Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 28 mei 2021

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

INHOUDSOPGAVE

blz.

     

ALGEMEEN DEEL

1

1.

Aanleiding

1

2.

De kabinetsreactie

2

3.

Bijstand aan een eenheid van de politie door andere eenheden van de politie

2

4.

Bijstand aan de Koninklijke marechaussee door andere onderdelen van de krijgsmacht

3

5.

Advies en consultatie

3

6.

Modernisering van de bijstandsbepalingen

3

ALGEMEEN DEEL

1. Aanleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Politiewet 2012 in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van deze wet (hierna: het wetsvoorstel). Deze leden zijn positief dat in de evaluatie ervaren knelpunten door middel van het wetsvoorstel worden opgepakt en dat daardoor onder andere meer ruimte ontstaat voor lokaal maatwerk zonder de eenheid uit het oog te verliezen. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij onderschrijven de beoogde doelen. Deze leden constateren echter ook het grote belang van de uitgevoerde evaluatie. Zij vragen de regering daarom of het zinnig zou zijn om – binnen enkele jaren – de doorgevoerde wijzigingen en de samenhang daarvan met de rest van de politiewet nogmaals – of zelfs periodiek – te evalueren. Zij vernemen graag het standpunt van de regering hierin. Verder hebben zij nog enkele vragen.

2. De kabinetsreactie

De leden van de VVD-fractie lezen dat er meer ruimte komt om op regionaal en lokaal niveau te beslissen over bijvoorbeeld de externe inhuur van personeel of de aanschaf van vervoersmiddelen. Kan de regering nader toelichten welke knelpunten daarbij werden ervaren? Hoeveel ruimte wordt er met dit wetsvoorstel extra geboden en in hoeverre is dit toereikend om de geconstateerde problemen op te lossen? En wordt deze ruimte geboden naast of vanuit de 2% bandbreedte vanuit de operationele formatie?

De leden van de VVD-fractie begrijpen de keuze om het opstellen van de jaarstukken meer onder verantwoordelijkheid van de korpschef te brengen, terwijl de Minister deze blijft vaststellen. Wel zijn zij benieuwd wat wordt bedoeld met het groeiproces wat van het korps wordt gevergd.

De leden van de VVD-fractie merken op dat een belangrijke met dit wetsvoorstel voorgestelde wijziging de eigenstandige in plaats van ondergeschikte positie van de korpschef is, terwijl hij tegelijkertijd wel onder gezag blijft van de Minister. Deze leden hebben begrip voor de keuze en vragen wat voor concrete gevolgen deze wijziging met zich meebrengt. Welke bevoegdheden of mogelijkheden krijgt de korpschef die hij eerst niet had of waarvoor in enige vorm toestemming van de Minister moest worden verkregen? Is daarmee sprake van meer autonomie bij de korpschef of zou de regering dat op andere wijze duiden? Graag krijgen deze leden hierop een toelichting.

De leden van de CDA-fractie vragen graag aandacht voor de discrepantie tussen enerzijds de ministeriële verantwoordelijkheid en anderzijds het begrotings- en verantwoordingsarrangement met de politie. In dit kader hebben deze leden eerder verzocht aparte hoofdstukken van de politiebegroting op te nemen in de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Deze leden zijn van mening dat de bevoegdheden van de Minister vragen om een gedetailleerde uitwerking van de begroting van de politie in de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, met de daarbij behorende uitgebreide verantwoording richting het parlement. Tot op heden is daar onvoldoende gehoor aan gegeven. In dit verband wijzen deze leden óók op het advies van de Algemene Rekenkamer bij onderhavig wetsvoorstel. Zij vragen de regering gehoor te geven aan de oproep van de Algemene Rekenkamer om de begroting en het jaarverslag van de politie integraal onderdeel te laten zijn van de departementale begroting en het jaarverslag in plaats van een bijlage ter informatie. Deze leden zijn van mening dat onderhavig wetsvoorstel zich prima leent voor de benodigde aanpassingen. Zij vragen om een reactie van de regering op dit punt.

3. Bijstand aan een eenheid van de politie door andere eenheden van de politie

De leden van de D66-fractie lezen in het voorgestelde artikel 56 dat bij onderlinge verzoeken om bijstand tussen eenheden van de politie, de politiechef daartoe een verzoek richt aan de korpschef. In paragraaf 7.4 van de memorie van toelichting wordt in antwoord op vragen van de veiligheidsregio’s toegelicht dat er niet voor is gekozen om het gezag zelf om bijstand te laten verzoeken, zodat het bijstandsverzoek binnen de politie vormvrij kan worden afgehandeld, zonder formele bijstandsaanvraag van het betrokken gezag. Kan de regering toelichten of het gezag met dit wetsvoorstel de mogelijkheid zou krijgen zelf een bijstandsverzoek te doen aan de korpschef?

4. Bijstand aan de Koninklijke marechaussee door andere onderdelen van de krijgsmacht

De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat ook andere delen van Defensie bijstand kunnen verlenen aan de marechaussee voor uitvoering van opgedragen politietaken. Zij vragen of dit om alle Defensieonderdelen gaat en onder welk juridisch kader zij dan optreden. Wat is het gehanteerde beoordelingskader voor de beoordeling of sprake is van bijzondere gevallen en hoe wordt voorkomen dat tekorten bij de politie structureel opgelost worden door Defensie in plaats van ervoor te zorgen dat de politie zelf over voldoende juiste middelen beschikt? Wordt derhalve gemonitord welke bijstandsaanvragen worden gedaan om te signaleren waar de politie zelf versterkt zou moeten worden?

5. Advies en consultatie

De leden van de CDA-fractie lezen dat de korpschef het van belang acht dat onderhavig wetsvoorstel leidt tot meer flexibele en een eenvoudiger procedure bij de bijstandsverlening. De regering onderschrijft dit belang in de memorie van toelichting en geeft aan dat de wet daar ruimte voor biedt en dat in overleg met de korpschef en anderen zal worden bezien op welke wijze vereenvoudiging en flexibilisering kunnen worden doorgevoerd. Deze leden vragen hoe dit traject van praktische uitwerking er precies uit zal zien. Is de regering voornemens de Kamer hier actief van op de hoogte te houden?

6. Modernisering van de bijstandsbepalingen

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de wens van de korpschef om onderscheid te maken tussen harde, gewapende bijstand en zachte, ongewapende bijstand of tussen langdurende en kortdurende bijstand, en van de toezegging van de regering om te bezien hoe deze aanpassing van de procedure om bijstand te verzoeken kan worden doorgevoerd. Kan de regering toelichten hoe deze uitwerking van de procedure eruit zou komen te zien? Kan de regering daarbij in het bijzonder toelichten hoe de procedure zou verschillen bij harde, gewapende bijstand ten opzichte van zachte, ongewapende bijstand en bij kortdurende bijstand ten opzichte van langdurende bijstand?

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman