Gepubliceerd: 27 oktober 2021
Indiener(s): Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66)
Onderwerpen: recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35657-11.html
ID: 35657-11
Origineel: 35657-88

Nr. 11 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 27 oktober 2021

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, eerste subonderdeel, wordt «een instelling voor buitenlandse activiteiten als bedoeld in artikel 4» vervangen door «, een instelling voor buitenlandse activiteiten als bedoeld in artikel 4».

B

De in artikel I, onderdeel E, genoemde bedragen worden als volgt gewijzigd:

1. «€ 309.506» wordt vervangen door «€ 316.823».

2. «€ 91.413» wordt vervangen door «€ 93.574».

3. «€ 3.333.389» wordt vervangen door «€ 3.412.190».

4. «€ 209.394» wordt vervangen door «€ 214.344».

5. «€ 680.531» wordt vervangen door «€ 696.618».

6. «€ 157.046» wordt telkens vervangen door «€ 160.758».

C

In artikel I wordt na onderdeel O een onderdeel ingevoegd, luidende:

Onderdeel aOa

Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25a

1. Onverminderd artikel 25, meldt een politieke partij de ontvangst van een of meerdere bijdragen van in totaal € 50.000 of meer per gever per jaar zo snel mogelijk aan Onze Minister.

2. Een melding geschiedt door het zenden van een overzicht van de in het eerste lid genoemde bijdrage of bijdragen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, eerste lid, zijn geregistreerd, aan Onze Minister uiterlijk twee weken na ontvangst van de bijdrage.

Artikel 25, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

D

Artikel I, onderdeel Oa, komt te luiden:

In artikel 27, eerste lid, wordt «aan de in artikel 25, eerste lid, onder b en c, genoemde overzichten» vervangen door «aan de in de artikelen 25, eerste lid, onder b tot en met d, en 25a, tweede lid, genoemde overzichten».

E

In artikel I wordt na onderdeel P een onderdeel ingevoegd, luidende:

Pa

Na artikel 28 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 28a

1. Een politieke partij die deelneemt aan een verkiezing van de Tweede Kamer der Staten-Generaal verstrekt uiterlijk een maand na de dag van de stemming voor deze verkiezing aan Onze Minister per kalenderjaar een overzicht van:

a. de bijdragen van in totaal € 4.500 of meer die de partij in een kalenderjaar van een Nederlandse gever heeft ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, eerste lid, zijn geregistreerd;

b. alle bijdragen die de partij in een kalenderjaar van een andere dan Nederlandse gever uit een lidstaat heeft ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, eerste lid, zijn geregistreerd;

c. de schulden, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, derde lid, zijn geregistreerd.

2. Het overzicht bevat de in het eerste lid bedoelde bijdragen en schulden in de periode die aanvangt op de twintigste dag voor de dag van stemming en die eindigt op de dag van stemming.

3. Onze Minister maakt het overzicht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee maanden na de dag van stemming openbaar. Van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, wordt uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Op verzoek van een politieke partij blijft in het overzicht, genoemd in het eerste lid, onder a en b, openbaarmaking van de gegevens over de naam en de woonplaats van de gever, zijnde een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, achterwege, indien dit naar het oordeel van Onze Minister gelet op het belang van de veiligheid van die persoon of belanghebbende is aangewezen. Artikel 25, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. Persoonsgegevens die in het overzicht voorkomen, worden door Onze Minister maximaal tien jaar bewaard.

F

Aan artikel I, onderdeel Qa, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

3. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

6. Op een kandidaat als bedoeld in het eerste lid is artikel 28a van overeenkomstige toepassing.

G

In artikel I, onderdeel Qa, wordt in het voorgestelde artikel 29a «de artikelen 21, 25, 28, 29, 30 en 32» vervangen door «de artikelen 21, 25, 25a, 28, 28a, 29, 30 en 32».

H

In artikel I, onderdeel R, wordt in het voorgestelde artikel 30 «de artikelen 21, 23, 23a en 28» vervangen door «de artikelen 21, 23, 23a, 25a, 28 en 28a».

I

Artikel I, onderdeel V, komt te luiden:

In artikel 36, eerste lid, wordt «de artikelen 20, 21, 23, 25, 26, 27, derde en vierde lid, 28, 29, 30, 31, 32 en 33» vervangen door «de artikelen 20, 21, 23, 23a, 25, 25a, 26, 27, derde en vierde lid, 28, 28a, 29, 30, 31, 32 en 33».

J

Artikel I, onderdeel W, komt te luiden:

In artikel 37, eerste lid, wordt «de artikelen 20, eerste lid, aanhef en onder b en e, 21, eerste en derde lid, 23, eerste lid, 25, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d, en tweede lid, 27, derde en vierde lid, 28, eerste lid, aanhef en onder a en b, en tweede lid,» vervangen door «de artikelen 20, eerste lid, aanhef en onder b en e, 21, eerste en derde lid, 23, eerste lid, 23a, eerste, tweede en derde lid, 25, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d, en tweede lid, 25a, eerste en tweede lid, 27, derde en vierde lid, 28, eerste lid, aanhef en onder a en b, en tweede lid, 28a, eerste en tweede lid,».

Toelichting

Deel I. Algemeen

1. Inleiding

Deze nota van wijziging strekt tot aanpassing van het voorstel tot wijziging de Wet financiering politieke partijen in verband met de evaluatie van deze wet (Evaluatiewet Wfpp) (35 657). De aanpassing dient meerdere doelen. Behoudens een enkele wetstechnische reparatie en de indexering van de verhoogde subsidiebedragen naar aanleiding van de motie-Jetten c.s.1 (paragraaf 2), wordt in de nota van wijziging een tweetal maatregelen geïntroduceerd om de transparantie van giften aan politieke partijen te vergroten (paragrafen 3 en 4).

2. Indexering verhoogde subsidiebedragen

In het wetsvoorstel is uitwerking gegeven aan de motie-Jetten c.s.,2 waarin de regering onder meer wordt verzocht in de begroting 2020 de subsidie aan politieke partijen tot en met 2024 met 9 miljoen euro per jaar te verhogen en daarna structureel met 5 miljoen euro per jaar te verhogen. De subsidiebedragen worden op grond van artikel 8, vijfde lid, van de Wfpp jaarlijks met ingang van 1 januari gewijzigd bij ministeriële regeling volgens de voor de rijksbegroting gehanteerd loon- en prijsbijstelling. Met deze nota van wijziging worden de naar aanleiding van de motie-Jetten c.s. in het wetsvoorstel aangepaste subsidiebedragen opgehoogd met de loon- en prijsbijstelling op de Rijksbegroting voor 2020, aangezien het onderdeel dat voorziet in de aanpassing van de genoemde subsidiebedragen terugwerkende kracht is verleend tot en met 1 januari 2020 (zie artikel III van het wetsvoorstel).

3. Meldplicht inzake substantiële giften aan politieke partijen

In de huidige systematiek bestaat de mogelijkheid dat giften gedurende langere tijd niet openbaar worden. In het geval dat een politieke partij in januari 2022 een gift van € 250.000 zou ontvangen dan wordt bijvoorbeeld deze pas in het najaar van 2023 openbaar. Een dergelijk lange periode draagt niet bij aan het doel van de Evaluatiewet Wfpp om de transparantie over de financiering van politieke partijen verder te vergroten. In deze nota van wijziging wordt daarom voorgesteld om een meldplicht voor giften vanaf € 50.000 per donateur per jaar te introduceren. Politieke partijen worden verplicht om de ontvangst van een dergelijke gift door de politieke partij en de neveninstellingen uiterlijk veertien dagen na ontvangst te melden aan de toezichthouder. Evenals bij de drempel voor openbaarmaking van € 4.500 gaat het niet uitsluitend om enkelvoudige giften vanaf dit bedrag, maar om het cumulatieve bedrag per jaar. Indien een politieke partij bijvoorbeeld in een kalenderjaar van dezelfde donateur tien giften van € 5.000 euro ontvangt, treedt de meldplicht in werking op het moment dat het bedrag van € 50.000 wordt bereikt. Hiermee wordt voorkomen dat de meldplicht kan worden ontweken door een gift op te splitsen in meerdere afzonderlijke giften.

4. Aanvullende openbaarmakingsplicht na Tweede Kamerverkiezingen

Politieke partijen die deelnemen aan een Tweede Kamerverkiezing zijn verplicht om voorafgaand aan de verkiezingen aanvullende overzichten van giften en schulden te overleggen aan de toezichthouder. Deze overzichten moeten betrekking hebben op de periode die aanvangt op 1 januari van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de verkiezing plaatsvindt en die eindigt op de eenentwintigste dag voor de verkiezingsdag. Sinds de inwerkingtreding van de Wfpp in 2013 zijn er twee keer Tweede Kamerverkiezingen geweest. De commissie-Veling heeft bij de evaluatie van de Wfpp geadviseerd om ook de neveninstellingen van politieke partijen te verplichten om voorafgaand aan een Tweede Kamerverkiezing aanvullende overzichten van giften en schulden te overleggen aan de toezichthouder.3 Dit voorstel is overgenomen in het wetsvoorstel inzake de Evaluatiewet Wfpp. Bij de afgelopen Tweede Kamerverkiezing hebben vrijwel alle politieke partijen die deelnamen aan die verkiezing, waaronder alle partijen die in de Tweede Kamer zijn verkozen, volledig aan de aanvullende transparantieverplichtingen voorafgaand aan de verkiezingen voldaan.4

Gelijktijdig zijn er enkele actuele ontwikkelingen, die de vraag oproepen of de huidige wetgeving en de voorstellen in het wetsvoorstel inzake de Evaluatiewet Wfpp niet op enkele onderdelen nader moeten worden aangescherpt. Dit gaat ten eerste om het feit dat gebleken is dat er politieke partijen zijn die in de periode tussen de 21e dag voor de verkiezing (de laatste dag van de periode waarover giften moeten worden gemeld) en de verkiezingsdag substantiële giften hebben ontvangen. Evenals bij de reguliere jaarlijkse openbaarmaking kan het voorkomen dat giften pas circa anderhalf jaar na de verkiezing openbaar worden. Dit doet afbreuk aan het doel van de Wfpp om giften die in de periode voorafgaand aan de verkiezingen zijn ontvangen door politieke partijen, zo spoedig mogelijk inzichtelijk te maken. Daarom wordt in deze nota van wijziging voorgesteld om politieke partijen in de zin van de Wfpp en de neveninstellingen en kandidaten van deze partijen te verplichten uiterlijk één maand na de verkiezingsdag een overzicht van de giften en schulden die zij in de periode tussen de 21e dag voor de verkiezing en de verkiezingsdag hebben ontvangen of zijn aangegaan te melden bij de toezichthouder. De toezichthouder maakt deze documenten vervolgens uiterlijk twee maanden na de verkiezingsdag openbaar.

Deel II. Artikelsgewijs

Onderdeel A

Dit onderdeel bevat geen inhoudelijke wijziging maar betreft een wetstechnische reparatie van de voorgestelde wijziging van artikel 1, onderdeel f.

Onderdeel B

Dit onderdeel regelt de indexering van de in het wetsvoorstel aangepaste subsidiebedragen naar aanleiding van de motie-Jetten c.s. Voorzien wordt in de ophoging van die bedragen aan de loon- en prijsbijstelling over 2020. Het toepasselijke percentage bedraagt 2,36 procent.

Onderdeel C

Artikel 25 van de Wfpp bepaalt welke gegevens een politieke partij voor 1 juli van elk kalenderjaar aan de toezichthouder moet verstrekken. Dit onderdeel regelt in aanvulling op het bepaalde in artikel 25 een meldplicht voor politieke partijen voor het ontvangen van substantiële bijdragen van in totaal € 50.000 per donateur per jaar (eerste lid). Volgens het tweede lid dient een politieke partij uiterlijk veertien dagen na ontvangst van de genoemde bijdrage of bijdragen een overzicht daarvan te zenden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, eerste lid, zijn geregistreerd. Deze verplichting geldt ook voor de neveninstellingen van politieke partijen (zie onderdeel H).

Het derde lid verklaart artikel 25, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing op de voorgestelde meldplicht van substantiële giften. Dit betekent dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het overzicht, genoemd in het tweede lid, openbaar moet maken en dat persoonsgegevens die in dat overzichten voorkomen maximaal tien jaar worden bewaard.

Tot slot wordt van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Op verzoek van een politieke partij blijft in het overzicht openbaarmaking van de gegevens over de naam en de woonplaats van de gever, zijnde een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, achterwege, indien dit naar het oordeel van de Minister gelet op het belang van de veiligheid van die persoon of belanghebbende is aangewezen.

Onderdeel D

Op grond artikel 27 kunnen bij ministeriële regeling eisen worden gesteld aan de inrichting van onder andere de in artikel 25 genoemde overzichten van bijdragen en giften van politieke partijen. Dit onderdeel regelt dat artikel 25a onder de reikwijdte van artikel 27 valt zodat desgewenst ook aan de inrichting van die overzichten dezelfde of andere eisen gesteld kunnen worden.

Onderdeel E

In verkiezingstijd geldt er voor politieke partijen op grond van artikel 28 reeds een specifieke openbaarmakingsplicht voorafgaand aan een Tweede Kamerverkiezing. Dit onderdeel voorziet in een aanvullende openbaarmakingsplicht na een Tweede Kamerverkiezing. Deze plicht houdt volgens het eerste lid in dat een politieke partij uiterlijk één maand na de dag van de stemming voor deze verkiezing aan de toezichthouder een overzicht moet verstrekken van de ontvangen giften en aangegane schulden door de politieke partij in de verkiezingsperiode. De periode van de aanvullende openbaarmakingsplicht vangt volgens het tweede lid aan op de twintigste dag voor de dag van de stemming en eindigt op de dag van de stemming.

Het derde lid bepaalt dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de overzichten uiterlijk twee maanden na de dag van stemming openbaar maakt. Overeenkomstig de uitgangspunten van de Wfpp wordt van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Op verzoek van een politieke partij blijft in het overzicht, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met c, openbaarmaking van de gegevens over de naam en de woonplaats van de gever, zijnde een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, achterwege, indien dit naar het oordeel van de Minister gelet op het belang van de veiligheid van die persoon of belanghebbende is aangewezen. Voorts worden de persoonsgegevens die in het overzicht voorkomen maximaal tien jaar bewaard door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Onderdeel F

Artikel 29 bevat een openbaarmakingsplicht voor kandidaten van een politieke partij voorafgaand aan een Tweede Kamerverkiezing. Dit onderdeel regelt dat dat de aanvullende openbaarmakingsplicht na een Tweede Kamerverkiezing, genoemd in onderdeel E, van overeenkomstig toepassing is op een kandidaat die geplaatst is op een kandidatenlijst van een politieke partij in de zin van de Wfpp. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar onderdeel E. Ten aanzien van de gegevensverstrekking geldt evenals op grond van artikel 29 als uitgangspunt dat een kandidaat de politieke partij van de benodigde gegevens voorziet, zodat de partij die gegevens vervolgens aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties kan verstrekken.

Onderdeel G

Dit onderdeel regelt dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kader van de uitvoering van de voorgestelde onderdelen C (artikel 25a) en E (artikel 28a), bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming kan verwerken. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 6 van het algemeen deel van de memorie van toelichting en de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel Qa, zoals gegeven in Kamerstukken II 2020/21, 35 657, nr. 6.

Onderdeel H

Gelet op het belang van transparantie omtrent giften in verkiezingstijd, regelt het wetsvoorstel inzake de Evaluatiewet Wfpp dat de aanvullende openbaarmakingsplicht voorafgaand aan een Tweede Kamerverkiezing voortaan ook voor neveninstellingen van politieke partijen geldt (zie artikel I, onderdeel R van het wetsvoorstel). Dit onderdeel regelt dat de meldplicht inzake substantiële giften aan politieke partijen en de aanvullende openbaarmakingsplicht na een Tweede Kamerverkiezing, genoemd in de onderdelen C en E van deze nota van wijziging, van overeenkomstige toepassing zijn op een neveninstelling van een politieke partij. Voor een nadere toelichting wordt naar de laatgenoemde onderdelen verwezen.

Onderdelen I

Dit onderdeel regelt dat de meldplicht inzake de substantiële giften (onderdeel C) en de aanvullende openbaarmakingsplicht na een Tweede Kamerverkiezing (onderdeel E) ook vallen onder het toepassingsbereik van artikel 36 op grond waarvan toezicht worden gehouden op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen die in artikel 36 worden genoemd.

Onderdeel J

Volgens artikel 37 kan de toezichthouder, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, besluiten tot het opleggen van een bestuurlijke boete wegens handelen in strijd met het bepaalde bij of krachtens de artikelen die in artikel 37, eerste lid, worden genoemd. Dit onderdeel regelt dat de toezichthouder ook bij overtreding van de voorschriften met betrekking tot de meldplicht inzake de substantiële giften (onderdeel C) en de aanvullende openbaarmakingsplicht na een Tweede Kamerverkiezing (onderdeel E) een boete kan opleggen. Daarmee wordt aangesloten bij het bestaande stelsel inzake het toezicht op de naleving van de financieringsvoorschriften door politieke partijen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren