseerde bedrag uit de eigen middelen.

REF: 20-26

 

Land

Kenia

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Bij de internationale organisatie zijn vermoedens gemeld van onregelmatigheden bij een lokale uitvoeringspartner. Onderzoek bevestigd dat er sprake is geweest van systematisch misbruik van interne controles en bevoegdheden: onrechtmatigheden met betrekking tot aanbestedingsprocedures, niet verantwoorde uitgaven en belangenverstrengeling.

Omvang

EUR 381.482

Nederlands aandeel

EUR 10.529

Actie

De internationale organisatie heeft de betreffende lokale organisatie geschorst voor verdere financiering, onderneemt juridische stappen tegen de betrokkenen en dekt het geleden verlies uit de eigen middelen. Tevens zijn lessen getrokken met betrekking tot het voorkomen van dergelijke fraudegevallen en zijn interne controlemechanismen verder aangescherpt.

REF: 20-32

 

Land

Ethiopië

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Na vermoedens van onregelmatigheden heeft het hoofdkantoor van de internationale organisatie een onderzoek laten uitvoeren naar het lokale veldkantoor. Het onderzoek bevestigt dat er sprake blijkt te zijn van interne belangenverstrengeling en niet voldoende onderbouwde uitgaven.

Omvang

EUR 7.500

Nederlands aandeel

EUR 7.500

Actie

Op basis van het verrichte onderzoek zijn interne controlemechanismen verder aangescherpt (o.a. meer toezicht op financiële transacties) om herhaling in de toekomst te voorkomen. Daarnaast is sprake van een disciplinaire procedure vanuit het hoofdkantoor van de internationale organisatie tegen de twee betrokken lokale medewerkers.

REF: 20-33

 

Land

Irak

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Tijdens controlewerkzaamheden bij een lokale uitvoeringspartner zijn diverse onregelmatigheden vastgesteld in het financieel beheer, zoals het ontbreken van bewijsstukken en tekortkomingen in de aanbestedingsprocedures.

Omvang

EUR 21.960

Nederlands aandeel

EUR 21.960

Actie

Het gemalverseerde bedrag is afgetrokken van de gerapporteerde uitgaven en de subsidie is daarmee lager vastgesteld.

REF: 20-36

 

Land

Nederland

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Computervredebreuk bij de internationale organisatie resulteerde erin dat twee betalingen plaats hebben gevonden aan een ongeautoriseerd rekeningnummer. De internationale organisatie heeft het data lek direct gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens, er is aangifte gedaan bij de politie, het betaalaccount is geblokkeerd en betalingen zijn stopgezet.

Omvang

EUR 250.000

Nederlands aandeel

EUR 250.000

Actie

Een recherchebureau heeft nader onderzoek naar de inbreuk en de omstandigheden gedaan. Uit het onderzoek komen geen bevindingen naar voren die enige betrokkenheid aantonen van medewerkers van de internationale organisatie. Om dergelijke gevallen in de toekomst te voorkomen is de procedure voor het wijzigen van bankgegevens aangescherpt, zijn er extra controles ingebouwd en is de lopende introductie van multi-factor authenticatie versneld doorgevoerd en voor alle medewerkers verplicht gesteld. Daarnaast heeft de internationale organisatie juridische stappen ondernomen om het geld dat onterecht is overgemaakt terug te vorderen. De betaling die in eerste instantie naar de verkeerde partij is overgemaakt, is alsnog naar de juiste onderwijsinstelling die daar recht op had overgemaakt. Het bedrag is betaald vanuit het eigen vermogen van de internationale organisatie.

REF: 20-37

 

Land

Syrië

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

 

Omvang

EUR 45.259

Nederlands aandeel

EUR 4.485

Actie

De internationale organisatie heeft direct actie ondernomen richting de lokale uitvoeringspartner: de contractrelatie is beëindigd en het gemalverseerde bedrag is volledig terugbetaald aan de internationale organisatie.

REF: 20-39

 

Land

Oost Timor

Organisatie

Lokale organisatie

Ontdekt

Tijdens controlewerkzaamheden bij een lokale uitvoeringspartner bleek dat diverse bewijsstukken ontbraken bij enkele uitgaven.

Omvang

EUR 112

Nederlands aandeel

EUR 112

Actie

De internationale organisatie heeft maatregelen genomen om het financieel beheer bij de lokale organisatie te versterken en heeft voorlichting gegeven over fraude en integriteit. De internationale organisatie heeft de uitgaven goedgekeurd, nadat uit vervolgonderzoek bleek dat de gedane uitgaven wel ten goede zijn gekomen aan de doelstelling van de activiteit, maar deze enkel niet juist geadministreerd waren.

REF: 20-43

 

Land

Ghana

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Naar aanleiding van een klokkenluidersmelding heeft de internationale organisatie een onderzoek laten uitvoeren. Het onderzoek concludeert tekortkomingen in de aanbestedingsprocedures en een gedeeltelijke gebrekkige uitvoering van het gefactureerde werk.

Omvang

EUR 7.889

Nederlands aandeel

EUR 7.889

Actie

De internationale organisatie dekt het gemalverseerde bedrag uit de eigen middelen, heeft zijn interne controlemechanismen verder aangescherpt en beraadt zich op juridische stappen.

REF: 20-49

 

Land

Afghanistan

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Naar aanleiding van een klokkenluidersmelding heeft de internationale organisatie een onderzoek laten uitvoeren naar de salarisadministratie. Dit onderzoek bevestigde dat een ondersteunend medewerker extra vergoedingen heeft ontvangen die niet opgenomen waren in het contract. Na een interview met de desbetreffende medewerker werd duidelijk dat deze goedkeuring voor de extra vergoeding had verkregen van een lid van het managementteam. Echter, dit lid was nooit op de hoogte gebracht dat deze vergoeding niet gegeven had mogen worden.

Omvang

EUR 319

Nederlands aandeel

EUR 319

Actie

Het gemalverseerde bedrag is afgetrokken van de gerapporteerde uitgaven en de subsidie is daarmee lager vastgesteld. De internationale organisatie heeft haar eigen beleid t.a.v. vergoedingen (en goedkeuringen daarvan) verder aangescherpt en extra checks and balances ingeregeld om dergelijke gevallen in de toekomst te voorkomen.

REF: 20-64

 

Land

Oeganda

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Tijdens controlewerkzaamheden bleek dat diverse bewijsstukken vervalst waren en dat enkele uitvoeringswerkzaamheden van onvoldoende kwaliteit waren.

Omvang

EUR 47.821

Nederlands aandeel

EUR 47.821

Actie

De internationale organisatie dekt het gemalverseerde bedrag uit de eigen middelen, heeft haar controlemechanismen aangescherpt en heeft het contract van de betrokken medewerker ontbonden. De betrokken uitvoerder is inmiddels gearresteerd door de lokale politie en de internationale organisatie beraadt zich op juridische stappen.

REF: 20-70

 

Land

Afghanistan

Organisatie

Nationale overheid

Ontdekt

Bij een review van de internationale organisatie naar een geïmplementeerd programma zijn bij een overheidsinstantie bevindingen naar voren gekomen. Onderzoek wees uit dat er sprake was van onrechtmatige uitgaven.

Omvang

EUR 1.747.070

Nederlands aandeel

EUR 82.112

Actie

De internationale organisatie heeft het onrechtmatig uitgegeven bedrag terug gevorderd en deze vordering is inmiddels voldaan. Verder heeft de internationale organisatie maatregelen getroffen en aanscherpingen doorgevoerd in hun controlemechanismen.

REF: 20-71

 

Land

Afghanistan

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Een medewerker van het lokale veldkantoor van de internationale organisatie gaf aan haar salaris niet te hebben ontvangen. Nader onderzoek stelde vast dat het administratieve proces rondom salarisbetaling niet is gevolgd.

Omvang

EUR 222

Nederlands aandeel

EUR 222

Actie

Het salaris is uiteindelijk alsnog overgemaakt naar de betrokken lokale medewerker. Dit is gedaan uit de eigen middelen van de internationale organisatie en is niet ten laste gekomen van de subsidie. Op basis van de analyse heeft de internationale organisatie het proces aangescherpt om herhaling te voorkomen.

REF: 20-73

 

Land

Zuid Soedan

Organisatie

Internationale organisatie

Ontdekt

Tijdens reguliere controlewerkzaamheden zijn onregelmatigheden naar voren gekomen. Het bleek te gaan om niet declareerbare kosten die waren opgevoerd door een medewerker.

Omvang

EUR 600

Nederlands aandeel

EUR 600

Actie

De betrokken medewerker heeft het bedrag terugbetaald. Daarnaast is het contract met de betrokken medewerker beëindigd.

Overzicht lopende sanctiemaatregelen

In het onderstaande overzicht wordt informatie verstrekt over de nog lopende sanctiemaatregelen op een bewezen malversatie uit het jaar 2016. Het ministerie monitortK de uitvoering van het sanctiebeleid. Om de resultaten van het sanctiebeleid te bereiken is vaak veel tijd nodig. Met name waar afhankelijkheid van lokale rechtssystemen noodzakelijk is.

Tabel 21 Sanctiemaatregelen

REF: 11-08

 

Land

Jemen

Organisatie

Lokale overheidsorganisatie

Vordering

EUR 1.322.654

Stand van zaken

Vanwege de verslechterde veiligheids- en politieke situatie in Jemen is de Nederlandse ambassade sinds februari 2015 in Sana’a gesloten. Deze opereert vanuit het Ministerie in Den Haag. Als gevolg van de situatie in Jemen is de economie ineengestort en ondervindt het betalingsverkeer ernstige problemen. Meerdere landen ervaren problemen met de terugbetaling van schulden en/of vorderingen. Ondanks dat drie schriftelijke herinneringen zijn verstuurd en mondeling is gesproken met de organisatie, heeft deze tot op heden niet betaald.

REF: 13-03

 

Land

Bangladesh

Organisatie

Lokale organisatie

Vordering

EUR 398.000

Stand van zaken

De lokale organisatie is na contact met de Nederlandse en Zweedse ambassade in Dhaka dringend verzocht tot terugbetaling over te gaan. Tot op heden is dit nog niet gebeurd. De Nederlandse ambassade in Dhaka blijft de zaak monitoren.

REF: 17-13

 

Land

Mali

Organisatie

Lokale organisatie

Vordering

EUR 962.154

Stand van zaken

Juridische stappen worden genomen tegen de directeur van de lokale NGO om het gemalverseerde bedrag terug te vorderen. De ambassade in Bamako blijft de zaak monitoren.

REF: 17-17

 

Land

Benin

Organisatie

Lokale organisatie

Vordering

EUR 36.225

Stand van zaken

De Nederlandse ambassade in Benin heeft tot op heden een deel van het bedrag teruggevorderd (EUR 136.790). De ambassade blijft zich inspannen om het resterende deel (EUR 36.225) terug te vorderen.

Bijlage 3: Toelichting op streefwaarden en indicatoren

Indicatoren uit begroting 2020

Indicator Private Sector Development (PSD): Aantal banen ondersteund door PSD programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

Ontwikkeling van de private sector bevordert inclusieve economische groei, zoals neergelegd in de Beleidsnota «Investeren in Perspectief». Door het ondernemingsklimaat te verbeteren en ondernemerschap te stimuleren groeit de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in lage- en middeninkomenslanden. Met goede banen en stabiele inkomens wordt armoede verminderd. Werk en inkomen draagt ook bij aan het wegnemen van de grondoorzaken van conflict en irreguliere migratie.

In de verslagperiode werden 280.000 banen ondersteund door programma’s voor bedrijfsontwikkeling. Dit is ongeveer 18% minder dan de 345.000 banen die tijdens de vorige verslagperiode zijn ondersteund. Deze schijnbare afname is toe te schrijven aan een vertraagde rapportage van enkele programma’s, waardoor deze resultaten in de volgende periode zullen worden meegenomen. Het daadwerkelijke totaal gerealiseerde resultaten in de afgelopen periode is bij benadering van hetzelfde niveau als de vorige periode. De hogere realisatie van 280.000 vergeleken met de streefwaarde van 180.000 is vooral een gevolg van investeringen van het Dutch Good Growth Fund (spoor 2) die in de periode 2014-2016 zijn gemaakt en nu hun vruchten beginnen af te werpen, en investeringen van de Faciliteit Duurzame Ondernemerschap en Voedselzekerheid (FDOV) over de periode 2014 tot 2017.

Indicator Private Sector Development (PSD): Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

Ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden is nodig om de grondoorzaken van armoede, migratie en klimaatverandering aan te pakken. Nederland ondersteunt het opstarten en de groei van lokale ondernemingen met advies en financiële middelen. De voortgang van deze bedrijfsontwikkeling wordt gemeten aan de hand van het aantal plannen van ondernemers voor investering, handel of dienstverlening in lage- en middeninkomenslanden die zijn ondersteund door Nederlandse programma’s voor PSD.

In de verslagperiode werden 14.724 plannen voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden ondersteund. Dit is een toename van ongeveer 15% ten opzichte van vorige verslagperiode, en bijna zes keer zoveel als de oorspronkelijke streefwaarde van 2.500 die in 2016 is vastgesteld. Het Dutch Good Growth Fund (spoor 2) is verantwoordelijk voor bijna de helft van de resultaten. Via LEAD en het Youth Entrepreneurship and Innovation Trust Fund van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank kreeg een toenemend aantal ondernemingen ondersteuning door programma’s die zich specifiek op jong ondernemerschap in Afrika richten.

Overzicht van resultaten 2016-2020

Ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden bevordert ondernemerschap, goede banen en stabiele inkomens. Voor beleidsartikel 1, Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen, thema private sectorontwikkeling, resultaatgebied bedrijfsontwikkeling is in 2016 afgesproken om te rapporteren op de indicatoren «aantal banen ondersteund» en «aantal bedrijven met een ondersteund plan». Dit zijn tevens internationaal geharmoniseerde indicatoren waarmee de voortgang richting SDG 8 «decent work and economic growth" mondiaal kan worden gemonitord.

De streefwaarden voor deze indicatoren zijn in 2016 vastgesteld op basis van de conservatieve aannames dat er een lichte toename zou zijn van 2017 tot 2019, waarna er in 2020 een afname werd verwacht door de verschuiving van focus naar fragielere regio’s. Deze aannames zijn deels correct gebleken, alleen heeft het vervolmaken van de resultaatbereiking pas later dan 2019 plaatsgevonden, en is de verschuiving naar fragielere regio’s langzamer gerealiseerd dan verwacht. Verder moet er voor de komende jaren rekening worden gehouden met een afname in resultaten in verband met de effecten van de COVID-19 pandemie.

Indicatoren voedselzekerheid

Sustainable Development Goal (SDG) 2 richt zich op het uitbannen van honger en ondervoeding, het verbeteren van productiviteit en inkomen van kleinschalige voedselproducenten, de verduurzaming van voedselproductiesystemen en het behoud van genetische bronnen voor de landbouw.

Indicator voedselzekerheid: Aantal mensen met verbeterde inname van voedsel

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij Nederlandse inzet 25,9 miljoen mensen (met name jonge kinderen en hun moeders) direct bereikt met specifiek op voeding gerichte interventies. Het gaat hierbij om screening op ondervoeding, therapeutische voeding voor ernstige ondervoede kinderen, het geven van voedingssupplementen en extra vitaminen, ontwormingskuren en voedingsadvies en voorlichting over gezonde voeding. Dit is een stijging ten opzichte van voorgaande jaren die te danken is aan een onderzoeksprogramma van de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) dat het afgelopen jaar voor het eerst resultaten heeft gerapporteerd. Binnen de bereikte groep kon er, vergelijkbaar met voorgaande jaren, voor 14 miljoen mensen een daadwerkelijk verbeterde voedselinname vastgesteld worden.

De geschatte streefwaarde van 20 miljoen direct bereikte mensen in 2020 is behaald. Naast CGIAR en een voedingsprogramma van UNICEF hebben ook projecten onder de Facility for Sustainable Entrepreneurship and Food Security (FDOV) hier aanzienlijk aan bijgedragen. De einddoelstelling, een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen kinderen in 2030, is gezien deze tussenstand haalbaar. In 2021 wordt de methodologie van resultaatmeting verder uitgewerkt om niet alleen betere voedselinname te meten, maar ook vast te stellen in hoeverre er sprake is van een duurzaam betere voedingssituatie van mensen.

Indicator voedselzekerheid: Aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 14,8 miljoen kleinschalige voedselproducenten (m/v) direct bereikt met bijvoorbeeld digitale diensten zoals weersvooruitzichten, verbeterd zaaigoed en meststoffen, financiële diensten en nieuwe of verbeterde toegang tot markten. Dit is een daling ten opzichte van 2019, die kan worden verklaard doordat een aantal grote programma’s afliep en vervolgfinanciering enige tijd vergde. Binnen de bereikte groep werd bij 1,9 miljoen voedselproducenten een toegenomen productiviteit en/of inkomen vastgesteld. Dit is een forse daling ten opzichte van 2019, toen een hoog resultaat kon worden geboekt vanwege de driejaarlijkse impact rapportage van IFAD. Wel is er een stijging waarneembaar ten opzichte van 2018, mede veroorzaakt door het digitaliseringsprogramma G4AW dat een groot bereik heeft en nu steeds meer effecten laat zien.

De geschatte streefwaarde van 5,5 miljoen direct bereikte kleinschalige voedselproducenten in 2020 is aan de lage kant gebleken. In 2016, toen deze streefwaarde is vastgelegd was er nog weinig ervaring met digitale programma’s en konden de mogelijkheden om met deze programma’s grote aantallen boeren direct te bereiken moeilijk worden ingeschat. De einddoelstelling, een duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen van 8 miljoen boeren in 2030, is gezien deze tussenstand haalbaar. In 2021 zal de methodologie van resultaatmeting verder worden uitgewerkt om niet alleen toename van productiviteit en inkomen te meten, maar ook vast te stellen voor hoeveel boeren de interventies hebben geleid tot een duurzame verdubbeling van productiviteit en/of inkomen.

Indicator voedselzekerheid: Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij Nederlandse inzet 1,6 miljoen hectare landbouwgrond bereikt met duurzame praktijken zoals geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, agro-forestry, gewasrotatie, beter watermanagement en erosiebestrijding. Dit is ruim een verdubbeling ten opzichte van voorgaande jaren. Het onderzoeksprogramma van het Centre for Agriculture and Bioscience International (CABI) heeft hier belangrijk aan bijgedragen. Het aantal hectare waar er sprake is van daadwerkelijk eco-efficiënter gebruik van land is met 617 duizend hectare ongeveer stabiel gebleven ten opzichte van voorgaande jaren. Deze resultaten laten zien dat de toegenomen aandacht voor duurzaam beheer van landbouwgrond de afgelopen jaren wel heeft geleid tot een groter bereik, maar nog niet tot daadwerkelijk gemeten duurzaam beheer van land.

De streefwaarde van 5 miljoen direct bereikte hectare land in 2020 is te hoog gebleken. Naar verwachting zal de ingezette stijging van het afgelopen jaar zich de komende jaren doorzetten, bijvoorbeeld door recent gestarte programma’s gericht op duurzaam landgebruik in Oost-Afrika en in de Sahel regio. Het behalen van de einddoelstelling van 8 miljoen hectare geconverteerd naar duurzaam gebruik, vergt zowel verdere intensivering van de inzet als het ontwikkelen van methodologieën van resultaatmeting. Daarbij is het van belang om niet alleen verbetering in landgebruik te meten, maar ook vast te kunnen stellen dat agro-ecologische duurzaamheid bereikt is. 

Indicatoren drinkwater en sanitatie: Introductie en terugblik

Toegang tot veilig drinkwater, verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden is essentieel voor een gezond en menswaardig bestaan. Het draagt bij aan betere onderwijsparticipatie, vooral van meisjes, een verhoogde productiviteit en afname van kosten voor gezondheidszorg. In de beleidsnota «Investeren in Perspectief», committeert het kabinet zich om 30 miljoen mensen in de periode tot 2030 van schoon drinkwater te voorzien en om 50 miljoen mensen toegang te geven tot sanitaire voorzieningen.

De resultaten gerapporteerd in de periode 2016-2020 (resultaatjaren 2015-2019) zijn goed op weg richting de doelstellingen voor drinkwater en sanitatie. Voor beide resultaatgebieden werd in een derde van de gecommitteerde periode tot 2030, meer dan een-derde van de resultaten behaald. Hierbij moet wel worden aangetekend dat nog niet bekend is wat het effect van COVID-19 zal zijn op de te behalen resultaten. Daarnaast lopen de komende jaren een aantal grote, centraal gefinancierde programma’s af op het gebied van drinkwater en sanitatie, die grote aantallen mensen bereiken. Nieuwe programma’s moeten worden opgestart en in de opstartperiode worden vaak weinig directe resultaten bereikt.

Indicator water (drinkwater): aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

In de verslagperiode kregen 3,6 miljoen mensen toegang tot een verbeterde waterbron. Dit is voor het derde jaar op rij meer dan de streefwaarde van 1,6 miljoen mensen. Met name zijn goede resultaten behaald in bilaterale programma’s in Benin, Ghana en Bangladesh.

Voor drinkwater geldt de internationaal aangekondigde en in beleid vastgelegde streefwaarde om in de periode tot 2030 30 miljoen mensen van schoon drinkwater te voorzien. In de afgelopen vijf jaar werden in totaal 12,5 miljoen mensen bereikt.

Indicator water (sanitatie): aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden

In 2020 kregen 5.8 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen. Dit ligt, net als vorig jaar en het jaar daarvoor, ver boven de streefwaarde van 2,3 miljoen mensen. Ter vergelijking: in 2018 kregen 3,6 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen, in 2019 was dat 5,3 miljoen. Dit resultaat is met name behaald in centraal gefinancierde programma’s waar Nederland aan bijdraagt zoals programma’s van UNICF, de Wereldbank en de Water Supply and Sanitation Collaboratieve Council. Naast deze centrale programma’s is er ook via de bilaterale programma’s in Bangladesh, Benin, Ghana, Jemen, Mozambique, de Palestijnse Gebieden en Zuid-Soedan bijgedragen aan verbeterde toegang tot sanitaire voorzieningen.

Voor sanitatie geldt de internationaal aangekondigde en in beleid vastgelegde streefwaarden om in de periode tot 2030 50 miljoen mensen toegang te geven tot sanitaire voorzieningen. In de afgelopen vijf jaar werd die toegang in totaal voor 18,4 miljoen mensen gerealiseerd.

Indicator water (waterbeheer): aantal mensen dat direct voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

Waterschaarste, overstromingen en slechte waterkwaliteit schaden economische en sociale ontwikkeling en kunnen een belangrijke factor zijn voor armoede en conflicten. Door klimaatverandering neemt de frequentie en intensiteit van overstromingen en droogte bovendien toe. Bescherming van watervoorraden, efficiënt watergebruik en het verbeteren van (grensoverschrijdend) waterbeheer zijn essentieel om de beperkte watervoorraden eerlijk te verdelen tussen verschillende gebruikers, sectoren en landen.

In de verslagperiode hebben 1,9 miljoen mensen in Afrika en Azië direct voordeel ondervonden van verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s in door Nederland gefinancierde projecten. Het behaalde resultaat is lager dan de streefwaarde van gemiddeld 3 miljoen mensen per jaar, maar valt binnen de verwachte bandbreedte van jaarlijkse variaties (in 2019 werden 670.000 mensen bereikt, in 2018 2,4 miljoen, terwijl in 2017 ruim 10 miljoen mensen werden bereikt). Vooral programma’s met de Wereldbank en bilaterale programma’s in Benin en Mozambique hebben bijgedragen aan dit resultaat. Ten aanzien van bereikte aantallen mensen moet opgemerkt worden dat we in de loop van de jaren een strakkere definitie voor deze indicator zijn gaan hanteren: alleen mensen die direct door de maatregelen bereikt zijn, worden nu meegeteld, en niet meer alle inwoners van een bepaald stroomgebied met verbeterd waterbeheer.

Voor waterbeheer geldt in de periode tot 2030 een streefwaarde van 3 miljoen mensen per jaar die direct voordeel ondervinden van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s. Gemiddeld genomen liggen de resultaten gerapporteerd in de periode 2016-2020 (resultaatjaren 2015-2019) boven de beoogde drie miljoen. Er is echter ook een grote variatie, met afnemende getallen richting de toekomst. De belangrijkste reden hiervoor is dat er (a) een duidelijker onderscheid gemaakt wordt tussen direct en indirect bereikte mensen en de definitie van ’direct bereikte mensen’ strikter is geworden, en er (b) strenger gekeken is naar de toerekening van resultaten uit (vooral) multilaterale fondsen aan de Nederlandse bijdrage. Daar staat tegenover dat er veel gedaan is aan het versterken van de enabling environment, zoals onderzoek en technische ondersteuning, beleidsontwikkeling, planning, financiering en participatietrajecten, die ook essentieel zijn voor het welslagen van duurzaam waterbeheer. De aantallen mensen die daarmee bereikt worden liggen structureel een factor 10 hogeren compenseren op die manier een mogelijke daling in het aantal direct bereikte mensen.

Indicator klimaat: Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

Het SDG7-doel van universele toegang tot energie in 2030 blijft vooralsnog buiten bereik: wereldwijd hebben op dit moment nog steeds 789 miljoen mensen geen elektriciteit en koken 2,8 miljard mensen op een traditionele en vervuilende manier, met grote gevolgen voor de volksgezondheid (de WHO schat dat dit jaarlijks tot 4 miljoen doden leidt). De afgelopen jaren hebben weliswaar een snelle groei laten zien van het aantal mensen met toegang tot elektriciteit, maar toch zullen in 2030 nog altijd naar schatting 620 miljoen mensen, vooral in sub-Sahara Afrika, geen elektriciteit hebben en 2,3 miljard mensen nog aangewezen zijn op zwaar vervuilende kookmethoden ondanks de huidige en geplande beleidsmaatregelen. Bovendien houden deze cijfers nog geen rekening met de negatieve effecten van de COVID-19 pandemie.

Het bereiken van universele energietoegang is een essentieel onderdeel van de energietransitie in lage- en middeninkomenslanden en nauw verbonden met hun bijdrage aan het mondiale klimaatakkoord. Binnen het klimaatbeleid geeft Nederland daarom prioriteit aan investeringen in toegang tot hernieuwbare energie voor mensen die nog geen moderne en betrouwbare energietoegang hebben. Zo wordt tegelijkertijd een bijdrage geleverd aan klimaatmitigatie (verminderen en voorkomen van uitstoot) en het verbeteren van welzijn, weerbaarheid en economische kansen van mensen. Nederland heeft als doel gesteld om in de periode 2015-2030 minstens 50 miljoen mensen in ontwikkelingslanden toegang tot hernieuwbare energie te bieden en publieke en private investeringen in toegang tot hernieuwbare energie te mobiliseren.

Deze doelstelling vraagt om een geleidelijke toename van de jaarlijkse resultaten. Door in deze verslagperiode ruim 2,6 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie te bieden heeft Nederland de streefwaarde voor 2020 (resultatenjaar 2019) gerealiseerd. Het is vooral het door FMO beheerde Access to Energy Fund dat heeft bijgedragen aan het behalen van de streefwaarde, met name dankzij goede resultaten op het terrein van decentrale zonne-energie (off-grid solar).

Het totaal aantal bereikte mensen over de periode 2016-2020 (resultaatjaren 2015-2019) komt hiermee op 12,3 miljoen, ruim boven het cumulatieve streefcijfer van 11,5 miljoen. Gedurende deze jaren is het streefcijfer behaald en zelfs overtroffen, vooral dankzij de sterke groei van de off-grid solar sector. De resultaten op het gebied van toegang tot schoon koken bleven achter bij de verwachtingen. Om het groeipad richting de 50 miljoen-doelstelling vast te houden is binnen de portefeuille de aandacht voor resultaatgerichte financiering versterkt met de lancering van de SDG7 Results-regeling. Daarnaast is er extra geïnvesteerd in toegang tot schoon koken met bijdragen aan de Clean Cooking Alliance en het Clean Cooking Fund van de Wereldbank. De resultaten hiervan zullen de komende jaren duidelijk worden. Het is vooralsnog onduidelijk wat het effect van de COVID-19 crisis is op de energietoegang.

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid

In totaal zijn 557 verbeteringen in de randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid gerealiseerd dankzij door Nederland ondersteunde programma’s. Hiermee is de streefwaarde van 500 ruim behaald. Deze gefinancierde programma’s zijn gericht op vier thema’s: het tegengaan van geweld tegen vrouwen, het vergroten van de politieke deelname en leiderschap van vrouwen, het verbeteren van de economische positie van vrouwen, en het versterken van hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Verbeteringen in de randvoorwaarden houden onder andere in dat overheidsbeleid en wetgeving zijn aangepast of aangenomen ter verbetering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Ondersteunde maatschappelijke organisaties - waaronder vrouwenrechtenorganisaties en organisaties geleid door vrouwen en jongeren - dragen hieraan bij door middel van pleitbezorging en beïnvloeding. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het beïnvloeden van het debat en het opbouwen van bewegingen die erin slagen ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en standpunten over bijvoorbeeld het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes. Verbeterde randvoorwaarden bestaan ook uit het beter functioneren van publieke instanties. Een voorbeeld hiervan zijn de traditionele rechtbanken in Zuid-Soedan die dankzij trainingen van partners binnen het Nationaal Actieplan (NAP) 1325 programma meer gendersensitief functioneren. 

De resultaten binnen deze indicator laten zien dat er sprake is van een stijgende lijn tussen 2016 en 2020. In 2017 waren er 103 aantoonbare bijdragen behaald door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid gevolgd door 150 in 2018, 279 in 2019 en 557 in 2020. Een verklaring hiervoor is dat de ondersteunde programma’s van strategische partners meer resultaten behalen naarmate de looptijd van de programma’s vordert. Pleitbezorging en beïnvloeding kosten immers tijd en vereisen gedegen onderzoek, op bewijs gebaseerde lobby activiteiten, relatievorming met besluitvormers, het opbouwen van succesvolle bewegingen en gezamenlijke lobby en beïnvloeding door het maatschappelijke middenveld.

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid

Mede dankzij door Nederland gefinancierde programma’s zijn 531 maatschappelijke organisaties versterkt in hun capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 350 ruim behaald. Deze maatschappelijke organisaties beogen de politieke en economische zeggenschap van vrouwen te vergroten evenals hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Daarnaast richten ze zich op het tegengaan van geweld tegen vrouwen. In Afghanistan bijvoorbeeld zijn 15 provinciale vrouwennetwerken ondersteund bij het uitvoeren van onderzoek en analyse over relevante beleidskwesties om vervolgens die opgedane kennis en vaardigheden te gebruiken om de stem van vrouwen en hun participatie in het vredesproces te bevorderen.

Deze indicator laat ook een stijgende lijn zien tussen 2016 en 2020. In 2017 zijn 113 maatschappelijk organisaties gerapporteerd met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid, gevolgd door 230 in 2019 en 531 in 2020. Opmerkelijk is de hoge piek van 820 in 2018, die verklaard kan worden doordat toen niet alleen de maatschappelijke organisaties berekend zijn, maar ook ondersteunde vrouwen en netwerken van vrouwen en activisten.

Naast het aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid, houdt het ministerie ook bij hoeveel individuen versterkte capaciteit hebben verkregen als direct gevolg van de ondersteunde programma’s. In 2020 waren dit 348,152 individuen. Versterkte capaciteit (kennis en vaardigheden) bestaat bijvoorbeeld uit leiderschaps-, bedrijfsvoerings- en managementtrainingen voor vrouwen, bewustwordingssessies voor jongens en mannen over vrouwenrechten, eerlijke verdeling van huishoudelijke taken, positieve masculiniteit en het voorkomen van geweld tegen vrouwen. Daarnaast worden gender-sensitieve trainingen en workshops gegeven aan zorgmedewerkers, politie, juridische hulpverleners, beleidsmakers en besluitvormers op lokaal en nationaal niveau.

Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden

Deze indicator beschrijft de toename van het aantal adolescente meisjes (15 tot 19 jaar) en vrouwen dat moderne anticonceptie gebruikt. Volgens Family Planning 2020 (FP2020) gebruikten 320 miljoen vrouwen en adolescente meisjes moderne anticonceptie in 2020, een toename van 60 miljoen ten opzichte van 2012. De Nederlandse financiële bijdrage vertegenwoordigt 4,9% van de totale uitgaven in de 69 FP2020 landen.2 De Nederlandse bijdrage aan het aantal extra vrouwen en meisjes dat anticonceptie gebruikt in de 69 FP2020 landen komt daarmee op (60 miljoen x 4.9% =) 2,94 miljoen en blijft achter bij de cumulatieve streefwaarde van zes miljoen voor 2020.

Een andere oorzaak voor het achterblijven van de mondiale realisatie is dat er in 2012 bij de vaststelling van de FP2020 doelstellingen onvoldoende zicht was op de haalbaarheid van de doelstelling van 120 miljoen extra gebruikers in 2020. Als reactie hierop zijn de streefcijfers voor Nederland aangepast voor de periode 2021-2025. Daarnaast is duidelijk geworden dat het ook belangrijk is om zicht te hebben in de mate van keuzevrijheid die vrouwen en meisjes hebben. Bij verschillende levensfasen en levensstijlen passen verschillende anticonceptiemiddelen. Naast het aantal gebruikers is daarom in het resultatenkader voor het thema SRGR ook een indicator toegevoegd die de beschikbaarheid van verschillende soorten anticonceptiemiddelen meet.

Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Tevredenheid van de SRGR-partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden

Jaarlijks in november, wordt aan vertegenwoordigers van door Nederland gesteunde SRGR-partnerschappen3 gevraagd een oordeel te geven over SRGR-gerelateerde barrières voor kwetsbare groepen, zoals jongeren, jonge vrouwen en meisjes en LHBTI’s. Daarbij wordt specifiek ingegaan op enerzijds institutionele barrières zoals beleid, wetgeving, faciliteiten en dienstverlening, en anderzijds op sociaal-culturele barrières omtrent cultuur, kennis, en bewustzijn. Uit de enquête van november 2020 is de invloed van COVID-19 al meegenomen en blijkt dat respondenten in 63% van de landen van uitvoering tevreden zijn over de vooruitgang. 

Dit percentage ligt hoger dan het percentage in 2019 (54%), maar blijft achter bij de doelstelling (80%). De haalbaarheid van deze streefwaarde is bij het vaststellen ervan overschat, want het doorbreken van institutionele en socioculturele barrières op het gebied van SRGR is een proces dat vele jaren vergt in landen waar dit politiek, religieus en cultureel een gevoelig onderwerp is. De SRGR-partnerschappen zijn juist in zulke landen actief om middels hun programma’s verandering teweeg te brengen, waar zij op veel gebieden in zijn geslaagd. Tegelijkertijd is er in de afgelopen vier jaar toenemende regressieve druk op SRGR en vrouwenrechten, hetgeen een negatieve invloed had op de doelstellingen op het gebied van SRGR.

De antwoorden op de enquête van november 2020 geven net als voorgaande jaren een sterk gevarieerd beeld: verschillende landen en doelgroepen laten uiteenlopende mate van vooruitgang zien. Een positieve ontwikkeling is dat er in meerdere landen wettelijke bescherming van sekswerkers is ingevoerd. Ook laten de cijfers een duidelijke verbetering zien van het wegnemen van SRGR barrières voor mensen met een beperking, een groep die in 2019 nog de meeste barrières ervoer. Door vergrote kennis en dialoog is er sprake van een positievere houding ten aanzien van LHBTI, mensen met hiv en getrouwde vrouwen die anticonceptiemiddelen (willen) gebruiken en heeft dit geleid tot verminderde stigma voor deze groepen.

Aan de andere kant leidde de COVID-19 pandemie in alle landen tot een extra barrière voor de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Er is grote zorg over de negatieve impact van de pandemie op toegang tot hiv-medicatie, toename van vrouwenbesnijdenis en kindhuwelijken, verliezen van inkomsten van sekswerkers en het missen van (seksuele) educatie van miljoenen kinderen door schoolsluitingen. Dit maakt deze doelgroepen nog kwetsbaarder. Uit de survey blijkt dat door mobiliteitsrestricties en het sluiten van klinieken kwetsbare groepen zoals sekswerkers minder toegang tot gezondheidsdiensten hadden. Nederland blijft zich daarom inzetten voor het behouden van vooruitgang van SRGR resultaten en aandacht vragen voor kwetsbare groepen zowel binnen de programma’s, op landenniveau als op internationaal vlak via diplomatieke kanalen, onder andere binnen internationale organisaties.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslecht, waarvan de helft vrouwen.

Het bevorderen van toegang tot recht blijft een prioriteit voor Nederland. In 2019 was Nederland voorzitter van een internationale Task Force on Justice (SDG 16.3) en zorgde voor een Hague Declaration on Equal Access to Justice for All by 2030, die door bijna 40 landen werd aangenomen.4 In 2020 ontwikkelde het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het vervolg daarop de NL Access to Justice strategie. De strategie bouwt voort op de belangrijkste aanbeveling van de Task Force on Justice om meer in te zetten op de behoeften van mensen op toegang tot recht en door gebruik te maken van data, bewijs en innovatie. Daarnaast is er specifieke aandacht voor achtergestelde groepen zoals vluchtelingen en ontheemden, gedetineerden, slachtoffers van grootschalige mensenrechtenschendingen, vrouwen, jongeren en kinderen. Ondanks bestaande uitdagingen en nieuwe uitdagingen vanwege COVID-19 in fragiele en door conflict getroffen landen, hebben er in de verslagperiode 197.000 personen toegang tot recht gekregen.

Dit is net onder de streefwaarde. Het feit dat de streefwaarde dit jaar niet gehaa;d is heeft te maken met de vertraging in uitvoering van programma's tijdens de pandemie. UNDP heeft bijvoorbeeld dit jaar veel minder mensen kunnen bereiken dan in jaren voorheen. De programma’s werken onder andere aan toegang tot recht voor slachtoffers van gender-based violence, het verbeteren van strafrechtsystemen, het steunen van paralegals (rechtsbijstand) en het helpen van slachtoffers van grootschalige mensenrechtenschendingen om erkenning te krijgen. Significante bijdragen aan het totaal resultaat komen van partners zoals IDLO, en ICTJ en uit programma’s van ambassades, zoals in Kenia, Mali, de Palestijnse Gebieden, Uganda en Zuid-Soedan. In totaal zijn er minstens 43,8% vrouwen bereikt. Het totaal aantal bereikte vrouwen is waarschijnlijk hoger omdat niet alle bereikte mensen door overheden en partners is uitgesplitst naar vrouw/man. Ook komend jaar blijft Nederland sterk inzetten op het bereiken van vrouwen.

In de mensgerichte benadering van toegang tot recht staat data centraal om de noden en behoeften van personen in kaart te brengen. Een voorbeeld is de Justice Needs and Satisfaction Survey van The Hague Institute for Innovation of Law (HiiL) die het afgelopen jaar in Mali hoge juridische behoeften aantoonde rond landrechten, familierecht en misdaad. Op basis van deze data kunnen programma’s verbeterd worden of nieuw op maat gemaakt worden. Ook digitale innovatie is belangrijk voor het bereiken van meer mensen.

In de periode 2016 ‒ 2020 hebben bijna 780.000 mensen toegang tot recht gekregen met Nederlandse hulp. Dat is bijna vierkeer de streefwaarde van 200.00 voor die periode die in 2016 werd vastgelegd. Er is een opwaartse trend te zien in de jaarlijkse resultaten, behalve het afgelopen jaar, waar het getal weer gedaals is. De voornaamste redenen hiervoor zijn de verbetering in data verzamelen en wijze van rapporteren van overheden en partners en meer programmasteun. Het percentage bereikte vrouwen is ook gestegen van minstens 25% in 2016 naar minstens 43,8% in 2020, onder meer vanwege de implementatie van een breed programma met UN Women en het verder aandringen bij overheden en partners op betere uitsplitsing van data naar vrouwen en mannen. Vanwege de uitdagingen die overheden en partners hebben bij het uitsplitsten van data naar vrouwen en mannen is de streefwaarde van niet volledig behaald. Met nog betere uitsplitsing naar geslacht zal naar verwachting de 50% streefwaarde gehaald worden.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal m2 land dat is ontmijnd

Nederland investeert in humanitaire ontmijning om de veiligheid en levensomstandigheden van mensen in fragiele staten te verbeteren en daarmee grondoorzaken van instabiliteit aan te pakken. Dit draagt bij aan SDG doel 16.1 «Significantly reduce all forms of violence and related death rates everywhere». Nederland is de achtste donor wereldwijd en zet zich actief in om de internationaal overeengekomen doelstelling van een «mijnvrije wereld in 2025» te behalen. Bijna zestig landen kampen met de negatieve gevolgen van explosieve oorlogsresten. Zelfs jaren na een conflict vormen zij een ernstige bedreiging voor de lokale bevolking en belemmeren zij veilige terugkeer, humanitaire hulp en wederopbouw. De afgelopen jaren stijgt het aantal slachtoffers met name door grootschalig gebruik van geïmproviseerde mijnen, zoals in Afghanistan en Jemen. In 2019 waren 80% van de mijn-gerelateerde slachtoffers burgers, waarvan 43% kind.5

Wereldwijd is er in de verslagperiode ruim 156.000.000 m2 land ontmijnd6 waarvan 12.873.127 m2 met behulp van Nederlandse financiële bijdragen aan de drie ngo-partners binnen het meerjarige Mine Action and Cluster Munitions (MACM) programma, de United Nations Mine Action Service (UNMAS) en United Nations Development Programme (UNDP). De Nederlandse inzet richtte zich onder andere op: Libië, Syrië, Afghanistan, Irak, Libanon, Oekraïne, Somalië, Zuid-Soedan en Jemen. Over de gehele periode 2016-2020 is minstens 60.940.000 m2 grondgebied vrijgemaakt van explosieve oorlogsrechten door middel van Nederlandse financiering. Het oorspronkelijke doel van 24.000.000 m2 is dus met 236% resultaat ruim overtroffen. Het bleek lastig een nauwkeurige streefwaarde te formuleren, met name vanwege enorme variatie in cijfers gerapporteerd door de VN. UNMAS werkt op basis van VN-mandaten en op uitnodiging van getroffen staten en stelt daarom geen streefwaarden voor ruiming. Dit maakt het niet mogelijk een nauwkeurige streefwaarde te formuleren voor het Nederlandse aandeel.

Humanitaire ontmijning vormt op veel plekken een randvoorwaarde voor veiligheid, vrede en ontwikkeling en heeft een belangrijke impact op het leven van mensen. Dankzij de Nederlandse inzet zijn de veiligheid en leefomstandigheden van tenminste 55.573 mensen verbeterd.7 Daarnaast hebben in totaal 297.953 vrouwen, mannen en met name kinderen (waaronder veel vluchtelingen en ontheemden) risicovoorlichting gekregen over de gevaren van landmijnen. Er zijn 1487 slachtoffers geholpen met revalidatie of psychologische hulp. Humanitaire ontmijning levert ook een zichtbare bijdrage aan de weerbaarheid van kwetsbare gemeenschappen. Van de ondervraagde mensen binnen het MACM programma gaf 83% aan betere toegang te hebben tot inkomsten en basisvoorzieningen als gevolg van ontmijning. Een groot deel van het land dat nu weer veilig is, wordt gebruikt om te wonen, gewassen te verbouwen of voor de wederopbouw van scholen, ziekenhuizen en waterbronnen.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat formeel/informeel onderwijs en trainingen volgt

Deze indicator geeft inzicht in het aantal mensen dat, door middel van Nederlandse financiering, toegang tot formeel/informeel onderwijs en/of trainingen heeft verkregen. De indicator dekt verschillende soorten onderwijs: naast regulier onderwijs bijvoorbeeld ook naschoolse activiteiten, drop-out classes, catch-up classes, life skills trainingen, vakopleidingen en tertiair onderwijs.

Onderwijs en training zorgen voor perspectief en vormen een belangrijke prioriteit binnen de Nederlandse inspanningen op het gebied van opvang en bescherming in de regio. Als gevolg van crises hebben (vluchtelingen) kinderen en volwassenen geen toegang tot onderwijs en training en bestaat het risico dat er een verloren generatie ontstaat. Om dit te voorkomen draagt Nederland bij aan onderwijs projecten in Libanon, Jordanië, Irak, Egypte, Kenia, Soedan, Oeganda en Ethiopië.

Dankzij de Nederlandse bijdrage hebben vanaf 20188 tot en met 2020 ruim 670.000 personen toegang tot onderwijs en training gekregen. In de verslagperiode zijn dit meer dan 430.000 personen. Dit resultaat valt hoger uit dan de streefwaarde voor deze periode. Deze is te laag ingezet omdat destijds nog niet bekend was wat de bijdrage zou zijn van «Prospects», het partnerschap voor opvang in de regio. De streefwaarde is daarom opgesteld op basis van de resultaten van 2018. Onder andere het «Children on the Move» programma van UNICEF in Uganda heeft een grote bijdrage geleverd aan de resultaten. In 2020 hebben door dit programma zo’n 150.000 kinderen en adolescenten deelgenomen aan trainingen over levensvaardigheden. Dit programma heeft als doel om kinderen (vluchtelingen) toegang te geven tot een verbeterde leeromgeving, onder andere door het trainen van docenten en het verschaffen van lesmateriaal.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat wordt ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten

Deze indicator omvat het ondersteunen van inkomsten-genererende activiteiten, zoals het opzetten van een eigen onderneming, seizoensarbeid en werk in de informele sector. De indicator sluit aan bij de internationale indicator voor werkgelegenheid (het aantal direct ondersteunde banen) die onder artikel 1 van de BHOS-begroting wordt gebruikt.

Naast onderwijs is werkgelegenheid essentieel voor het vergroten van perspectief en zelfredzaamheid van vluchtelingen, intern ontheemden en (kwetsbare) gastgemeenschappen. In de periode 2018-20209 hebben dankzij de Nederlandse bijdrage bijna 64.000 personen in acht landen in de Hoorn van Afrika en de Syrië regio ondersteuning gekregen bij het ontwikkelen van inkomsten-generende activiteiten. In de verslagperiode zijn dit bijna 30.000 personen. Dit resultaat valt hoger uit dan de streefwaarde van 5.000 voor deze periode. De streefwaarde is destijds opgesteld op basis van de resultaten in 2018, omdat nog niet bekend was in hoeverre nieuwe projecten zouden bijdragen aan deze indicator. Een groot gedeelte van de resultaten zijn behaald met het «Social Cohesion Communities» programma van UNDP in Libanon. Het doel van dit programma is om de spanning tussen vluchtelingen en de gastgemeenschap te verkleinen. Als onderdeel van dit programma zijn bijna 11.000 mensen ondersteund bij het opzetten van een bedrijf door middel van technisch advies, stages of leiderschapstrainingen.

Indicator Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO: het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten.

Het bedrijfsleven is een onmisbare partner voor het realiseren van mondiale duurzame ontwikkeling. Bedrijven kunnen met investeringen en innovatieve oplossingen bijdragen aan het behalen van de SDG’s. Voor Nederlandse bedrijven bieden de SDG’s volop kansen. Hierbij is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) een basisvoorwaarde. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen vormen het normenkader voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). De Nederlandse Staat heeft zich gecommitteerd aan het naleven van de OESO-richtlijnen, maar de bedrijven moeten het doen. De Nederlandse overheid stimuleert IMVO en ketenverduurzaming. Het kabinet heeft de doelstelling geformuleerd dat 90% van de grote bedrijven in Nederland in 2023 de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Volgens de rapportage van de bedrijven over 2018 (tussenmeting uitgevoerd in 2019) ligt dit percentage op 35%. De volgende meting zal plaats vinden in 2021 en betrekking hebben op het rapportagejaar 2020.

Zie verder de Theory of Change en Methodologie beschrijving zoals te vinden op de website van de rijksoverheid.

Indicator Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie, bevorderen van internationaal ondernemerschap: (a) het aantal bij internationalisering ondersteunde mkb-ondernemingen, dat in de op de beleidsinterventie volgende 3 jaren meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt en (b) De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven in deze drie jaren.

In het referentiejaar 2016 hebben 1810 MBK-ondernemers gebruik gemaakt van ondersteuning door de overheid op een specifieke doelmarkt vanuit het handelsbevorderingsinstrumentarium. Dit ging in 415 gevallen gepaard met een toename van de export van die onderneming naar de doelmarkt. Deze cumulatieve exporttoename bedroeg over de jaren 2017 ‒ 2019 EUR 144,5 miljoen. Hierbij is door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de betreffende bilaterale export van een onderneming over de jaren 2017–2019 vergeleken met de hoogte van diens export naar de doelmarkt in de twee jaren voor de interventie (2014–2015). Deze indicator maakt vanaf 2019 deel uit van de BHOS-begroting. De Theory of Change en Methodologie beschrijving zijn te vinden op de website van de rijksoverheid.

Bijlage 4: Focusonderwerp CW 3.1

Tabel 22 Overzichtstabel voorstellen naleving CW3.1

Focusonderwerp CW3.1

Naam voorstel

 

Kabinetsreactie op briefadvies nr. 34 «Nederland en de wereldwijde aanpak van COVID-19 van de AIV»

Er is in 2020 in het kader van de CW3.1 pilot van de operatie Inzicht in Kwaliteit eenmaal een voorstel aan de Kamer gestuurd met een bijlage ‘Onderbouwing en evaluatie (CW3.1)’ dat betrekking heeft op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het betrof een kabinetsreactie op briefadvies nr. 34 van de AIV met een voorstel om een bedrag van €150 miljoen extra uit te trekken voor het ondersteunen van ontwikkelingslanden bij de aanpak van COVID-19.

In de periode van de pilot (1 juni ‒ 31 december) zijn voor BHOS geen wetsvoorstellen gedaan, met uitzondering van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die de status van Wet heeft. De begroting is opgesteld conform de Rijksbegrotingsvoorschriften.

In de periode voorafgaand aan de invoering van de pilot (van 1 januari tot en met 31 mei), zijn er geen wetsvoorstellen of beleidsvoorstellen met een aanzienlijk financieel belang naar het parlement gestuurd. Het laatste voorstel met een aanzienlijk financieel belang binnen de BHOS begroting betrof een Kamerbrief op 4 november 2019 over de Versterking Maatschappelijk Middenveld. Die brief is nader uitgewerkt in het Beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld, gepubliceerd op 3 december 2019. Dit voorstel valt buiten de scope van het jaarverslag 2020.

De elementen van CW3.1 en de evaluatieparagraaf zijn na de start van de pilot niet op een wezenlijk andere manier toegepast dan daarvoor gebruikelijk was. Bij het schrijven van voorstellen worden de vragen uit IAK als leidraad aangehouden en dat geeft voldoende inzicht om de elementen van CW3.1 te kunnen formuleren en in de brief op te nemen. Wel is het zo dat in de periode voor de pilot sommige CW3.1 elementen in een brief moeilijk vindbaar zijn, en soms ook te beknopt worden opgenomen. De introductie van de bijlage heeft die aspecten verbeterd.

Het kabinetsvoorstel met de reactie op het briefadvies AIV zet in op het ondersteunen van ontwikkelingslanden bij het bestrijden van de corona pandemie. Dat vergt speciale aandacht voor de manier waarop CW3.1 wordt toegepast en nageleefd. In dit geval is er uitdrukkelijk voor gekozen om geen nieuw instrument te ontwikkelen om de gestelde doelen te gebruiken, maar om zo veel mogelijk gebruik te maken van bestaande partners en lopende programma’s. Niet alleen kan hierdoor slagvaardiger gehandeld worden bij het bestrijden van de pandemie, maar ook wordt zo gebruik gemaakt van partners en programma’s die een positief track record hebben op het gebied van humanitaire hulp in ontwikkelingslanden en fragiele staten. Hierdoor is de aandacht voor het verbeteren van doeltreffendheid en doelmatigheid verzekerd en kunnen evaluaties binnen bestaande afspraken met partners worden ingevuld.

Bijlage 5: Afkortingen

ACS

Afrika, het Caraïbisch Gebied en de Stille Oceaan

ACT-A

Access to Covid Tools Accelerator 

ADR

Auditdienst Rijk

AFDB

African Development Bank

AIV

Adviesraad Internationale Vraagstukken

APMBC

Anti Personnel Mine Ban Convention 

ASEAN

Association of Southeast Asian Nations

AVVN

Algemene Vergadering van de Verenigde Naties

BHOS

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

BIS

Bilaterale Innovatiesamenwerking

BMZ

Duits Federal Ministry for Economic Cooperation end development

BZ

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CABI

Centre for Agriculture and Bioscience International

CPD

Commission on Population and Development 

CPBF

Country Based Pooled Funds 

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CFYE

Challenge Fund for Youth Employment

CGIAR

Consultative Group on International Agricultural

CNV

Christelijke Vakbeweging Nederland

COVID ‒ 19

Coronavirus disease 2019

CSW

Commission on the Status of Women

DAC

Development Assistance Committee

DC

Delegated Cooperation 

DECP

Dutch Employers Cooperation Programme

DFCD

Dutch Fund for Climate & Development

DFID

Britse Directorate International Development Cooperation

DGGF

Dutch Good Growth Fund

DGIS

Directeur Generaal Internationale Samenwerking

DRA

Dutch Relief Alliance

DSH-HH

Directie Stabiliteit en Humanitaire hulp - Humanitaire Hulp

ECHO

Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department

ECW

Education cannot wait

EDEO

Europese Dienst voor Extern Optreden

EKV

Exportkredietverzekering

EU

Europese Unie

EUR

EURO (€)

EZK

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

FAO

Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN

FDOV

Faciliteit Duurzame Ondernemerschap en Voedselzekerheid 

FIND

Foundation for Innovative New Diagnostics

FLOW

Funding Leadership and Opportunities for Women

FMO

Financierings Maatschappij voor Ontwikkelingslanden

FNV

Federatie Nederlandse Vakbeweging

FOM

Faciliteit Opkomende Markten

FP2020

Family Planning 2020

G4AW

Geodata for Agriculture and Water

GAIN

Netherlands Food Partnership

GAP III

Derde Gender Action Plan 

GAVI

GAVI - The Vaccine Alliance

GEF

Global Environment Facility

GFF

Global Financing Facility for Every Woman, Every Child

GPE

Global Partnership for Education

GPEDC

Global Partnership for Effective Development Cooperation

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

Hiil

The Hague Institute for Innovation of Law

HIV

Human Immunodeficiency Virus

IAK

Integraal Afwegingskader

IBRD

International Bank for Reconstruction and Development

ICNL

Online Coalitie en donor van het International Centre for Not-for-profit Law 

ICPD

International Conference on Population and Deveopment

ICT

Informatie- en Communicatietechnologie

ICTJ

International Center for Transitional Justice

IDH

Initiatief Duurzame Handel

IDLO

International Development Law Organization

IFAD

International Fund for Agricultural Development

IFC

International Finance Corporation

IFFEd

International Finance Facility for Education

IFI's

Internationale Financiele Instellingen

IFPRI

International Food Policy Research Institute

IHE

International Institute for Hydraulic and Environmental Engineering

ILO

International Labour Organisation

IMF

Internationaal Monitair Fonds

IMVO

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

IOB

Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie

IOM

Internationale Organisatie voor Migratie

ISONL

Internationaal Strategisch Overleg

LDCF

Least Developed Country Fund

LEAD

Local Employment in Africa for Development

LfS

Leading from the South

LHBTI

lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en intersekse personen

MACM

Mine Action and Cluster Munitions

MENA

Middle East and North Africa

MFK

Meerjarig Financieel Kader

MHPSS

Metal Health and Ps

MKB

Midden en klein bedrijf

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

NAP

Nationaal Actieplan

NBSO

Netherlands Business Support Offices

NCP

Nationaal Contact Punt

NDICI

Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NFP

Netherlands Fellowship Programme

NGO

Niet-Gouvernementele Organisatie

NICHE

Netherlands Initiave for Capacity development in Higher Education

NL

Nederland

NLIB

NLinBusiness

NUFFIC

Netherlands Universities Fellowships For International Cooperation

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (eng. OECD)

OKP

Orange Knowledge Programme

OS

Ontwikkelingssamenwerking

PIB

Partners for International Business

PSD

Private Sector Development

PSNP

Productive Safety Net Programme

PPS

Publiek Private Samenwerking

RPSF

Rural Poor Stimulus Facility

RVO

Rijksdienst voor Ondernemers

SDG

Sustainable Development Goals

SDGP

SDG-partnerschapsfonds

SEAH

Sexual Exploitation, Abuse and Harassment

SGVN

Secretaris Generaal van de Verenigde Naties

SIB

Starters International Business

SIDA

Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van Zweden

SMART

Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden

SNV

Stichting Nederlandse Vrijwilligers

SRGR

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

TINL

Trade and Innovate NL

UNDP

United Nations Development Programme

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation

UNFPA

United Nations Population Fund

UNHCR

United Nations High Commissioner for Refugees

UNICEF

United Nations International Children’s Emergency Fund

UNMAS

United Nations Mine Action Service

USAID

Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van de Verenigde Staten

USD

US Dollar ($)

VK

Verenigd Koninkrijk

VN (UN)

Verenigde Naties/ United Nations

VS

Verenigde Staten

WAHO

West African Health Organisation

WASH

Water, sanitation and hygiene

WFP

Wereldvoedselprogramma

WHO

World Health Organisation

WTO

World Trade Organiation