Kamerstuk 35825-9

Amendement van het lid Van Ginneken over wijziging geslachtsregistratie personen jonger dan zestien jaar zonder tussenkomst rechter

Dossier: Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte

Gepubliceerd: 26 november 2021
Indiener(s): Lisa van Ginneken (D66)
Onderwerpen: bestuur gemeenten
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35825-9.html
ID: 35825-9
Wijzigingen: 35825-12

Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID VAN GINNEKEN

Ontvangen 26 november 2021

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 vervalt in het voorgestelde eerste lid «van zestien jaar of ouder».

2. In onderdeel 4 wordt na «wordt» ingevoegd «na «, gebeurt» ingevoegd «op verzoek van de minderjarige» en wordt».

3. Onderdeel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «drie leden» vervangen door «de volgende leden».

b. Voor het voorgestelde vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4a. Indien de betrokken persoon jonger is dan zestien jaar doet zijn wettelijk vertegenwoordiger de kennisgeving en de bevestiging als bedoeld in het eerste lid.

II

In artikel I, onderdeel D, wordt het voorgestelde artikel 28a als volgt gewijzigd:

1. Het eerste tot en met vierde lid vervallen alsmede de aanduiding «5.» voor het vijfde lid.

2. In de eerste zin (nieuw) wordt «het eerste tot en met vierde lid» vervangen door «artikel 28».

III

In artikel I, onderdeel E, wordt het voorgestelde artikel 28aa als volgt gewijzigd:

1. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1a. Een derde of volgende wijziging van de vermelding van het geslacht kan op verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger van iedere Nederlander jonger dan zestien jaar worden gelast bij de rechtbank, indien hij de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren dan laatstelijk is vermeld in de akte van geboorte.

2. In het tweede lid wordt «Het eerste lid is» vervangen door «Het eerste lid en lid 1a zijn».

3. In het derde lid wordt «het eerste en tweede lid» vervangen door «het eerste tot en met tweede lid».

4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na «het eerste lid» wordt ingevoegd «en lid 1a».

b. Na de eerste zin wordt een zin ingevoegd, luidende:

Bij de toepassing van lid 1a toetst de rechtbank tevens of de verzochte wijziging van de vermelding van het geslacht in het belang is van de minderjarige die het betreft.

IV

In artikel I, onderdeel G, wordt «de artikelen 28a en 28aa» vervangen door «artikel 28aa» en vervalt «28a, vierde lid, tweede zin,».

Toelichting

Dit amendement voorziet in een wijziging waardoor het ook voor personen jonger dan zestien jaar mogelijk wordt om zonder tussenkomst van de rechter de geslachtsregistratie te wijzigen. De indiener is van mening dat de huidige leeftijdsgrens een onnodige en onwenselijke beperking vormt op het recht op zelfbeschikking. In plaats van de gang naar de rechter volgen personen jonger dan zestien jaar dezelfde eenvoudige administratieve procedure als personen ouder dan zestien jaar.

Huidige wetsvoorstel

In het huidige wetsvoorstel wordt voorgesteld om het voor kinderen jonger dan zestien jaar mogelijk te maken om hun geslachtsregistratie te wijzigen via een verzoek aan de rechtbank. Met deze wijziging vervalt ook de noodzaak van een deskundigenverklaring voor alle personen. In de voorgestelde procedure kan het kind, vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordiger, aangeven waarom het een wijziging van zijn geslachtsregistratie verzoekt. De rechterlijke tussenkomst zou een balans moeten handhaven tussen enerzijds de bestaande wens tot verruiming van de mogelijkheden tot wijziging van de geslachtsregistratie en anderzijds vanwege de jonge leeftijd van betrokkenen vereiste zorgvuldigheid, die de overheid richting het kind in acht heeft te nemen.

Argumenten voor amendement

Het afschaffen van de toetsing door de rechter voor personen jonger dan zestien jaar geeft invulling aan het fundamentele recht op zelfbeschikking. Iemands genderidentiteit, inclusief de juridische registratie daarvan, behoort alleen iemand zelf toe, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM.1 Het belang van zelfbeschikking ligt ook ten grondslag aan de bovengenoemde wijziging. Iedere beperking van dit recht behoeft een sterke verantwoording. De indiener is van mening dat de beperking van dit zelfbeschikkingsrecht in het voorliggende wetsvoorstel onvoldoende gemotiveerd is.

In de eerste plaats wijst de indiener op het belang van het in overeenstemming brengen van het geleefde geslacht en het juridische geslacht voor de erkenning en het (mentale) welzijn. Wijziging van de geslachtsvermelding bevestigt over het algemeen de situatie waarin kinderen al leven: het meisje dat geregistreerd staat als jongetje, leeft vaak al jaren als meisje en andersom. De discrepantie tussen het geleefde en het geregistreerde geslacht kan leiden tot veel ongelukkige situaties. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat bevestiging van het geslacht en gebruik van de gewenste nieuwe voornaam een positieve invloed heeft op het psychisch welzijn van transgender kinderen.2 Wanneer de genderidentiteit van transgender kinderen door de omgeving niet erkend wordt, leidt dat tot een verhoogde kans op depressie, angsten en suïcidegedachten, zo blijkt het uit hetzelfde onderzoek. Het belang van het kind wordt dus gediend wanneer hun officiële geslachtsvermelding overeenkomt met hun genderidentiteit en dat ze dit met een eenvoudige administratieve procedure kunnen regelen.

In de tweede plaats wil de indiener benadrukken dat de juridische wijziging van het geslacht op zich geen ingrijpende gebeurtenis is. Het veranderen van het juridische geslacht wordt veelal ondernomen in een ontwikkelde fase van de (sociale) transitie. De daadwerkelijke wens is al een tijd aanwezig en de eerste stappen van de sociale transitie zijn vaak al gezet, zo blijkt ook uit de evaluatie van de wijzigingswet in verband met het wijzigen van de voorwaarden voor en de bevoegdheid ter zake van wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte (ook wel: Transgenderwet) uit 2017.3 Transgender kinderen zijn zich vaak al op zeer jonge leeftijd bewust dat het geslacht dat bij hun geboorte geregistreerd is niet overeenkomt met wie ze zijn. De wens om het juridische geslacht aan het geleefde geslacht aan te passen ontstaat logischerwijs pas nadat deze bewustwording heeft plaatsgevonden en er vaak al meerdere gesprekken met een huisarts of psycholoog zijn geweest.

Het behouden van de rechterlijke toets voor personen jonger dan zestien wordt gemotiveerd met de noodzaak voor zorgvuldigheid. Het is echter van belang om de sociale en medische transitie (en de eventuele waarborgen van zorgvuldigheid daarin) los te zien van de administratieve handeling van wijziging van het juridische geslacht.4 Waar het de sociale en medische transitie betreft zijn waarborgen en goede begeleiding van belang, en gelukkig zijn deze ook aanwezig.

In de derde plaats is onvoldoende duidelijk wat de inhoud van de rechterlijke toets is. Volgens de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel moet er een rechterlijke toets zijn zodat het kind, vertegenwoordigd door de wettelijke vertegenwoordiger, kan aangeven waarom het een wijziging van de geslachtsregistratie verzoekt.5 De veronderstelling hierachter is dat een kind dat niet goed weet, of dat het een risico loopt een ernstige fout te maken. Deze beide veronderstellingen zijn echter foutief. Transgender kinderen kennen hun genderidentiteit even goed en laten dat even consistent gelden als cisgender leeftijdgenoten.6 Aan cisgender kinderen wordt op geen enkel moment, en zeker niet door een rechter, bevestiging van hun gender gevraagd. Ook is er geen sprake van een groot risico op een onherstelbare fout. Uit de evaluatie van de Transgenderwet blijkt dat het zelden tot nooit voorkomt dat een persoon herhaaldelijk het geslacht wijzigt, ook niet in landen waar dit al mogelijk is voor personen jonger dan zestien jaar.7 Voor de enkele gevallen waar dit wel gewenst wordt, biedt de wet deze mogelijkheid.

De rechterlijke toets als waarborg tegen roekeloze of niet duurzame beslissingen is dus overbodig. Daarnaast is het onvoldoende duidelijk waarop de rechter precies zou toetsen. Men loopt het risico dat de rechter, om het oordeel te onderbouwen, alsnog het advies van een medisch specialist of professional inwint. Hiermee zou de deskundigenverklaring, die door het voorliggende wetsvoorstel wordt afgeschaft, via de achterdeur weer in het proces terecht komen. Het proces zou onnodig gemedicaliseerd worden, terwijl het noodzaak is om het juridische en het medische traject van elkaar te scheiden.

Een laatste argument is dat het voorgestelde proces van een rechterlijke toets een onnodig beroep doet op de capaciteit van de rechtspraak. Dit terwijl er een alternatieve, minder kostbare procedure is. Jaarlijks worden meer dan 1000 kinderen aangemeld voor diagnostiek in de transgenderzorg. Hoewel dit iets anders is dan een medische transitie geeft het wel aan dat het niet gaat om uitzonderingen of kleine aantallen. De enige reden om te verwachten dat de rechterlijke procedure minder zal worden gebruikt is omdat kinderen en ouders deze als financieel, langdurig en emotioneel belastend zullen ervaren, en dat is een ongewenst bijeffect. Er is hier geen sprake van een situatie van «baat het niet dan schaadt het niet». De rechterlijke toets is dus niet enkel overbodig, maar ook onwenselijk.

Het alternatief

Als alternatief voor de rechterlijke toets stelt de indiener voor om voor personen jonger dan zestien jaar dezelfde procedure te hanteren als bij personen ouder dan zestien. Als het huidige wetsvoorstel wordt aangenomen, dan ziet dat proces er als volgt uit.

De wettelijke vertegenwoordiger van de transgender persoon stelt de ambtenaar van de burgerlijke stand allereerst schriftelijk in kennis van zijn wens tot wijziging van de geslachtsregistratie. De transgender persoon zal daarna een ontvangstbevestiging ontvangen. Ook zal hij attent worden gemaakt op overheidsinformatie die onder meer ziet op de procedure, de praktische en juridische gevolgen van wijziging van geslachtsregistratie en de plaatsen waar betrokkene terecht kan voor nadere vragen, een gesprek of desgewenst andere ondersteuning. Na een administratieve periode van ten minste vier en ten hoogste twaalf weken kan de transgender persoon zijn kennisgeving in persoon bevestigen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Bij deze bevestiging voert de ambtenaar van de burgerlijke stand een reguliere identiteitscontrole uit.8 Een derde of volgende wijziging van de vermelding van het geslacht kan op verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger van iedere Nederlander jonger dan zestien jaar worden gelast bij de rechtbank. Dit sluit aan bij de procedure voor personen ouder dan zestien jaar.

De aanvraag-in-twee-stappen via de ambtenaar van de burgerlijke stand biedt volgens de indiener voldoende waarborg dat een keuze tot wijziging van het juridisch geslacht niet in een opwelling plaatsvindt. Hierbij is het van belang nogmaals te benadrukken dat er geen reëel risico is dat men een dergelijke keuze in een opwelling maakt.

Conclusie

Deze eenvoudigere procedure doet meer recht aan de zelfbeschikking over de genderidentiteit. De inbreuk op dit recht via de rechterlijke toets is onvoldoende gemotiveerd. Via de voorgestelde procedure kan de transgender persoon via een toegankelijke en een eenvoudige procedure het juridisch geslacht aanpassen. De bescherming van het kind blijft ook in dit voorstel voldoende gewaarborgd. Als bijkomend voordeel wordt er een minder groot beslag gelegd op de capaciteit van de rechtspraak. Het gelijktrekken van de procedure voor kinderen met die voor volwassenen geeft deze kinderen de fundamentele erkenning dat niemand anders kan bepalen wie ze zijn, dan zijzelf.

Van Ginneken