Kamerstuk 35704-13

Appreciatie van het gewijzigd amendement van de leden Lodders en Van Weyenberg over een moratorium

Dossier: Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiƫn (IXB) voor het jaar 2021 (Incidentele suppletoire begroting inzake Herstel Toeslagen)

Gepubliceerd: 11 februari 2021
Indiener(s): Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35704-13.html
ID: 35704-13

Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 februari 2021

Op 10 februari jongstleden heeft uw vaste Kamercommissie voor Financiën in het algemeen overleg «Hersteloperatie kinderopvangtoeslagen» gecombineerd met de behandeling van de «Incidentele suppletoire begroting inzake Herstel Toeslagen» de Staatssecretaris van Financiën/Toeslagen en Douane gevraagd om een appreciatie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid inzake het amendement van de leden Lodders en Van Weyenberg (hierna: het amendement)(Kamerstuk 35 704, nr. 3). Het verzoek van uw Kamer richt zich op de vraag of de voorgestelde regeling in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en of deze regeling het effect zal hebben dat door de indieners is bedoeld.

Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM beschermt het eigendomsrecht. Deze bescherming is echter niet absoluut. Hierop zijn, onder voorwaarden, beperkingen mogelijk. Bovendien is bij de toepassing van dit artikel aan de lidstaten bij het EVRM een ruime beoordelingsvrijheid gelaten. Uiteindelijk is de beoordeling van de juiste naleving van het EVRM uiteraard aan de rechter, in laatste instantie aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Ik meen evenwel dat in het amendement sprake is van een tijdelijke beperking van de uitoefening van het eigendomsrecht van de schuldeisers, die proportioneel is en waarvoor voldoende rechtvaardigingsgronden bestaan. Daarom acht ik dit amendement verdedigbaar in het licht van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. In het onderstaande licht ik dit nader toe.

Het amendement introduceert in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen een wettelijke afkoelingsperiode van een jaar waarin schuldeisers hun vorderingen op de ouders die behoren tot de hersteloperatie toeslagen niet kunnen uitwinnen. Het amendement heeft (mede) tot doel rust en ruimte te creëren voor de gedupeerde ouders en hen in staat te stellen om op georganiseerde wijze, waar nodig onder deskundige begeleiding, schulden en schuldeisers in kaart te brengen en te werken aan de afbouw en uiteindelijk oplossing van de schuldenlast. Hiermee is niet alleen het individuele belang van de ouder gediend, maar ook een breder, meer algemeen belang. Een rustige inventarisatie en afbouw van de schuldenlast dient de belangen van alle schuldeisers gezamenlijk. Met de afkoelingsperiode kan namelijk bereikt worden dat alle schuldeisers worden geïdentificeerd en kunnen worden benaderd om met hen afspraken te maken over aflossing van de schuldenlast. Nu is nog niet voor iedere gedupeerde ouder duidelijk wat de precieze schuldpositie is, met name als het gaat om schulden jegens privaatrechtelijke schuldeisers. Het doel van de hersteloperatie is om alle gedupeerde ouders een nieuwe start te geven. Het amendement kan hierbij helpen. Het amendement biedt namelijk een tijdelijke pauze om voor de ouders die schulden hebben, deze goed te inventariseren en vervolgens naar betalingsoplossingen te zoeken. Dit is, zoals gezegd, mede in het belang van de private schuldeisers: zo wordt voorkomen dat «wie het eerst komt, het eerst maalt». Zonder een afkoelingsperiode zou dit kunnen betekenen dat sommige private schuldeisers zich onmiddellijk proberen te verhalen op de toegezegde uitkering van € 30.000, terwijl andere blijven zitten met hun onbetaalde vorderingen. De afkoelingsperiode biedt dus de ruimte om waar mogelijk voor alle betrokkenen, inclusief de schuldeisers, een oplossing te zoeken, en ervoor te zorgen dat de gedupeerde ouders zoveel mogelijk schuldenvrij verder kunnen met hun leven.

De vorderingen van private schuldeisers blijven tijdens de afkoelingsperiode in stand en eventuele verschuldigde rente blijft lopen. De beperking die private schuldeisers door het amendement zullen ondervinden, is dat zij voor hun onbetaalde vorderingen op gedupeerde ouders tijdens de afkoelingsperiode tijdelijk niet het vermogen van deze gedupeerde ouders kunnen uitwinnen. In dit verband wil ik er ook op wijzen dat, voordat overgegaan kan worden tot uitwinning van het vermogen van een schuldenaar ter inning van een vordering, eerst nog een heel traject doorlopen moet worden. Een schuldeiser die zijn vordering op een schuldenaar wil effectueren zal dat veelal eerst minnelijk doen en zijn schuld bij zijn schuldeiser opeisen via een brief. Als de schuldenaar daaraan niet kan voldoen, zal een schuldeiser juridische stappen zetten. Als een vordering niet vrijwillig wordt betaald, is een rechterlijke beslissing nodig om over te kunnen gaan tot inning van de vordering. Als deze beslissing er is, kan de schuldeiser niet zelf met het vonnis naar de schuldenaar. De schuldeiser dient daar altijd een gerechtsdeurwaarder voor in te schakelen. De gerechtsdeurwaarder beziet vervolgens wat de mogelijkheden zijn om de vordering te innen door vrijwillige betaling of door executoriaal beslag op het vermogen van de schuldenaar en vervolgens uitwinning daarvan. Pas bij deze laatste stap komt de toepassing van dit amendement om de hoek kijken.

Een gerechtsdeurwaarder zal met dit amendement straks tijdelijk niet kunnen meewerken aan een executoriaal beslag, als de schuldenaar een gedupeerde ouder is waarvoor afkoelingsperiode geldt. Het amendement zorgt voor een wettelijke grondslag voor gegevensverwerking, zodat de gerechtsdeurwaarder kan zien voor wie de afkoelingsperiode geldt. Als dan blijkt dat een schuldenaar tot de gedupeerde ouders behoort, zal de deurwaarder geen onnodige kosten maken met een executoriaal beslag dat tijdelijk niet geëffectueerd kan worden en zal hij dit ook aan de schuldeiser laten weten. Als toch beslag wordt gelegd, kan dit niet worden uitgewonnen omdat de afkoelingsperiode geldt Dat betekent niet dat de schuldeiser uiteindelijk geen uitbetaling krijgt. Integendeel.

Zoals hierboven al is opgemerkt, zijn de rust en ruimte die met de afkoelingsperiode van een jaar in het amendement worden gecreëerd, bedoeld om in die periode tot een totaaloplossing te komen voor de gedupeerde ouders. Dit wordt thans met de grootst mogelijke urgentie uitgewerkt. Het amendement regelt deze uitwerking niet. Van onteigening van vorderingen van private partijen is geen sprake. Het amendement regelt enkel iets meer tijd om tot een goede oplossing te komen voor alle betrokken partijen, inclusief de private schuldeisers. Het amendement is daarmee rechtvaardig, is niet alleen in het belang van de gedupeerden maar dient uiteindelijk ook een breder, algemeen belang, en leidt niet tot onteigening van schuldeisers maar alleen tot een tijdelijke beperking in de uitoefening hun eigendomsrechten.

De Staatssecretaris van Financiën/Toeslagen en Douane heeft het oordeel van het amendement aan uw Kamer overgelaten en ik sluit me daar bij aan.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker