Kamerstuk 35830-XII-4

Memorie van toelichting

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 2020

Gepubliceerd: 19 mei 2021
Indiener(s): Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35830-XII-4.html
ID: 35830-XII-4

Nr. 4 MEMORIE VAN TOELICHTING

Vergaderjaar 2020–2021

A ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1 en 2

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2020 wijzigingen aan te brengen in:

  • 1. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

  • 2. de begrotingsstaten inzake de agentschappen van dit ministerie;

De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,drs. C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

B ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN (SLOTVERSCHILLEN)

1 Leeswijzer

De beleidsmatige mutaties en technische mutaties groter of gelijk aan de ondergrenzen in onderstaande staffel worden op het niveau van de financiële instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) toegelicht.

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerp-begroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1000

5

10

=> 1000

10

20

2 Beleidsartikelen

2.1 Artikel 11 Integraal Waterbeleid

Verplichtingen

De verlaging van de verplichtingen van € 4,4 miljoen wordt voor € 2,5 miljoen veroorzaakt door de hieronder toegelichte kasmutaties. Er zijn minder verplichtingen aangegaan, omdat er minder aanvragen voor de Bedrijvenregeling voor bodemsanering dan voorzien (€ 1,1 miljoen). Tot slot zijn er op diverse opdrachten minder verplichtingen aangegaan dan geraamd (€ 0,8 miljoen).

Uitgaven

1. Algemeen waterbeleid

Opdrachten

De lagere uitgaven van € 1,8 miljoen worden met name veroorzaakt doordat het Valuing Water programma (€ 0,8 miljoen) is uitgesteld naar 2021. Daarnaast wordt het opdrachtenbudget met € 0,3 miljoen verlaagd door uitstel van de invoering van de Omgevingswet. Tot slot zijn er op diverse opdrachten minder uitgaven gedaan dan geraamd (€ 0,7 miljoen).

Subsidies

De lagere uitgaven van € 3,4 miljoen worden veroorzaakt door activiteiten in het kader van Partners voor Water die zijn uitgesteld naar 2021 in verband met Covid-19.

4. Waterkwaliteit

Opdrachten

De lagere uitgaven van € 1,3 miljoen worden met name veroorzaakt door uitloop in de voorbereiding van zoutwaterprojecten (€ 0,8 miljoen). Ook zijn er op diverse opdrachten minder uitgaven gedaan dan geraamd (€ 0,5 miljoen).

2.2 Artikel 13 Bodem en Ondergrond

Uitgaven

Ruimtegebruik bodem

Opdrachten

De overschrijding van € 0,6 miljoen wordt met name veroorzaakt door een overschrijding van € 0,7 miljoen aan betalingen door RWS voor bodemkennis projecten. Daarnaast is er op diverse opdrachten minder gerealiseerd dan geraamd (€ 0,1 miljoen).

2.3 Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Verplichtingen

De verlaging van het verplichtingenbudget (€ 10,1 miljoen) wordt met name veroorzaakt doordat het in de 2e suppletoire begroting 2020 verhoogde verplichtingenbudget van de Subsidieregeling Elektrische Personenauto’s Particulieren (SEPP) achteraf niet wenselijk bleek (€ 12,4 miljoen). Daarnaast vond er een afdracht aan het Btw-compensatiefonds plaats (€ 2,3 miljoen) voor incidentele beschikkingen aan medeoverheden. Daartegenover is aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) in 2020 een garantie verleend van € 4 miljoen voor leningen van het CBR. Hiervoor is een verplichting conform de begrotingsvoorschriften aangelegd. Tot slot hebben er op andere bijdragen diverse kleine verplichtingenmutaties plaatsgevonden welke per saldo leiden tot een ophoging van € 0,6 miljoen.

Uitgaven

1. Netwerk

Bijdragen medeoverheden

De lagere uitgaven (€ 2,1 miljoen) wordt met name veroorzaakt door een afdracht aan het Btw-compensatiefonds voor specifieke uitkeringen aan meerdere provincies in het kader van fietssnelroutes (€ 2,7 miljoen). Daartegenover hebben er op andere bijdragen diverse kleine mutaties plaatsgevonden welke per saldo leiden tot een verlaging van € 0,6 miljoen.

Ontvangsten

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

2.4 Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

Verplichtingen

De lagere verplichtingen van € 265,9 miljoen worden met name veroorzaakt door het doorschuiven van het verplichtingenbudget van de OV-beschikbaarheidsvergoeding (- € 279,4 miljoen) naar 2021. De hoogte en hoeveelheid van de aanvragen waren vooraf niet exact bekend waardoor gekozen is om het volledige beschikbare verplichtingenbudget in 2020 te laten staan en het resterende budget door te schuiven naar 2021. Daarnaast heeft er een terugbetaling van de Waddenveren plaatsgevonden die vervolgens in mindering is gebracht op de uitgaven (- € 4,0 miljoen) en is er per saldo € 19,5 miljoen verplichtingenbudget overgeboekt ten behoeve van specifieke uitkeringen aan de provincie Groningen inzake de Wunderline (€ 1,7 miljoen), het Regionaal Economisch Programma (REP) (€ 5,1 miljoen), de 4e trein Sneek-Leeuwarden (€ 0,7 miljoen) en is er verplichtingenbudget naar voren gehaald om de Wunderline vast te kunnen leggen (€ 12,0 miljoen). Hiernaast zijn er voor diverse kleinere opdrachten minder verplichtingen aangegaan (- € 2,0 miljoen).

Uitgaven

1 Spoor

Opdrachten

De lagere kasrealisatie van € 1,3 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt door vertragingen van diverse opdrachten. Hieronder vallen de uitwerking van het integraal marktordeningsbesluit (€ 0,3 miljoen), de vervoerconcessie 2025-2035 (€ 0,2 miljoen) en een opdracht omtrent spoortrillingen (€ 0,1 miljoen). Het restant (€ 0,7 miljoen) is het saldo van kleinere verplichtingen die tevens niet tot betaling zijn gekomen in 2020.

Subsidies

Middels een brief aan de Staten-Generaal (Kamerstukken II, 2020/21, 35570, nr. 100) is een mogelijke overschrijding op het kas- en verplichtingenbudget gemeld ten behoeve van de nachttrein Wenen-Amsterdam. Deze mogelijke overschrijding (een overboeking vanuit het Infrastructuurfonds naar Hoofdstuk_XII van maximaal € 2,2 miljoen kasbudget en maximaal € 6,7 miljoen verplichtingenbudget) heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden in 2020.

Bijdrage aan medeoverheden

Middels een brief aan de Staten-Generaal (Kamerstukken II, 2020/21, 35570, nr. 100) is een overschrijding van € 7,5 miljoen aan kas- en verplichtingenbudget gemeld als gevolg van diverse specifieke uitkeringen aan de provincies Groningen en Friesland. De overschrijding van € 7,5 miljoen op dit artikelonderdeel heeft ook daadwerkelijk plaatsgevonden. Het gaat hierbij, zoals toegelicht in eerder genoemd kamerstuk, om het Regionaal Economisch Programma (€ 5,1 miljoen), de 4e trein Sneek-Leeuwarden (€ 0,7 miljoen) en de rijksbijdrage voor de Wunderline (€ 1,7 miljoen).

Leningen

Op dit artikelonderdeel zijn de verstrekte leningen van maximaal 6 maanden aan de Terschellinger Stoomboot Maatschappij (€ 3,0 miljoen) en Wagenborg Passagiersdiensten (€ 1,0 miljoen) geboekt. De terugbetaling heeft voor de jaarwisseling plaatsgevonden en is in mindering gebracht op de uitgaven behorende bij de leningen.

2 Maatregelenpakket OVS

Beschikbaarheidsvergoeding OV-sector

De lagere kasrealisatie van € 21,2 miljoen op de OV-beschikbaarheidsvergoeding wordt veroorzaakt door een betaling aan de provincie Groningen die de jaargrens heeft gepasseerd (€ 9 miljoen) en marginaal minder en lagere aanvragen dan verwacht (€ 12,2 miljoen).

Ontvangsten

De lagere ontvangsten van € 4,2 miljoen worden voornamelijk veroorzaakt door de verstrekte leningen van maximaal 6 maanden die zijn terugbetaald door de Terschellinger Stoomboot Maatschappij (€ 3,0 miljoen) en Wagenborg Passagiersdiensten (€ 1,0 miljoen). De terugbetaling heeft voor de jaarwisseling plaatsgevonden en deze ontvangsten zijn in mindering gebracht op de oorspronkelijke lening. Daarnaast is er een autonome tegenvaller vanwege het uitblijven van betalingen door deelnemende partijen aan het Toekomstbeeld OV 2040 (€ 0,2 miljoen).

2.5 Artikel 17 Luchtvaart

Verplichtingen

Het verplichtingenbudget is met € 2,0 miljoen overschreden. De overschrijding is met name het gevolg het aangaan van een hypothecaire lening aan Winair. Zoals aangekondigd in een brief aan de Staten-Generaal op 31 december 2020 (Kamerstukken II, 2020-2021, 31936 nr. 830) wordt met het verstrekken van deze lening de interinsulaire connectiviteit op de korte termijn gewaarborgd (€ 2,7 miljoen). Daarnaast is middels een brief aan de Staten-Generaal (Kamerstukken II, 2020–2021, 35570-XII, nr. 100) een overschrijding op het verplichtingenbudget van € 0,6 miljoen aangekondigd als gevolg van het aangaan van de verplichting voor het onderzoek naar Covid-19-besmetting in vliegtuigen. Dit onderzoek vloeit voort uit de uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Paternotte en Graus over het onderzoeken van het effect van filter- en ventilatiesystemen op het besmettingsrisico in vliegtuigen (Kamerstukken II, 2019-2020, 31 936, nr. 788). Op diverse andere posten zijn minder verplichtingen aangegaan dan geraamd. Per saldo is er na de genoemde ophogingen sprake van een overschrijding van € 2,0 miljoen.

Uitgaven

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

2.6 Artikel 18 Scheepvaart en Havens

Verplichtingen

De lagere verplichtingen (€ 1,9 miljoen) worden met name veroorzaakt door onverwachte vertraging in de uitvoering van de Tijdelijke subsidieregeling duurzame binnenvaartmotoren 2020–2021.

Uitgaven

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

2.7 Artikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

Middels een brief aan de Staten-Generaal (Kamerstukken II, 2020–2021, 35570-XII, nr. 100) is een overschrijding op het kasbudget van € 2,9 miljoen aangekondigd als gevolg van diverse extra uitgaven. Ook is een verwachte overschrijding van het verplichtingenbudget van € 2,8 miljoen gemeld. Deze overschrijdingen hebben zich voorgedaan, maar niet in de decemberbrief gemelde omvang.

Verplichtingen

Het verplichtingenbudget wordt met circa € 2,6 miljoen overschreden. Dit komt onder meer door de mutaties die hieronder worden toegelicht. Daarnaast is er vanuit artikel 22 € 1,1 miljoen aan verplichtingen overgeboekt naar artikel 19 om ruimte ten behoeve van onvoorziene uitgaven voor de Climate Action Summit (CAS) vrij te maken. Deze uitgaven hebben uiteindelijk niet plaatsgevonden, maar de verplichtingen zijn wel aangegaan.

Uitgaven

2. Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

1. Opdrachten

Per saldo neemt het opdrachtenbudget met € 1,4 miljoen toe. Dit komt met name door een desaldering van € 1,7 miljoen vanwege de ontvlechting van het Global Center on Adaptation (GCA) van IenW. Wat betreft de bijdrage van de donoren en meer specifiek de overeenkomsten tussen IenW enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk (VK) en Canada anderzijds, is het echter niet gelukt om deze in 2020 over te dragen aan het GCA. Het Verenigd Koninkrijk en Canada hebben hun toegezegde bijdrage à € 1,7 miljoen overgemaakt aan IenW en de bedragen worden dit jaar nog doorgestort naar de Stichting GCA. Door deze desaldering neemt het opdrachtenbudget op artikel 19 met eenzelfde bedrag toe.

Tevens waren er enkele onderschrijdingen op de opdrachtenbudgetten voor diverse projecten à € 0,3 miljoen.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn met € 1,8 miljoen toegenomen door bovengenoemde desaldering met betrekking tot het Global Center on Adaptation (GCA). Daarnaast waren er nog enkele kleinere ontvangsten.

2.8 Artikel 20 Lucht en Geluid

Verplichtingen

Per saldo is het verplichtingenbudget met € 1,6 miljoen afgenomen als gevolg van de afwikkeling van in eerdere jaren verstrekte subsidies bij de Regeling Sanering Verkeerslawaai en het Schone Lucht Akkoord (SLA), waardoor extra verplichtingenruimte is afgeboekt. Hiernaast is het aanbestedingstraject van een aantal verplichtingen vertraagd.

Uitgaven

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

Ontvangsten

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

2.9 Artikel 21 Duurzaamheid

Middels een brief aan de Staten-Generaal (Kamerstukken II, 2020–2021 35570-XII, nr. 100) is een overschrijding op het kasbudget van € 0,3 miljoen aangekondigd als gevolg van diverse extra uitgaven. Ook is een verwachte overschrijding van het verplichtingenbudget van € 2,6 miljoen gemeld. De kasoverschrijding heeft zich niet voorgedaan. De verplichtingenoverschrijding wel, maar niet in de decemberbrief gemelde omvang.

Verplichtingen

In de 2e suppletoire begroting 2020 is in het kader van Urgenda € 24,0 miljoen aan kasbudget en € 6,7 miljoen aan verplichtingenbudget op artikel 21 doorgeschoven in het kader van lagere uitgaven met betrekking tot subsidies binnen de Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) in het kader van Urgenda. Er is foutief een teveel aan verplichtingen (€ 2,3 miljoen) doorgeschoven, waardoor het doorgeschoven bedrag bij Slotwet met eenzelfde bedrag is gecorrigeerd. Daarnaast vallen diverse overige verplichtingen (€ 0,6 miljoen) lager uit. Per saldo wordt het verplichtingenbudget met € 1,7 miljoen overschreden.

Uitgaven

5. Duurzame productketens

1. Opdrachten

Vanwege een autonome tegenvaller door hogere uitgaven dan gepland voor opdrachten aan het PBL, RVO en RIVM voor (monitoring van) Circulaire Economie is het opdrachtenbudget toegenomen met € 1,5 miljoen. Tegelijkertijd zijn de middelen (€ 0,5 miljoen) voor circulaire ambachtscentra op dit financieel instrument overgeheveld naar een nieuwe budgetplaats voor bijdragen aan gemeenten binnen financieel instrument 21.05.04 in verband met het verstrekken van specifieke uitkeringen. Per saldo leidt dit tot een mutatie van het opdrachtenbudget met € 1,0 miljoen.

2. Subsidies

Het subsidiebudget neemt met € 9,1 miljoen af. Dit komt met name doordat er minder subsidies (€ 8,6 miljoen) zijn verstrekt in het kader van de Regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie DEI. Als gevolg van de coronacrisis hebben minder bedrijven dan verwacht een aanvraag ingediend voor ondersteuning bij de DEI+ CE-regeling. Ook lijkt de Urgenda I-regel dat projecten voor eind 2020 uitgevoerd moesten zijn belemmerend te zijn geweest voor bedrijven om subsidie aan te vragen.

Tegelijkertijd zijn de middelen (€ 0,5 miljoen) voor circulaire ambachtscentra ook op dit financieel instrument overgeheveld naar een nieuwe budgetplaats voor bijdragen aan gemeenten binnen financieel instrument 21.05.04 in verband met het verstrekken van specifieke uitkeringen.

Ontvangsten

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

2.10 Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico's

Verplichtingen

Per saldo is het totale verplichtingenbudget op artikel 22 met ongeveer € 8,9 miljoen afgenomen. Dit wordt onder andere veroorzaakt door:

Een onderschrijding op het verplichtingenbudget van € 2,1 miljoen, vanwege de vergoeding aan Akzo Nobel die in 2020 is verstrekt voor het stopzetten van het chloortransport. In eerdere jaren was hiervoor reeds een meerjarige verplichting aangegaan.

Tevens zijn er minder verplichtingen (€ 2,3 miljoen) aangegaan voor uitvoering veiligheid GGO (Genetisch Gemodificeerde Organismen). Er is geen nieuw aangegane verplichting voor COGEM (Commissie Genetische Modificatie) vastgelegd. In eerdere jaren werd de verplichting altijd vooruitlopend op het jaar van uitbetaling aangegaan. Echter, aangezien deze verplichting tot uitbetaling komt in 2021 is er voor gekozen om in 2021 de verplichting aan te gaan en uit te betalen. In 2021 is hiervoor voldoende verplichtingenbudget aanwezig.

Ook zijn er onderschrijdingen van het verplichtingenbudget door minder aangegane verplichtingen voor diverse opdrachten die vallen onder de Impuls Omgevingsveiligheid en het niet verstrekken van diverse opdrachten die verband houden met stoffen, milieu en gezondheid. In totaal gaat het om € 1,6 miljoen aan verplichtingen.

Daarnaast zijn er diverse kleinere onder- en overschrijdingen, waardoor per saldo de realisatie €2,9 miljoen lagere uitvalt.

Uitgaven

3. Veiligheid bedrijven en transport

2. Subsidies

Per saldo neemt het subsidiebudget met circa € 1,2 miljoen af. Dit komt enerzijds door hogere uitgaven ten behoeve van de Climate Adaptation Summit (CAS) op artikel 19. Deze hogere uitgaven worden gedekt vanuit lagere uitgaven inzake de subsidieregeling Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) op onderhevig financieel instrument (€ 0,5 miljoen).

Anderzijds is er een onderschrijding van het kasbudget opgetreden (€ 0,7 miljoen) door lagere kasuitgaven voor subsidies in het kader van de restantvoorraden vuurwerk. Bij de RVO, die deze subsidies uitvoert, zijn er minder aanvragen binnengekomen dan voorzien.

Ontvangsten

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

2.11 Artikel 23 Meteorologie, Seismologie en Aardobservatie

Verplichtingen

Het gerealiseerde verschil op de verplichtingen is lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).

Uitgaven

1. Meteorologie en seismologie

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

De verrekening met het KNMI van de uitgaven voor de contributie aan ECMWF voor het jaar 2020 (€ 2,4 miljoen) heeft niet meer in 2020 plaatsgevonden. Daarmee zijn de gerealiseerde uitgaven lager uitgevallen dan oorspronkelijk begroot.

2.12 Artikel 24 Handhaving en Toezicht

Bij de Slotwet is € 0,68 miljoen overgeboekt van de reservering voor de thuiswerkvergoeding 2020 op artikel 99 naar het personeelsbudget van de ILT op artikel 24.

2.13 Artikel 25 Brede Doeluitkering

Verplichtingen

In de brief aan de Staten-Generaal (Kamerstukken II, 2020–2021, 35570-XII, nr. 100) is een overschrijding op het verplichtingenbudget van € 34,7 miljoen aangekondigd. Deze is ook volledig gerealiseerd.

Volgens de BDU-systematiek worden de verplichtingen voorafgaand aan het jaar van betaling aangegaan. De betreffende beschikking voor het jaar 2021 is eind 2020 afgegeven aan de twee vervoersregio’s. Hiervoor was een verplichtingencorrectie noodzakelijk, omdat de verplichtingenruimte ontoereikend was om de beschikbare kasruimte in 2021 te benutten (€ 23,8 miljoen).

Daarnaast was bij het opstellen van de tweede suppletoire begroting nog niet in alle gevallen bekend welke afspraken met welk kaseffect in 2021 moesten worden vastgelegd. Om de bijdrage aan BDU-regio’s voor de Korte Termijn Aanpak in het programma Mobiliteit en Verstedelijking (€ 4,2 miljoen), Veilige Doelmatige en Duurzame Mobiliteit ( € 3,8 miljoen) en de regionale activiteiten rondom Corridor Amsterdam-Hoorn (€ 3,0 miljoen) te kunnen verstrekken in 2021, is in 2020 het verplichtingenbudget in totaal opgehoogd met € 34,7 miljoen.

2.14 Artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen

Verplichtingen

Bij Slotwet is een verplichtingencorrectie doorgevoerd, omdat artikel 26 een administratief begrotingstechnisch artikel is waarbij de en kas en verplich­tingen aan elkaar gelijk behoren te zijn. Het betreft hier de bijdrage vanuit de beleidsbegroting Hoofdstuk XII aan het Infrastructuurfonds ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Uitgaven

Er hebben afdrachten aan het Btw-compensatiefonds plaats gevonden van € 19 miljoen. De middelen hiervoor zijn vrijgemaakt op het Infrastructuurfonds en worden steeds overgeheveld naar de begroting Hoofdstuk XII, zodat aldaar de uitgaven gedaan kunnen worden. In het kader van het Regionaal Economisch Programma, de 4e trein Sneek-Leeuwarden en de Rijksbijdrage Wunderline zijn specifieke uitkeringen gedaan aan de provincies Groningen en Friesland van € 7,5 miljoen. Deze mutaties wordenvermeld in de Decemberbrief. Op de naar de begroting Hoofdstuk XII overgehevelde budgetten doen zich in 2020 lagere uitgaven voor dan van tevoren gepland. Voor de hiervoor genoemde posten geldt dat de dit jaar niet-bestede middelen (€ 2,9 miljoen) nu (tijdelijk) worden teruggeboekt naar het Infrastructuurfonds.

3 Niet-beleidsartikelen

3.1 Artikel 97 Algemeen Kerndepartement

Verplichtingen

De verlaging van het verplichtingenbudget (€ 39,7 miljoen) wordt met name veroorzaakt door:

  • De aankoop van het regeringsvliegtuig is nog niet afgerond. Het wachten is op een uitspraak over de inklaringskosten (€ 16,2 miljoen).

  • In 2020 is vennootschapsbelasting verrekend met derden die betrekking hebben op de jaren 2016 t/m 2019. Dit betreft een negatieve bijstelling van in eerdere jaren aangegane verplichtingen (€ 15,2 miljoen).

  • De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (STAB) is per 1 januari 2020 naar het ministerie van Justitie en Veiligheid overgeheveld. Aangezien verplichtingen worden aangegaan voorafgaand aan het kasjaar, liepen de kas en verplichtingen niet gelijk in 2020, waardoor er ruimte is overgebleven (€ 5,1 miljoen).

  • Diverse communicatiecampagnes die ten gevolge van COVID-19 zijn uitgesteld of versoberd (€ 1,1 miljoen).

  • Het budget voor Crisis Coördinatie (DCC) is zo goed als gerealiseerd. Er resteert een overschot van (€ 0,8 miljoen). PM RWS graag toelichting verduidelijken.

Tot slot hebben er op diverse andere bijdragen verplichtingenmutaties plaatsgevonden voor een totaal van € 1,2 miljoen.

Uitgaven

1. Algemeen Departement

Opdrachten

De lagere uitgaven (€ 20,7 miljoen) worden voornamelijk verklaard doordat de aankoop van het regeringsvliegtuig nog niet is afgerond (€ 16,2 miljoen). Verder zijn de laatste factuur voor de verrekening van de exploitatie over 2020 en de accountantsverklaring over 2019 van het regeringsvliegtuig niet tijdig binnengekomen, waardoor deze afrekeningen nog niet plaats konden vinden (€ 1,5 miljoen).

Daarnaast is er ten gevolge van COVID-19 een aantal campagnes voor van A naar Beter (€ 0,7 miljoen) en diverse andere communicatiecampagnes uitgesteld of versoberd (€ 0,7 miljoen), alsmede enkele opdrachten vertraagd in het kader van door ANVS te verrichten onderzoeken (€ 0,8 miljoen). Tot slot hebben er op diverse andere bijdragen mutaties plaatsgevonden (€ 0,8 miljoen).

Ontvansten

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

3.2 Artikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement

Verplichtingen

De lagere verplichtingen hangen samen met onderstaande toelichtingen op de uitgaven. Daarnaast zijn voor € 4,6 miljoen verplichtingen in 2020 aangegaan die eerder voor 2021 gepland stonden.

Uitgaven

1. Personele uitgaven

De lagere personele uitgaven zijn voornamelijk het gevolg van vertraging bij de invulling van vacatures en vertraagde facturering van de uitlenende partijen voor in- gedetacheerde medewerkers (€ 2,9 miljoen). Er zijn ook minder contracten afgesloten voor interne dienstverlening; hier staan ook lagere ontvangsten tegenover (€ 1,4 miljoen). Daarnaast zijn de kosten voor corporate mobiliteit en overige reiskosten (€ 1,1 miljoen) lager als gevolg van Corona en waren er diverse andere lagere uitgaven (€ 0,3 miljoen).

De in de Decemberbrief gemelde overboeking van de centrale reservering voor de thuiswerkvergoeding 2020 (€ 1,2 miljoen) van artikel 99 naar de personeelsbudgetten op artikel 98 van de diverse IenW-onderdelen heeft per saldo niet tot een overschrijding geleid.

De uitgaven voor externe inhuur zijn lager dan voorzien, voornamelijk als gevolg van vertragingen bij de facturering waardoor bedragen niet meer in 2020 tot betaling zijn gekomen maar overlopen naar 2021 (€ 0,9 miljoen). Het Standaard Platform, een kant-en klare ontwikkelomgeving in de gesloten Rijkscloud, is overgegaan naar Logius waardoor geplande inhuur hiervoor niet meer heeft plaatsgevonden (€ 0,6 miljoen). Daarnaast is er uitbesteed aan Rijksbrede SSO’s waardoor minder inhuur noodzakelijk was (€ 0,2 miljoen).

Voor overige personele uitgaven zijn lager omdat door verzekeringsmaatschappijen minder kosten in rekening zijn gebracht dan voorzien voor aanspraken van oud- werknemers (€ 0,8 miljoen).

2. Materiële uitgaven

De lagere uitgaven voor ICT worden voor een groot deel veroorzaakt doordat, als gevolg van COVID-19 , geplande activiteiten m.b.t. het SAB-beheer geen doorgang konden vinden en overlopen naar 2021 (€ 1 miljoen). Daarnaast is een deel van de bijdrage van het Ministerie van Buitenlandse Zaken t.b.v. de Opvolging Bedrijfsvoeringsysteem SAP (OBS) die aanvankelijk als ICT is geboekt, ingezet voor externe inhuur ((€ 0,7 miljoen). De uitgaven voor een upgrade van het intranet waren lager dan verwacht (€ 0,2 miljoen). De financiële afronding van de ICT-migratie bij PBL, die was gepland eind 2020, is door een technische tegenvaller uitgesteld en de uitgaven worden pas in 2021 gerealiseerd (€ 0,4 miljoen). Als gevolg van vertraging in de facturatie worden uitgaven die waren voorzien in 2020 pas in 2021 gedaan (€ 0,2 miljoen).

Lagere uitgaven aan Rijksbrede SSO's betreft voornamelijk huisvesting omdat a.g.v. COVID-19 een aantal projecten (verhuizingen) is uitgesteld (€ 0,5 miljoen). Daarnaast was er sprake van diverse mee- en tegenvallers (€ 0,3 miljoen).

De lagere materiële uitgaven zijn het gevolg van COVID-19 waardoor onder andere een aantal activiteiten in het kader van het programma Open Overheid is uitgesteld (€ 0,2 miljoen), er minder mensen zijn aangenomen met een afstand tot de arbeidsmarkt (waarvoor centraal budget was gereserveerd onder materieel) (€ 0,6 miljoen) en daarnaast zijn er tal van (buitenlandse) projectmeetings, seminars en congressen komen te vervallen (€ 0,4 miljoen. Ook is er sprake van lagere uitgaven voor onder andere zaalhuur, drukwerk, kantoorartikelen (€ 0,4 miljoen) en heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken minder kosten in rekening gebracht voor huur van woningen en overige uitgaven ten behoeve van de attaches (€ 0,1 miljoen). Als gevolg van vertragingen in de facturering is een deel van de geraamde uitgaven niet tot betaling gekomen (€ 0,6 miljoen). Tot slot betreft het een optelling van diverse kleine overschotten (€ 0,7 miljoen).

Ontvangsten

De lagere ontvangsten betreffen voornamelijk minder contracten voor interne dienstverlening. Hiertegenover staan ook minder personele uitgaven (€ 1,4 miljoen). Daarnaast zijn er in het kader van uitgevoerde releases voor het Omgevingsloket Online (OLO) bijdragen ontvangen van RWS (€ 0,4 miljoen) en zijn er gelden vanuit de EU ontvangen door PBL voor onderzoek (€ 0,2).

3.3 Artikel 99 Nog onverdeeld

Verplichtingen

De verplichtingenmutatie hangt voornamelijk samen met de uitgavenmutaties hieronder. De mutatie op het verplichtingenbudget is € 0,7 miljoen kleiner dan bij de uitgaven omdat er minder verplichtingenruimte was gereserveerd bij tweede suppletoire begroting.

Uitgaven

De reservering voor de thuiswerkvergoeding die bij tweede suppletoire begroting op dit artikel is aangelegd is voor € 2,0 miljoen overgeboekt naar de verschillende personeelsbudgetten op artikel 98 en naar de agentschappen KNMI en PBL.

Het deel van de reservering dat bestemd was voor RWS (€ 2,4 miljoen) bleek niet nodig omdat RWS dit zelf binnen de personeelbudgetten kon opvangen en is daarom vrijgevallen vanaf dit artikel.