Kamerstuk 35570-XVI-179

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 30 november 2020, over het onderdeel Sport en Bewegen VWS 2021

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021

Gepubliceerd: 17 december 2020
Indiener(s): Helma Lodders (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35570-XVI-179.html
ID: 35570-XVI-179

Nr. 179 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 17 december 2020

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 30 november 2020 overleg gevoerd met mevrouw Van Ark, Minister voor Medische Zorg en Sport, over:

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 2 juli 2020 inzake monitor Sport en corona (Kamerstukken 30 234 en 25 295, nr. 253);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 7 juli 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over onder andere steunpakket sportverenigingen gevolgen COVID-19-maatregelen (Kamerstukken 30 234 en 25 295, nr. 244) (Kamerstukken 30 234 en 25 295, nr. 252);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 1 mei 2020 inzake steunpakket sportverenigingen gevolgen COVID-19-maatregelen (Kamerstukken 30 234 en 25 295, nr. 244);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 27 augustus 2020 inzake verslag Informele Videoconferentie voor EU-Sportministers – 2 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 343);

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021 (Kamerstuk 35 570 XVI);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 15 september 2020 inzake factsheet Lichamelijke activiteit en Zorgkosten (Kamerstuk 32 793, nr. 494);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 22 september 2020 inzake werkprogramma Nederlandse Sportraad (Kamerstuk 30 234, nr. 254);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 30 oktober 2020 inzake uitvoering van de motie van het lid Marijnissen c.s. over een plan om Nederland meer in beweging te krijgen (Kamerstuk 25 295, nr. 437) (Kamerstuk 32 793, nr. 504);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 20 november 2020 inzake voortgang sport 2020 (Kamerstuk 30 234, nr. 256);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 23 november 2020 inzake beleidsreactie Advies Sportraad organisatie en financiering van de sport (Kamerstuk 30 234, nr. 255);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 26 november 2020 inzake monitor Sport en corona II (Kamerstukken 30 234 en 25 295, nr. 258);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 25 november 2020 inzake topsportevenementen met meer maatschappelijke waarde (Kamerstuk 30 234, nr. 257).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De griffier van de commissie, Post

Voorzitter: Rudmer Heerema

Griffier: Clemens

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Diertens, Rudmer Heerema, Jansen, Kerstens, Von Martels, Van Nispen en Westerveld,

en mevrouw Van Ark, Minister voor Medische Zorg en Sport.

Aanvang 9.31 uur.

De voorzitter:

Dames en heren, welkom op deze vroege ochtend. Zo vroeg ben ik in ieder geval nog nooit met een debat begonnen. We hebben vandaag het wetgevingsoverleg Sport. Volgens mij is dat een van de leukste debatten van het jaar. Fijn om te zien dat we hier vandaag met zeven partijen aanwezig zijn. We hanteren vandaag de begrotingsvolgorde. Dat betekent dat de heer Jansen van de PVV als eerste mag spreken. Hij heeft dertien minuten spreektijd. De VVD is de tweede spreker met achttien minuten spreektijd. GroenLinks spreekt als derde met tien minuten spreektijd. Het CDA is de vierde spreker met dertien minuten. De SP heeft als vijfde partij tien minuten spreektijd. D66 heeft als zesde spreker dertien minuten. De Partij van de Arbeid spreekt als laatste en heeft acht minuten spreektijd. Dat was het, tenzij er nog collega's binnen komen lopen. Mevrouw Westerveld heeft ondertussen ook nog een ander debat. Zij zal tussentijds even weggaan en hopelijk ook weer terugkomen. Ik hoor dat dat inderdaad de bedoeling is. Hartstikke goed!

Dan zou ik willen voorstellen om te beginnen met de eerste termijn. Ik geef het woord aan de heer Jansen van de PVV.

De heer Jansen (PVV):

Dank u wel, voorzitter. We kunnen het helaas niet mooier maken dan het is. De gevolgen van corona en van de genomen maatregelen blijven de sportwereld in hun greep houden. Vanuit alle hoeken van de sport, van het voetbal tot het tennis, krijgt de PVV duidelijke signalen dat de huidige situatie een enorme klap is voor het verenigingsleven.

De KNVB luidt de noodklok over de ernstige consequenties voor onze voetballers, competities, verenigingen en voetballiefhebbers. Terecht merken ze op dat met de huidige maatregelen enorm veel Nederlanders dreigen stil te vallen en dat dit gevolgen heeft voor het welzijn van miljoenen mensen die betrokken zijn bij het voetbal in Nederland. De PVV is er stellig van overtuigd dat sporten goed is voor de gezondheid en dus ook voor de weerstand. We snappen natuurlijk dat maatregelen nodig zijn, maar vragen ons af of er niet wat meer maatwerk kan komen voor de sport. Kan de Minister vertellen welke mogelijkheden ze daarvoor ziet en of de regering van plan is de sport met aanvullende ondersteuning tegemoet te komen? We moeten echt voorkomen dat onze sport omvalt. Dus graag een reactie.

Ook de biljart- en dartsport vraagt om een duidelijk perspectief. In tegenstelling tot veel andere sporten vinden deze sporten plaats in buurthuizen, zorginstellingen, cafés, sportkantines of gewoon op de camping. Het is dus duidelijk dat ook hier rake klappen vallen. De sportsector zegt zelf dat ze vrezen dat een derde het niet zal gaan redden als er geen hulp komt vanuit de regering. Is de Minister zich ervan bewust dat de bestaande steunmaatregelen dus ruim onvoldoende zijn?

Voorzitter. Deze situatie treft ook het zwemonderwijs. De PVV is altijd voorstander geweest van kinderen leren zwemmen, maar we merken dat dat nu ook zwaar onder druk staat. Hoe voorkomt de Minister dat straks een hele lichting kinderen niet goed genoeg kan zwemmen, met alle gevolgen van dien in dit land dat vol water zit?

Voorzitter. De roep om duidelijkheid komt ook vanuit NOC*NSF. Ze wijzen op de vele beperkingen en vragen met tal van andere landelijke sportorganisaties om gezamenlijk te verkennen op welke manier de sport het beste kan worden opgenomen in de routekaart coronamaatregelen van de rijksoverheid. Zij stellen dat versoepelingen voor de sport zorgen voor meer gezondheid en een positief sociaal effect. Ook wijzen erop dat financiële compensaties daardoor minder noodzakelijk worden. De PVV wil graag van de Minister weten hoe zij hiertegen aankijkt. Deelt zij deze opvatting van de sportorganisatie en, zo ja, welke mogelijkheden ziet zij hiertoe dan? Graag een reactie. Vergeet daarbij ook niet het platform Uniek Sporten. Zij vroegen de Minister om een eenmalige bijdrage omdat een belangrijk deel van de inkomsten van het Fonds Gehandicaptensport was weggevallen. Ze hebben er helaas weinig van vernomen. Vandaar dat de PVV er hier vandaag weer om vraagt. Is de Minister bereid deze vorm van sport te helpen overleven in deze moeilijke tijden?

Nu we het over overleven hebben, brengt de PVV de Groningse drafbaan onder de aandacht van de Minister. Een prachtig stukje sport, bomvol geschiedenis en cultuur, dreigt voor altijd verloren te gaan in Groningen. Is de Minister bereid om met de provincie en gemeente in gesprek te gaan en te kijken of deze sport voor de stad en provincie behouden kan blijven? Graag een reactie.

Voorzitter, dan iets anders: de Autoriteit Persoonsgegevens. Vorige week konden we allemaal in de krant lezen hoe een prachtig initiatief als VoetbalTV volledig kapot is gemaakt door deze organisatie. VoetbalTV kreeg een boete opgelegd van meer dan 0,5 miljoen euro, maar hoefde die na een slepende rechtszaak uiteindelijk niet te betalen. Het was mosterd na de maaltijd, want nu zijn ze volledig failliet. Een leuke manier om het amateurvoetbal in de schijnwerpers te zetten en via de stream mensen te kunnen laten meekijken naar ons jonge talent is vakkundig de nek omgedraaid door het monster dat de Autoriteit Persoonsgegevens is geworden. En VoetbalTV is niet het enige slachtoffer. Ook de tennisbond hangt een enorme boete boven het hoofd. De PVV vraagt daarom opheldering over de macht van de Autoriteit Persoonsgegevens. Wat vindt de Minister ervan dat de sportwereld moet huiveren bij elke stap die ze zetten als ze gewoon bezig willen zijn met het beoefenen van hun geliefde sport? Is de Minister het met de PVV eens dat deze situatie compleet is doorgeslagen? Is zij bereid om samen met collega's in de regering stappen te zetten om een einde te maken aan deze wurggreep op het sportleven?

Voorzitter, dan iets anders. Enkele weken geleden heeft de Kamer gesproken met enkele voormalige topturnsters en met topturnsters die nog steeds actief zijn. Het waren zeer aangrijpende verhalen over intimidatie en geestelijke mishandeling. Voormalige topturnsters hebben nog steeds last van de trauma's die ze toen hebben opgelopen. Al die jaren stonden ze er alleen voor. De Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie, de KNGU, heeft niets, maar dan ook niets voor hen gedaan. Geen nazorg of begeleiding. Als ze therapie nodig hadden of hebben, moesten ze die zelf betalen. Het leed is nooit meer te vergoeden, maar smartengeld lijkt ons meer dan gerechtvaardigd. Ook voor de behandelingen moet toch een financiële oplossing kunnen worden gevonden. Die hoort de KNGU voor haar rekening te nemen, al dan niet samen met NOC*NSF. Is de Minister dit met de PVV eens? Wat doet de Minister als de KNGU en NOC*NSF daardoor in financiële problemen dreigen te komen? Graag een uitgebreide reactie.

Voorzitter, tot slot. De PVV is net als veel sportverenigingen blij met steun aan de sport in de vorm van tegemoetkomingen en het kwijtschelden van de huur. Het is goed om in de brief van de Minister te kunnen lezen dat ruim 19.000 amateursportverenigingen hierdoor geholpen werden. We hoorden echter ook dat veel verenigingbestuurders het lastig vinden om de regelingen van elkaar te onderscheiden of goed in te zetten. Wij brengen dit vandaag dan ook graag onder de aandacht. We roepen de Minister ertoe op naar deze situatie te kijken. Het zou mooi zijn als in elk geval een stuk van de onduidelijkheid zou kunnen worden weggenomen voor de sportsector.

Laten we als allerlaatste mooi nieuws niet vergeten. De sportvisserij doneert € 250.000 van haar eigen geld aan andere sportbonden om ze te helpen in deze tijden. Dat is een supermooi gebaar, bedacht vanuit de ware sportgeest.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft in ieder geval één interruptie van de heer Von Martels van het CDA.

De heer Von Martels (CDA):

De heer Jansen begon zijn inleidende woorden met de vraag aan de Minister hoe we de verenigingen meer lucht kunnen geven. Misschien kan de heer Jansen daar zelf een kleine reflectie op geven. Hoe ziet hij dat? Hoe zouden sportverenigingen in coronatijden meer lucht kunnen krijgen?

De heer Jansen (PVV):

Bij de verschillende coronadebatten in de plenaire zaal hebben wij meerdere keren aangegeven hoe wij een stuk verlichting zien. Je moet meer kijken naar maatwerk wat ons betreft. Toen ik hier vanmorgen naartoe reed, had ik de radio aan. In de uitzending werd de vraag gesteld: waarom hebben we eigenlijk voor heel Nederland dezelfde richtlijnen, terwijl het aantal besmettingen in de noordelijke provincies een stuk lager ligt? Dat zijn van die zaken waar we naar zouden moeten kijken. Is het mogelijk om ook binnen de sportwereld onderscheid te maken? Waarom is het mogelijk om binnen, in een afgesloten ruimte, met 30 personen te sporten, maar is het onmogelijk om een stadion voor bij wijze van spreken een vijfde te vullen met voetbalsupporters? Over dat soort zaken moeten we met z'n allen, als Kamer, eens rustig praten met de Minister, met de betrokken bonden, met de betrokken verenigingen, om te kijken wat er mogelijk is.

Want op deze manier is het enige wat we kunnen doen geld storten. In het voorjaar, toen de sport abrupt moest stoppen, hadden heel veel mensen zoiets van: prima, ik heb mijn contributie betaald, verenigingen kunnen er niets aan doen, we worden er allemaal door overvallen, we gaan het doen. In de zomer zijn alle nieuwe facturen bij de mensen op de mat gevallen. Iedereen heeft die factuur weer netjes betaald, voor een heel jaar contributie. Maar sommige mensen hebben überhaupt maar een of twee wedstrijden kunnen spelen. Dat soort zaken betekent wel dat heel veel mensen nu zeggen: als ik iedere keer voor een beperkt aantal sportmogelijkheden moet betalen, stop ik er helaas maar noodgedwongen mee. Datzelfde geldt voor sponsors. Sorry voor mijn uitgebreide antwoord, voorzitter.

De voorzitter:

Het is erg lang, inderdaad.

De heer Jansen (PVV):

Hetzelfde geldt voor sponsors. Sponsors gaan ook afhaken als dit te lang doorgaat. Onze oproep aan de Minister is: praat er met ons over en kijk naar de mogelijkheden binnen de verschillende sportsectoren.

De voorzitter:

Is dat voldoende, meneer Von Martels? Ja. Verder geen vragen? Nee. Mevrouw Diertens, wilt u het voorzitterschap even van mij overnemen, zodat ik mijn bijdrage kan doen in eerste termijn? Dank u wel.

Voorzitter: Diertens

De voorzitter:

Uiteraard.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Mijn sporthart bloedt al maandenlang. Het doet alleen maar meer pijn om de effecten van corona op onze sport te zien. Afgelopen zaterdag liep ik mijn hardlooprondje. Ik loop dan eerst langs honk- en softbalvereniging Alcmaria Victrix. De velden waren leeg, de kantine was donker en het was net alsof er al maanden niemand was geweest. Direct daarnaast liggen de voetbalvelden van Alcmaria Victrix. Daar waren gelukkig een paar velden bezet met jeugdelftallen; helaas zonder ouders langs de kant. Dankzij de Autoriteit Persoonsgegevens kunnen ouders, opa's en oma's ook niet meer via VoetbalTV meekijken. Dat vind ik echt schandalig. Ik ren verder het tunneltje onderdoor en heb ijsbaan De Meent aan mijn linkerzijde. Daar zijn gelukkig best wat schaatsers op het ijs. Er zijn er niet zo veel als normaal. Er zal wel een maximum aantal in de accommodatie toegelaten worden. Ik draai rechts, naar de hockeyvelden van AMHC. Daar zijn redelijk veel kinderen op het veld, maar weinig ouders. De normale gezelligheid en het geroezemoes van ouders is ver te zoeken.

Hardlopend over de Bergerweg naar Bergen kom ik meer hardlopers tegen dan normaal. Dat is eigenlijk de enige schrale troost op deze ochtend waarop ik aan het hardlopen ben. Ik loop door de polder naar mijn eigen atletiekvereniging Hylas. Het hek staat op een kier. Ouders staan er in groepjes voor. Ze kunnen niks van hun kinderen zien en staan met z'n allen bij het hek te wachten op het einde van de training. Dat voelt zo ongemakkelijk, want langs de 400 meterbaan kan door deze ouders met gemak wel 10 meter afstand gehouden worden. Maar het clubhuis is dicht en de stoelen staan omgekeerd op de tafels. Waar we normaal gesproken even koffie kunnen drinken en naar onze kinderen kunnen kijken die aan het ravotten zijn en zich bezighouden met het cijferspel, tikkertje, balwerpen of verspringen, is nu de ziel uit de vereniging.

Voorzitter. Mijn sporthart bloedt. Maar wat vele malen erger is: de sportvereniging bloedt langzaam dood. U kent me: ik ben geen zwartkijker; mijn glas is eigenlijk altijd halfvol. Ik vier feest bij elke stap die we in de goede richting zetten. Maar nu heeft de sport het zwaar, loodzwaar. 34% van de volwassenen heeft het afgelopen halfjaar minder gesport, 10% is gestopt met sport en 8% overweegt om het lidmaatschap van hun sportvereniging op te zeggen. 8%! Dat zijn ruim 400.000 mensen in Nederland. Dat betekent dat alle interventies die we hebben gedaan om mensen te laten sporten, in één klap meer dan teniet zijn gedaan. Daarom huilt mijn hart. Nederlanders zijn gemiddeld ruim 3 coronakilo's aangekomen. We zijn dus met z'n allen in Nederland 50 miljoen kilo zwaarder geworden. Kinderen spelen minder buiten, kinderen sporten minder keren per week en het stopzetten van de zwemlessen werpt leskinderen zo weer een maand of twee terug.

Voorzitter. Dit zijn getallen waar elke ouder, elke zorgmedewerker en elke sportliefhebber verdrietig van wordt. Hoe repareren we de schade die nu aangericht wordt in onze samenleving? Het is een vicieuze cirkel naar beneden. Dat is zo zuur, want sport, als lichtpuntje in deze crisis, verdient meer. Ik vertel graag waarom ik zo waanzinnig trots op onze sportsector ben. Het is een sector die bij tegenslagen eerst zelf de handen uit de mouwen steekt, de mouwen opstroopt en zegt: we gaan ertegenaan; we lossen dit probleem zelf op. Ik waardeer het enorm als een sector eerst naar zichzelf kijkt om een probleem op te lossen en pas naar de overheid stapt als het echt niet anders kan.

De heer Van Nispen (SP):

Dit is tot nu toe een heel herkenbaar verhaal van de heer Heerema. Het zijn dezelfde overpeinzingen die ik heb als ik mijn hardlooprondje doe, of als ik mijn kind ophaal van de atletiekclub of als mijn kind niet naar zwemles kan, omdat die weer tijdelijk is gestopt. We moeten het hebben over reparatie; dat denk ik zeker. Maar we moeten ook kijken of we verdere schade kunnen voorkomen. Mijn vraag aan de heer Heerema van de VVD is of hij het terecht vond dat de afgelopen weken de zwemlessen zomaar weer gestopt zijn en of de heer Heerema het terecht vindt dat mensen wel met z'n dertigen binnen muziek mogen maken, maar niet met vier of vijf mensen in het bos mogen hardlopen. Vindt hij het terecht dat kinderen wel tegen elkaar mogen voetballen, maar niet tegen dezelfde club in hetzelfde dorp waar ze op de fiets naartoe kunnen, en dat volwassenen op zoveel meter afstand van elkaar met maximaal vier mogen voetballen of hockeyen? Zitten daar geen ongerijmdheden in naar het idee van de heer Heerema en hoe gaan we daar nu mee om? Vindt hij al die strenge maatregelen voor de sport van de afgelopen maanden – we hebben veel maatregelen allemaal gesteund vanwege het belang voor corona ...

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk, denk ik.

De heer Van Nispen (SP):

... maar de vraag is, voorzitter, of we daarbij niet uit het oog hebben verloren hoe belangrijk sport en bewegen is om verdere schade te voorkomen.

De voorzitter:

Een duidelijk punt. De heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb nog vele pagina's over sport en corona in mijn spreektekst zitten. Ik zal, denk ik, op de meeste van deze vragen antwoord geven. Om daarop vast een inleiding te doen: ik kan mij heel goed voorstellen dat wij vele maatregelen moeten nemen om die coronacrisis het hoofd te kunnen bieden en dat we daarbij ook niet het ene deel kunnen uitruilen tegen het andere deel. Je kunt zeggen: «De IKEA is open, waarom dan de sport niet?» Maar dat is ontzettend moeilijk te vergelijken. Mijn sporthart huilt echt als ik zie wat er allemaal niet meer kan. Als we heel specifiek kijken naar de zwemlessen, dan heb ik daar onvoldoende argumenten voor gevonden. Ik ben ook heel blij dat dat gelukkig na twee weken weer voorbij was, dat de kinderen direct weer konden zwemmen. Maar er zijn nu eenmaal lastige beslissingen te nemen als we met een crisis als deze te maken hebben. Het is heel onlogisch dat je niet op die atletiekvereniging langs de kant kan staan, maar wel met z'n allen voor het hek. Hetzelfde gebeurt op scholen: je mag niet het schoolplein op lopen waar veel ruimte is, maar je zet je kind voor het hek af. Ik hoop eerlijk gezegd dat ik vandaag ook een aantal handreikingen aan de Minister kan geven, waarmee de Minister met haar collega's aan de slag kan, om ervoor te zorgen dat we de ruimte die we nodig hebben in de sport, misschien wat beter kunnen gaan pakken.

De heer Van Nispen (SP):

Dank voor het antwoord. Ik zie precies die ongerijmdheden die de heer Heerema noemt. Kijk hoe ontzettend druk het afgelopen weekend was rondom Black Friday, terwijl die rare maatregel geldt dat volwassen mensen in de buitenlucht niet met elkaar kunnen voetballen. Daar zitten ongerijmdheden in. Met z'n allen wel naar de IKEA, maar niet langs de atletiekbaan. Terecht zegt de heer Heerema dat hij de argumentatie niet heeft gehoord waarom bijvoorbeeld die zwemlessen gestopt moesten worden. Deelt de heer Heerema een beetje mijn vrees dat over sommige zaken helaas eigenlijk gewoon niet of nauwelijks is nagedacht? Als die onderbouwing er namelijk wel was geweest, bijvoorbeeld van het stoppen van die zwemlessen, waarom hebben we die dan niet gekregen, niet alleen in de Kamerbrief, maar ook in antwoord op mijn Kamervragen? Wordt het belang van sporten en bewegen eigenlijk wel expliciet overwogen bij al die maatregelen die er worden genomen? Als Minister De Jonge in de persconferentie zegt: ga vooral sporten en bewegen, hoe kan dat dan als tegelijkertijd de sportclubs nagenoeg dicht zijn?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik zit er helaas niet bij als die overwegingen aan de orde zijn. Wat deze crisis wel heel duidelijk heeft gemaakt, is dat het belang van sport aan steeds meer Nederlanders heel duidelijk is gemaakt. Het is belangrijk om fit, gezond en weerbaar te zijn. Als je ook maar iets positiefs over deze crisis zou kunnen zeggen, dan is dit het antwoord: niemand in Nederland onderschat nog het belang van sporten en bewegen. Niet alleen om fit, gezond en weerbaar te zijn, maar ook voor de mentale en sociale aspecten, om samen te zijn in het weekend en te zorgen dat je je contacten nog hebt. Dus voorzitter, niemand onderschat dat belang meer. Ik zit niet aan de tafels waar die beslissingen worden genomen, maar ik hoop dat ook na vandaag het belang van sport zwaarder mee zal wegen bij de beslissingen die genomen worden.

De heer Jansen (PVV):

Is de heer Heerema het met ons eens ... Laten we vooropstellen dat we het eens zijn over de afwegingen over de sport die hij net noemde en waar hij in zijn tekst op ingaat. Maar is hij het met ons eens dat looproutes voor het publiek – de opa's, de oma's, de ouders die willen komen kijken – wel degelijk een oplossing zouden kunnen zijn? Je ziet namelijk op scholen dat er looproutes worden ingevoerd, terwijl daar heel veel jongeren bij elkaar komen en docenten. Daar houdt men zich netjes aan de looproutes. Hetzelfde geldt voor winkelstraten, de excessen daargelaten. Ook daar houden de mensen zich, als ze het belang ervan snappen, wel degelijk aan dat soort afspraken. Ziet hij daarin ook een mogelijke oplossing voor sportverenigingen?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Wat ik het allerbelangrijkste vind, is dat mensen weer kunnen gaan sporten. Ik kan mij heel goed voorstellen dat als het lukt om ruimte te krijgen voor de verenigingen om zelf te sporten, ook voor volwassenen, dit niet de eerste stap is die we zouden moeten zetten. We moeten niet meteen de opa's en oma's en ouders langs de kant laten staan, want dat bemoeilijkt volgens mij de beslissing om ervoor te zorgen dat mensen gewoon weer kunnen sporten. Het zou dus niet mijn eerste stap zijn. Misschien kan het op termijn weer wel, maar laten we nou eerst zorgen dat mensen gewoon weer kunnen bewegen en sporten. Dat is volgens mij het allerbelangrijkste.

De voorzitter:

Uw tweede interruptie, meneer Jansen.

De heer Jansen (PVV):

Dat is ook niet mijn eerste stap. Maar zeker jongere kinderen gaan met hun ouders of met hun opa en oma naar de vereniging. Die mensen zijn daar en staan nu voor de hekken dicht op elkaar te darren. Je ziet de problemen komen. Ik zie het ook bij de voetbalvereniging en bij de hockey. De problemen zijn er. Waarom zou je niet zelf willen meedenken om het in goede banen te leiden om te voorkomen dat buiten de hekken datgene plaatsvindt wat je juist niet wilt? Want dat is de reden waarom we ze niet toelaten tot de sportcomplexen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Een van de problemen die we hebben gehad met de sportsector, is dat we het als een algemene sector zien. Het maakt niet uit welke tak van sport je doet, of je nou een tennisvereniging, een voetbalvereniging, een atletiekvereniging of een zwemvereniging bent, we zien het als een algemene sector waar men zich heeft te houden aan voorschriften. Volgens mij is het goed om te kijken of het mogelijk is om meer te differentiëren binnen de sector. In mijn voorbeeld van de atletiekbaan, een heel groot ovaal van 400 meter lang, kan je beter daar staan dan voor het hek. Dat is iets wat de veiligheidsregio wel of niet goedkeurt. Ik ben het volledig met de heer Jansen eens dat we echt moeten kijken naar betere oplossingen om mensen die überhaupt bij de sport aanwezig zouden kunnen zijn, een betere plek te geven. Je ziet nu dat de ouder die rijdt bij uitwedstrijden, als begeleiding wordt gezien. Bij de elf kindjes komen elf ouders mee, zodat je niet eens een thuiswedstrijd meer speelt, maar dat er elf ouders langs de kant komen te staan. Dat moet je niet willen. Daar moeten we betere afspraken over maken. De oplossing heb ik nog niet. Mijn insteek is in eerste instantie om ervoor te zorgen dat iedereen weer op de vereniging kan gaan sporten.

Dit probleem, deze wereldwijde crisis, is te veel en de politieke bescheidenheid van de sector staat juist nu in de weg. Het wordt volgens mij onvoldoende duidelijk hoe zwaar het voor de verenigingen en sportbonden is. Wat voor mij als een paal boven water staat, is dat sport het lichtpuntje in deze crisis is. Wat deze crisis keihard duidelijk heeft gemaakt, is dat het nu voor eens en voor altijd duidelijk is hoe belangrijk sport voor ons is, hoe belangrijk het is om fit, gezond en weerbaar te zijn, hoezeer we onze vrienden missen als we zaterdag niet kunnen sporten, als we niet kunnen knuffelen na een doelpunt, als we geen nazit in de kantine hebben en heel veel slechte grappen kunnen maken. We merken hoe we hunkeren naar sportwedstrijden in het stadion, zodat we onze Nederlandse helden kunnen zien schitteren en winnen. God, wat missen we de sport om te werken aan onze eigen gezondheid en om het het sociale en mentale aspect. Of je nu gewoon een beetje fit wilt blijven of elke week een beetje beter wilt worden, sport heeft de kracht om een samenleving te verbinden. Bij het ontbreken van sport stort die binding voor een deel juist in elkaar.

Voorzitter. Ik heb een paar vragen over de sportverenigingen, de sportbonden aan de Minister, maar eerst wil ik graag een praktijkvoorbeeld geven. Ik sprak een zwemclub die niet in aanmerking komt voor de TASO, omdat huurlasten uitgesloten zijn. Ze hebben geen personeel in dienst, dus geen recht op de NOW-regeling. Ze krijgen ook geen TVL, want een zwemclub heeft nooit een eigen fysieke locatie. Datzelfde geldt voor de TOGS. Deze vereniging huurt via Sportfondsen Nederland en daar wordt nog geen huur door kwijtgescholden, ook niet voor de maanden maart, april en mei, juist de periode waar wij ons tegen de zomer zo hard voor hebben gemaakt. De totale corona-impact op deze vereniging is tot en met oktober – schrik niet – € 78.000. De mogelijke vergoeding is € 24.000. Een impact van € 54.000 is voor een gewone, kleine sportvereniging toch niet op te brengen?

Met dit als voorbeeld, maar er zijn er honderden, moeten we constateren dat er een groot probleem in de sport is. Er zijn wel middelen vanuit de overheid beschikbaar, maar op de een of andere manier komt het onvoldoende samen. De TASO-regeling blijkt te moeilijk voor een vrijwilliger om eventjes aan te vragen. De stukken die aangeleverd moeten worden, zijn te groot in aantal en van te lang geleden. Er was dus een flink deel van de eerste TASO-regeling over. Dat is nu meegenomen in de tweede TASO-regeling. Dat is prettig, maar dat brengt wel een bijzondere verantwoordelijkheid met zich mee. De sportvereniging draait op vrijwilligers. Dat is vaak de kracht van de vereniging. Behandel ze niet als professionele organisatie, want dat is onterecht.

In deze commissie willen we allemaal de sportinfrastructuur in Nederland behouden. Daarom moeten we erop letten dat de middelen terechtkomen op de plek waar ze nodig zijn en dat ze daar ook op tijd aankomen. Het lijkt niet te lukken om de TASO-regeling eerder dan half januari, begin februari te openen, met vervolgens een aanvraagperiode van zes tot acht weken. Pas na deze periode kan tot uitkering worden overgegaan. Heb ik het goed begrepen dat een vereniging die een aanvraag indient op 1 februari op zijn vroegst op 1 april 2021 een toewijzing kan verwachten voor de problemen die in november 2020 spelen? Kan dat niet sneller? Zijn er geen eenvoudigere manieren om de sportverenigingen en -bonden van middelen te voorzien? Is de Minister zich ervan bewust dat een vereniging al die tijd geen contributiekorting kan geven aan de leden, omdat dat mogelijk liquiditeitsproblemen oplevert? Als gevolg dreigen verenigingen de noodzakelijke drempel van inkomstenderving niet te halen, terwijl deze middelen wel noodzakelijk zijn om de crisis te overleven. Dit soort technische vicieuze cirkels moeten we echt doorbreken.

Ik was eerst van plan om vandaag in plaats van zo'n tijdrovende TASO-regeling een ledensubsidie voor te stellen. 60 miljoen euro, 5 miljoen leden, € 12 per lid. Dat zou morgen al overgemaakt moeten kunnen worden. Maar ook met deze uitwerking blijken de beschikbare middelen niet op de juiste plek terecht te komen. Kortom, we zullen het met de TASO moeten doen, maar dan stel ik daar wel een paar voorwaarden aan. Het administratieve proces moet zo eenvoudig en zo simpel mogelijk zijn, gericht op een vrijwilligersorganisatie. De doorlooptijd moet echt korter, veel korter. We hebben als politiek echt verloren als sportverenigingen omvallen simpelweg omdat wij het geld niet tijdig op de juiste plek krijgen.

Voorzitter. Ik heb deze Minister leren kennen als een Minister met een warm hart voor de sport. Een van haar eerste werkbezoeken was aan Sportcentrum Papendal. Ik heb haar mooie woorden over onze sport horen spreken op de algemene ledenvergadering van NOC*NSF. Daar ben ik trots op, want ze zet daarmee een mooie traditie voort. De Minister erkent de noodzaak van sporten en bewegen; dat weet ik. Ik wil haar hierbij een flinke steun in de rug geven om haar te helpen om bij haar collega's het belang en de noodzaak van sporten en bewegen voor onze samenleving tussen de oren te krijgen. Sport is het lichtpuntje in deze crisis. Sport en bewegen moeten we inzetten om negatieve gezondheidsontwikkelingen te stoppen, want de mentale rek raakt eruit onder de Nederlandse bevolking. Daarom heb ik een voorstel om de Minister te steunen aan de tafels waar ze over de beschikbare ruimte voor de sport moet spreken. Het belangrijkste is dat onze sportverenigingen weer gaan bloeien, weer gaan leven, en dat er ruimte komt voor volwassenen om sport als medicijn in te zetten. Misschien moet er dan wel iets uitgeruild worden, bijvoorbeeld meer ruimte op de locatie van de sportvereniging, zodat ook volwassenen in grotere groepen kunnen sporten, en in ruil daarvoor geen reisbewegingen door het stopzetten van de amateurcompetities. Regel de wedstrijden bij de eigen club, laat de sportverenigingen weer opkrabbelen en durf hun ook de taak te geven om niet alleen de 400.000 potentiële afhakers binnenboord te houden, maar sport en bewegen ook in te zetten als oplossing tegen corona door de leden gezond, fit en weerbaar te maken.

Voorzitter. Ik was ontzettend blij toen ik hoorde dat de profsport in Nederland gewoon door kon blijven gaan. Dit was heel belangrijk, omdat deze sporters simpelweg hun hypotheek moeten betalen van hun werk als professionele sporter, omdat we clubs hebben die aan Europese avonturen meedoen en omdat we de Olympische en Paralympische Spelen in Tokio in de planning hebben staan. Maar onder «profsport» bleek alleen het betaald voetbal en de eredivisie van het vrouwenvoetbal verstaan te worden. In vrijwel heel Europa gaat het hoogste niveau topsport met aanpassingen en testen gewoon door. Het gaat om een beperkt aantal sporters in een professionele omgeving. Wat weerhoudt de Minister er dan van om onder dezelfde voorwaarden als die voor het betaald voetbal en de statussporters ook de overige topcompetities, zoals die van basketbal, volleybal en hockey, weer te laten starten?

Voorzitter. Uren zou ik door kunnen praten over alles wat ik bij de sportbonden en -verenigingen de afgelopen acht maanden ben tegengekomen. Wat dat betreft is één debat over sport simpelweg te kort. Ik hoop dat de Minister mijn kant op kan bewegen bij de vragen die ik over corona heb gesteld, want het piept en het kraakt. Wij kunnen een flink deel van de oplossing voor de sport zijn, zodat de sport een flink deel van de oplossing in de strijd tegen corona kan zijn.

Ook de nieuwe Nederlandse topsportevenementenstrategie wordt vandaag besproken. Ik heb met bijzonder veel plezier het startdocument gelezen. Ik heb het idee dat we een flinke stap voorwaarts hebben gemaakt. Ik herinner me nog goed hoe we het vorige kader in recordtempo hebben moeten verruimen om net op tijd te kunnen zijn – het was echt op de dag af – om het bid voor het WK vrouwenvolleybal in 2023 te kunnen ondersteunen, met als resultaat dat ook wij als politiek ons steentje konden bijdragen aan het binnenhalen van dit prachtige evenement.

Ik heb de behoefte om met dit nieuwe kader een aantal evenementen langs te lopen. Ik lees dat er veel kansen zijn, ook in de bidfase, voor het binnenhalen van evenementen. Past bijvoorbeeld het European para championship in dit kader? Een prachtig evenement, dat al eerder zeer succesvol is georganiseerd. Juist voor de inclusiviteit van de sport is dit een van de mooiste multidisciplinaire evenementen om naar Nederland te halen.

De formule 1 mogen we als Nederland de komende drie jaar organiseren, waarbij de credits uiteraard naar de organisatie gaan. Die heeft echt een topprestatie geleverd. Maar we hebben ook de Formule E. Laten wij nou net het Silicon Valley van Europa in Nederland hebben, met Brainport Eindhoven. Een uitstekende plaats waar zo'n innovatief evenement fantastisch plaats zou kunnen vinden. Past dat ook in deze strategie?

We hebben in Nederland sportevenementorganisatoren die revolutionaire sportevenementen neerzetten. Deze evenementen zijn grensverleggend en worden vaak als nieuwe standaard voor de hele sportwereld gezien. Ik heb het over het WK hockey, het EK volleybal, het WK beachvolleybal, de Volvo Ocean Race, het EK shorttrack. De komende jaren onder andere de Invictus Games, de formule 1, het WK shorttrack, het WK volleybal in 2023 en het WK zeilen in 2023. Allemaal prachtige evenementen, waar succesvol voor gelobbyd is en die we gaan organiseren met het oude evenementenkader.

Maar, voorzitter, wij zijn bijvoorbeeld wereldkampioen handbal. Bij elke thuiswedstrijd van onze dames zit de hal helemaal vol. Nu heeft de handbalbond de ambitie om het WK 2025 naar Nederland te halen. Wordt dat met deze nieuwe strategie nog meer ondersteund dan met de oude strategie? Hoe gaaf zou het zijn om onze gouden meiden te kunnen zien schitteren in eigen land. Het is nog even weg, maar het is ook een waanzinnig evenement, net als het super-WK wielrennen dat mogelijk in 2027 naar Nederland zou kunnen komen, als de Wielren Unie en overheden goed samenwerken. Ik ga er eigenlijk blind van uit dat het ministerie voor al deze evenementen een positieve grondhouding heeft, waarbij men vooral kijkt naar: hoe kunnen we dit nou samen mogelijk maken? En niet: past het in de regeltjes en het kader? Ik verwacht steun voor zowel de bidfase als de organisatiefase.

Om misschien even de rand op te zoeken: wat zou het bijzonder gaaf zijn als wij bijvoorbeeld wedstrijden van de Major League Baseball in Nederland kunnen zien. In 2019 hebben ze dat in Londen gedaan, onder de naam «London Series». Ik kan me voorstellen dat we ook proberen een «Amsterdam Series» helpen binnenhalen. Als dat verzoek komt en de spin-off net zo groot is als in Londen, zowel economisch als maatschappelijk, heeft dat grote impact.

Mijn laatste verzoek: kunnen we maximaal flexibel opereren als het gaat om het binnenhalen van sportevenementen? Soms moet het snel kunnen, omdat het organiserende land de organisatie teruggeeft. Alkmaar heeft zo al eens zijn nek uitgestoken voor het EK wielrennen. Dat mogen we best meer waarderen en ondersteunen.

Voorzitter, dan nog twee opmerkingen hierover. De strategie heeft een looptijd tot 2030. Ik kan me voorstellen dat dit jaartal flexibel opschuift, omdat we niet in 2028 willen vastlopen met de eindigheid van dit kader bij het binnenhalen van een evenement voor 2032. Op dit moment heeft de evenementencommissie van de Nederlandse Sportraad nog een rol. Naar mijn mening zat de besluitvorming daar op de verkeerde plek. Als ik het goed lees, is dat nu hersteld en heeft de evenementencommissie geen rol meer. Klopt dat?

De voorzitter:

Meneer Van Gerven, van de PvdA.

De heer Kerstens (PvdA):

Nou, u krijgt de groeten van mijn collega Van Gerven van de SP, maar ik ben collega Kerstens van de Partij van de Arbeid.

De voorzitter:

Sorry, excuus.

De heer Kerstens (PvdA):

Het maakt niet uit, mevrouw Dijkstra ... Even terug naar sport en corona. Ik hoorde de heer Heerema zeggen dat eigenlijk niemand meer het belang van sport onderschat. Als ik zijn bijdrage beluister, die mij zeer aanspreekt, lijkt het alsof het kabinet daar toch een beetje een uitzondering op is, want het leest wel een klein beetje als één groot pleidooi om in het kader van de coronamaatregelen anders met sport om te gaan. Hij gaf aan dat hij de Minister graag helpt om – om in sporttermen te blijven – haar collega's in beweging te krijgen op dat punt. Hoe stevig moeten de antwoorden en toezeggingen van de Minister op dat vlak zijn? Of kunnen we van de heer Heerema zelf ook een aantal moties verwachten of het meetekenen van moties waarmee een aantal collega's wellicht komen?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik weet niet wat de Minister gaat antwoorden. Ik hoop dat zij, zoals ik het ook al aangaf, mijn richting op gaat bewegen en dat zij gaat aangeven dat de inzet die ik heb gepleegd – bijvoorbeeld door de verenigingen meer ruimte te geven – iets is wat zij op tafel legt bij het beraad dat zij bijwoont, of dat nou op vrijdag of op zondag is. Ik weet niet precies wanneer dat plaatsvindt. Ik zou heel teleurgesteld zijn als daarop geen beweging zou kunnen komen en we zouden moeten bijsturen met moties. Ik probeer dat altijd wat te voorkomen. Dus laten we vooral afwachten wat deze Minister gaat antwoorden. We hebben gelukkig nog een tweede termijn. Ik heb in ieder geval één motie klaarliggen. Die gaat overigens niet hierover, maar ik hoop dat we elkaar hierin in ieder geval kunnen vinden.

De heer Kerstens (PvdA):

Dat laatste hoop ik ook, al was het maar omdat het een beetje vreemd zou zijn als we hier met z'n allen teleurgesteld zouden afdruipen terwijl we mogelijk met z'n allen vinden dat bij de sport anders kan worden omgegaan met de coronamaatregelen. Maatwerk is genoemd, en differentiëren. We wachten de antwoorden inderdaad af en dan kijken we of we elkaar kunnen vinden. Ik proef in ieder geval bij de eerste twee sprekers al iets waarvan ik denk: ja, ik heb ook wel het idee dat we er anders mee om zouden kunnen gaan, juist omdat sporten zo ontzettend belangrijk is.

De voorzitter:

De heer Heerema vervolgt zijn betoog.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Volgens mij heb ik nog ruim drie minuten, en ik heb nog twee onderwerpen waarvoor ik aandacht wil vragen.

De voorzitter:

De heer Von Martels wil u ook nog interrumperen.

De heer Von Martels (CDA):

Ik hoor de heer Heerema vol passie spreken over alle evenementen die nog gaan plaatsvinden. Er werden er wel tien of twintig genoemd. Volgens mij is hij daarbij nog een aantal evenementen vergeten. Ik ben even op zoek naar de essentie van het noemen van al deze evenementen. Ik hoorde onder andere: ik hoop dat de rijksoverheid een positieve grondhouding aanneemt ten aanzien van al deze evenementen. Mijn vraag is dan: is op dit moment te bespeuren dat de rijksoverheid die positieve grondhouding niet heeft? Tot nu toe heb ik altijd begrepen dat de rijksoverheid en het Ministerie van VWS altijd zeer positief tegenover dergelijke evenementen staan. Zijn er signalen of heeft de heer Heerema signalen gekregen die ik niet heb ontvangen?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik grijp daarbij terug op de manier waarop wij met het WK volleybal zijn omgegaan. Wij moesten echt op het laatste moment in het evenementenkader ingrijpen om überhaupt voldoende ondersteuning te geven om dit in de bidfase naar Nederland te kunnen halen. Dat was niet zozeer omdat de grondhouding misschien onvoldoende was, maar omdat het kader voor de volleybalbond simpelweg te knellend was om tot een aanbod te kunnen komen. Ik wil dus gewoon een verduidelijking hebben. Klopt het nou dat deze Minister en haar ministerie bij de evenementen die ik genoemd heb en die mogelijk nog naar Nederland kunnen komen, die grondhouding heeft: laten we die gave evenementen, die economische spin-off, die maatschappelijke impact, omarmen en ervoor zorgen dat die in Nederland georganiseerd kunnen worden? Ik doel nu niet op de eerste rij evenementen die ik genoemd heb, want die zijn al georganiseerd, die staan al in de planning of zijn al binnengehaald.

De voorzitter:

De heer Heerema vervolgt zijn betoog. Ik vraag hem of hij tot een afronding wil komen na zo'n twee minuten.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Dan laat ik de reddingsbrigade aan mijn collega Van Nispen.

Voorzitter. In dit wetgevingsoverleg moeten we ook spreken over de indrukwekkende hoorzitting die collega's Westerveld en Diertens georganiseerd hebben. Heel heftige verhalen over misbruik in het turnen, puur verdriet, jarenlange pijn en uitputtende trajecten om weer gelukkig te kunnen worden. Het is verschrikkelijk wat zich in die periode in de turnwereld heeft afgespeeld. En ik hoop zo dat er voor alle partijen een streep onder gezet kan worden en dat de turnsters van toen weer verder kunnen. Ondanks dat de betrokkenen er verschillend in zitten, wil ik graag van de Minister weten wat door ons mogelijk kan worden bijgedragen om de pijn te verlichten en hulp te bieden. Ik heb bijvoorbeeld gekeken naar de mogelijkheden van het Schadefonds Geweldsmisdrijven bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Is het een optie om dit schadefonds ook beschikbaar te maken voor deze turnsters als daar behoefte aan is? Daar zal een aanpassing voor nodig zijn, maar ik ben zeer bereid om me daarvoor in te zetten. Ik heb het ook al laten weten aan uw collega Grapperhaus. Ik zou het doodzonde vinden als we dit niet doen omdat we denken dat het niet nodig is, en er over een tijdje achter komen dat het toch verstandig geweest was om het wel te doen. Het vertrouwen van deze meiden en vrouwen is heel broos, maar laten we hen omarmen en kijken wat wij kunnen doen om hen te helpen. Daarbij ga ik ervan uit dat de Minister de sportbond KNGU met raad en daad ondersteunt om tot een oplossing te komen, zodat de turnsters van vroeger dit af kunnen sluiten en aan de turnsters van nu een perspectief geboden kan worden.

Voorzitter, ik sluit af. Mijn bijdrage werd gedomineerd door corona. Onze kerntaak voor de komende jaren, voor the love of sports, is om ervoor te zorgen dat we onze unieke sportstructuur, beroemd in de hele wereld, overeind kunnen houden. Daarvoor moeten we praktischer handelen, meer ruimte geven aan de verenigingen om te overleven en sport omarmen als het lichtpuntje in deze crisis, voor een fit, gezond en weerbaar Nederland.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft nog één interruptie van mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben heel blij met het betoog van de heer Heerema. Hij neemt het niet alleen op voor de individuele sporters maar ook voor sportverenigingen. Dat is me echt uit het hart gegrepen. Ik ben dus ook heel benieuwd naar de voorstellen die hij eventueel straks gaat doen, na de reactie van de Minister. Ik heb een vraag over waar hij net naar verwees, een eventueel schadefonds voor oud-turnsters. Ik wil hem vragen of hij het met mij eens is dat er niet alleen een schadefonds zou moeten komen maar dat deze jonge vrouwen ook hulp nodig hebben bij de psychische klachten die zij hebben.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja, daar ben ik het hartgrondig mee eens. We hebben hier gesproken met beschadigde vrouwen en beschadigde meisjes. Ik heb in mijn stuk ook aangegeven dat als het nodig is en dit iets is wat wij zouden kunnen doen als overheid, het schadefonds daar financieel gezien mogelijk een oplossing voor zou kunnen bieden. Maar dat neemt niet weg dat er ook andere schade is. Ik hoop dat er ruimte gevonden kan worden – ik zal u eerlijk zeggen: ik ga er een klein beetje van uit dat u hier veel aandacht aan zult geven in uw bijdrage – om te zoeken naar mogelijkheden om deze vrouwen en meisjes ook qua mentale en psychische schade te kunnen helpen en ondersteunen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben blij met deze woorden. Ik denk dat er geen onderwerp is waarover ik het zo met de heer Heerema eens ben als het onderwerp sport, dus dank voor de antwoorden.

De heer Van Nispen (SP):

De heer Heerema kondigde al aan dat ik iets ga zeggen over de reddingsbrigade. Dat klopt, want daar praat ik graag over, maar de heer Heerema ook. We hebben voor de zomer een motie ingediend, bijna met een vooruitziende blik, om de reddingsbrigade meer financiële ondersteuning te geven om de problemen op te lossen maar ook om meer te bijdragen aan de veiligheid in, op en langs het water. We hebben de rampzalige zomer van 2020 achter de rug, waarbij de reddingsbrigade vaker in actie moest komen dan ooit. Er vonden heel veel verdrinkingen plaats. Hoe vindt de heer Heerema nu dat de Minister de motie die wij samen hebben ingediend, heeft uitgevoerd? Want mijn conclusie is dat onze motie beoogde om de reddingsbrigade ruimer financieel te ondersteunen, en eigenlijk krijgen wij toch min of meer nul op rekest. We krijgen wel mooie woorden, maar uiteindelijk gebeurt er weinig. Hoe ziet de heer Heerema dat?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Het is blijkbaar inderdaad niet gelukt om daar meer financiën voor vrij te maken. Ik had het onder andere in mijn spreektekst staan. Op het moment dat een onderwerp tussen twee verschillende ministeries verdeeld wordt ... Je hebt het met het BPRC, dat tussen OCW en Natuur zit. Je hebt het ook met bewegingsonderwijs, dat vaak tussen VWS en OCW heen en weer wordt geketst. Maar je hebt dat hier ook. Je hebt een onderwerp dat gaat over de kustveiligheid bij IenW en als sportbond zit het bij VWS. De Minister heeft vorige week zelf ook al aangegeven dat op het moment dat twee ministeries over één onderwerp praten, dat best wel vaak tot problemen kan leiden. Ik ben bang dat het hier ook tot die conclusie moet leiden.

Ik ben niet tevreden dat het niet is gelukt om mensen die contributie moeten betalen om mensenlevens te mogen redden, beter te ondersteunen. Want dat is wat er in feite aan de hand is. Als we deze mensen verliezen, dan gaan er simpelweg mensen dood. Zwakker dan dit kan ik het echt niet zeggen. Ik hoop dus echt dat het gaat lukken om iets meer ruimte te vinden voor reddingsbrigades om daar de komende jaren wat beter in ondersteund te worden, juist ook omdat we er volgens mij van uit kunnen gaan dat als we nog steeds met het ebben van het coronavirus zitten, er volgend jaar net als dit jaar een hele druk kustperiode aanbreekt in de zomervakantie, waarbij er veel mensen in Nederland op het strand verblijven en we daar gewoon die veiligheid nodig hebben.

De heer Van Nispen (SP):

Ik denk dat de heer Heerema en ik, en ik hoop wel meer collega's, het hier ook helemaal over eens zijn. Het probleem hiermee is wel dat als we er ook in dit debat niet uitkomen ... We hebben al een motie ingediend met een opdracht aan de Minister. Als we in dit debat op hetzelfde blijven steken en met elkaar constateren dat het moeilijk is, want «ja, het ligt een beetje tussen VWS en Infrastructuur en Waterstaat in», dan hebben we niks opgelost, niet voor die vrijwilligers die geld moeten betalen om levensreddend werk te verrichten en ook niet om ervoor te zorgen dat de zomer van 2021 niet net zo rampzalig wordt als de zomer van 2020. Volgens mij kan dat dus niet de conclusie worden van dit debat.

Nou heb ik inmiddels al een amendement ingediend. Dat maakt 1 miljoen euro vrij. Er staat precies in uitgelegd waarvoor het nodig is. Dat is voor een deel om de brigades uit de financiële problemen te helpen, deels om bij te dragen aan het plan Heel Nederland zwemveilig voor de komende jaren, dus om meer te kunnen doen, te professionaliseren, en deels om de lifeguards vrij te stellen van contributie. Dat is volgens mij precies waar wij het met elkaar over eens zijn. Als de conclusie is dat de helft bijgedragen zou moeten worden door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, dan ben ik bereid om mijn amendement aan te passen. Dat is het punt niet. Maar is de heer Heerema het met ons eens dat de conclusie niet kan zijn dat het ophoudt omdat het moeilijk en lastig is en we de ruimte niet vinden, omdat het tussen meerdere ministeries in zit? Dat kan toch nooit de conclusie worden van dit debat? Delen we die opvatting?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik hoop niet dat dat de conclusie van dit debat wordt. Het zit wel bij twee ministeries. Daar moeten we gewoon eerlijk in zijn. Ik vind dat IenW ook een rol heeft en zou moeten leveren hierop. Ik zit alleen nooit in een debat waarin ik met de Minister van IenW kan spreken. Er is gelukkig – dat is weer het glas dat halfvol is – altijd een moment waarop de muntjes worden verdeeld. Dat is het regeerakkoord. Dus mocht het niet lukken om het in dit debat te regelen, dan zeg ik sowieso toe dat ik, als ik terug mag komen in de Kamer, het bij het volgende regeerakkoord probeer te regelen. Maar dat zal te laat zijn voor de volgende zomer. Ik hoop dat we wel een beweging kunnen maken hierop, maar of het geld beschikbaar is en of we dat kunnen vinden, zal ook afhangen van de antwoorden die de Minister gaat geven.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het voorzitterschap weer over aan de heer Heerema.

Voorzitter: Rudmer Heerema

De voorzitter:

Dank. Ik neem het van u over. Als mevrouw Westerveld een slok van haar koffie of thee heeft genomen, is het woord aan haar. Gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Koffie, want het was ook voor mij heel vroeg vanochtend.

Voorzitter. Sport en bewegen zou moeten draaien om plezier, samenwerken en zorgen dat iedereen kan meedoen. Wat GroenLinks betreft kan prestatie nooit een doel op zich zijn dat behaald moet worden ongeacht de consequenties. Er waren veel geschokte reacties afgelopen zomer toen journalist Marco Knippen nieuwe onthullingen deed over de turnsport. Of eigenlijk waren die helemaal niet zo nieuw. Hij heeft de signalen die er waren, nog grondiger opgepakt en grondiger onderzocht, omdat eerdere signalen onder het tapijt zijn geveegd.

Dat er in het turnen stelselmatig sprake is geweest van vernedering, van lichamelijke en psychische mishandeling, is allang bekend, maar naar de turnsters die eerder aan de bel trokken is nooit serieus geluisterd. Ook de vragen die ik afgelopen jaren stelde, werden door de Minister afgedaan door naar de KNGU en het Centrum Veilige Sport te wijzen. Het was helaas nodig dat Marco Knippen bleef doorgraven en commotie in de media veroorzaakte. Het was ook helaas nodig dat oud-turnsters zelf naar voren stapten en vertelden over de jarenlange mishandeling, waaronder negeren, manipulatie, uithongering, indoctrinatie, over de grenzen gaan van een kind – want daar hebben we het over – negeren van blessures, vernedering, en vaak ook het hebben van voortdurende angst. Ik ben enorm onder de indruk van wat ze vertelden en van de verhalen die zij naar buiten brachten. Ik vind dat ook ongelofelijk dapper, want het bracht bij hen ook vaak weer hele heftige emoties naar boven. Je merkt dat in die turnwereld iedereen elkaar kent. Het is natuurlijk heel heftig om je verhaal dan zo te doen, hier in de Kamer, maar ook in de media. Ik vind dat ongelofelijk knap. Ze hebben het ook verteld omdat ze echt vinden dat het anders moet.

Daarover heb ik een aantal vragen aan de Minister. Wanneer wist het Ministerie van VWS over de misstanden? Was het ministerie op de hoogte van eerdere rapporten die zijn uitgekomen? Erkent de Minister dat er te weinig actie is ondernomen naar aanleiding van eerdere vragen? Wat vindt ze ervan dat ze nu te vaak terugwees naar de KNGU, ondanks dat de signalen bleven komen? Welke lessen en conclusies trekt ze hieruit als het gaat om het toezicht in de sport? Is zij het met ons eens dat hier ook een rol ligt voor de overheid, aangezien sportbonden soms door het belang dat er is om te presteren, te weinig oog hebben voor het welzijn van sporters? Wat gaat de Minister nu doen met de sportorganisaties om te zorgen voor een blijvende cultuurverandering? Ik wil ook vragen wat de Minister kan doen om ervoor te zorgen dat de oud-turnsters nu erkenning krijgen, maar ook psychische hulp. Is ze bereid om een schadefonds op te zetten voor de geleden materiële en immateriële schade? Zou ze ook een update kunnen geven over de meldingen die zijn binnengekomen?

Voorzitter. Een aantal trainers die beschuldigd zijn, zijn nu weer actief in binnen- en buitenland. Dat voelt als een trap na voor een heel aantal van de turnsters. Ik ben ook benieuwd wat de Minister daarvan vindt. Is ze bereid om in gesprek te gaan met de sportorganisaties en om zich in internationaal verband uit te spreken voor het verhogen van de leeftijdsgrens in de sport? Want ook in het buitenland komen deze verhalen helaas naar voren. Het is helaas geen Nederlands probleem. Is de Minister het met mij eens dat het probleem breder speelt en dat ook in andere sporten prestaties soms te ver doorslaan? Is ze bereid om dit verder te bespreken met alle sportbonden en afspraken te maken, waarbij het belang van kinderen vooropstaat, en om te verplichten dat er nazorg komt voor jonge sporters die stoppen met de betreffende sport? Is ze het ook met me eens dat de focus op het aantal medailles ondergeschikt zou moeten zijn aan het welzijn van sporters? Zo ja, is ze ook bereid om de doelstellingen in de sport te evalueren? Wat GroenLinks betreft gaat de verantwoordelijkheid van sportverenigingen en bonden verder dan alleen tijdens de periode dat iemand sport. Ik krijg daar graag een reactie op van de Minister.

Voorzitter. In het verlengde hiervan heb ik al een aantal keer vragen gesteld over het koppen in het voetbal, de laatste keer met collega Van Nispen. Het ministerie en ook de KNVB zeggen eigenlijk dat er geen verdere maatregelen genomen moeten worden zolang niet is vastgesteld dat koppen leidt tot hersenschade. Maar uit steeds meer wetenschappelijk onderzoek blijkt dat we wel reden hebben tot zorg. Bovendien bleek uit een analyse van NRC dat internationale voetbalorganisaties er alles aan hebben gedaan om onderzoeksresultaten te beïnvloeden. Ik vind dit zorgwekkend. Zouden we het niet moeten omdraaien? Zouden er niet verdere maatregelen moeten worden genomen om koppen te ontmoedigen zolang niet is bewezen dat koppen niet leidt tot hersenschade? Ik weet hoe gevoelig dit ligt en dat koppen een onderdeel is van de sport, maar ik vind dat we het belang van kinderen voorop zouden moeten stellen. Ik hoor graag hoe de Minister dat ziet.

Voorzitter. Een sportveld is een plek waar je iedereen tegenkomt, maar helaas is er voor mensen met een functiebeperking of een handicap nog te vaak een barrière om te sporten. Ik ben enorm fan van alle initiatieven die juist voor deze groep opkomen, bijvoorbeeld de Special Olympics, die mensen met een verstandelijke beperking laten voelen dat ze er ook bij horen, of Stichting Life Goals, die onder meer de daklozencompetitie heeft georganiseerd en mensen die dakloos zijn weer fit laat worden en een doel geeft. Een platform als Uniek Sporten helpt sporters met een handicap met advies of financiële steun. Helaas hebben we kunnen lezen dat de aanvraag van Uniek Sporten bij het ministerie voor een extra bijdrage vanwege wegvallende inkomsten, niet is gehonoreerd. Ik wil de Minister vragen wat de reden daarvoor is, en of ze bereid is om de eenmalige bijdrage die Uniek Sporten vraagt voor thuissporten, wel te realiseren. En kan het Ministerie van VWS ook helpen zodat buurtsportcoaches vaker worden ingezet voor mensen met een handicap, en zorgen dat zij ook worden opgeleid hiervoor? Voor mensen met een handicap is niet alleen het sporten zelf, maar soms ook de weg ernaartoe een handicap, bijvoorbeeld omdat er barrières zijn. Wil de Minister ook daarover in gesprek gaan?

Voorzitter. We ontkomen er niet aan om ook hier in te gaan op het coronabeleid, want de maatregelen zijn funest voor veel sportclubs, maar ook voor sporters zelf. Wij staan achter het beleid om het aantal besmettingen terug te dringen, want dat is heel hard nodig, maar we vragen ons wel af of er serieus genoeg is gekeken naar de sport. Stoppen met sport leidt niet alleen tot een minder gezonde en fitte bevolking, maar ook tot meer eenzaamheid. Sportverenigingen zijn toe aan perspectief, ook om leden en vrijwilligers verbonden te houden aan de club.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, u heeft een vraag van de heer Von Martels. Het is zijn derde interruptie. Ik had niet aangegeven dat we er maar twee doen, maar dan weet u even wat voor koers we vandaag hebben. We hebben niet alle tijd om na 14.00 uur nog door te gaan. De heer Von Martels, uw interruptie graag.

De heer Von Martels (CDA):

Voorzitter, ik wist niet dat het aantal interrupties zo beperkt zou worden vandaag, zeker niet tijdens een wetgevingsoverleg, maar mooi dat ik in ieder geval de mogelijkheid krijg om nog even een vraag te stellen aan mevrouw Westerveld. Mijn vraag gaat over koppen. Begrijp ik het goed dat GroenLinks misschien het initiatief wil nemen om het koppen tijdens voetbalwedstrijden te verbieden? Of hoever gaat het voorstel dat GroenLinks nu te berde brengt? En gaat dit verder dan alleen het voetbal? Bijvoorbeeld de bokssport zorgt ook voor hoofdbrekens. Hoever gaat het voorstel van mevrouw Westerveld dus?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Er wordt nu een onderzoek uitgevoerd naar koppen in het voetbal. Ik denk dat het heel goed is om goed te kijken naar de resultaten daarvan. Ik vraag de Minister of we nu niet al wat verder moeten kijken en moeten nadenken over hoe we in ieder geval bij de jeugd zorgen dat koppen niet leidt tot schade. Steeds meer onderzoeken wijzen uit dat het tot schade leidt. Als je het hebt over andere sporten, dan is dat natuurlijk ook relevant, maar een organisatie als de Vechtsportautoriteit heeft al maatregelen genomen om bijvoorbeeld stoten naar het hoofd te verbieden tot iemand 18 jaar is. Ook in andere sporten zien we dus dat er steeds meer kennis is en dat er al verschillende maatregelen worden genomen. Ik denk dat dit belangrijk is, omdat we uit onderzoek gewoon weten dat er steeds meer aanwijzingen zijn dat het leidt tot soms permanente schade.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik was gebleven bij corona en de gevolgen voor het sporten. Ik vroeg me af of bekend is wat het feit dat mensen minder inkomsten hebben, doet met sportdeelname. Ik kan me voorstellen dat gezinnen die minder inkomsten hebben, ook door de coronacrisis, eerder gaan besparen op sport en bewegen. Is dat in beeld, zo wil ik de Minister vragen.

Ik vraag ook aan de Minister of zij een actueel overzicht heeft van hoe de verschillende verenigingen ervoor staan. Komen er nog verdere faillissementen aan? En wat gaat de Minister doen om dat te voorkomen? Hoe zorgt de Minister dat de financiële regelingen worden versimpeld? Collega Heerema heeft in zijn bijdrage al heel duidelijk uitgelegd dat dat hard nodig is. Ik sluit me daar graag bij aan. Wij lazen ook dat er een onderbesteding is op de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties. Zou dat geld misschien kunnen worden ingezet? Want we hebben natuurlijk weinig aan een regeling als clubs straks failliet zijn.

Voorzitter. Ik wil de Minister vragen wat het perspectief is. Komen er plannen om de maatregelen wat aan te passen, zodat ze beter passen bij iedere sport? Ik had zelf gisteren na lange tijd weer mijn eerste voetbaltraining, in groepjes van vier en zo veel mogelijk uit elkaar, in de hoeken van het veld. Ik begrijp best dat er maatregelen nodig zijn, maar dit is wel een beetje een bijzondere manier van voetballen, om het zacht uit te drukken. Ik vraag me af of de eerdere regeling, die we in het voorjaar hebben gehanteerd, waarbij iedereen 1,5 meter afstand moet houden maar er wel in een groep getraind kan worden, nu ook weer van toepassing kan zijn.

Voorzitter. Ik wil de Minister ook vragen wat het perspectief is voor professionele competities. Is het wel zo effectief om bezoekers in stadions te weren als ze daar wel op 1,5 meter afstand kunnen zitten in de buitenlucht?

Voorzitter. Vanwege de tijd sluit ik af met nog twee laatste vragen. Ik zou de Minister willen vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de lokale sportakkoorden die zijn uitgerold. Gaan die door of is er nog een kink in de kabel, onder meer vanwege de coronacrisis? En ik wil haar ook vragen wat er is gebeurd met de eerder ingediende motie van collega Bruins Slot van het CDA, waar ik ook onder sta, die de regering verzoekt om met regionale voorbeeldregio's te onderzoeken welke experimenteerruimte nodig is, met als doel om van de lokale sportakkoorden een succes te maken. Graag een reactie.

Ik kijk uit naar de antwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk rond. Er zijn verder geen vragen. Verlaat u ons nu direct of blijft u nog even zitten? U blijft nog even zitten. Dat is hartstikke gezellig. Dan gaan we naar de heer Von Martels van het CDA. Gaat uw gang.

De heer Von Martels (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Ook ik mis de derde helft ontzettend. Daar is momenteel geen sprake van, dus ik beschouw deze maandagochtendsessie dan maar als een soort derde helft. Zo kunnen we in ieder geval over sport praten en over alles wat daarmee samenhangt, want dat is nogal wat. Heel veel onderwerpen zijn al naar voren gekomen, maar ik heb ook nog een aantal nieuwe onderwerpen. Wat dat betreft is het mooi dat mevrouw Westerveld nog even kan luisteren, want hoe meer mensen daarvan getuige zijn, hoe beter de discussie kan worden, denk ik.

Voorzitter. Juist tijdens de coronacrisis merken we hoe belangrijk sport en bewegen zijn, niet alleen om gezond te blijven, maar ook om met elkaar in contact te blijven. We realiseren ons nu des te meer dat sport mensen verbindt. Bovendien dragen sport en bewegen bij aan de volksgezondheid en het welzijn, aan de fysieke, cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen en aan het bestrijden van eenzaamheid. Waar veel wordt gesport, zijn meer inwoners in goede gezondheid en zijn de zorgkosten lager. Dat bleek laatst weer uit onderzoek, maar dat wisten we natuurlijk allang.

Nu het verenigingsleven bijna compleet tot stilstand is gebracht, laten de gevolgen zich raden. Des te meer reden om goed te bekijken wanneer de trainingen bij sportclubs weer zo snel mogelijk op een verantwoorde manier kunnen worden hervat. Welke ideeën leven er bij de Minister? Zijn we, als het gaat om sport, niet te beperkend in Nederland? Als voorbeeld haal ik geheel willekeurig de paardensport er maar eens bij. Die kwam vanmorgen nog niet naar voren. Kijk naar België en Duitsland, waar onder strikte regels zelfs internationale wedstrijden mogelijk zijn. Kan de Minister deze verschillen tussen de buurlanden verklaren?

Voorzitter. Juist Nederlanders met gezondheidsproblemen of een verhoogde kans daarop, bewegen te weinig. Dan gaat het om ouderen, mensen met een beperking en mensen met een laag inkomen. Ik dank de Minister dat zij haar toezegging van voor de zomer nakomt en het Fonds Gehandicaptensport ondersteunt met 1 miljoen euro voor de komende tweeënhalf jaar. Hoe wordt de Kamer de komende jaren geïnformeerd over of dit voldoende is om sporters met een beperking aan sporthulpmiddelen te helpen?

De Sportraad stelt in zijn advies dat de overheid en de branche de ambitie moeten hebben dat driekwart van de bevolking al in 2030 aan de beweegrichtlijnen voldoet. Dat is een prachtig streven en dat is nog een stuk steviger dan de ambitie die in het Preventieakkoord gesteld wordt. Het wordt een mooie uitdaging voor een nieuw kabinet om hiermee aan de slag te gaan. We kijken uit naar de beleidsreactie die we begin volgend jaar kunnen verwachten. Een gezonde leefstijl moet nog veel meer worden aangemoedigd, zeker ook vanwege het feit dat simpelweg bij te veel mensen de gevolgen van een ongezonde leefstijl onvoldoende bekend zijn.

Voorzitter. De Nederlandse Sportraad adviseert onder andere om een stelselwet op te stellen waarin de ordening tussen overheid en markt moet worden vastgelegd. Hier is het CDA niet direct voorstander van. De sport is van de samenleving, niet van de markt of van de overheid. Het zijn verenigingen en vrijwilligers die de sport maken, niet de commercie of de Ministers. We zijn er wel van overtuigd dat met meer samenwerking meer bereikt kan worden. De afgelopen jaren is daar met de lokale sportakkoorden een goede stap in gezet, maar we moeten meer doen. Het CDA wil dat gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren de komende jaren gaan samenwerken in regionale preventiefondsen. Gezamenlijk kan daaruit geïnvesteerd worden in preventie en gezond leven. Het aanpakken van bewegingsarmoede bij ouderen, mensen met een beperking en mensen met een laag inkomen is daar uiteraard een belangrijk onderdeel van. Is de Minister bereid om met zorgverzekeraars en gemeenten in gesprek te gaan om te bekijken onder welke randvoorwaarden dergelijke regionale preventiefondsen opgezet kunnen worden?

Voorzitter. Voor het aanbieden van laagdrempelige sport- en bewegingsactiviteiten in de wijk voor mensen die door armoede of andere belemmeringen weinig of niet sporten, zijn de ruim 6.000 buurtsportcoaches van groot belang. Het CDA wil ook dat zij de komende jaren hun belangrijke werk kunnen blijven voortzetten. Klopt het dat in de bestuurlijke afspraken over de Brede Regeling Combinatiefuncties is afgesproken dat in 2021 een eindevaluatie zal plaatsvinden? Zo ja, wat is de aard van deze evaluatie en welke vragen moeten hierin beantwoord worden? Kan de Kamer van tevoren inzicht krijgen in de opdrachtverlening? Wanneer informeert de Minister de Kamer over hoe zij de aanbevelingen die uit de community of practice zijn gekomen, gaat oppakken?

Voorzitter. De sport haalt helaas niet altijd het beste in mensen naar boven. Het is goed dat de Minister in haar brief de verhalen over het grensoverschrijdend gedrag in de turnsport aanhaalt. We wachten het onafhankelijk onderzoek af dat in het voorjaar zal uitkomen, maar het mag duidelijk zijn dat de sportsector er alles aan zal moeten doen om dergelijke misstanden te voorkomen.

De amateursport is helaas ook interessant voor types die je daar liever niet ziet. Onlangs is naar aanleiding van een motie van mijn CDA-collega Wytske Postma onderzoek gedaan naar criminele inmenging in de amateursport. De uitkomsten zijn schokkend. Bij een op de acht amateursportverenigingen waren er de laatste twee jaar signalen van criminele inmenging. De onderzoekers maken melding van verenigingen die failliet gingen omdat er drugscriminelen aan het roer zaten. Jeugdtrainers die omgingen met zware criminelen. Bestuursleden die betrokken waren bij schietincidenten. Clubgebouwen die misbruikt werden voor illegaal gokken of drugsopslag. Bonden en clubs lijken nauwelijks te weten wat ze hiertegen kunnen doen. Graag ook een reactie hierop van de Minister.

Voorzitter. Afgelopen week is de motie-Pieter Heerma c.s. aangenomen, waarin verzocht wordt om een handreiking op te stellen voor onder andere amateursportverenigingen met informatie over hoe je criminele inmenging kunt herkennen. Daarnaast moet er een plek komen waar verenigingen anoniem terechtkunnen voor ondersteuning, zodat zij zich tegen ondermijning kunnen wapenen. Kan de Minister aangeven hoe zij samen met haar collega van Justitie en Veiligheid deze motie gaat uitvoeren? Het lijkt mij een goed idee als de Kamer binnenkort een rondetafelgesprek met experts gaat voeren om te bekijken hoe we het probleem van ondermijning in de amateursport het beste kunnen aanpakken. Daarnaast is het belangrijk dat er een structurele en intensieve samenwerking tussen gemeenten, opsporingsdiensten en Belastingdienst is om dit probleem te herkennen en aan te pakken. Hoe denkt de Minister dit te kunnen oppakken? In hoeveel lokale sportakkoorden zijn hierover al afspraken gemaakt?

Voorzitter. 2021 wordt onverwacht een olympisch én paralympisch jaar. Het kabinet heeft twee jaar geleden besloten om 10 miljoen euro per jaar extra te investeren in de Nederlandse topsport, met als doel om onze talenten en topsporters meer kansen te bieden. Kan de Minister aangeven op welke wijze deze middelen zijn ingezet?

Niet alleen de Olympische Spelen zijn door corona een jaar uitgesteld. In 2021 zouden de World Police & Fire Games in Nederland gehouden worden en dat schuift dus een jaartje door naar 2022. 10.000 politie- en brandweermannen zullen in ruim 60 sporten in Rotterdam, Den Haag en Zoetermeer tegen elkaar uitkomen. Doelstelling van de Nederlandse organisatie is het terugbrengen van het respect en de waardering voor hulpverleners in de meest brede zin van het woord. Dat is een doelstelling waar we natuurlijk volledig achter staan. Er is een aanvraag ingediend voor financiële ondersteuning van dit evenement. Kan de Minister aangeven of zij welwillend tegenover deze aanvraag staat?

Voorzitter, nog enkele korte vragen. Het is nu net een jaar geleden dat de wedstrijd FC Den Bosch-Excelsior werd ontsierd door racistische scheldpartijen. De KNVB en de Minister zijn daarop begin dit jaar met een aanvalsplan gekomen. Kan de Minister kort aangeven wat de laatste stand van zaken is?

Dan de tweede korte vraag. Sinds vorig jaar hebben gemeenten als gevolg van het amendement-Omtzigt de vrijheid om sportaccommodaties een lagere ozb te bieden, maar dat gebeurt nog bijna nergens. Kan de Minister aangeven waarom dit niet van de grond komt? Met name voor sportverenigingen kan die lagere ozb voordeel opleveren. Hoe staat het met de uitvoering van deze Kamerwens?

De Minister schrijft dat eind 2020 NOC*NSF zal starten met schrapsessies om de administratieve lasten in de sport aan te pakken. Daarnaast schrijft de Minister dat eind 2019 de eerste proeftuin maatschappelijke diensttijd door een consortium van sportbonden is opgestart. De komende periode worden wij graag over beide onderwerpen op de hoogte gehouden.

Voorzitter, tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn geen vragen. Dan gaan we naar collega Van Nispen van de SP. Gaat uw gang. U heeft 8 minuten. Dan heeft u twee minuten over voor de tweede termijn.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel. De coronacrisis raakt de sport inderdaad hard, recht in het sporthart. Het raakt de individuele sporters, die minder kunnen bewegen. Het raakt de sport als geheel. Er zijn grote zorgen over het voortbestaan van verenigingen. Als we niet oppassen, wordt dit één groot drama. Onze unieke sportinfrastructuur mag niet verdwijnen. Zijn wij nou met elkaar naar een stille ramp aan het kijken?

Ik heb de volgende vragen aan de Minister. Kan er beter worden bekeken welke sporten op verantwoorde wijze kunnen doorgaan, zeker als dat buiten gebeurt, zoals voetbal, hockey of hardloopgroepjes in het bos?

Ziet de Minister ook dat de compensatieregelingen voor de sport onvoldoende toegankelijk zijn, omdat ze ingewikkeld zijn voor vrijwilligers, of vanwege de voorwaarden, bijvoorbeeld de omzetdaling van 30%? Kan dat niet beter 20% worden? Erkent de Minister ook dat er meer geld nodig is als dit langer gaat duren en als de echt harde klappen nog gaan komen? Als leden en sponsors afhaken? Zijn we dan niet te laat? Waar is het perspectief voor de sport en voor al die mensen die sport beoefenen? Hoe voorkomen we dat dit echt een ramp wordt, voor de sport en voor de maatschappij als geheel? Minder verenigingen, minder beweging, nog meer stilzitten; het is echt een doemscenario. Deelt de Minister deze grote zorgen?

Welke visie en welke ambitie heeft de regering hierop? Ik vond het mooi dat Minister De Jonge in de persconferentie van 17 november zei dat mensen vooral moeten blijven bewegen, om fit en gezond te blijven. Dat is een hele terechte oproep, maar hoe gaan we het met elkaar mogelijk maken? We moeten onze clubs echt helpen om juist in deze tijd hun belangrijke rol voor de samenleving te blijven spelen. We moeten toch juist de sport gebruiken om Nederland mentaal en fysiek gezond te houden? Dus: de sportaccommodaties openhouden, zodat mensen blijven bewegen. Dat is dan toch veel logischer?

Hoe gaan we ervoor zorgen dat de topsporters het redden en de olympiërs en paralympiërs zich kunnen voorbereiden op de Olympische Spelen?

Er is inderdaad onderbesteding bij de regeling die moet zorgen voor investeringen in sportaccomodaties, de BOSA van 2020, al genoemd door mevrouw Westerveld. Mogelijk is er 40 miljoen over voor het jaar 2020. Moeten we dat geld dan niet in 2021 aanwenden voor verenigingen en mogelijk deels ook voor de topsport, om deze moeilijke tijd door te komen?

Sport en bewegen zijn belangrijk, juist nu in deze ellendige coronacrisis. We kunnen zo veel meer doen met sport en bewegen. In het dagelijks leven, op de scholen, op het werk en in de zorg. Er zijn zo veel plannen en ideeën, maar er gebeurt eigenlijk nog te weinig. Precies om die reden namen de SP en de VVD het initiatief om het kabinet op te roepen om het manifest van onder anderen Joop Alberda, Guus Hiddink en Erik Scherder te omarmen. Nederland moet meer in beweging komen. De motie-Marijnissen is toen Kamerbreed aangenomen. Het kabinet moet nu met een plan komen om sport en bewegen te stimuleren, overal. Met scenario's die de ministeries overstijgen en met doorrekeningen: uiterlijk 1 april 2021.

Wat de SP betreft gaat dit zorgen voor de doorbraak, voor de verandering die eigenlijk al zo lang nodig is om een gezondere en sportievere samenleving te bereiken. Hoe gaat het hiermee, is mijn vraag aan de Minister. Zijn de ambities zo groot als ik hoop en ligt alles op schema? Dat is echt belangrijk. Een nieuw kabinet moet hiermee aan de slag, zo nodig aangejaagd door een kritische Kamer. Aan ons zal het niet liggen. Graag een stand van zaken op dit gebied van de Minister.

Uiteraard vraagt de SP niet alleen de regering om een plan; wij komen zelf ook altijd met voorstellen. Dit jaar hebben wij samen met Jantje Beton een plan, een manifest, geschreven om buitenspelen bij kinderen te bevorderen, want dat staat onder druk. Steeds minder kinderen spelen buiten, terwijl het zo belangrijk is voor de ontwikkeling van kinderen, niet alleen lichamelijk maar ook voor het samen spelen met kinderen buiten de eigen bubble. Ook op dit punt kunnen we zoveel meer doen. Als we er geen aandacht voor hebben in het beleid en alleen zeggen dat we het belangrijk vinden, dan gebeurt er te weinig. Dat heeft onderzoek ook aangetoond. Deels moet het lokaal gebeuren; dat klopt helemaal. Maar voor een deel moet het ook landelijk. Er moet meer en betere speelruimte komen. Laten we een norm stellen. De speeltuinen kunnen aantrekkelijker, met inspraak van de kinderen zelf. Schoolpleinen zouden bijvoorbeeld ook opengesteld kunnen worden. En er moet toch minimaal één speeltuin per gemeente geschikt zijn voor kinderen met een beperking? Juist zij moeten samen kunnen spelen met andere kinderen. Op dat laatste punt heb ik een amendement ingediend, maar graag ontvang ik natuurlijk een reactie op alle voorstellen uit het manifest dat we samen met Jantje Beton hebben gemaakt. Ik zou graag aan de bode willen vragen om mijn collega's en de Minister van dit manifest te voorzien.

Dan het zwemmen. In een waterrijk land moeten alle kinderen zwemvaardig zijn om zich te kunnen redden in het open water. Ook hier moeten we nog heel veel doen. Ik vraag hier vaker aandacht voor en heb al veel voorstellen gedaan. Ik heb vorig jaar ook een plan geschreven. Mag ik van de Minister een stand van zaken ontvangen? Welke ambities zijn er? Hoe staat het met de voortgang van het Nationaal Plan Zwemveiligheid 2020–2024 en de voorstellen die worden uitgewerkt? Het gemak waarmee de zwembaden de afgelopen weken gesloten zijn geweest, inclusief de zwemlessen voor kinderen, baart mij bijvoorbeeld grote zorgen. Hoe ziet de Minister zwemles nou eigenlijk: als iets wat leuk is als een extraatje, of als onderwijs, iets wat noodzakelijk is en er dus gewoon bij hoort voor het welzijn en de veiligheid van onze kinderen?

Ieder jaar worden we opgeschrikt door verdrinkingen, maar de zomer van 2020 was toch wel een rampjaar te noemen. De reddingsbrigade moest vaker uitrukken dan ooit en de vrijwilligers raakten overbelast. De motie die ik hierover heb ingediend samen met de heer Heerema van de VVD is al genoemd. We moeten de reddingsbrigade een financiële impuls geven om meer te kunnen doen om verdrinkingen te voorkomen en de financiële problemen door de coronacrisis te overleven. Ook ik wil dat we de lifeguards, de redders, beter gaan waarderen. Wie levensreddend werk doet, hoort daar niet zelf voor te betalen. Met een amendement stellen we 1 miljoen euro beschikbaar. Graag een positieve reactie hierop van de Minister, en ook een toezegging om dit structureel te regelen, samen met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Ik vind echt dat wij dit niet kunnen doorschuiven naar de formatie. We moeten dit voor het komend jaar op zien te lossen. Als de Minister nog voor de stemmingen in overleg gaat met de Minister van infrastructuur en Waterstaat om te zeggen «jullie een half miljoen en wij een half miljoen», dan is dat ook prima. Dan passen we het voorstel aan. Maar we gaan hier vandaag niet weg voordat we dit hebben opgelost. Dat is echt de eis die ik vandaag wil stellen.

Mensen met een beperking horen dezelfde rechten en mogelijkheden te hebben om te sporten als mensen zonder beperking, maar daar zijn we nog lang niet. De sportdeelname blijft nog fors achter. Zeker in coronatijd is het voor mensen met een beperking nog lastiger om te sporten. Vorig jaar kreeg ik een mooie toezegging van voormalig Minister Bruins dat hij de ambitie deelt met de SP dat mensen met een beperking in 2030 evenveel sporten en bewegen als mensen zonder beperking. Wat is hierin nu de stand van zaken en hoe gaan we verder met die ambitie? Dan moet ik terugkomen op de sporthulpmiddelen. Ook collega's hebben daar vaker aandacht voor gevraagd. Die zijn voor mensen van groot belang om te kunnen sporten. In de ene gemeente wordt een sportrolstoel wel vergoed via de Wmo en in de andere niet. Bij de ene zorgverzekeraar wordt een prothese wel vergoed vanuit het verzekerde pakket en bij de andere niet. Hoe kan dit? Sport moet toch voor iedereen toegankelijk zijn? Wat gaat de Minister doen aan deze willekeur bij Wmo-ambtenaren en zorgverzekeraars om ervoor te zorgen dat iedereen kan sporten? Moeten we niet toe naar één landelijk loket voor hulpmiddelen, zodat er één aanspreekpunt is en minder willekeur en rechtsongelijkheid?

De voorzitter:

U heeft nog één minuut, meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u. De KNVB en NOC*NSF hebben terecht aandacht gevraagd voor criminele inmenging. Ook het CDA vroeg daar aandacht voor. Die inmenging is een bedreiging voor de sport. Deelt de Minister deze zorgen? En hoe kan deze Minister de sport helpen om weerbaar te zijn tegen criminelen en de integriteit en de veiligheid te waarborgen? Ook vorig jaar hebben we hier aandacht voor gevraagd. We zijn toen doorverwezen naar de Minister van Justitie en Veiligheid, maar ik heb van die uitwerking eigenlijk nog te weinig gezien. Graag een reactie van de Minister hierop.

Vorig jaar diende ik met mevrouw Diertens een motie in om nader onderzoek te doen naar de effecten van extra investeringen in sporten en bewegen op afnemende zorgkosten. Het is goed dat de Minister een verdiepende studie laat uitvoeren. Wat is hierin nou de samenloop met de uitvoering van de motie-Marijnissen over een plan om Nederland in beweging te brengen en doorrekeningen te maken?

Tot slot het advies van de Nederlandse Sportraad. Daar gaan wij natuurlijk allemaal goed naar kijken. We zullen ons daartoe moeten verhouden, want het gaat over het publieke belang van sport en een mogelijke wijziging van de financiering in de toekomst. Er staan hele fundamentele vraagstukken in. We krijgen later een uitgebreidere schriftelijke reactie van de Minister, maar ik hoor graag vandaag in dit debat wat haar eerste gedachten daarover zijn.

Tot slot, voorzitter. Ik kon heel veel onderwerpen niet aanstippen, maar er zijn terecht heel veel vragen gesteld, onder andere over de turnsport en het koppen. Nog veel meer zorgen over corona dan ik zelf kon benoemen zijn gelukkig al uitgebreid door collega's beschreven.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage. Heeft u een vraag, meneer Kerstens? Nee. Ik dacht het even, want u zat zo klaar om het knopje van de microfoon in te drukken. Dan gaan we naar mevrouw Diertens van D66.

Mevrouw Diertens (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het is inderdaad zorgelijk: het coronavirus heeft veel gevraagd van onze weerbaarheid en vitaliteit. Voldoende sport en bewegen verlaagt de kans op fysieke en mentale gezondheidsproblemen. Een gezonde leefstijl is juist nu een belangrijk aandachtspunt. Ik zal woensdag bij de begrotingsbehandeling dan ook een initiatiefnota over een gezonde leefstijl indienen, die verder gaat dan alleen dit debat over sport.

Ik wil graag stilstaan bij de effecten van de genomen maatregelen voor de sporters en de sportsector. Veel volwassenen zijn door de coronacrisis minder vaak gaan sporten. Gelukkig is door het kabinet hierop gereageerd en mag er qua sport nu iets meer dan tijdens de eerste golf. De toegenomen verkoop van fietsen en hardloopschoenen is een hoopvol teken – mensen nemen zelf initiatief – maar de algehele teruggang in bewegingsactiviteit blijft problematisch. We moeten mensen dus helpen om genoeg bewegingsminuten te maken.

Het is al genoemd: veel sportclubs en -verenigingen hebben het zwaar. Zij lopen inkomsten mis doordat wedstrijden niet gespeeld worden en clubhuizen gesloten zijn. Zij zien het aantal leden en vrijwilligers teruglopen. De toekomst is voor hen erg onzeker. Tijdens de vorige lockdown gaf 10% van de sportverenigingen aan niet aan de financiële verplichtingen te kunnen voldoen. De Minister laat weten dat zij op dit moment nog geen stijging in het aantal faillissementen ziet en schrijft dit toe aan een nieuw steunpakket, maar we zitten nog altijd in de tweede golf. De schade is aanzienlijk. Er zullen faillissementen plaatsvinden als het nog langer zo doorgaat. Ik maak me zorgen hierover. Zijn de huidige pakketten gelet op de lengte van de huidige golf, wel voldoende toereikend, en dan met name voor seizoensgebonden sporten? Ik krijg daar graag een toelichting op.

Voorzitter. Ik benoemde het zojuist al: veel mensen zijn aangewezen op alternatieve vormen van bewegen en vooral op sporten in de buitenlucht. Zij zijn helaas vaak onbekend met beweeg- en sportactiviteiten bij hen in de buurt. Wat is de inzet van het kabinet om beweeg- en sportactiviteiten in de omgeving ook te promoten?

Voorzitter. Het is duidelijk dat het kabinet de competities heeft stilgelegd om het aantal reisbewegingen te minimaliseren ter voorkoming van verdere coronabesmettingen. Die lijn volg ik, maar mij is niet duidelijk waar de grens zit. De heer Heerema refereerde daar ook aan. Voor betaald voetbal is een uitzondering gemaakt, terwijl bijvoorbeeld hockey, basketbal en volleybal worden stilgelegd. De Minister is momenteel in gesprek met de topsector om te verkennen hoe en wanneer de competities weer van start kunnen gaan. Wanneer krijgen wij uitsluitsel daarover? Daarop aansluitend: hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat grote sportevenementen, zoals het EK voetbal en de Invictus Games, in 2021 doorgang kunnen vinden? Hoe kijkt zij bijvoorbeeld aan tegen het idee om een taskforce in te stellen om deze grote evenementen in goede banen te leiden? Ik zie graag steun vanuit het kabinet voor dit plan.

Voorzitter. Ik wil graag enkele woorden wijden aan de professionalisering van de sportsector. Een gekwalificeerd kader, duidelijke spelregels en duidelijk gedrag en het voldoende beschermen van de jeugd en de werkomstandigheden binnen de sportsector zijn belangrijk daarvoor. Ik heb hier al eerder aandacht voor gevraagd. De Nederlandse Sportraad publiceerde onlangs ook hierover. De overheid heeft als taak om de sportsector te ondersteunen, maar hoe zij dat moeten doen, blijft een open vraag.

Ook over de turnsport hebben we al gesproken. Met name collega Westerveld zet zich hier op een indrukwekkende wijze voor in. Als oud-turntrainer doet het mij pijn. We moeten namelijk voorkomen dat dit soort verschrikkelijke situaties zich voordoet. De onderste steen moet wat mij betreft echt boven komen. Het baart mij ook zorgen dat er nieuwe meldingen zijn binnengekomen. Ik wil mij graag voor hen blijven inzetten. Hoe kan de Minister de gedupeerde turnsters helpen om psychosociale hulp te krijgen om deze vaak traumatische ervaringen te verwerken?

Een verandering in de sportcultuur is noodzakelijk. Deze is ingezet door de KNGU. Het onderzoek loopt. Ik zie uit naar de resultaten van dat onderzoek. Daarnaast ben ik benieuwd of de Minister mogelijkheden ziet om ook naar andere sportbonden te kijken en hen te ondersteunen om misstanden in de sport te voorkomen.

Voorzitter. Bij professionalisering hoort het belang van onafhankelijk onderzoek. Recent zijn naar buiten gekomen de kritische publicaties over hersenschade. Ik verzoek de Minister een vinger aan de pols te houden bij lopende onderzoeken, zoals naar het koppen, waar net over gesproken is. Is zij bereid om bij twijfels over de onderzoeksresultaten zelf tot onafhankelijk onderzoek over te gaan?

Voorzitter. Een professionele sportsector zorgt voor voldoende arbeidskansen en goede arbeidsomstandigheden. Ik kijk uit naar de uitwerking van mijn moties op dit punt. Die verwacht de Minister volgend jaar, maar kan zij alvast meer vertellen over de aanpak, de voortgang en de inzet van dit onderzoek? Ook zijn er nieuwe kansen. Op enkele sportscholen wordt in samenwerking met zorgverzekeraars als onderdeel van het basispakket de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) aangeboden. Het is een goedlopend initiatief dat inspeelt op het probleem dat de vraag naar GLI het aanbod overstijgt. Uit onderzoek blijkt dat de uitvoerders en verwijzers vaak onbekend zijn met GLI. Dat is jammer, want zo blijft veel potentieel onbenut. Welke mogelijkheden zijn er om het aanbod van GLI fors uit te breiden via aanbod door sportscholen en sportverenigingen en GLI-kwalificaties in sportopleidingen? Graag een reactie. Is de Minister het met mij eens dat doelstellingen uit het Preventie- en het Sportakkoord complementair zijn? Ik zou graag de sportsector en het preventieve GLI-aanbod dichter bij elkaar zien. Is de Minister het daarmee eens?

Voorzitter. Zoals ik aangaf, is de sport- en beweegactiviteit voor veel mensen afgenomen door corona. De ongelijkheid die er al was, is alleen maar groter geworden. Maar liefst een kwart van de mensen met een lage sociaaleconomische positie heeft nog nooit gesport. En als zij sporten, doen zij dat minder of zonder plezier. Dat is zorgelijk. Graag ontvang ik van de Minister een reactie op de vraag hoe we het verband tussen lage sociaaleconomische status en lage beweeg- en sportactiviteit nader kunnen onderzoeken. Aan welke concrete maatregelen denkt de Minister om sport en bewegen voor deze mensen bereikbaarder en plezieriger te maken? Hoe kunnen sportaanbieders, scholen en buurtsportcoaches hierin een rol spelen en welke financiële drempels kunnen door de overheid geslecht worden?

Ik wil ook graag stilstaan bij de jongeren met een lichamelijke beperking. Ook bij hen is bewegingsarmoede een probleem, terwijl dat voor hen zo belangrijk om met vriendjes uit de buurt op straat te spelen en te sporten. Sportprotheses kunnen hen helpen om te kunnen meedoen. Sportprotheses zijn duur en ik hoor dat veel sporthulpmiddelen niet vergoed worden, terwijl deze mogelijkheid er wel is, bijvoorbeeld via de Wmo en zorgverzekeraars. Ik vind dat schrijnend. Deze hulpmiddelen kunnen namelijk een preventieve werking hebben op het gebied van gezondheid en kunnen risico's op andere lichamelijke aandoeningen verkleinen. Daarom wil ik de Minister vragen naar de voortgang met de motie die ik in 2018 heb ingediend. Wat is de stand van zaken van de gesprekken die de Minister met de gemeenten heeft gevoerd over de beschikbaarheid van voldoende sportprotheses voor kinderen?

Voorzitter. Ik wil het hebben over de aansluiting van jonge asielzoekers bij de deelnemers van voetbalwedstrijden. Zij mogen niet voetballen door strenge FIFA-regels. Zij komen namelijk uit het buitenland. Ik heb vernomen dat de KNVB hierop een uitzonderingspositie kan krijgen. Dat is goed nieuws, want niemand mag de dupe worden van uitsluiting, zeker niet jonge kinderen. Daarom vraag ik de Minister nogmaals hoe zij hiertegen aankijkt. Is de Minister bereid het verzoek van de KNVB aan de FIFA te ondersteunen, zodat jonge asielzoekers gewoon kunnen sporten bij de voetbalclub in de buurt?

Voorzitter, ik rond af. De Nederlandse Sportraad heeft onlangs zijn visie Voor een vitale samenleving gepresenteerd. Graag zou ik van de Minister een reflectie willen op dit rapport. Hoe kijkt de Minister aan tegen sportwetgeving en het voorstel om de sportsector anders te financieren?

Tot slot. Het is goed dat we vandaag stilstaan bij de impact van de coronacrisis op de sportsector. Maar we moeten ook vooruitkijken en deze crisis zien als kans. Het belang van sporten en bewegen, waar wij het allemaal over eens zijn, is meer dan ooit aangetoond. Laten we daar vooral op inzetten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen, heeft u een vraag?

De heer Van Nispen (SP):

Ik zal het tot één vraag beperken. Zeer terecht vroeg mevrouw Diertens aandacht voor de sporthulpmiddelen, maar het is nog iets breder: kinderen met een beperking moeten aan sport kunnen meedoen. Een van de voorstellen in het manifest dat ik samen met Jantje Beton heb gemaakt, is dat er in iedere gemeente ten minste één speeltuin geschikt moet zijn voor kinderen met een beperking. Dat gaat niet vanzelf. Er is een plan voor gemaakt om dat tot stand te brengen, waarvoor een financiële ondersteuning vanuit het Rijk is gevraagd. Is mevrouw Diertens bereid om dat voorstel heel serieus te bekijken? Kunnen we dat met elkaar mogelijk maken? Het is een tweejarig plan. Er is financiering van buiten, vanuit de goede doelen, zoals Jantje Beton, en het eigenmiddelenfonds, maar een aanjaagfunctie vanuit de overheid zou hierbij kunnen helpen. Is mevrouw Diertens bereid om dat heel serieus te bekijken?

Mevrouw Diertens (D66):

Uiteraard ben ik van plan dat heel serieus te bekijken. Als je in mijn eigen stad Groningen één speeltuin zou hebben, zou dat veel te weinig zijn. Ik denk dat deze kinderen ook op straat goed met hun vriendjes en vriendinnetjes zouden moeten kunnen spelen en mee zouden moeten kunnen doen met sporten. Ik heb daar ook een voorbeeld van, van een van onze atletische topsporters van dit moment. Het verschil werd voor hem echt heel duidelijk op het moment dat hij een blade kreeg en als kind naar buiten mocht, kon meevoetballen op straat en kon gaan hardlopen. Het is zo moeilijk voor kinderen als ze, heel plat gezegd, het verkeerde been krijgen als ze naar buiten gaan om te sporten. Ik was gehandicaptensportconsulent in de jaren tachtig en ik vind dat we nu eerder een teruggang dan een vooruitgang zien in het verstrekken van hulpmiddelen. Vroeger kreeg iemand in de zomer een bruin armpje omdat het zo vervelend was dat een kind erop aangekeken werd dat het een witte winterarm had, omdat er geen geld was om die door een zomerarm te vervangen. Ik vind dat in- en intriest. We moeten echt aandacht hebben voor die kinderen: ze moeten kunnen meedoen met sporten, bewegen en spelen op straat.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan naar de laatste spreker in de eerste termijn, de heer Kerstens van de Partij van de Arbeid.

De heer Kerstens (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. De coronacrisis werkt als een vergrootglas op onze samenleving. Situaties die al scheefgegroeid waren, groeien nog schever en verschillen die al bestonden, worden nog groter en zichtbaarder, ook op het terrein van sport en bewegen. We weten het allemaal: je gezondheid is je grootste goed. Iedereen weet ook dat gezond leven daar een belangrijke rol in speelt: goed eten en voldoende bewegen. Het probleem is dat dat niet altijd voor iedereen even gemakkelijk is, omdat een kilo frikandellen bij wijze van spreken goedkoper is dan een kilo appels, maar ook omdat een sportclub bijvoorbeeld niet voor iedereen even makkelijk te betalen is en de aanschaf van sportspullen een aanslag kan zijn op de huishoudportemonnee. Dat betekent dat sport vaak niet is weggelegd voor juist die mensen, kinderen vooral, maar bijvoorbeeld ook ouderen, die daar het meest baat bij zouden hebben voor hun gezondheid, voor hun contacten en, als het om kinderen gaat, voor hun verdere ontwikkeling, om talenten te ontdekken en verder uit te bouwen op sportief vlak en op sociaal vlak. Dat dat te vaak niet kan, is triest, heel triest en de coronacrisis maakt het nog triester.

Want wat iedereen eigenlijk al weet, werd nog eens bevestigd in de tweede monitor Sport en corona, die vorige week verscheen. Die wijst op de groter wordende verschillen in sport- en bewegingsdeelname naar opleidingsniveau, zoals dat heet. Zwart-wit gezegd: hoe minder je verdient of hoe minder je ouders verdienen, hoe minder je sport en beweegt. Dat wordt door de coronacrisis nog minder. In de monitor wordt er, zoals gezegd, een zinnetje aan gewijd. Dat doet de Minister ook in haar begeleidende brief aan de Kamer. Maar achter zo'n zinnetje gaat natuurlijk een hele wereld schuil, een wereld van kansen missen, terwijl je je dat niet kunt veroorloven en de maatschappij evenmin, een wereld van het doorwerken daarvan in de rest van je leven. Mensen die de pech hebben dat hun wieg of huis aan de verkeerde kant van het spoor staat, leven ongezonder, bewegen en sporten minder, zijn vaker ziek en gaan eerder dood.

Het is logisch dat in de monitor, in de begeleidende brief van de Minister en in eigenlijk alle brieven van sportorganisaties die we als Kamerleden in aanloop naar dit debat kregen, vooral wordt gesproken over de financiële gevolgen van de coronacrisis voor de sportsector. Een sector die bestaat bij de gratie van het samenkomen van mensen wordt natuurlijk ongenadig hard geraakt als juist dat niet meer kan. Het overeind houden van onze sportinfrastructuur, van clubs, van verenigingen, is van ongelofelijk groot belang voor iedereen, dus ook voor de kwetsbare mensen, jong, oud of daartussenin, waar ik het net over had. Maar daar kan het niet bij blijven, niet voor hen, in ieder geval. Zij hebben meer nodig. Dit is het moment om dat aan te pakken. Dat is wat ik van de Minister vraag.

Zij schrijft ons dat ze steeds in gesprek is met de sportsector om te kijken hoe ze die door deze crisis heen kan helpen – dat is ook ontzettend belangrijk – en de Partij van de Arbeid wil dat zij juist in deze gesprekken aandacht heeft en aandacht vraagt voor de groter wordende verschillen, waar ik het net over had, en dat zij met de sportwereld kijkt hoe die trend gestopt en liever nog gekeerd kan worden. Ik vraag haar daar samen met de sector een plan voor te maken en concrete afspraken over te maken, en om de Kamer daarover binnen afzienbare termijn te informeren. Daar is het de hoogste tijd voor.

Ik weet natuurlijk dat het Nationaal Sportakkoord uit 2018 een deelakkoord inclusief sporten en bewegen kent. In de laatste monitor daarvan lees ik dat er van alles gebeurt en dat er heel veel spelers bij betrokken zijn, maar dat het de vraag is in hoeverre dat echt wat oplevert. Er wordt relatief weinig ingezet op mensen die sociaaleconomisch op achterstand staan en we hebben de mensen waar het hier om gaat, eigenlijk nog niks gevraagd. Werk aan de winkel dus, wat mij betreft; extra werk aan de winkel. Want de situatie was al niet goed en wordt alleen maar slechter. Dat vergt extra inzet van de Alliantie Sporten en bewegen, van het pas opgerichte Volwassenenfonds Sport & Cultuur en van de buurtsportcoaches – ik sluit me aan bij mijn collega dat er dan wel zekerheid moet komen over het voortbestaan daarvan – en extra actie van de Minister dus. Juist deze Minister kent vanuit haar vorige functie als Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het belang om deze zaken aan te pakken, daar vroeg bij te zijn en perspectief te bieden. Ze weet van de hoge kosten op elk vlak, die het gevolg zijn als ze het niet doet.

Voorzitter. Ik had het net over het in stand houden van de sportinfrastructuur, hoe belangrijk dat is en hoe belangrijk de Minister dat ook vindt. Daarbij helpt het niet als bijvoorbeeld de deuren van het voetbalstadion dicht blijven, als het volwassenen verboden blijft om in de buitenlucht te voetballen en kinderen wel de hele week met elkaar in de klas mogen zitten, maar op zaterdag niet mogen voetballen samen. De Minister van VWS, zo lazen wij, wil dat niet uitleggen, en onze premier kan het blijkbaar niet uitleggen. Daarom aan deze Minister het verzoek: blijf niet doof voor de noodkreet van bijvoorbeeld zowel amateur- als profvoetbal en kijk wat er wel mogelijk is. Ik sluit me aan bij de collega's die aangedrongen hebben op meer maatwerk in de sport.

De voorzitter:

Meneer Kerstens, u heeft een vraag van mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik heb een vraag over die sociaaleconomische achterstand. Dat spreekt mij enorm aan. Ik heb bij het debat over het Preventieakkoord een motie ingediend waardoor het Sportakkoord en het Preventieakkoord dichter bij elkaar komen. Zowel op het gebied van algemene gezondheid als op het gebied van sport zijn er allerlei initiatieven van verschillende organisaties. Die trekken met doelsubsidies de wijken in. Als dat stopt, is er geen duurzame ontwikkeling. Is de PvdA het met me eens dat het tijd wordt om te kijken hoe we al die initiatieven bij elkaar kunnen krijgen en te kijken wat nu echt de dominante factoren zijn om meer in te zetten op een duurzame verandering in plaats van alleen maar op doelsubsidies?

De heer Kerstens (PvdA):

Dat ben ik helemaal met mevrouw Diertens eens. Ik heb net ook even gerefereerd aan de laatste monitor die afgelopen zomer verscheen over het deelakkoord. Daarin zie je die conclusie als een van de conclusies terugkomen. Er gebeurt ontzettend veel. Er zijn ontzettend veel organisaties mee bezig, maar er is onvoldoende focus. Zo leg ik althans die conclusie uit. Dus als we die kunnen aanbrengen op de manier die mevrouw Diertens schetst, dan moeten we dat vooral niet nalaten. Dat ben ik met haar eens.

De voorzitter:

Dank u wel. Mag ik de heer Kerstens verzoeken verder te gaan? Hij heeft al ruim vijf minuten gebruikt.

De heer Kerstens (PvdA):

Voorzitter. Er zijn natuurlijk al afspraken gemaakt over het overeind houden van de sportinfrastructuur, maar, het is al gezegd, die hebben vaak een loopduur die korter is dan de voorspelde duur van de coronacrisis. Bovendien blijkt dat de grote klap mogelijkerwijs nog moet komen bij sportverenigingen. Dus ik vraag extra aandacht van de Minister daarvoor.

Gezien de tijd sluit ik me graag aan bij de opmerkingen die met name mevrouw Westerveld heeft geplaatst over de situatie in de turnsport. Ik sluit me ook aan bij de concrete voorstellen die zij daarvoor heeft gedaan.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk rond. Er zijn geen vragen meer. Dank, collega's, voor de inbreng in eerste termijn. Ik schors de vergadering tot 11.35 uur. De Minister geeft aan ruim een halfuur nodig te hebben. 11.35 uur gaan we verder met de eerste termijn van de Minister. Dan krijgen we antwoord op onze vragen en vervolgen we het debat. Tot straks.

De vergadering wordt van 11.03 uur tot 11.39 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, dank voor de terugkomst naar deze zaal. We gaan beginnen met de eerste termijn van het kabinet. Het woord is aan Minister van Ark, de Minister voor Sport. We hebben nog ongeveer twee uur de tijd, inclusief de tweede termijn, dus laten we proberen om korte vragen te stellen en korte antwoorden te geven, zodat we ruimte overhouden om straks moties te kunnen indienen. Mevrouw Van Ark.

Minister Van Ark:

Voorzitter, dank u wel. En dank ook aan uw Kamer voor de inbreng in de eerste termijn. Het is een hele bijzondere tijd om over sport te praten. Het is natuurlijk sowieso een hele bijzondere tijd vanwege de coronacrisis. Dat maakt, zoals ik van vele kanten begrepen heb, dat het leukste debat van het jaar, het WGO Sport, een hele serieuze ondertoon kent dit jaar. Ik denk dat dat terecht is. Ik dank uw Kamer dat u dat heeft aangegeven in de diverse bijdragen.

Ik wil kort een paar inleidende woorden spreken en vervolgens wil ik de vragen met u doorlopen aan de hand van de indeling die ik gezien meen te hebben. Ik wil eerst stilstaan bij alles wat betrekking heeft op corona. Er zijn vragen gesteld op zowel het niveau van de maatregelen als op het niveau van de financiële ondersteuning. Vervolgens wil ik ingaan op de zaken die u heeft aangekaart met betrekking tot grensoverschrijdend gedrag. Ze zijn van een andere orde, maar ik heb daar zowel de vragen over turnen onder begrepen als de aspecten met betrekking tot ondermijning. Uw Kamer heeft ook het nodige gevraagd over leefstijl. Diverse onderwerpen zijn zeer relevant, maar daar zijn niet heel veel vragen over gesteld, dus die probeer ik bij elkaar te pakken onder het blokje overig. Denk daarbij onder andere aan zwemmen, de reddingsbrigade, evenementen et cetera.

Ik houd een korte inleiding, want ik wil zo veel mogelijk tijd overhouden om met uw Kamer van gedachten te wisselen. Ik realiseer me ook dat ik de derde sportminister ben in dit kabinet en ook nog eens in een tijd dat er maar weinig sport is om naartoe te gaan. Tegelijkertijd zijn er gelukkig wel heel veel mogelijkheden om met mensen uit de sportwereld van gedachten te wisselen. Laat ik deze inleiding in ieder geval vooral gebruiken om te spreken over eenieder die actief is in de sport, of je nu speler, trainer, vrijwilliger of professional bent. Er wordt ontzettend hard gewerkt door mensen. Dat zien we normaal gesproken natuurlijk vooral op en rond de velden en de diverse sportlocaties, maar zeker in deze tijd wordt er vooral heel hard gewerkt door mensen aan het overeind houden van de sport voor, hopelijk, betere tijden.

Ik denk dat het belang van sport niet onderschat mag worden. Dat zeg ik uw Kamer graag na. Dat geldt voor het plezier – ik vind dat dat nog steeds met stip op nummer één staat als je denkt aan sport – maar ook voor de sociale contacten, die uw Kamer heeft genoemd, het recept tegen eenzaamheid, de gezondheid en de vitaliteit. Ik geloof dat de heer Heerema zei: als je met sporters in gesprek gaat, dan is het een sector die eerst naar zichzelf kijkt en dan pas naar de overheid. Dat is ook de positieve kracht die ik heb mogen ervaren in de afgelopen tijd. De sport moest vaak slikken, en moet dat nog steeds, als het gaat om de heftigheid van de maatregelen, maar de mensen zeiden vervolgens wel tegen mij: we willen ook graag deel zijn van de oplossing. De beperkingen die er zijn, hebben er niet toe geleid dat men het hoofd heeft laten hangen. Maar dat betekent ook dat er bij mij een zware verantwoordelijkheid ligt, die ik ook voel – uw Kamer spreekt mij daar ook op aan – om te kijken wat er op het terrein van sport wél kan in plaats van alleen maar te zeggen wat er niet meer mag. Ik benut het debat van vandaag graag samen met u om te kijken naar de kansen die sport heeft voor de samenleving. Misschien kunnen die op dit moment niet tot volle wasdom komen, maar ik hoop dat dat wel kan in de nabije toekomst.

Laat ik beginnen met het coronavirus, met de impact van het coronavirus en het pakket van maatregelen voor de sport. Er zijn heel veel sectoren die te maken hebben gekregen met beperkingen door de maatregelen en met de financiële gevolgen. Tegelijkertijd zet de Kamer nadrukkelijk de schijnwerpers op het belang van bewegen om gezond te blijven. Juist nu is sporten en bewegen van groot belang. Daarom voelt het als een zware beslissing om de sportsector te beperken in datgene wat kan, terwijl we om heel veel redenen sport zo veel mogelijk open willen houden. Het beperken van contactmomenten en het beperken van bewegingen, niet van het menselijk lijf maar van de mobiliteit, zijn noodzakelijk gebleken om het virus onder controle te houden. Dat heeft heel veel gevraagd en het vraagt nog steeds heel veel van sportverenigingen, van fitnessclubs, van sporthallen, van zwembaden. Het vraagt veel op organisatorisch vlak en het vraagt veel op financieel vlak. En dan heb ik het nog niet eens over de topsporters zelf en de organisatoren van topsportevenementen, die hun plannen en verwachtingen allemaal on hold moesten zetten.

Ook is er de financiële schade, die nog eens naar voren is gekomen uit de monitor van het Mulier Instituut, die ik vorige week naar uw Kamer heb gestuurd. De sector heeft echt financiële klappen gekregen, maar gelukkig is hij nog wel overeind gebleven. Ik zal straks een aantal specifieke vragen daarover beantwoorden, want terecht geeft de Kamer aan dat dit voor nu misschien wel het geval is, maar dat in het volgend seizoen als het gaat om seizoenskaarten, sponsoring en contributie grote problemen kunnen opdoemen. Dat herken ik.

Het pakket dat het kabinet met generieke steunmaatregelen heeft gemaakt, is goed gebruikt voor de sport. Het is een belangrijke factor gebleken. Wij werken samen met de sport een nieuw pakket uit voor de periode oktober tot en met december. Daarin komen ook de verbeterpunten die de sector zelf heeft aangekaart, in terug. We hebben die verbeterpunten opgehaald. Ik heb een brief geschreven over de manier waarop we de sector verder ondersteunen. Dit zal terugkomen in de antwoorden die ik op specifieke vragen zal geven. Laat ik klip-en-klaar zeggen dat ik mij verantwoordelijk voel voor de sportsector in Nederland en dat ik mij verantwoordelijk voel voor het overeind houden van die unieke sportinfrastructuur. Ik zal mij daar met volle overtuiging voor inzetten.

Voorzitter. In de vragen die gesteld zijn over de impact van het coronavirus kan ik twee grote thema's onderscheiden: de maatregelen zelf en de financiële maatregelen. Laat ik over de coronamaatregelen het volgende zeggen. Verscheidene Kamerleden hebben aangegeven: het lijkt wel tegenstrijdig. Bewegen is zo belangrijk, maar het sporten, zeker in teamverband, wordt bijna onmogelijk gemaakt. Ik realiseer me dat dat soms heel dubbel voelt. Ook ik heb – laat ik het maar ronduit zeggen – het afgelopen weekend met de beelden uit de Koopgoot en andere winkelstraten gedacht: hoe ga ik dat nu weer uitleggen aan de sport waaraan we zo veel vragen? Ik snap die oneerlijkheid. Ik heb mij ook echt achter de oren gekrabd. Als je vanuit een sportbond of vanuit een voetbalvereniging of als ouder die wil kijken naar de training van je kind hiernaar kijkt, dan zou je toch aan het kabinet, aan mij, aan de Tweede Kamer willen vragen: leg mij dit eens uit. En eerlijk gezegd kan ik het slecht uitleggen. Ik kan het heel moeilijk uitleggen dat je wel en masse door de winkelstraten loopt terwijl wij deze strenge maatregelen hebben. Tegelijkertijd moet ik ook constateren dat die maatregelen hun oorsprong kennen in het beperken van het aantal contactmomenten en het aantal bewegingen. We weten dat dat offers vraagt, dat we maatregelen hebben genomen die ervoor moeten zorgen dat het virus aan zijn weg terug begint.

Als ik met een helikopterview naar de vragen kijk die de Kamer heeft gesteld, dan merk ik dat u die onrechtvaardigheid op heel veel fronten aanstipt. Die deel ik en die voel ik ook. Ik heb er veel gesprekken over gevoerd met de sport. Maar toch kom ik elke keer weer op het volgende uit. Als ik er vanuit een deelaspect naar kijk, zie ik die onrechtvaardigheid. Toch moet ik met het kabinet kijken naar het totaalplaatje. We moeten het aantal contactmomenten en bewegingen terugbrengen. Hoe doe je dat? Dat doe je door de plekken waar dat het meeste gebeurt tijdelijk on hold te zetten of het drastisch te verminderen. Voor dit moment kan ik dat niet bijstellen, omdat de besmettingscijfers en de cijfers in de ziekenhuizen zich niet zo ontwikkelen als we zouden willen.

Wat ik wel kan doen – die gesprekken voer ik ook met de sport – is de lessen die we nu leren, omdat bepaalde onrechtvaardigheden zich ook zullen uiten in bijvoorbeeld de kans op besmettingen, vertalen in wat we kunnen gaan doen als we weer in de situatie «waakzaam» zitten en weer vooruit kunnen kijken. Denk bijvoorbeeld aan wat we op een ander terrein hebben gedaan in het voorjaar, toen de contactberoepen waren stopgezet. Dat is bij de gedeeltelijke lockdown van dit najaar niet gebeurd, omdat we hebben geleerd – dat is ook door het RIVM gemodelleerd – dat het sluiten van de contactberoepen niet veel heeft toegevoegd qua besmettingsrisico's. Dat betekent dat we nu ook leren van wat er nu gebeurt. Dat is wrang; dat realiseer ik me, want leergeld betalen voelt gewoon niet goed. Maar we moeten leren van wat er nu gebeurt. Dat is het perspectief dat ik met de sector bespreek. Dat is ook het perspectief dat ik hier in de Kamer wil neerleggen. Uiteindelijk moeten we ervoor zorgen dat we met het beperken van de contactmomenten en de bewegingen het virus een halt toeroepen.

Dat neemt niet weg dat ik me ervan bewust ben dat het hele grote gevolgen heeft. Werkelijk iedereen voelt hier de gevolgen van, in zijn of haar sportbeleving, in of rond het veld of waar je je dan ook bevindt in de sport. De heer Jansen refereerde aan het plan van NOC*NSF en de sportbonden. Hij vroeg of dat wordt meegenomen bij de routekaartmaatregelen. De sector heeft inderdaad een stappenplan gemaakt om gefaseerd te kunnen heropenen als de huidige maatregelen versoepeld worden. Daar ben ik ze ook zeer erkentelijk voor. Dat is nou precies het gesprek dat we op dit moment wel kunnen voeren. Nogmaals, daar ben ik de sector dankbaar voor. Dat is ook een plan dat ik mee wil wegen bij het bepalen van de maatregelen en de plek die de maatregelen in de routekaart hebben. Ik moet er echter wel bij zeggen: ik kan daar geen garanties op bieden, want voor alles is leidend dat de ontwikkeling van het aantal besmettingen en de gezondheidscijfers de goede kant op bewegen. Dat maakt het ook lastig – dat zeg ik ook in de richting van de heer Heerema, met pijn in mijn hart – om daar een tijd op te plakken. Ik weet namelijk niet wanneer we die gefaseerde aanpak kunnen gaan hanteren. Ik weet wel dat we er klaar voor moeten zijn zodra het kan. En de sport is er klaar voor, want zij hebben die plannen liggen. Wat mij betreft doen we dat zo snel mogelijk. Het maakt in ieder geval dat ik niet alleen vanuit mijn zorgportefeuille scherp op de cijfers ben, maar zeker ook vanuit de sportportefeuille.

2020 zou natuurlijk een zeer belangrijk sportjaar worden. Heel veel kon niet doorgaan. Nu kijken we naar 2021, waarin ook heel veel grote sportevenementen gepland staan. Mevrouw Diertens refereerde daar al aan. Ook hierbij moet ik eerlijk zijn: het doorgaan daarvan hangt ook af van het virus. We hebben regelmatig contact met organisatoren om te kijken hoe en waar ondersteuning mogelijk is. Gelukkig staat de sector niet stil. Gelukkig heeft de sector heel veel tijd gebruikt, bijvoorbeeld samen met de evenementenbranche in de ontwikkeling van Fieldlab Evenementen. We bekijken die samen met de Ministeries van OCW en EZK om te kijken hoe het wel kan.

Dan specifiek de vraag van mevrouw Diertens over de taskforce. Bij die grote evenementen denk ik dat het van het grootste belang is dat we goed contact hebben met de organisatoren, zeker ook omdat zij aangesloten zijn bij Fieldlab Evenementen. Daar worden ook plannen gemaakt voor pilotevents om te kijken met welke preventieve maatregelen je evenementen veilig kunt organiseren. Denk bijvoorbeeld aan sneltesten, mondkapjes of crowdtrackers. Ik vraag me af of we dat met een taskforce moeten begeleiden of dat de inzet die daar nu al op zit, juist vanuit de departementen, al toereikend is. Het RIVM kijkt ook mee vanuit de stand van de besmettingen. De pilots worden ook wetenschappelijk begeleid door experts. De resultaten van die pilots hebben betrekking op alle evenementen die georganiseerd worden. Organisatoren van evenementen kunnen vanaf begin 2021 voor vragen terecht bij het Coördinatie- en Informatiepunt Topsportevenementen. Vanuit dit punt wordt de kennis van de fieldlabs uit Fieldlab gedeeld.

Mevrouw Diertens (D66):

Dit is een verzoek vanuit de sportsector, omdat men vooral vanuit de eigen achterban graag meer gehoord wil worden. Mijn pleidooi is niet om overal weer extra overlegstructuren en inspraakorganen voor op te zetten, maar mijn vraag is wel in hoeverre de sport er voldoende in is vertegenwoordigd.

Minister Van Ark:

In mijn beleving zitten we met hen om tafel en zijn ze hier ook echt onderdeel van. Als er signalen zijn dat het niet toereikend is, dan verneem ik dat graag. Dan moeten we kijken naar een manier waarop dat wel zo is, want het is natuurlijk van het grootste belang dat de sport zijn stem kan laten horen. Sterker nog, zonder de sport gaat het niet. Ze zijn namelijk onderdeel van die grote evenementen; ze organiseren ze en zijn die evenementen. We doen dit dus met elkaar. Althans, dat is mijn beleving. Ik verneem graag de signalen als het beter moet.

De voorzitter:

U vervolgt uw beantwoording. Excuus, er is ook nog een vraag van de heer Jansen van de PVV.

De heer Jansen (PVV):

Ik ben benieuwd naar het volgende. De Minister heeft namens alle sectoren contact met de verschillende sportbonden. Wordt er ook gesproken over hoe lang verenigingen nog ademruimte hebben voordat er daadwerkelijk een aantal gaan omvallen? Wordt daar ook aan gerefereerd?

Minister Van Ark:

In de gesprekken die ik recent heb gevoerd, zowel met NOC*NSF als met de KNVB, was dit echt een belangrijk onderwerp. Zij geven aan dat het door trouwe supporters en trouwe leden dit jaar eigenlijk nog best te overzien is, al is het natuurlijk nog steeds niet zoals we het allemaal graag zouden willen. Maar zij zien wel reële dreigingen hangen, namelijk dat je sponsors kwijt gaat raken, dat mensen dit jaar nog wel genegen waren om een seizoenskaart te kopen maar dat ze dat niet nog een keer zullen doen, of dat mensen afhaken en de contributie niet meer gaan betalen. Dat zien we ook in andere sectoren. Sommige sectoren merken al op dinsdag dat er maandag iets is gebeurd. In andere sectoren zijn er bedrijven of organisaties die vanwege de aard van hun werkzaamheden een jaar achterlopen op andere. Ik vind – dat herken ik ook bij mijn collega's in het kabinet – dat we ons er rekenschap van moeten geven dat ook dat onderdeel is van de ondersteuning bij maatregelen als gevolg van de coronacrisis.

De voorzitter:

Kort aanvullend, meneer Jansen.

De heer Jansen (PVV):

De heer Heerema noemde zelf het voorbeeld van de zwemvereniging. Ik heb zelf legio van dat soort voorbeelden. Clubs worden gecompenseerd, maar dat zit veelal in de vaste lasten. Zij missen per maand duizenden euro's inkomsten aan horeca. Dat soort bedragen wordt nergens gecompenseerd. Hoe gaan we daar dan mee om? Moet een vereniging dat maar kunnen ophoesten? Voorraden worden op een gegeven moment incourant; die kun je niet tot in het oneindige blijven gebruiken. Graag een reactie daarop.

Minister Van Ark:

De inzet die we als kabinet ontworpen hebben om mensen te ondersteunen om de gevolgen van de coronacrisis het hoofd te bieden, is zo breed mogelijk. Laat ik dat op voorhand zeggen. Tegelijkertijd zien we ook dat je met algemene maatregelen nooit elk specifiek probleem volledig kunt oplossen. Dat betekent dus dat we met elkaar moeten kijken – dat is een van de redenen waarom ik met de sector om de tafel zit – hoe ze uitpakken. Dan zie je dat er verschillende problematieken zijn bij verschillende typen organisaties in de sport. Soms kun je dingen bijstellen. Denk bijvoorbeeld aan de nieuwe TASO. Daarbij kijken we naar de kantine. Dat is een hele concrete.

Veel Kamerleden hebben gevraagd of ik het niet simpeler kan maken voor degenen die het moeten aanvragen, want dat zijn in veel verenigingen vrijwilligers. Dat klopt. Daar zijn we dus ook mee bezig. Maar wat je niet kunt organiseren, is dat je elke euro geleden schade kunt compenseren. Dat vraagt de sport ook niet, want heel veel sportverenigingen en sportbonden hebben aangegeven dat ze gederfde inkomsten hebben. Wij zijn er vanuit het Rijk naar op zoek of we de bestaande mechanismes kunnen ondervangen als we regelingen bijstellen. Ik denk dat dát de belangrijkste opgave is.

Tegelijkertijd realiseer ik me dat de schade, ook de financiële schade, als gevolg van corona nog lang zal nadreunen in onze hele samenleving en dus ook in de sport. Voor sommige sectoren zoals de horeca geldt nu een vrijwel algehele sluiting, met uitzondering van het afhalen, en dat heeft hele grote effecten. Bij de sport zien we ook schade. Zo zien we in allerlei sectoren schade en ik denk dat het echt van belang is dat we hier met elkaar uitspreken dat we de sportinfrastructuur die er ligt in Nederland, willen behouden, dat we zo veel mogelijk maatwerk toepassen, dat we leren van de signalen die er komen bij het bijstellen van regelingen hoe het beter te doen. Maar ik kan, zo graag ik dat ook zou willen, hier niet de garantie geven dat we elk probleem zullen kunnen oplossen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan heeft de heer Kerstens van de Partij van de Arbeid ook een vraag.

De heer Kerstens (PvdA):

Deze Minister is de derde bewindspersoon uit het kernteam dat verantwoordelijk is voor het bestrijden van de coronacrisis en voor het treffen van maatregelen. Zij zegt de maatregelen die bijvoorbeeld voor de sport gelden, ook erg moeilijk uit te kunnen leggen. Ze refereert daarbij bijvoorbeeld aan het afgelopen weekend en Black Friday, een situatie waarvan wij gelezen hebben dat burgemeesters een strenger ingrijpen nodig vonden, maar datzelfde kernteam blijkbaar niet. Zij zegt er vervolgens bij, op dit moment niks te kunnen met dat gevoel. Naar de toekomst toe waarschijnlijk wel, maar misschien ook niet. De Minister geeft aan dat ze in gesprek is met de sportsector, met sportbonden. Ze gaf net aan dat ze eigenlijk zo veel mogelijk maatwerk wil gaan toepassen. Versta ik haar goed dat ik haar hoor zeggen: er komt meer maatwerk dan nu, we gaan meer kijken – nog even los van wanneer dat ingaat, daar heeft ze ook iets over gezegd – naar dat de ene sport de andere niet is en dat in de ene sector misschien iets eerder meer mogelijk is dan in de andere?

Minister Van Ark:

Laat ik heel helder zijn. Ik vind dat de sector ook gewoon recht heeft op die duidelijkheid en dit is ook het eerlijke verhaal. Ik ben aanspreekbaar op de maatregelen in brede zin, zeker ook binnen de sportsector, waar ze nare gevolgen ondervinden. Ik ben daar verantwoordelijk voor. Ik voel me daar verantwoordelijk voor en ik ben daarop aanspreekbaar. Dat ik in de toekomst graag meer maatwerk zou willen, wat de sector ook graag wil en wat volgens mij ook kan, omdat we leren, naarmate we dit virus langer onder ons hebben, is iets wat ik graag wil doen. Dat zie je overigens ook in andere sectoren. Ik noemde het voorbeeld van de contactberoepen, waarmee we nu anders omgaan dan in het voorjaar. Dat heeft ook te maken met de factor tijd en met het ontwikkelen van kennis. De uitlegbaarheid van de maatregelen wil ik wel op mij nemen. In de beperkte lockdown waar we dit najaar voor gekozen hebben, is ervoor gekozen om niet sectoren aan te wijzen, maar om vooral over de band van de groepsgrootte maatregelen te ontwerpen. Dat heeft ook te maken met het feit dat we het uitlegbaar wilden maken. Nu zie je dus hoe dat voor sport uitpakt en je ziet hoe het op andere vlakken uitpakt.

Ik herken ook – voorzitter, ik geef een wat langer antwoord, want dit is echt een belangrijk punt – dat als je een situatie zoals die in de Koopgoot afgelopen weekend, die in de praktijk niet beoogd, niet bedoeld en niet goed is, legt naast de maatregelen die ontworpen zijn, je daar een onrechtvaardigheid in ziet. Maar dat neemt niet weg dat ik nog steeds sta voor de noodzaak van die maatregelen. En ja, als ouders dan op de parkeerplaats gaan staan bij elkaar in plaats van langs de lijn, dan kan je zeggen: zouden we ze dan niet beter langs de lijn kunnen zetten? Maar wat we werkelijk moeten doen, is toch aan die ouders vragen om niet op die parkeerplaats te gaan staan. Dat is niet leuk en het is hard en het is onrechtvaardig, maar dat is op dit moment het eerlijke verhaal. Hoe meer wij ons met z'n allen aan die maatregelen houden, hoe eerder we gewoon weer in competitie kunnen gaan en in training. Dat vind ik echt van het grootste belang.

Ik merk, bij mezelf maar ook bij mensen om me heen, dat we allemaal moe en zat worden van het virus. Maar het is nog net even ... Ik heb weleens de vergelijking gemaakt met de laatste drie weken van je dieet: je hebt er geen zin meer in, het zijn die laatste kilo's, ze zijn het zwaarst, maar 't mot toch. En als we dat nou met z'n allen vol zouden houden, in het kader van levensstijl en dat soort dingen ... Dit vind ik echt van belang. Dan is het vervolgens de vraag ... Stel dat we weer op het punt komen waarnaar we allemaal snakken en we zitten weer op «waakzaam». Als we dan de cijfers weer de slechte kant op zien gaan, moeten we het gesprek al hebben gevoerd over wat we hebben geleerd van maart, van het najaar. Dat gesprek moeten we dus niet op dat moment voeren, maar dat gesprek moet nu plaatsvinden: kijkend naar wat we hebben geleerd in maart en in het najaar, hoe gaan we dan om met sport als er strenge maatregelen nodig zijn? Wat hebben we dan geleerd? Denk aan het trainen met clubjes van vier op de hoeken van het voetbalveld. Denk aan wél de spinningslessen met 30 mensen die geen groep zijn, maar níét met je volleybalteam, wat wel een groep is. Van al die aspecten moeten we dan geleerd hebben, om dan slimmer maatregelen te nemen die wel het effect hebben maar minder last geven.

De voorzitter:

Kort, aanvullend, de heer Kerstens.

De heer Kerstens (PvdA):

Ik realiseer me net dat de verwijzing van de Minister naar diëten nog wat belooft, nu we met z'n allen het afgelopen halfjaar blijkbaar 50 miljoen kilo zwaarder zijn geworden.

Ik vraag de Minister of zij zich realiseert dat er eigenlijk sprake is van twee communicerende vaten: hoe langer het duurt voordat je het ook door de Minister gewenste maatwerk kan leveren, hoe groter in de tussentijd de schade wordt in verschillende sectoren, verschillende sportsectoren ook. Weegt zij dat mee bij de gesprekken die ze op dit moment voert met de sportsector als het gaat om compenserende maatregelen, zoals ik het maar noem, financiële maatregelen naar de toekomst toe?

Minister Van Ark:

Ja, want bij elke verlenging van maatregelen wordt er ook weer gekeken naar de ondersteuning. Dat is dus één uitgangspunt. Ook als we op enig moment kunnen komen tot een versoepeling van maatregelen, wat ik niet in de tijd kan prikken maar wat wel gaat gebeuren, dan zit daar natuurlijk ook een uitruil in, in wat je kan doen. Dan moet je ook gewoon kijken wat het meest slim is om op dat moment te doen, niet alleen in het kader van de gezondheidscijfers, de beweging en de mobiliteit maar ook in het kader van wat het oplevert aan weerstand en vitaliteit van Nederland. Het antwoord daarop is dus ja.

De voorzitter:

Nu heeft u nog één vraag van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

De Minister is heel eerlijk dat ze bepaalde zaken eigenlijk niet goed kan uitleggen, maar dat is ook wel heel erg wrang. Het gaat niet alleen om de drukte van afgelopen weekend, maar het gaat gewoon om het feit dat de IKEA wel open is en er lange rijen staan voor de tuincentra, maar dat kinderen niet tegen anderen mogen voetballen, dat mensen niet met hardloopclubjes het bos in mogen en dat mensen niet volwaardig mogen trainen met voetbal of hockey. Corona is een ernstige bedreiging van de volksgezondheid, maar we zien nu veel mensen stoppen met sporten. We zien kinderen afhaken omdat ze er geen plezier meer in hebben. We zien volwassenen datzelfde doen, ook mensen die je toch al moeilijk kon bereiken. Daarvan waren we blij dat ze eindelijk hun bezigheid op de voetbalclub hadden gevonden. Als zij afhaken, krijg je ze gewoon niet meer terug. Dat is ook een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Ik heb nog onvoldoende de indruk dat dat allemaal wordt meegenomen en wordt doorgerekend bij de maatregelen die worden genomen. Dat vind ik toch wel heel erg jammer.

Minister Van Ark:

Ik kan me voorstellen dat die zorg leeft, want die hoor ik vaker. Ik wil in ieder geval benadrukken dat heel veel keerzijdes van maatregelen die we nemen, of het nu gaat om eenzaamheid, vitaliteit of gezondheid, worden meegewogen bij de maatregelen die genomen worden. Daarbij is op een gegeven moment de keuze wel vrij beperkt geworden als je ziet hoe de besmettingscijfers in het afgelopen najaar ineens omhooggingen. Met name het exponentiële karakter daarvan noopte gewoon tot maatregelen die op individueel niveau misschien moeilijker uit te leggen waren maar in z'n totaliteit wel noodzakelijk waren. Ik kan me voorstellen ... Zoals ik zojuist ook zei: de lange rijen voor een tuincentrum, relaterend aan de vier mensen die in een groepje mogen trainen ... Daarbij is het één een beoogde maatregel en het ander een onbedoeld gevolg. Het is vrij lastig om die met elkaar te vergelijken, want dan vind ik dat ik toch moet vasthouden aan de maatregel zoals die bedoeld is. De vergelijking, in alle eerlijkheid, die de heer Van Nispen doet tussen bijvoorbeeld een heel groot – hoe noem je het? – tuincentrum en een sportveld, vind ik ook weer iets waarvan we op een gegeven moment de effectiviteit met elkaar moeten wegen, waarbij voor een sportvereniging of sportclub wel geldt dat je het daar met de contactmomenten en de bewegingen en de groepsvorming ... Daar heb ik een keuze in gemaakt. Daar heeft het kabinet een keuze in gemaakt. Die moeten we ook monitoren, vind ik. We moeten leren wat de effecten zijn, zodat we meer maatwerk kunnen leveren, mocht er onverhoopt een volgende keer komen.

De heer Van Nispen (SP):

Het is allemaal gericht op de toekomst: het nu lessen trekken voor als we in een andere fase komen. Dat kan helaas allemaal nog erg lang duren. We kunnen het hier vandaag allemaal heel erg eens zijn over het belang van sport en bewegen en over de maatschappelijke waarde daarvan, maar als er aan het eind van dit debat niks is veranderd, vind ik dat toch wel heel erg wrang. Ik vind dat de Minister meer uit zou mogen stralen dat sport en bewegen juist een medicijn is en dat we dat zo zouden moeten gaan zien. Mensen worden weerbaarder tegen infectieziektes als we ze aan het sporten en bewegen houden. Als we nu mensen af zien haken, lopen we misschien ook ontzettend veel schade op. Dat mis ik toch nog wel in het antwoord van de Minister.

De voorzitter:

De Minister en daarna mevrouw Diertens.

Minister Van Ark:

Ik vind dat een terecht punt. Dat blijft ook gewoon een zorg. Een van de dingen waar ik heel blij mee was, was dat die periode van twee weken met die extra set maatregelen niet verlengd hoefde te worden. Dat vond ik heel positief. Ik zie ook dat er nu wel mogelijkheden zijn om te blijven sporten, voor kinderen en voor volwassenen, in het kader van trainen. Het is beperkt, maar het kan. Ik zie ook dat mensen de mogelijkheid te baat nemen om buiten te bewegen. In de afgelopen persconferentie hebben we als boodschap willen neerzetten dat we minder bewegingen willen, maar dat gaat dan over mobiliteit en niet over de beweging van mensen zelf. Ik loop ook elke morgen een halfuurtje m'n Erik Scherderrondje – zo noem ik het inmiddels – omdat dat cruciaal is. Het is gewoon echt van belang. Ik denk dat we niet moeten versagen in de inzet die we daarop hebben. Op dit moment zien we de ledenaantallen van de verenigingen nog niet dalen, maar ik herken wel de zorgelijke signalen over de toekomst daarvan. Het is echt wel vijf voor twaalf. Die gezamenlijke inzet moet er gewoon zijn.

Tegelijkertijd zie ik ook wel wat lichtpuntjes. Sommige sportverenigingen geven kinderen die geen lid zijn de mogelijkheid om op hun terrein te komen sporten. Scholen en sportverenigingen bundelen de krachten om kinderen aan het bewegen te krijgen. Ik heb een gesprek gehad met de jeugdraad van de KNVB, waarin zij allemaal ideeën hebben gegeven om kinderen te kunnen laten sporten. Ook zij hebben gezegd: het is eigenlijk heel gek dat we wel met 30 in een klas mogen zitten, maar geen wedstrijdje mogen spelen. Natuurlijk, maar daar moet je het gesprek over aangaan. Vervolgens moet je kijken wat er wel kan. Daarvoor kwamen zij met goede ideeën.

De voorzitter:

Dank. Mevrouw Diertens en daarna de heer Von Martels.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik heb toch een vraag. Ik begrijp heel goed welke dilemma's er zijn bij het nemen van besluiten. Dat is ook heel ingewikkeld. Maar kunt u mij misschien uitleggen hoe het zit met deze twee voorbeelden, die heel dicht bij elkaar liggen? De KNVB mag de competitie op topniveau wel doorzetten, maar de hockey niet. Het is beide buiten, het is beide op een veld, maar het een mag wel en het ander niet. Dat klinkt, op deelniveau, toch als een onrechtvaardige maatregel.

Minister Van Ark:

Wij hebben inderdaad een uitzondering gemaakt voor de sporters met een status – dat zijn de duizend sporters die bijvoorbeeld wel kunnen trainen op Papendal – en voor de eredivisie van het voetbal. Die uitzondering is gemaakt. Eigenlijk was de default dat alles dicht zou gaan. Ik snap de wens, en die is vanuit het perspectief van de betrokken sporters ook zeer legitiem, maar de vergelijking is niet gemaakt met de situatie van andere sporters, maar met de situatie dat werkelijk alles gestopt zou worden.

Mevrouw Diertens (D66):

Is de Minister het niet met mij eens dat dat dan misschien de verkeerde besluitlijn is om dit sporten al dan niet toe te staan? Want de andere topsportverenigingen hebben voor hun overleving dezelfde problemen als de eredivisie. Volleybal, handbal en andere sporten op topniveau – ik kan het hele rijtje opnoemen; ik heb daar ook vragen over gesteld – komen nog steeds niet aan bod, terwijl het ook voor hen vijf voor twaalf is. Ze hebben allerlei regelingen en zeggen: als wij daar voorzichtig mee omgaan, zouden wij het, net als de KNVB, ook kunnen doen. Ik begrijp op basis van welke indicatoren besluiten zijn genomen, maar het voelt heel onrechtvaardig.

Minister Van Ark:

Dat klopt en dat herken ik. Tegelijkertijd is dit een uitzonderingspositie, die voor deze twee groepen sporters gegeven kan worden. Dan praat je over een beperkte groep sporters die onder strenge medische voorwaarden hun beroep uitoefenen. Dat is ook de eis. Toen de vrouweneredivisie eraan werd toegevoegd, was dat onder de conditie dat zij onder dezelfde medische voorwaarden zouden spelen. Ik zie dat dat ook deel uitmaakt van het stappenplan dat de sportsector heeft gemaakt voor het opstarten van de topcompetities. Het is dus echt van het grootste belang dat de gezondheidssituatie zich dusdanig ontwikkelt dat die versoepeling mogelijk is. Want draait u het eens om. De uitgangspositie is een situatie waarin het besmettingsrisico in het kader van de pandemie enorm toeneemt. Dan is de basis bij het nemen van maatregelen het zo veel mogelijk beperken van contacten en bewegingen. Vervolgens krijg je daar uitzonderingen op. Elke uitzondering leidt tot vergelijkingen die heel onrechtvaardig voelen, maar als je gaat uitbreiden van die eerste groep sporters – dan praat je over 1.000 mensen – naar de tweede groep sporters, dan zit je alweer op 5.000. Dan komen daar ook weer groepen achteraan die zeggen: ja, maar dat is eigenlijk heel oneerlijk voor mij. Mijn eerlijke verhaal is dus niet leuk: ja, het is niet eerlijk, maar het kabinet neemt de verantwoordelijkheid om te bekijken hoe we dat besmettingsrisico indammen, en dan is er gewoon een grens aan wat je kunt doen. Dan zet je een knip. Die knip zit op een bepaalde plek. Daar is iets voor te zeggen, maar er is ook heel veel voor te zeggen om hem op een andere plek te zetten. Dat hangt af van de optelsom die je maakt. Dit is wat ik heb kunnen doen. Ik had het liefst meer gedaan, maar dat liet het virus niet toe. Daar komt het op neer.

De heer Von Martels (CDA):

We zijn het er met z'n allen roerend over eens dat er moeilijke afwegingen gemaakt moeten worden. Soms voelen de besluiten die genomen moeten worden best tegenstrijdig, maar ik heb ook in mijn inleiding gezegd: hoe gaat het er nou in het buitenland aan toe? Ik heb ook de hippische sportbond als voorbeeld genoemd. Er zijn heel veel Nederlandse ruiters die gewoon in Duitsland wedstrijden rijden, omdat er daar bijvoorbeeld wel mogelijkheden zijn. Dat geldt natuurlijk ook voor andere sporten. Welke mogelijkheden zijn er om de besluiten die in Duitsland en België worden genomen over sport te vertalen naar de Nederlandse omstandigheden?

Minister Van Ark:

Het is natuurlijk best lastig om het helemaal te vergelijken, want je ziet soms dat in andere landen dingen anders georganiseerd zijn. We doen in Nederland in de sportsector ook best wel veel met vrijwilligers. Het is dus best lastig om het te vergelijken, ook als je het bekijkt op het niveau van de gezondheidszorg, de epidemiologische situatie of de demografie. Ik zie wel dat op hoofdlijnen vergelijkbare maatregelen zijn genomen in de buurlanden ten aanzien van sport. Er zullen ongetwijfeld ook verschillen zijn; de heer Von Martels duidde daar ook op. Maar de maatregelen die we hebben genomen in Nederland zijn erop gericht om zo veel mogelijk mensen toch de gelegenheid te geven actief te blijven, al is het dan misschien op een manier die anders is dan ze gewend zijn.

De heer Von Martels (CDA):

Voor de goede orde: heeft de Minister contact met buitenlandse collega's hierover?

Minister Van Ark:

Ik heb wel een aantal gesprekken gevoerd met collega's op het terrein van de zorg, maar nog niet over sport. Maar morgen is er wel een Sportraad.

De heer Von Martels (CDA):

Nou, dat belooft dan het nodige.

De voorzitter:

Ik verzoek de Minister om de beantwoording te vervolgen.

Minister Van Ark:

Voorzitter. In de interruptiedebatten heb ik al een aantal zaken kunnen bespreken. Misschien nog een aantal punten over de steunmaatregelen, want daar heeft uw Kamer terecht, denk ik, veel vragen over gesteld. Sportclubs komen voor een aantal regelingen in aanmerking, zowel rijksbreed alsook sportspecifiek. Ik heb daar net met de heer Jansen al even over van gedachten gewisseld. Met name proberen we toch te finetunen op gemeenten die, omdat ze een bepaalde unieke structuur hebben, niet in aanmerking kwamen voor het rijksbrede pakket. Ik realiseer me dat er echt nog verenigingen zijn die het zwaar hebben. Dat zie we ook terug in de monitoring door het Mulier Instituut. Het laat zien dat de sportsector erin slaagt om overeind te blijven, maar dat het niet gemakkelijk is. We zijn bezig met het nieuwe sportpakket. We willen zo veel mogelijk clubs helpen die de steun hard nodig hebben om de infrastructuur overeind te houden. Er zijn vandaag in uw Kamer een aantal voorbeelden genoemd. De heer Heerema had het over de financiële impact van € 54.000 op de begroting van een zwemvereniging. Als je het complex niet bezit maar wel de huur moet betalen en te maken krijgt met alle specifieke regelingen waar een zwemvereniging mee te maken heeft ... Ik zou situaties waarin regelingen niet passend zijn voor sportverenigingen het liefst zo veel mogelijk willen beperken, maar het helpt wel om deze signalen te krijgen. Ik gaf aan dat ik niet de garantie kan geven dat we alle problemen kunnen voorkomen. Maar we hebben bijvoorbeeld een regeling voor verhuurders van sportaccommodaties opgesteld om zo veel mogelijk verhuurders in staat te stellen om de huur kwijt te schelden. Ik roep ze bij dezen graag opnieuw op om dat straks, als de nieuwe regeling er is, weer te doen.

De heer Heerema had ook iets aangegeven over de tijdlijnen bij de TASO-regeling. Als iemand een aanvraag indient op 1 februari, klopt het dan dat hij op z'n vroegst op 1 april 2021 een toewijzing kan verwachten, terwijl de problemen in november speelden? Ik ben mij ervan bewust dat er haast is geboden bij de regelingen. Ik denk dat het belangrijk is om ze zo snel mogelijk open te stellen en ik wil dat ook heel graag voor 1 februari doen. Tegelijkertijd – zie ook het aantal vragen dat hier gesteld wordt – hebben we een bepaalde mate van zorgvuldigheid nodig bij het maken van die regelingen. Juist als we de TASO-regeling goed toepasbaar willen maken voor de sport, moeten we er goed naar kijken, maar ik verzeker u dat ik alles op alles zal zetten om zo snel mogelijk een goede regeling open te stellen die sportverenigingen daadwerkelijk helpt.

De heer Jansen vroeg naar de Groningse drafsport. Ik heb de zorgen van de branche vernomen. Ook deze organisaties kunnen steun krijgen via het rijksbrede steunpakket, als ze voldoen aan de voorwaarden. Dan gaat het bijvoorbeeld om voldoende omzetverlies. Het maken van uitzonderingen om accommodaties open te houden is een pad dat ik niet op zou willen gaan, omdat we dan echt heel veel uitzonderingen gaan krijgen. We doen het juist andersom: we proberen de regelingen die we maken, zo toegespitst mogelijk te maken.

De heer Heerema vroeg nog naar het ontbreken van contributiekorting. Een vereniging kan geen contributiekorting geven vanwege de liquiditeitsproblemen die dat op kan leveren. Dat is ook precies de reden waarom we de regeling zo snel en zo goed mogelijk willen maken. Daarnaast zijn we in overleg met NOC*NSF over hoe we er met duidelijke communicatie voor kunnen zorgen dat sportverenigingen op tijd weten wat ze kunnen doen en wat ze moeten aanleveren, zodat ze, op het moment dat de regeling opengesteld wordt, ook direct steun kunnen aanvragen.

Mevrouw Westerveld vroeg of ik een actueel overzicht heb van hoe de verenigingen ervoor staan. Het eerste steunpakket voor de sport in het voorjaar bestond naast de TASO en de TVS ook uit het mogelijk maken van noodkredieten voor verenigingen die het financieel zwaar hebben. Tot nu toe hebben twee verenigingen hiervan gebruikgemaakt. Ik houd wat dat betreft de vinger aan de pols, want we willen natuurlijk geen faillissementen bij sportverenigingen.

De heer Van Nispen vroeg naar de drempel voor omzetverlies.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, wil ik over dit onderwerp mevrouw Westerveld nog even het woord geven.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat er maar twee verenigingen gebruik van hebben gemaakt, kan twee dingen laten zien: óf het probleem is niet zo groot óf het is gewoon heel onbekend. Als ik de verhalen van de collega's hier hoor, dan denk ik dat dat laatste best weleens aan de hand kan zijn. Veel verenigingen hebben een vrijwilligersbestuur, dat heel hard werkt maar dat naast het besturen van een vereniging in deze moeilijke tijd niet altijd bij kan houden wat er landelijk allemaal gebeurt. Hoe zorgt de Minister ervoor dat alle verenigingen weten welke regelingen er zijn?

Minister Van Ark:

Dat vraag ik even na. Ik doe even alsof ik met het belletje rinkel. Ik vraag dat even na en dat laat ik u later nog even weten.

De voorzitter:

U vervolgt de beantwoording aan de heer Van Nispen.

Minister Van Ark:

In de richting van de heer Van Nispen zou ik willen aangeven dat de drempel voor omzetverlies in het rijksbrede steunpakket inderdaad 30% was. In het sportspecifieke steunpakket is die 20%. We zijn aan het kijken of de drempel in de nieuwe TASO lager gesteld kan worden, zodat de verenigingen die het nodig hebben ook bereikt kunnen worden.

In de richting van mevrouw Westerveld zeg ik dat we veel overleg hierover hebben met NOC*NSF. Zij zeggen dat het goed bekend is bij de sector. Maar mocht u andere signalen hebben, laat het mij dan weten. Wat ons betreft is het goed bekend. Dat zou positief zijn. Het zijn er natuurlijk nog steeds twee te veel, maar laten we dit goed in de gaten houden.

Voorzitter. Ik kom bij mijn volgende blokje: grensoverschrijdend gedrag.

De voorzitter:

Ik wil als voorzitter even een vraag stellen, zonder dat ik meteen het voorzitterschap overdraag. Even een kleine conclusie met betrekking tot de vragen die ik zelf gesteld heb. Ik ben blij met de toezegging van de Minister dat er geprobeerd wordt om de TASO-regeling simpeler en sneller te maken. We willen die effectiever en simpeler maken. Ik heb nog wel een vraag over het perspectief, als er ruimte komt. We tikken wat heen en weer. De commissie wil volgens mij sneller gaan dan de Minister kan bieden. Ik snap het dilemma waar we in zitten, maar kan ik het zo verstaan dat het perspectief op ruimte zou kunnen opleveren dat er op de verenigingen ook daadwerkelijk meer ruimte komt voor sport? Kunt u zich er de komende tijd hard voor maken dat daar de prioriteit ligt, dat de verenigingen weer aan de slag kunnen, dat ze kunnen gaan bloeien en groeien om de 400.000 mensen die dreigen te gaan stoppen, binnenboord te houden?

Minister Van Ark:

Het klopt dat de heer Heerema nog een reactie van mij tegoed had. De heer Heerema vroeg: als die ruimte er is, kunnen we dan prioriteit geven aan de training boven de competitie bij de verenigingen? Als dat breed gedeeld wordt, dan ben ik zeker bereid om daarover in gesprek te gaan met de sector. Dat wordt voorafgegaan door de vraag of er überhaupt ruimte is in het kader van het besmettingsniveau en hoe die ruimte wordt ingevuld in andere sectoren. Denk bijvoorbeeld aan horeca, cultuur, onderwijs et cetera. Als ik die context eraan mag geven, dan ben ik zeker bereid om ja te zeggen op de vraag of ik daarover in gesprek wil gaan. Dan zorgen we er in ieder geval voor – dat is wel een geluid dat ik vandaag hoor – dat als we gaan versoepelen, we kiezen voor zo veel mogelijk bewegen. Als dat meer kan met trainen dan met competitie, dan moeten we dat zo vormgeven. Dat is de oproep die u doet. Daar wil ik zeker mee aan de slag.

De voorzitter:

Dank. Wat mij betreft kunt u naar het volgende blokje: grensoverschrijdend gedrag.

Minister Van Ark:

Voorzitter. Zoals mevrouw Westerveld het heeft gezegd, kan ik het alleen maar naspreken. Zij heeft er heel terechte woorden over gesproken. Ze heeft ook bijval gekregen van veel van haar collega's. Dat is terecht, wil ik in haar richting zeggen. Ik weet hoe zij opkomt en op is gekomen voor de turnsters en een gezonde en veilige turnsport. Ik wil haar daar ook voor danken. Ik denk dat de verhalen uit het turnen heel Nederland geraakt hebben. Ze hebben ook mij geraakt. De beelden die geschetst zijn door de turnsters, verafschuw ook ik. Wat mij betreft, en ik proef dat ook bij de Kamer, past dit absoluut niet bij de positieve sportcultuur waar wij met zijn allen voor staan. Het is goed om dat uit te spreken.

Mevrouw Westerveld noemde het dapper van de turnsters dat zij hier hun verhaal hebben gedaan. Ik zeg haar dat graag na. Het is ontzettend moedig om je verhaal te vertellen, en dan ook nog eens een keer in het openbaar. Ik dank de Kamer dat zij zo veel aandacht heeft gehad voor de verhalen van deze vrouwen en meisjes.

Wat ik ook goed vind – dat wil ik hier ook gezegd hebben – is dat ook de sportsector erkent heeft dat er fouten zijn gemaakt. Zij doen heel veel. Zij willen er alles aan doen om misstanden te voorkomen en aan te pakken en de cultuur te verbeteren. Ik denk dat er een belangrijke taak bij mij ligt om ze daarin te ondersteunen.

Sport is inderdaad veel meer dan alleen presteren. We hebben dat ook handen en voeten willen in deelakkoord 6: Topsport die inspireert! Integriteit is daarbij een cruciale voorwaarde voor een toonaangevende en toekomstbestendige topsport.

Het aantal meldingen dat wij binnen hebben gekregen van turners en turnsters bij het Centrum Veilige Sport is tot en met 31 oktober 165. We hebben een onafhankelijk onderzoek lopen, dat in het voorjaar van 2021 nader inzicht zal geven in de omvang. Ik wil hier graag benadrukken dat elke melding wordt opgevolgd en dat samen met degene die heeft gemeld, gekeken wordt naar wat men nodig heeft. Er is psychische hulp en ondersteuning aanwezig voor wie dat nodig heeft. Ik denk dat het ook van belang is om hier te benadrukken dat sportverenigingen een verklaring omtrent het gedrag aanvragen om trainers en coaches te checken op justitiële antecedenten. Hiervoor vindt ook op Europees niveau gegevensuitwisseling plaats als het gaat om kindermisbruik. Het kabinet ondersteunt sportverenigingen bij het aanvragen van die verklaringen omtrent het gedrag.

Verder blijft de KNGU internationaal aan de bel trekken, bijvoorbeeld over het toestaan van shorts zonder puntenaftrek bij nationale wedstrijden en het ophogen van de seniorenleeftijd van 16 naar 18 jaar. Er is een coalitie gevormd met acht andere landen om een werkgroep in het leven te roepen voor een strategische aanpak van het verlengen van de sportcarrière van de turnsters, zodat ze gezonder en gelukkiger hun carrière doorlopen en afronden. Ik denk dat dat echt van het grootste belang is.

Mevrouw Westerveld vraagt naar een update over de schadefondsen die zijn aangevraagd. Inderdaad kunnen turnsters die slachtoffer zijn geworden van een opzettelijk geweldsmisdrijf en die hierdoor ernstig lichamelijk of geestelijk letsel hebben opgelopen, nu al een beroep doen op het Schadefonds Geweldsmisdrijven, maar ik heb in verband met de privacy geen inzicht in de aanvragen bij dit schadefonds.

Mevrouw Westerveld vraagt ook naar de verantwoordelijkheid van de sportbonden. Ze zegt: die gaat eigenlijk verder dan alleen de sport. De sportsector is verantwoordelijk voor zijn eigen sportspecifieke taken en bijkomende verantwoordelijkheden. Vanuit deelakkoord 6 ben ik in gesprek met NOC*NSF en de gemeenten over hoe we dat in de toekomst kunnen gaan doen. Daarbij staat nadrukkelijk op de agenda hoe topsport op een verantwoorde manier georganiseerd kan worden en hoe ieder daar vanuit zijn eigen verantwoordelijkheden invulling aan kan geven. In gesprekken heb ik gemerkt dat, als je met deze sector aan tafel gaat zitten en afspreekt wat je doet, de som meer is dan het geheel der delen, in plaats van dat iedereen voor zich op zijn eigen verantwoordelijkheid gaat zitten en je daardoor het risico loopt dat iedereen minder doet door een wellicht wat smalle taakopvatting.

Mevrouw Diertens vroeg specifiek naar psychosociale hulp. Bij het Centrum Veilige Sport Nederland kunnen alle sporters terecht die iets naars in de sport hebben meegemaakt. Dat kan ook anoniem. Zij krijgen daar een luisterend oor, maar ook advies over het nemen van volgende stappen. Dan kan het gaan om professionele nazorg, maar ook om het starten van een tuchtprocedure. Er is ook de mogelijkheid tot persoonlijke begeleiding door een vertrouwenspersoon. Via het CVSN kunnen oud-topsporters, topsporters en ook breedtesporters gebruikmaken van het netwerk van TeamNL en traumapsychologen. De KNGU heeft een speciaal team ingericht om slachtoffers op te vangen, waarbij men wil inspelen op de wens van het slachtoffer. Als het niet voldoende is – dat kunnen mensen zelf aangeven – dan gaan ze in gesprek om te kijken wat er nog meer nodig is. Voor dit moment verwacht ik dat dit voldoende is, maar in het voorjaar van 2021 komt er een onafhankelijk onderzoek. Dat zal uitwijzen wat er nog meer nodig is.

De voorzitter:

Ik zie één vraag van de heer Jansen. Gaat uw gang.

De heer Jansen (PVV):

Wat de Minister net zegt, hebben we allemaal gehoord. We hebben gehoord welke maatregelen er zijn genomen door de KNGU en NOC*NSF. Er is wel degelijk erkenning van wat er gebeurd is. Er worden wel degelijk stappen gezet. Niets ten nadele daarvan. Alleen, er waren hier een aantal voormalige topturnsters, met name van de groep tot 2014; laat ik het zo maar noemen. Zij zeggen heel specifiek: er is geen contact, er is geen hulp, nul, helemaal niks. Ze moeten het allemaal zelf doen. Dat snap ik niet. Het lijkt wel alsof de maatregelen van de bonden met name gericht zijn op verbetering met het oog op de toekomst. Dat is uitstekend. Maar die groep mag toch niet vergeten worden? Het kan toch niet zo zijn dat deze dames, die zo veel hebben betekend voor ons land en zo veel hebben gedaan, tussen wal en schip dreigen te raken? Graag een reactie.

Minister Van Ark:

Laat ik dit zeggen: het kan niet zo zijn dat mensen niet gehoord worden. Ik ga na wat voor opties er zijn benut of aangeboden. Anders zal ik dat voor de tweede termijn even doen. Ik vind het echt van belang dat mensen gehoord worden. Als dat tot nu toe niet is gebeurd, moet dat alsnog gebeuren. Als het niet is gebeurd op een manier die past bij de mensen die de melding willen doen, dan moet ik kijken hoe het op een andere manier kan. Maar ik vind het ook moeilijk om ... Laat ik het zo zeggen: het is een nogal zwaar onderwerp en ik wil de meldingen heel serieus nemen. Ik ga dit dus even na voor de heer Jansen en kom er zo meteen, of in de tweede termijn, even op terug.

De voorzitter:

Dank. Een vraag van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik sluit me aan bij de heer Jansen. Ik heb afgelopen weekend nog contact gehad met een aantal van de oud-turnsters. Zij geven inderdaad aan dat er helemaal geen contact of hulpaanbod is geweest, ook niet na de onthullingen van afgelopen zomer of na het rondetafelgesprek dat wij hebben gehad. Inmiddels is een aantal van hen het vertrouwen kwijt in de sportbonden, wil ik hier toch maar in alle eerlijkheid zeggen. Ik denk daarom dat het goed zou zijn om te kijken of er onafhankelijke hulp kan komen. Zou de Minister bijvoorbeeld eens willen kijken naar wat het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd kan doen? Dat is ook aangesloten bij het Ministerie van VWS. Ik ben ook woordvoerder jeugdzorg. Vanuit die portefeuille ken ik verschillende jongeren die te maken hebben gehad met trauma; dan moet je echt niet te lang wachten met behandelen. Is de Minister het met mij eens dat er nu meteen gehandeld zou moeten worden, dat er nu meteen een hulpaanbod zou moeten komen?

Minister Van Ark:

Laat ik dit erover zeggen: ik denk dat het van belang is dat mensen ergens terechtkunnen en dat dat snel kan. Dat staat voor mij als een paal boven water. Ik wil het antwoord op deze vraag even precies uitzoeken, want wellicht zitten er mensen te kijken die zich afvragen waar ze dan naartoe kunnen. Ik wil dus gelijk het juiste zeggen. Ik zoek dat even voor u uit en ik zal dat bij aanvang van de tweede termijn, denk ik, aangeven, want het lijkt mij van groot belang. Ik ben het met de Kamer eens dat als mensen een signaal geven en hulp nodig hebben, die hulp georganiseerd moet worden.

De voorzitter:

Aansluitend.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dan over een schadefonds. Waarom is dat zo belangrijk? Dat gaat niet per se om een som geld, maar dat gaat voor een heel groot deel natuurlijk om een stukje erkenning. Daar is inderdaad het Schadefonds Geweldsmisdrijven voor. Ik heb geen signalen gekregen dat deze groep sporters daar ook gebruik van kan maken. Het heeft er ook mee te maken dat de misstanden die hebben plaatsgevonden soms moeilijk te bewijzen zijn. Ik zou de Minister willen vragen of zij daarop in kan gaan. Is zij het niet met mij eens dat hier eigenlijk een apart traject voor gemaakt zou moeten worden, zodat ze echt het aanbod krijgen om gebruik te maken van een schadefonds, in plaats van dat deze groep, die al zo veel heeft meegemaakt, nu ook weer zelf van alles moet uitzoeken? Laten we ervoor zorgen dat hun ook een stukje erkenning gegeven kan worden.

Minister Van Ark:

Ik herken heel erg wat mevrouw Westerveld zegt: het gaat om die erkenning. Dit zou ik graag willen betrekken bij het onderzoek dat nu loopt, waar we in het voorjaar van 2021 de uitkomst van krijgen, want dit thema past daarbij. Ik probeer mensen op die manier zo veel mogelijk recht te doen.

De voorzitter:

Dank. Ik kijk rond. Geen verdere vragen. U mag uw beantwoording vervolgen. Excuus, u heeft nog een openstaande vraag. Volgens mij zijn we nog niet klaar met dit rondje, hoor. Volgens mij had de Minister nog een aantal vragen openstaan. Klopt dat?

Minister Van Ark:

Ja. Mevrouw Westerveld heeft mij nog gevraagd wat het ministerie wist van de misstanden. Ik heb daar geen weet van. We weten natuurlijk wel dat er in de turnsport al jarenlang gewerkt wordt aan een manier om de turncultuur positiever te krijgen. Dat was wel bekend, maar dat geldt niet voor de specifieke vraag die mevrouw Westerveld stelde over kennis van de misstanden. Die waren mij niet bekend.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dan heb ik daar nog wel een vervolgvraag over. Dat het niet bekend is bij het ministerie zegt misschien ook wel iets over het toezicht, want er zijn natuurlijk wel al veel langer signalen geweest. Een heel aantal turnsters heeft al eerder aan de bel getrokken. In 2015 was er een onderzoek, dat toen ook intern werd gehouden. Is de Minister het met mij eens dat dit wel iets zegt over het toezicht? Zou het toezicht in de sport niet beter moeten, als zulke signalen worden gegeven en als er zulke rapporten zijn geweest, maar die kennelijk niet bij het ministerie terechtkomen?

Minister Van Ark:

Ik ben het met mevrouw Westerveld eens dat het ongelofelijk van belang is dat we zorgen voor een veilige sportomgeving en dat het een wake-upcall is: dit is niet goed gegaan. Dus hoe kunnen we het in deze sport, maar ook breder bij andere sporten, beter maken? We hebben natuurlijk de aanbevelingen uit het onafhankelijk onderzoek naar het grensoverschrijdend gedrag in het turnen. Ik denk dat het van belang is dat die worden opgevolgd. In het voorjaar van 2021 verwachten we de resultaten van dat onafhankelijke onderzoek. Samen met de sport zijn we bezig om een actieplan tegen grensoverschrijdend gedrag in de turnsport te introduceren. De lessen die we trekken uit het turnen wil ik sportbreed gaan inzetten via het Centrum Veilige Sport. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat als het op één plek kan gebeuren, het ook op andere plekken kan gebeuren. Wat dat betreft zeg ik mevrouw Westerveld graag toe dat ik hier actief mee aan de slag ga vanuit het ministerie.

De voorzitter:

Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.

Minister Van Ark:

Voorzitter. De heer Von Martels stelde een aantal vragen over ondermijning. Ik herkende het thema uit een eerdere inbreng van zijn collega de heer Heerma tijdens het coronadebat. Ik vind het echt van belang dat er aandacht komt voor criminele inmenging in de amateursport. Ik heb de berichten daarover van de KNVB gelezen. Bij de voorbeelden van hoe zich dit uit, slaat de schrik je wel een beetje om het hart. Het begint met bewustwording, maar er is wellicht meer nodig. Daarom wil ik de komende tijd met de collega van JenV, maar ook met NOC*NSF en de sportsector de uitkomsten van het rapport bespreken. We moeten bekijken wat de mogelijkheden zijn en meer aandacht hebben voor criminele inmenging. Het belangrijkste is natuurlijk dat we het voorkomen. Begin volgend jaar zal ik samen met mijn collega van JenV komen met een beleidsreactie.

De heer Von Martels vroeg ook om een rondetafelgesprek met experts. Het is sowieso goed om er met het departement over te spreken. Ik zal het opnemen in de beleidsreactie volgend jaar.

Het heeft al een plek in sommige sportakkoorden. 37 gemeenten besteden er zijdelings aandacht aan. Ze geven bijvoorbeeld aan ondersteunende initiatieven te ontplooien, zoals het promoten van de code Goed Sportbestuur. Ze zetten in op integriteit bij sportverenigingen en hebben een lokaal meldpunt of stimuleren het gebruik van een vog voor trainers en rechtspersonen. Er zijn twee gemeenten die de komende jaren de lokale sportakkoorden gebruiken om onder andere criminele inmenging bij sportverenigingen in hun gemeente echt tegen te gaan. Er is dus aandacht voor, maar het kan breder, zo zou ik willen zeggen in de richting van de heer Von Martels.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Von Martels.

De heer Von Martels (CDA):

De Minister zegt: het kan breder. Maar hoe ziet de Minister dat voor zich? Het is goed om hier specifiek aandacht aan te schenken. Op welke wijze dat gebeurt, laat ik even over aan het ministerie.

Minister Van Ark:

Ook de heer Van Nispen heeft hiernaar gevraagd. Het lijkt mij goed om dit te betrekken bij het periodiek overleg dat ik met de gemeenten heb in het kader van de uitvoering van het Sportakkoord. Ik denk dat het bij heel veel gemeenten goed op het netvlies staat. We moeten goed bekijken wat we hier richting de sport mee kunnen doen. Ik zal het agenderen.

Voorzitter. Ik kom bij de vragen over bewegen en leefstijl. Daar zijn al best wel wat woorden over gewisseld, dus ik zal geen ellenlange inleiding verzorgen, ook kijkend naar de klok. Waar het om gaat, is hoe we het concreet kunnen maken. Hoe kunnen we letterlijk in beweging komen? Er vindt het nodige plaats op het terrein van «Bewegen. het Nieuwe Normaal», de Beweegagenda en de motie van mevrouw Marijnissen, die breed navolging heeft gevonden in de Kamer. Ik kan u dat ook uit eigen ervaring vertellen omdat ik, toen ik Staatssecretaris van Sociale Zaken was, al aanschoof bij Martin van Rijn, die toen Minister voor Medische Zorg en Sport was, samen met andere departementen als IenW en OCW. Je moet echt breed kijken naar wat er allemaal kan.

De heer Van Nispen zei: omarm dat manifest. De motie is Kamerbreed aangenomen, dus zo er al enige aarzeling was, dan was die op dat moment wel weg. Maar die aarzeling was er niet, want het is iets dat we van harte omarmen. Ik vond het echt een heel inspirerend gesprek. Het komt terug in heel veel overleggen die ik op het ministerie heb. Het is een onderwerp dat echt leeft en dat ook met andere ministeries wordt opgepakt. We liggen op schema. Ik ben niet alleen blij met de inzet van andere departementen, maar ook van de sportsector, vanuit de VSG, vanuit de wetenschap. Het is heel mooi om te zien wat er kan gebeuren als de krachten worden gebundeld. Ik heb inmiddels al bijdrages gekregen vanuit IenW, OCW en Binnenlandse Zaken. Voor het kerstreces vragen wij aan onze kennispartners en het RIVM om daarop te reageren, want we willen de effecten van de interventies kunnen inschatten. We willen richting 2040 een routekaart maken, waarbij we niet alleen kijken naar sport, maar ook naar bouwen, naar infrastructuur en naar vergroening van steden. Dat is wat ik u graag in april 2021 wil voorleggen.

Mevrouw Diertens vroeg mij om het verband tussen een lage sociaaleconomische status en minder bewegings- en sportactiviteiten nader te onderzoeken. Ook de heer Kerstens refereerde aan dat onderwerp. Het begint inderdaad met het gedetailleerd in kaart brengen van verschillen. Dat doet het RIVM in opdracht van het ministerie, in het kader van de Kernindicatoren Sport en Bewegen. Verdieping wordt geleverd door verschillende onderzoekers in de onderzoekswereld van de sport. Ik denk wel dat het onderzoek naar een verband een langdurige effectstudie zou moeten zijn.

Op de vraag van de heer Von Martels of we in gesprek gaan met zorgverzekeraars en gemeenten over regionale preventiefondsen wil ik het volgende aangeven. We hebben al verkennende gesprekken met verzekeraars en gemeenten over meer inzet op preventie. Ik trek hierin samen op met de Staatssecretaris van VWS, om te kijken of het opzetten van een regionaal preventiefonds een van de mogelijkheden is. Ik denk dat dit een onderwerp is dat later deze week bij de begrotingsbehandeling terugkomt.

Mevrouw Westerveld trok het ook breed op het gebied van leefstijl. Het is niet alleen belangrijk voor de gezondheid van mensen, maar ook voor de weerbaarheid en het tegengaan van eenzaamheid. Ik herken dat en ik proefde het in verschillende bijdragen van de Kamerleden terug. Ik denk dat dit een belangrijk aspect is om mee te wegen als we kunnen gaan kijken naar versoepeling van de maatregelen. Ik vind het in ieder geval fantastisch dat heel veel sportverenigingen, ondanks wat er niet kan, toch proberen het cement dat ze zijn voor heel veel wijken, dorpen en steden vorm te blijven geven.

Ik heb net al wat gezegd in de richting van mevrouw Diertens over mensen met een lage SES, om het maar even in jargon te zeggen. Ook mevrouw Westerveld vroeg wat het hebben van een minder hoog inkomen doet voor sportdeelname. Dat is helaas bekend. Dat weet ik uit mijn eerdere portefeuille. Wat wij willen doen, zeg ik ook tegen de heer Kerstens, is zo veel mogelijk financiële drempels wegnemen. Het is een aandachtspunt in het Nationaal Sportakkoord. We werken daarbij samen met het Jeugdfonds Sport en Cultuur en de Stichting Life Goals, die beide partners zijn in de alliantie «Sporten en Bewegen voor Iedereen». Daarnaast willen we het Volwassenenfonds Sport en Cultuur gaan steunen. De doelstelling is dat sport voor iedereen bereikbaar wordt. Ik weet ook dat er vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met het Jeugdfonds Sport en Cultuur nadrukkelijk wordt ingezet op de participatie van kinderen bij sporten.

Over de leefstijlinterventies wil ik richting mevrouw Diertens nog aangeven dat die inderdaad van belang zijn. We zien dat steeds meer mensen een en ander weten te vinden. We zijn nu op zoek naar de verbinding met de sportsector. Nu al spelen buurtsportcoaches een belangrijke rol bij het begeleiden van mensen met een GLI, zoals zij het noemen, naar sport- en beweegaanbod. Zij kunnen ook stimuleren dat iemand daarna blijft bewegen. Ik ga verkennen hoe dat kan worden ingebracht in de sportopleiding. Ik ga niet zelf over het curriculum, maar ik ben wel bereid om deel te nemen aan de volgende gesprekken over doorontwikkeling hiervan.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik vraag dit ook omdat er volgens mij heel goed geleerd kan worden van een sportschool in Arnhem, die in een achterstandswijk heel goed werk doet en negen GLI'ers in dienst heeft. Daar wordt dus vanuit de sportschool een aanbod gedaan. Als je bij de huisarts bent, is het vaak al te laat en heb je al een achterstand. Dus als sportscholen gecertificeerd zijn en aan alle kwaliteitseisen voldoen, zou het een heel mooie uitbreiding van het aanbod kunnen zijn voor mensen met een gewichtsprobleem. Of een gezondheidsprobleem, want zo zou ik het liever definiëren dan aan fatshaming te doen.

Minister Van Ark:

Ik ben ook altijd meer van de positieve wenken. Dit is natuurlijk iets wat op heel veel plekken hoog op de agenda staat; gelukkig maar, zou ik zeggen. Je ziet nu een aantal experimenten of probeersels, zou ik het bijna noemen, waar je preventie, sport, wetgeving in het sociale domein en de Zorgverzekeringswet met elkaar in verband kunt brengen. Er zijn voorbeelden bekend van huisartsenpraktijken waar men in plaats van een pil voorschrijven zegt: ga eens naar het buurthuis. Dan komt men dus met een soort welzijnswerk als recept. Ik denk dat dit heel positieve ontwikkelingen zijn. De heer Von Martels had het daar ook al over.

Mevrouw Diertens vroeg ook of je doelstellingen uit het Preventieakkoord en het Sportakkoord meer complementariteit kunt geven. Ik denk dat zij gelijk heeft met de opmerking dat de sportsector en het preventieve GLI-aanbod dichter bij elkaar zouden kunnen komen. Ik ben het daarmee eens. Ik denk ook dat de buurtsportcoach daar een rol in kan spelen, omdat er in bijna alle gemeenten van Nederland zo'n buurtsportcoach is. Die is daarmee ook echt een verbindende schakel. Ik denk dus dat dit echt een positieve ontwikkeling is waar muziek in zit, om het maar zo te zeggen.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik begrijp dat u niet gaat over de curricula van het onderwijs, maar ik wil toch graag mijn ervaring meegeven. Voeding en bewegen liggen heel dicht bij elkaar. Ik vind dat wel heel erg belangrijk, ook omdat ik zelf natuurlijk een dergelijke opleiding achter de rug heb. Mensen op een sportkundeopleiding of op een mbo-opleiding krijgen daar ook een heel deel voeding bij. Nu hoor ik dat een aanbieder een GLI-certificaat kan behalen en dat mensen daar dan naartoe moeten om ook het vinkje te krijgen dat ze die opleiding hebben gedaan, terwijl ze eigenlijk zeggen: ik heb daar niets nieuws gehoord. Ik vind het belangrijk om dit heel duidelijk te adresseren, omdat met een kleine aanpassing in het curriculum een afstudeervariant leefstijlcoach wellicht wel heel erg goed mogelijk is zonder heel diep ingrijpende veranderingen. Ik zou het heel erg op prijs stellen als de Minister dat verder zou kunnen brengen, omdat dit wel heel belangrijk zou kunnen zijn en ook geld gaat besparen, met name voor mensen die anders geen les kunnen geven of mensen niet kunnen begeleiden.

Minister Van Ark:

Ik zal dit meenemen bij de volgende gesprekken over de doorontwikkeling van de GLI.

De heer Kerstens (PvdA):

Ik kom nog terug – uiteraard, gelet op mijn bijdrage – op het punt van de mensen met een smallere portemonnee, om het simpel te zeggen, die minder sporten en minder bewegen dan mensen die financieel wat ruimer in hun jasje zitten. De Minister geeft terecht aan dat daar in het verleden al afspraken over zijn gemaakt, bijvoorbeeld twee of drie jaar geleden in het Sportakkoord. Maar uit het onderzoek over sport en corona dat vorige week verscheen, bleek dat die verschillen niet kleiner worden maar groter worden. Dan zou je kunnen zeggen: dat toont nog eens te meer de noodzaak aan om er iets aan te doen. Maar wellicht is het ook wel een aanleiding om ook te kijken of er een tandje bij kan. Dat is eigenlijk waar ik de Minister om gevraagd heb.

Minister Van Ark:

In organisatorische zin zeker, denk ik. Ik heb geen signalen dat het qua financiële ondersteuning nu spaak loopt. Maar ik denk wel dat het echt van belang is. Daarom vind ik de beweging rondom Bewegen, het nieuwe normaal echt een kans. Want als het eindelijk lukt om bijvoorbeeld ook de buitenruimte te betrekken bij de manier waarop we omgaan met gezondheids- en vitaliteitsvraagstukken, dan hebben we echt wel een flinke stap gezet. De heer Kerstens stelt eigenlijk een hele brede vraag, qua beantwoording. Je kunt namelijk gaan kijken hoe je het voor gezinnen met een smalle beurs in ieder geval financieel mogelijk kunt maken om te sporten, tot en met hoe je een wijk inricht, en alles wat daartussenin zit. Volgens mij moet je bij dit soort vraagstukken op de lange termijn het denken niet stilzetten, maar moet dat je er niet van weerhouden om op de korte termijn actie te ondernemen.

De heer Kerstens (PvdA):

Dat ben ik helemaal met de Minister eens. Het ene doen betekent niet het andere nalaten. Maar kijk naar de monitoring of tussenevaluatie van het Nationaal Sportakkoord die deze zomer is verschenen, en dan met name met betrekking tot het eerste deelakkoord, over inclusief sporten, waar dit een onderdeel van is. Dan zie je bijvoorbeeld dat er relatief weinig wordt gedaan om ervoor te zorgen dat mensen met een smalle beurs meer mee kunnen doen aan sport en bewegen. Als ik het heb over intensiveren, dan heb ik het over het intensiveren van activiteiten. Dan zeg ik niet dat er meer geld bij moet, want dat is lang niet altijd de oplossing. Mijn vraag is: doe er nu een tandje bij, nu je ziet dat het ondanks alle afspraken uit het verleden slechter wordt onder invloed van de coronacrisis, want volgens mij kom je er niet met blijven doen wat je deed.

Minister Van Ark:

Eens, hoor. Dat is ook een van de redenen waarom we het Volwassenenfonds willen ondersteunen. Dat willen we niet alleen omdat je dan hopelijk meer bereik hebt in financiële zin, maar ook omdat je bijvoorbeeld bij het Jeugdsportfonds ziet dat het bereik letterlijk groot is. Zij hebben namelijk ook de mogelijkheid om te adverteren of partnerschappen te zoeken. Je moet dus zo veel mogelijk mensen bereiken. Ik ben het daarmee eens.

Voorzitter. Ik heb nog een hele berg diverse vragen, allemaal zeer relevant. Ik kijk naar de klok. Ik ga aan de Kamer vragen of ik daar een beetje snel doorheen kan gaan, anders snoep ik al uw tijd op.

De voorzitter:

Laat ik dan het voorstel doen dat we dat laten doen door de Minister en dat wij onze vragen tot het eind bewaren. Dan weten we ook even hoever we zijn. De Minister.

Minister Van Ark:

Als ik er geen enorme inleidingen over houd of het belang ervan niet onderstreep, dan zegt dat niks over de relevantie van het onderwerp. Dat wou ik maar gezegd hebben.

De heer Heerema heeft aangegeven dat de evenementenstrategie loopt tot 2030. Hij vroeg hoe flexibel dat is en of dat jaartal optelt; we willen niet in 2028 vastlopen. Dat ben ik met hem eens. De strategie geeft richting aan beleid tot 2030 en ontwikkelt zich daarna door. Gedurende de looptijd van de strategie ontwikkelen we al nieuwe beleidsinstrumenten, die we dan ook steeds weer kunnen aanpassen. Dat wordt dus heel flexibel en dynamisch.

Wat het binnenhalen van sportevenementen betreft, is het ook de bedoeling dat we dat zo flexibel mogelijk kunnen doen. De samenwerking die we nu zoeken met elkaar is vanuit het structurele karakter bedoeld om initiatieven beter op elkaar af te stemmen. Je kan dan makkelijker schakelen tussen partijen en afspreken wat iedereen bij kan dragen. Dat staat dus in het nieuwe evenementenbeleid centraal.

De heer Heerema noemde een flink aantal evenementen waarvan het water je in de mond liep. Hij vroeg of dat allemaal wel te doen is met de nieuwe strategie. Laat ik daarover in ieder geval dit zeggen, want ik kan hier niet allerlei voorschotten gaan nemen, maar mijn positieve grondhouding wil ik graag uitgesproken hebben. Wij kijken naar de ondersteuning die wij kunnen geven, afhankelijk van de ondersteuning die de organisatoren nodig hebben. Het goede nieuws is dat ze straks bij een coördinatie- en informatiepunt terecht kunnen – ik weet dat dat een diepe wens is van de heer Heerema – het Coördinatie- en Informatiepunt Topsportevenementen (CIT). Dan gaan we kijken welke partijen, niet alleen vanuit de sport, er een bijdrage kunnen leveren aan de totstandkoming van het evenement.

De heer Heerema vroeg ook naar de Formule E als innovatief element. Het is misschien goed om daar even apart bij stil te staan, want alle evenementen die een bijdrage leveren aan het promoten van de inspirerende waarde van topsport, passen in de strategie. Het is goed om dat hier ook uit te spreken. Overigens sluit ik ook geen partners uit. Ik denk dat het in dit geval goed is als ook het Ministerie van IenW, vanwege de infrastructuur, en het Ministerie van EZK, vanwege het klimaat, meekijken. Misschien moet ik de feestvreugde wel een klein beetje temperen: niet alle strategische elementen krijgen automatisch financiële ondersteuning vanuit VWS, omdat we natuurlijk specifieke evenementen willen ondersteunen. Maar dat moge duidelijk zijn.

De European Para Championship was een voorbeeld dat de heer Heerema noemde. Dat vind ik een mooi idee dat concreet uitwerking kan geven aan een aantal afspraken uit deelakkoord 6. Ik stel me voor dat ik met de andere partners van het sportakkoord ga bekijken of en hoe dit initiatief een plek kan krijgen in de strategische evenementenagenda. Dat neem ik mee in de toezegging die ik in de brief heb gedaan dat ik uw Kamer voor het AO Sport in 2021 zal informeren over de vorderingen in het doorontwikkelen van de paralympische topsport.

De heer Von Martels vroeg naar de World Police and Fire Games en of ik daar welwillend tegenover sta. Ik heb daar kennis van genomen en vind het sowieso fantastisch dat mensen bereid zijn om dit te organiseren. Het is doorgestuurd naar de beoordelingscommissie van de Sportraad, die bekijkt of het voldoet aan de criteria. Het advies wordt verwacht in januari. Ik kan daar niet op vooruitlopen. Maar ook hier lijkt het mij goed als we ook breder kijken, want dit zijn natuurlijk politie- en brandweermensen die een sportieve prestatie leveren. Het lijkt mij goed om daar breed naar te kijken. Ik kan niet vooruitlopen op het oordeel in januari, maar ik weet wel dat het bij het loket ligt.

Voorzitter. Mevrouw Diertens heeft vragen gesteld over de buurtsportcoaches. Daarover heb ik volgens mij al in antwoord op andere onderwerpen wat gezegd. Ik zal dit onderwerp in ieder geval meenemen bij de VSG en NOC*NSF en het met hen bespreken.

Mevrouw Westerveld vroeg naar het wegvallen van de bijdrage die nodig is voor mensen met een handicap om te kunnen sporten. Ik was me er niet van bewust dat de bijdrage die nodig is voor mensen met een handicap om te kunnen sporten, was weggevallen. De buurtsportcoaches kunnen daar ook een inzet voor leveren. Voor zover ik weet, gebeurt dat in zo'n driekwart van de gemeenten, 72%. Zij kunnen ook opgeleid worden door middel van bijscholing.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Misschien ter verduidelijking: het ging over een bijdrage aan Uniek Sporten, een platform. Daar ging mijn vraag over. Zij hebben kennelijk een aanvraag gedaan, maar die is afgewezen.

Minister Van Ark:

Daar kom ik zo op, voorzitter.

Voorzitter. Dan de evaluatie van de Brede Regeling Combinatiefuncties. In de richting van de heer Von Martels zeg ik dat er inderdaad is afgesproken dat er in 2021 een eindevaluatie zal plaatsvinden. Ik wil daarin kijken op welke wijze de brede regeling aansluit bij de huidige en de toekomstige doelstellingen van zowel nationaal als lokaal sport- en beweegbeleid. Op dit moment is er een marktconsultatie gedaan. Op basis hiervan wordt de onderzoeksvraag aangepast. Op basis van de evaluatie, de informatie uit de voortgangsrapportages van het Mulier Instituut en de gegevens uit de community of practice gaan we verder in gesprek over de toekomst van de regeling en over hoe die aansluit bij de doelen die we nationaal en lokaal willen bereiken. Als u bepaalde wensen of behoeftes heeft voor de opdrachtverlening, dan ben ik heel erg geïnteresseerd om die van u te vernemen. Wij zijn voornemens om de opdracht eind december, begin januari te publiceren. Als alles goed verloopt, zal de opdracht in maart worden verleend en kan ik uw Kamer in het eerstvolgende AO een update geven over de opdrachtverlening en het verloop van het onderzoek.

De voorzitter:

Ik onderbreek u even heel kort. Mevrouw Diertens, wilt u even het voorzitterschap van mij overnemen? Ik moet even mijn handen wassen.

Voorzitter: Diertens

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Nee, ik moet even mijn handen wassen!

Minister Van Ark:

Mevrouw Diertens heeft gesproken over de professionaliteit van de sportsector en de arbeidskansen. Ik zou bijna willen zeggen «uiteraard», want dat is voor haar een aangelegen punt. Zij refereerde aan de moties die ze heeft ingediend. We hebben in augustus en september van ruim 80 stakeholders input gekregen over het doel van de Human Capital Agenda en over mogelijke oplossingen voor de geïnventariseerde vraagstukken. Dat wordt op dit moment uitgewerkt. U kunt daarbij denken aan thema's als een betere afstemming tussen onderwijs en werkveld, het verbeteren van ontwikkelmogelijkheden en oplossingsrichtingen voor snippercontracten. Voor de zomer van 2021 deel ik de Human Capital Agenda met concrete oplossingsrichtingen, die samen met de sector is opgesteld, en kan ik die naar uw Kamer sturen.

De heer Von Martels heeft gevraagd naar de bijdrage aan het fonds voor sporthulpmiddelen. Hij vroeg of dat voldoende is om sporters met een beperking aan sporthulpmiddelen te helpen. Ik zal de Kamer hierover informeren bij het eerstvolgende AO over de eerste zes maanden. Ik zal vervolgens het wetgevingsoverleg gebruiken om een jaarlijkse update te geven.

De heer Jansen en ook mevrouw Westerveld vroegen naar de steun voor het platform Uniek Sporten. We hebben een gesprek met hen gehad over de gewenste steun. We hebben afgesproken om te investeren in twee trajecten die onder het platform Uniek Sporten vallen, namelijk het hulpmiddelenfonds van Uniek Sporten en de thuistrainer.

Mevrouw Diertens vroeg naar de beschikbaarheid van voldoende sportprotheses voor kinderen. Naast de regelingen die er zijn vanuit de Wmo en de Zorgverzekeringswet werken we aan een werkwijze om sporthulpmiddelen beschikbaar te krijgen voor mensen met een handicap, en specifiek voor kinderen. Dat wordt gedaan door de Stichting Special Heroes. Daarnaast investeren we in het fonds voor sporthulpmiddelen dat door het Fonds Gehandicaptensport is opgezet. Dat doen we met 1 miljoen euro tot en met 2022. Dat fonds ondersteunt kinderen en volwassenen die geen bijdrage krijgen via de Wmo, de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg, zodat zij een sporthulpmiddel kunnen aanschaffen, waaronder een sportprothese, als dat noodzakelijk is om te kunnen sporten en bewegen. Afgelopen vrijdag is het Uniek Sporten Hulpmiddelenfonds live gegaan. Daarnaast ben ik in gesprek over de Zorgverzekeringswet – waarbij ik wel zie dat het echt langdurige processen zijn – en wat de extra relevantie is van het fonds voor de sporthulpmiddelen. Dat is dan een soort van vangnet, zou je kunnen zeggen, totdat we het geregeld hebben in de Zorgverzekeringswet en in de Wmo.

De heer Van Nispen vroeg: moet je niet eigenlijk gewoon één loket hebben? Ja, dat is dus het doel. Maar omdat we dat niet op korte termijn hebben, doen we het op de korte termijn een beetje praktisch, op deze manier.

Voorzitter: Rudmer Heerema

Minister Van Ark:

Mevrouw Diertens vroeg naar de jonge asielzoekers en of zij kunnen blijven sporten. Ik deel haar mening dat het uitsluiten van jonge mensen onwenselijk is, maar de regels die de FIFA heeft gesteld, dienen natuurlijk wel een bepaald doel, namelijk dat je de transfers van jonge voetballers wilt reguleren en dat je mensenhandel en uitbuiting van minderjarige spelers wilt tegengaan. Dat moet met elkaar in verbinding worden gebracht. Wat ik van de KNVB begrijp, is dat zij in gesprek zijn met de FIFA en dat zij proberen een uitzonderingspositie te krijgen voor internationale overschrijvingen en de eerste registratie van minderjarige spelers. Als zij die uitzonderingspositie krijgen, hebben ze geen toestemming meer nodig van de FIFA voor een internationale overschrijving. Maar het is nog wel onzeker of de KNVB die uitzonderingspositie krijgt. Dus ik stel voor dat ik uw Kamer op de hoogte houd van de voortgang en de resultaten.

Mevrouw Diertens (D66):

Mijn concrete vraag aan de Minister is of zij de KNVB kan ondersteunen naar de FIFA toe. Het gaat hier niet om heel talentvolle voetballers, maar gewoon om kinderen die graag willen voetballen in verenigingsverband en in een asielzoekerscentrum wonen of opgevangen worden.

Minister Van Ark:

Ik ben natuurlijk altijd van harte bereid om ergens te zeggen dat ik ook iets belangrijk vind, dus bij dezen. Maar ik moet even kijken of het toegevoegde waarde heeft als ik dat op schrift doe. Daar kom ik in tweede termijn graag even op terug.

De voorzitter:

Dank. U vervolgt.

Minister Van Ark:

Mevrouw Westerveld vroeg naar de stand van zaken van de lokale sportakkoorden. In 305 van de 355 gemeenten is er een gesloten. Dat is dus hartstikke mooi. In heel veel gemeenten wordt er nog aan gewerkt. Er zijn een aantal hoofdthema's die we terugzien. Dat zijn inclusief sporten en bewegen – dat zal mevrouw Westerveld goed doen – de vitale sport- en beweegaanbieders en vaardig in het bewegen. Ik moet er eerlijk bij zeggen dat we wat vertraging hebben gehad in de uitvoering van de lokale akkoorden. Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met het afgelopen jaar. Maar er is wel een stevig fundament neergelegd om de uitvoering te versnellen zodra het kan. Ik zie het als mijn rol om samen met de uitvoeringspartners NOC*NSF en VSG ervoor te zorgen dat alle randvoorwaarden goed geregeld zijn. Dan gaat het bijvoorbeeld over het uitvoeringsbudget en dat we iedereen enthousiast houden om door te gaan. Dat kun je onder andere doen door met elkaar te leren van wat er goed gaat.

Mevrouw Westerveld vroeg ook nog naar de schade bij het koppen bij voetballen voor kinderen. Zij vroeg of je de bewijslast kon omdraaien. Ik moet wel zeggen dat ik de voetbalbond kan volgen als ze zeggen: als je het verbiedt en ze gaan het later toch doen, dan kun je ze niet leren hoe ze ermee moeten omgaan. Dan ben je er op latere leeftijd dus extra kwetsbaar door. Maar door bijvoorbeeld het gebruik van zachtere ballen, kleinere veldjes en instructies aan jeugdtrainers wordt er wel inzet op gepleegd. Als je kijkt naar de richtlijnen die de Europese bond heeft gesteld, dan gaat de KNVB er wel zorgvuldig mee om. Ze hebben ook een polikliniek in samenwerking met het AMC en de VU geopend, speciaal voor voetballers die een hersenschudding hebben opgelopen. Laat ik in ieder geval dit zeggen. Het omkeren van de bewijslast vind ik echt ver gaan, maar ik heb de vragen die mevrouw Westerveld heeft gesteld hierover, natuurlijk ook gezien. Ik denk dat het van belang is dat het onderzoek goed uitgevoerd blijft worden. Ik heb zelf geen signalen dat het onderzoek er een is van de categorie «wij van wc-eend». Daar let ik ook op. Ik vind ook dat het onderzoek moet doorgaan, want ik vind het een belangrijk onderwerp. Ik heb nu geen signalen dat het niet goed gaat, maar ik houd er zeker aandacht voor.

Voorzitter. Het zijn stuk voor stuk onderwerpen waarover ik ontzettend graag lang met uw Kamer van gedachten zou wisselen, maar ik vlieg er een beetje doorheen.

Ik kom bij het manifest buitenspelen, dat de heer Van Nispen heeft gegeven. Vorige week had ik een overleg met de Kamer over onder andere het gehandicaptenbeleid. Dat is ook een belangrijk element van dit manifest. Daar heb ik aangegeven dat dit ook bij het speelakkoord dat is gesloten, een ongelofelijk belangrijk onderwerp is. Ik wil de SP, maar ook Jantje Beton danken voor dit manifest. Vorig jaar was dat aspect van het manifest ook een belangrijk onderdeel van het debat over het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Het is ook een onderwerp waar ik mij persoonlijk mee verbonden voel, omdat ik in de tijd dat ik wethouder was, ook wethouder was voor speeltuinen en speelplaatsjes. In mijn gemeente was er een groep vrijwilligers die een speeltuin wilde aanleggen waarin ook kinderen met een beperking op alle apparaten konden spelen. Ik vond dat altijd een hele mooie gedachte. Ik ben er heel trots op dat die door die vrijwilligers zo tot stand is gebracht. Eigenlijk zou je dat gewoon in elke gemeente willen. Ik ben het met de heer Van Nispen eens. Uit eigen ervaring weet ik dat je ook een speeltuintjesbeleid kunt voeren waarbij je kijkt naar doelgroepen kinderen en naar de afstand tussen de speelplaatjes en ervoor kunt zorgen dat je eraan bijdraagt dat kinderen buiten kunnen spelen. Kijk je alleen al naar de provincie Zuid-Holland en het aantal kinderen dat nooit buiten speelt, dan zie je dat die cijfers inderdaad zorgwekkend zijn.

Ik denk dat de coalitie De Buitenspelers, die dit jaar is opgericht, echt voor de langere termijn een duurzaam verschil wil maken. Dat zij buiten spelen en bewegen zien als onderdelen van de gezonde levensstijl is, denk ik, heel goed. We maken dan ook met plezier deel uit van die coalitie, want dat belang is echt heel erg groot. Op dit moment bevindt die coalitie zich in een opstartfase. Ik zal het manifest ook betrekken bij de gesprekken met de coalitie.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, dat zijn mooie woorden over dat manifest. Maar er is inderdaad wat zorgwekkends aan de hand. Ongeveer in 2003 was er in het beleid veel aandacht voor buiten spelen. Toen hebben we gezien dat dit doorsijpelde naar de gemeentes. Toen dat weer was weggeëbd, zag je dat meteen terug in de cijfers. Daarom denk ik dat landelijke aandacht heel goed is. Komt de Minister nog een keer uitgebreid schriftelijk terug op de voorstellen die in dit manifest worden gedaan? Ik kan haar nu niet vragen om alle voorstellen over te nemen, want dat is, denk ik, ingewikkeld. Maar ik mag de Minister wel vragen om een uitgebreide schriftelijke reactie en om de voorstellen die zij kan gebruiken, naar het beleid te vertalen.

Minister Van Ark:

Zeker. Ik reageer schriftelijk. Ik zie daarin ook een aantal elementen die in «Bewegen. Het nieuwe Normaal» voorkomen. Dus wellicht is er ook gewoon meerwaarde te behalen. Maar ik zal schriftelijk reageren op het manifest.

De heer Jansen heeft gevraagd naar VoetbalTV en de Autoriteit Persoonsgegevens. De Autoriteit Persoonsgegevens is natuurlijk een onafhankelijk orgaan dat toezicht houdt op het gebruik van persoonsgegevens en dat onafhankelijk optreedt. Ik moet mij dus wel onthouden van een oordeel over de wijze van functioneren van de Autoriteit Persoonsgegevens. Ik kan de heer Jansen er wel op wijzen dat de rechter VoetbalTV vooralsnog gedeeltelijk gelijk heeft gegeven, maar dat weet hij ongetwijfeld zelf ook.

Voorzitter. Dan de schrapsessies waar de heer Von Martels aan refereerde. Hij is er niet. Dan wacht ik even totdat hij er weer is.

Mevrouw Diertens vraagt mij om een reflectie op het rapport van de Sportraad. Laat ik vooropstellen dat ik de Sportraad zeer erkentelijk ben voor het opstellen daarvan. Zij hebben daar ongelofelijk veel tijd aan besteed. Ik wil de reactie op dit rapport dus niet afdoen met even een korte reflectie omdat we nu een beetje onder tijdsdruk staan. Wat ik zeer waardeer – dat is ook goed voor de discussie – is dat zij echt een aantal scherpe keuzes hebben gemaakt. Dat is natuurlijk iets wat soms ook wel wat maatschappelijke discussie vereist, want soms stellen zij ook wel traditionele structuren ter discussie en leggen zij nieuwe, prikkelende stellingen neer. Ik noem bijvoorbeeld een sportwet. Ik heb me voorgenomen om mezelf de discipline op te leggen daar niet al van alles van te gaan vinden, maar vooral na te gaan waarom zij die nou hebben neergelegd. Zij zijn op zoek naar verbinding zowel tussen overheden op het niveau van het Rijk als met decentrale overheden en de diverse partners. Ik vind het een heel interessant advies en dat geldt ook voor de aanbevelingen die eruit komen. Ik denk dat er een aantal grote vraagstukken uit komen die een plek moeten krijgen in wat een nieuw kabinet gaat doen. Wat interessant is, is ook hoe de komende tijd de gesprekken over dit advies met de diverse stakeholders lopen. Men heeft er 200 gesproken, dus echt heel veel.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik haakte ook even aan op het feit dat ik u op de radio hoorde zeggen dat onze sportinfrastructuur met al die verenigingen uniek in de wereld is, bijna een soort werelderfgoed. Dat sprak mij ook vanuit mijn achtergrond enorm aan, omdat ik weet dat in deze moderne tijd alle aanbieders in de sport belangrijk zijn. Het is niet zo dat ik dat coûte que coûte wil behouden, maar het zou heel jammer zijn als we die unieke positie niet behouden. Met u zoek ik naar manieren om dit een goede plek te laten behouden in een moderne tijd.

Minister Van Ark:

Je moet geen veranderdrift hebben om te veranderen. Maar wat ik heel goed vind, is dat men echt in de spiegel heeft willen kijken en het gesprek open, zonder taboes, wil aangaan. Dat vind ik echt een kracht van de sector. Volgens mij moeten we gewoon kijken wat de vervolgstappen zijn. Ik denk dat dat grotendeels aan een nieuwe kabinet zal zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Hoever bent u?

Minister Van Ark:

Ik ben bijna aan het eind, voorzitter.

De voorzitter:

Hartstikke goed.

Minister Van Ark:

Voorzitter. De heer Von Martels vroeg naar de schrapsessies. Er lopen trajecten en er is de proeftuin met de maatschappelijke diensttijd. Ik zal uw Kamer daarover informeren voor het komende AO Sport.

De heer Van Nispen vroeg naar de 40 miljoen voor de BOSA voor 2020. De BOSA kent haar oorsprong als compensatie voor de btw. Het is een subsidie die voor veel sportverenigingen van groot belang is. Er moet voor het hele jaar geld beschikbaar zijn. De uitputting is inmiddels verder opgelopen. Vorig jaar zagen we in de laatste maand echt een stormloop en ik verwacht ook dit jaar een grote uitputting. We passen de regeling jaarlijks aan in samenspraak met de sportsector om ervoor te zorgen dat ze beter aansluit op de wensen van de sector.

De heer Van Nispen (SP):

De stand van de subsidieaanvragen per 25 november is dat er 47 miljoen van de beschikbare 94 miljoen is aangevraagd. Natuurlijk kan er in december nog van alles gebeuren – dat geloof ik graag – maar wat gebeurt er met het geld als er onderuitputting is voor het budget voor 2020? Ik vind dat relevant omdat we hier met z'n allen spreken over de grote financiële problemen van verenigingen en topsporters. Het kan misschien als dekking dienen voor relevante voorstellen die ik heb gedaan. Ik wil dus graag weten wat er gebeurt als er op 31 december nog onderuitputting is.

Minister Van Ark:

Ik ben bang dat daarvoor de reguliere begrotingsregel geldt. Geld dat niet wordt uitgegeven, valt vrij voor de begroting. Het is uiteindelijk natuurlijk het huishoudboekje van de overheid.

De heer Van Nispen (SP):

Exact. Dat zou dan ook betekenen dat als wij als Kamer in meerderheid een andere keuze zouden kunnen maken, bijvoorbeeld om de reddingsbrigade volgend jaar te laten bijdragen aan minder verdrinkingen en te laten professionaliseren et cetera. Dat kunnen wij als Kamer met elkaar uitspreken: wij willen dat een bepaald deel van het budget dat overblijft, naar iets anders gaat. Dan maken wij een andere keuze dan de begrotingsregels van de regering voorschrijven. Dat is immers geen wet. Daar is een andere keuze op mogelijk. Dat zou een politieke keuze kunnen zijn.

Minister Van Ark:

Ja, behalve dan dat die politieke keuze ook is vastgelegd in een regeerakkoord: hoe gaan we om met de financiën? Dat gezegd hebbende, zoom ik nog even wat in op deze BOSA, die een dakpansystematiek heeft. In 2020 hebben we ook middelen gebruikt voor 2019. Dat voorzien we ook voor 2021 en 2020. Er zit een overloop in vanuit eerdere jaren. Dat wil ik wel gezegd hebben. Maar ik kom straks nog even op de reddingsbrigade. Laat ik gewoon even eerlijk zijn. Soms komen er van die vragen op je bureau en dan denk je: «Wat? Moeten mensen contributie betalen om lid te zijn van de reddingsbrigade?» Dan duik je zo'n systeem en denk je: «Ja, ik snap het als je het me zo uitlegt, maar als ik het andersom moet uitleggen, is het inderdaad heel gek.» Laat ik dat maar gewoon even heel eerlijk zeggen. Toen ik in het begin, in juli, op het Ministerie van VWS kwam, was dit een van de eerste vragen die ik op mijn bureau aantrof, van de heer Van Nispen. Laat ik ook maar gewoon heel eerlijk zijn over hoe ik hier in zit: ik vind het gewoon niet een goede situatie. Wat je wel ziet – de heer Heerema zei het ook al – is dat je een dubbelloop hebt. Het is een sportbond, maar ook bij IenW ligt er een taak. Ik heb niet direct het bedrag beschikbaar. Ik zou graag het volgende willen doen. Ik wil met de reddingsbrigade in gesprek, maar ik wil vooral ook met mijn collega van IenW in gesprek. Ik vind ook wel dat we hierin gezamenlijk moeten optrekken, maar tegelijkertijd ... Al mag een organisatie er geen last van hebben, vind ik, als je twee ministeries hebt die over je gaan. Sterker nog, het zou eigenlijk logischer zijn dat je daar een beetje profijt van zou hebben. Dat hoeft misschien ook weer niet, maar je hoeft er in ieder geval geen last van te hebben. Ik denk dat het net te kort dag is om wat dat betreft ook te reageren op het amendement van de heer Van Nispen, maar wat ik wel zie, is dat de vraag die er voorligt, natuurlijk gaat over 2021. Dat snap ik. Dat is van belang. Maar wat je eigenlijk wil, wat ik eigenlijk zou willen, gezien wat hier voorligt, is dat we dit gewoon netjes regelen voor de langere termijn. Ik zoek even naar een manier daarvoor, zeg ik maar gewoon even in alle transparantie. Ik zoek daar gewoon even een manier voor. Dat kan ik niet in m'n eentje. Dat moet ik samen met de collega van IenW doen. Ik kan er niet eens een garantie voor geven, maar ik ben zeker bereid om me daar heel hard voor te maken, want ik deel de onvrede die de Kamer, in ieder geval de heer Van Nispen en de heer Heerema, maar volgens mij leeft het ook breder, erover voelt.

De voorzitter:

De heer Van Nispen en daarna de heer Jansen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik vind dat een mooie houding en ik stel dat heel erg op prijs, maar we hebben wel te maken met een hele vervelende zomer van 2020, waarbij het werk echt over de schoenen liep bij de mensen van de reddingsbrigade, die ze trouwens niet aan hadden. Het is dus niet alleen die contributie die ze moeten betalen die ons een doorn in het oog is, maar ook echt die verbeterslag om zo'n ernstige zomer te voorkomen. Er liggen heel veel ideeën. Daar willen ze mee aan de slag. Dat snap ik heel goed, want zij willen het strand veilig houden. Maar lang verhaal kort: het staat allemaal toegelicht in het amendement. Dit wordt inderdaad te kort dag. Ik stel dus de toezegging van de Minister op prijs, maar hoe gaan we nu om met dit amendement? Want wij moeten er binnenkort over stemmen. Stel dat de Minister zegt: «1 miljoen is te veel voor mijn ministerie. Dat kan ik niet ophoesten.» Wat kan er dan wel? En welk deel gaan we dan bij Infrastructuur en Waterstaat halen? Want ik vind echt dat we iets moeten doen. Als we die lange termijn kunnen regelen, is dat hartstikke mooi. Ik wil ook best geloven dat de Minister zich daar heel hard voor wil maken, maar wij moeten ook iets doen voor volgend jaar, want we kunnen na de zomer van 2021 niet zeggen: jammer dan, hadden we maar meer gedaan. Dat kunnen we niet maken.

Minister Van Ark:

Ja, dat begrijp ik. Laat ik het zo zeggen: ik voel ook gewoon echt de druk van de Kamer hierbij – dat bedoel ik positief, hoor! Maar ik vind ook echt wel, en dat moet ik toch gezegd hebben, dat ik hier echt even over in gesprek moet met mijn collega van IenW. Dat moet ik wel doen. Dat is dus de eerste stap die ik wil nemen. Ik wil best kijken of ik dat op heel korte termijn kan doen, maar dat is wel de eerste stap die ik moet zetten, ook met de bestuurlijke verantwoordelijkheid die ik heb.

De voorzitter:

De heer Van Nispen niet meer? Jawel.

De heer Van Nispen (SP):

Ja, want dan hoor ik graag wanneer we daar dan iets van horen. Kijk, het is fijn dat de Minister nu die afspraak wil maken met IenW, maar dat had natuurlijk ook gekund naar aanleiding van de motie die wij al vóór de zomer van 2020 hebben ingediend. We hebben er nog Kamervragen over gesteld. Nu naderen we het moment dat we over de amendementen en de begrotingen moeten stemmen. Voor ons is dat het laatste moment om iets aan die begroting te kunnen veranderen, want anders moeten wij toch tegen die organisatie en tegen al die mensen die aan de stranden in de problemen gaan komen, zeggen: jammer, het is ons niet gelukt.

Minister Van Ark:

Ik kom hier aan het begin van mijn tweede termijn even op terug.

De voorzitter:

De heer Jansen had ook nog een vraag.

De heer Jansen (PVV):

Heel kort, voorzitter. Kan de Minister dan misschien ook een bruggetje maken naar het zwemonderwijs? Verschillende partijen hebben daar ook iets over gevraagd.

De voorzitter:

Kan de Minister iets zeggen over het zwemonderwijs? Daar is een vraag over gesteld.

Minister Van Ark:

U zegt het. Ik herken hem, maar ik heb die even niet bij me. Vindt u het goed als ik daar in tweede termijn op terugkom?

De voorzitter:

Zeker.

Minister Van Ark:

Excuus aan de heer Jansen, maar ik kom daar zo graag op terug.

Ik heb nog één vraag over het aanvalsplan tegen racisme, waar de heer Von Martels naar vroeg. Het is inderdaad iets meer dan een jaar geleden dat die beruchte voetbalwedstrijd plaatsvond, die ons allemaal wakker schudde. Op dit moment zitten we volop in de uitvoering van de maatregelen. Ik wil de Kamer begin volgend jaar informeren over de voortgang. Er zijn een aantal goede voorbeelden van wat reeds is gebeurd. De denktank is van start gegaan. De meldapp Meld discriminatie NU wordt momenteel aangepast aan het voetbal en zal begin 2021 worden gelanceerd. De strafmaat voor discriminatie is verhoogd in het tuchtrecht. Er zijn ook zes gespecialiseerde aanklagers aangesteld, waarvan een hoofdaanklager. Er gebeurt dus het nodige. Ik hoop dat het een bijdrage mag zijn.

De voorzitter:

Dank. Voordat we overgaan naar de tweede termijn, kijk ik even of er nog vragen zijn. Mevrouw Westerveld geeft aan dat een aantal van haar vragen nog niet beantwoord zijn.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik had nog een vraag over de lokale sportakkoorden, en dan met name over een motie die collega Bruins-Slot een paar jaar geleden met een aantal van ons heeft ingediend. In die motie wordt de regering verzocht om regionale voorbeeldregio's te onderzoeken waar experimenteerruimte is, met als doel dat de regionale sportakkoorden een succes zouden worden. De Minister is daar nog niet op ingegaan. Ik had ook nog een vraag gesteld over de turnsport en meer specifiek over trainers die beschuldigd zijn, maar nu op een andere plek weer verdergaan. Ik had de Minister gevraagd om daarop te reageren.

Minister Van Ark:

Ik zeg even heel eerlijk dat ik het niet kan vinden. Mag ik daar aan het begin van de tweede termijn op terugkomen?

De voorzitter:

Dat lijkt me verstandig. Dan kijk ik nog een keer rond. De vergadering wordt voor vijf minuten geschorst. We gaan om 13.30 uur verder. Dan hebben we nog een halfuur de tijd voor onze tweede termijn. Ik wil iedereen dus vragen om te proberen om aan wat zelfreflectie te doen en kort en bondig te zijn in de tweede termijn.

De vergadering wordt van 13.25 uur tot 13.31 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, het begint jolig te worden. Laten we beginnen met de tweede termijn. De heer Jansen van de PVV is de eerste spreker in tweede termijn. Ga uw gang.

De heer Jansen (PVV):

Dank, voorzitter. Ik zal de zeven minuten niet volpraten, om de rest ook nog een kans te geven. De Minister zegt: kijk naar de mogelijkheden vanuit het grotere geheel. Ja, daar zijn wij het mee eens. Ja, we snappen de dilemma's. Maar er is één probleem: daarmee is de sport nu, op dit moment, niet genoeg geholpen.

De Minister zegt veel over wat ze gaat doen, maar doet nu in onze ogen te weinig. Wees concreet. Bied echt perspectief aan de sport voor de lange termijn, maar vergeet alstublieft de korte termijn niet. Op deze manier gaat de hele sportsector simpelweg naar de verdommenis. Het duurt te lang en het gaat te traag. Volwassenen stoppen noodgedwongen hun lidmaatschap. We horen de verhalen rondom de sportverenigingen. We krijgen mailtjes. Kinderen zullen noodgedwongen moeten stoppen. Sponsoren trekken zich noodgedwongen terug, a omdat ze het financieel zelf moeilijk hebben, maar b omdat ze uiteindelijk zeggen dat de exposure gewoon weg is. Wie wil dit op zijn geweten hebben? Wij in ieder geval niet. Oneerlijkheid en ongelijkheid in de maatregelen en in de behandeling van verschillende sportsectoren is niet uit te leggen. Probeer dit dan ook niet. Recht praten wat krom is, klopt gewoon niet. Het gaat om het nu. Het gaat uiteindelijk om een groot deel van de sportverenigingen, die kapotgaan als ze niet geholpen worden. Met alle respect, we kunnen niet tegen ouders van kinderen tot een jaar of 13 zeggen: blijf niet op die parkeerplaats staan. Dat is volkomen irrealistisch. Sterker nog, als ze heen en weer moeten, is het aantal bewegingen juist groter. Dat is dus niet de oplossing.

Concreet vraag ik om iets meer duidelijkheid over maatwerk zoals bijvoorbeeld voor scholen of kerken. Waarom kan dat in de sport niet plaatsvinden? Waarom geen pilots? Kijk ook naar andere landen. Daar is in de eerste termijn al door een aantal partijen aan gerefereerd en wij zien dat punt ook.

Daarnaast zouden we graag van de Minister willen weten welke verbeteringen zij ziet voor de sportsector in een best- en worstcasescenario, kijkend naar de routekaart. Kan daar iets meer specificatie in zijn?

Vaccinatie. Als dat vaccin er is, hebben we het over 4,2 tot 5,8 miljoen mensen, afhankelijk van het type vaccin dat het eerste beschikbaar komt, maar dan praten we over het eerste jaar.

Wat het zwemonderwijs betreft ben ik zeer benieuwd waar de Minister nog mee komt.

De turnsport. Wij zijn er met name bang voor dat er een papieren werkelijkheid lijkt te zijn ten opzichte van de verschrikkelijke, echte wereld waarin we op dit moment zitten en waarin deze dames zijn terechtgekomen. Ik hoor heel graag in tweede termijn van de Minister hoe dit zit.

Voorzitter, als laatste. We zijn blij met het antwoord over de drafbaan in Groningen. We zouden alleen natuurlijk wel nog blijer zijn als de Minister in ieder geval even een berichtje richting de provincie en de gemeente kan sturen, dan wel een kort gesprekje kan voeren om het belang voor de regio te onderstrepen. Dus graag nog een korte reactie daarop.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het voorzitterschap heel even aan mevrouw Diertens, zodat ik mijn moties kan indienen.

Voorzitter: Diertens

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Dank voor de beantwoording door de Minister. Er is perspectief, alleen, we zullen tandenknarsend moeten wachten tot dat perspectief ook binnen handbereik komt, omdat we eerst moeten kijken naar die daling van de besmettingen. Maar ik ben blij dat goed wordt bekeken welke mogelijkheden er komen voor verenigingen. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het misbruik in de turnwereld verschrikkelijk is en dat dit nooit meer mag gebeuren;

constaterende dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven er ook voor slachtoffers van misbruik in de sport is, maar het met de huidige criteria niet mogelijk is om deze turnsters te kunnen helpen omdat zij niet binnen de huidige criteria vallen;

overwegende dat er alles aan gedaan moet worden om de turnsters de zorg te bieden die zij nodig hebben;

verzoekt de regering te onderzoeken of het mogelijk is om het Schadefonds Geweldsmisdrijven open te stellen voor de slachtoffers van misbruik in de turnsport van de afgelopen jaren, en de criteria aan te passen zodat de turnsters de hulp kunnen krijgen die nodig is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (35 570 XVI).

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat als gevolg van corona sportbonden geconfronteerd worden met een terugloop van sponsorgelden, dat evenementen met bijbehorende inkomsten geen doorgang kunnen vinden en dat de afdracht van verenigingen onder druk staat omdat competities al een tijd stilliggen;

constaterende dat daarmee de eigen bijdrage van sportbonden aan de topsport- en talentprogramma's in het geding komt;

overwegende dat niet alleen in aanloop naar de Olympische en Paralympische Spelen in Tokio, maar ook in de aanloop naar Beijing 2022 en Parijs 2024 het van het grootste belang is de continuïteit in de programma's van onze topsporters te waarborgen;

verzoekt de regering te bekijken hoe een eenmalige tegemoetkoming aan sportbonden met één of meer topsport- en/of talentprogramma's de financiële druk als gevolg van corona op deze programma's kan verlichten;

verzoekt de regering tevens daarvoor in 2021 5 miljoen euro incidenteel beschikbaar te stellen vanuit het beleidsartikel 3.1 Volksgezondheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema, Diertens en Von Martels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (35 570 XVI).

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dan ben ik aan het eind van mijn termijn.

Dan neem ik het voorzitterschap terug. Dank u wel, voorzitter.

Voorzitter: Rudmer Heerema

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden. Ik vind het mooi om van de Minister te horen hoe de verhalen van de turnsters haar hebben aangegrepen. Het is inderdaad dapper dat zij hier zaten en dat zij hun verhalen in de media hebben gedaan. Dat doen ze niet voor zichzelf, maar omdat ze willen dat er een oplossing komt, ook voor de volgende generaties turnsters. Ik vind het heel fijn om ook van de Minister te horen dat zij hun verhalen serieus neemt en erkent dat er, zeker in het verleden, zaken mis zijn gegaan.

Ik wil er nog een paar dingen over zeggen. Ik begrijp best dat de Minister zegt dat het Centrum Veilige Sport Nederland nazorg moet bieden. Maar er zit ook een andere kant aan, namelijk dat veel turnsters aangeven dat zij nog niets hebben gehoord van het Centrum Veilige Sport. Er zit natuurlijk ook de kant aan dat de schade voor veel van deze turnsters heel erg groot is. Dat is ook niet zo gek, als je jarenlang te maken hebt gehad met stelselmatige mishandeling en vernedering en als je weet dat je al een aantal jaren geleden aan de bel hebt getrokken, maar dat rapporten onder de tafel zijn geschoven. Dan zit er natuurlijk ook wantrouwen jegens de sportbonden en NOC*NSF, waar het Centrum Veilige Sport onderdeel van is. Ik vraag de Minister om dat mee te nemen in haar overwegingen en haar antwoorden, want het is heel logisch dat dit wantrouwen er is. Deze turnsters hebben zo veel meegemaakt. Daarom wil ik dadelijk twee moties indienen.

Ik wil nogmaals benadrukken dat het relevant is dat er snel hulp komt. Ik noem het volgende voorbeeld. Ik zei het net: ik ben ook woordvoerder jeugdzorg. Wij hebben anderhalf jaar geleden een rapport overhandigd gekregen door de commissie-De Winter. Een heel dik rapport, met heel veel verhalen over geweld en mishandeling in de jeugdzorg. Daar keken de slachtoffers toen ook naar uit en zij hoopten dat er daarna snel hulp zou komen. Dat heeft nu anderhalf jaar op zich laten wachten en pas in december praten wij in de commissie VWS over dat rapport. Ik wil echt voorkomen dat wij nu hetzelfde zien gebeuren met de turnsters. Voor hen zijn heel veel verhalen de afgelopen zomer weer naar boven gekomen en dat heeft opnieuw trauma's met zich meegebracht. Daarom wil ik echt benadrukken dat er snel duidelijkheid moet komen. Daarover heb ik twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er momenteel onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan naar de misstanden in de turnsport;

constaterende dat veel (oud-)turnsters kampen met vaak chronische en levenslange lichamelijke en psychische schade, met grote gevolgen zoals levenslang immateriële schade en materiële schade;

verzoekt de regering om in de kabinetsreactie op dit onderzoek ook een voorstel te doen voor een schadefonds voor (oud-)turnsters die kampen met chronische en levenslange klachten ten gevolge van psychische en fysieke mishandeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van Nispen, Kuiken en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (35 570 XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er meer dan 100 meldingen zijn over psychische en fysieke mishandeling bij jonge turnsters, zoals vernedering, manipulatie, misbruik, indoctrinatie, negeren en isolatie;

constaterende dat veel (oud-)turnsters kampen met de gevolgen, en vaak chronische en levenslange lichamelijke en psychische klachten hebben;

overwegende dat er signalen zijn dat soortgelijke situaties ook in andere sporten aan de orde zijn;

overwegende dat adequate hulp niet voorhanden lijkt te zijn en/of behandelingen niet worden vergoed;

verzoekt de regering om in overleg met (oud-)turnsters te onderzoeken wat mogelijk is om te voorzien in acute en adequate hulp aan (oud-)sporters die te maken hebben gehad met psychische en fysieke mishandeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van Nispen, Diertens, Kuiken en Jansen.

Zij krijgt nr. 46 (35 570 XVI).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dan had ik nog een aantal vragen openstaan.

De voorzitter:

Zeker, die zijn opgenoemd. Dank. Dan gaan we naar de heer Von Martels van het CDA.

De heer Von Martels (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil de Minister hartelijk dankzeggen voor de heldere beantwoording. De Minister geeft heel duidelijk aan dat het een zware beslissing is om sporten te beperken. Het voelt soms behoorlijk tegenstrijdig en is niet in alle gevallen uit te leggen. Ik weet niet of de Minister het rapport van de Nederlandse Zorgautoriteit en van het Zorginstituut al gelezen heeft, maar beide instellingen zeggen dat de zorg onbetaalbaar dreigt te worden. Over twintig jaar moeten we mogelijk de helft van ons bruto inkomen afstaan aan zorg. Dus nog meer inzetten op sport is het devies. Dat zullen we hier denk ik allemaal onderstrepen.

Ik zie het als een toezegging van de Minister dat zij duidelijk zegt: kunnen we niet kijken of we sportclubs meer ruimte kunnen bieden om te trainen? Ik ben benieuwd hoe dat vorm zal gaan krijgen. Op korte termijn, hoop ik dan ook. Wat dat betreft ben ik het helemaal met de heer Jansen eens dat er concretere maatregelen genomen moeten worden en dat we moeten kijken naar wat wel mogelijk is, in plaats van naar wat niet mogelijk is. Dit allemaal om corobesitas te voorkomen natuurlijk, want die 50 miljoen kilo ... Ik heb dat wel gehoord vandaag, maar ik was er ook niet van op de hoogte. Het kan voor een deel wel worden voorkomen, als we met z'n allen erop inzetten aan de voorkant. Het draait dus allemaal om preventie en het draait allemaal om leefstijl. Dat is ook de reden dat ik twee moties wil indienen, die beide eigenlijk gaan over preventie en leefstijl. De eerste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het er sterk op lijkt dat overgewicht en obesitas tot een ernstiger ziekteverloop van COVID-19 leiden;

constaterende dat een gezonde leefstijl juist tijdens de coronapandemie nog weleens verwaarloosd wordt, zeker bij kwetsbare groepen;

verzoekt de regering om spoedig met een leefstijlcampagne te starten om zodoende het effect van een gezonde leefstijl nog meer onder de aandacht te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Von Martels en Kuik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47 (35 570 XVI).

Gaat u verder met de tweede motie.

De heer Von Martels (CDA):

De tweede luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat investeren in preventie, waaronder het tegengaan van bewegingsarmoede, van groot belang is voor het welzijn van kwetsbare mensen, maar dat dit nog onvoldoende gebeurt;

constaterende dat door een onduidelijke rolverdeling tussen gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren onvoldoende geïnvesteerd wordt in preventieve interventies;

constaterende dat daarnaast financiële schotten verhinderen dat geïnvesteerd wordt in preventie;

van mening dat in regionale preventiefondsen gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren participeren;

verzoekt de regering met de VNG en zorgverzekeraars in overleg te gaan welke randvoorwaarden voor regionale preventiefondsen nodig zijn, en de Kamer hierover voor het notaoverleg Preventie te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Von Martels en Kuik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48 (35 570 XVI).

Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Van Nispen. Gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik blijf grote zorgen houden over de sport, want verenigingen hebben het zwaar en mensen haken af. Dat leidt tot minder beweging en meer zitten, met mogelijk grote maatschappelijke schade als gevolg. Volgens mij moeten we sport in Nederland nou juist gebruiken om ons allen mentaal en fysiek gezond te houden, juist nu.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het coronavirus de sportsector hard raakt, zowel maatschappelijk als financieel;

spreekt uit dat onze unieke sportinfrastructuur overeind moet blijven, omdat het belang van sport en bewegen bijzonder groot is;

verzoekt de regering voldoende financiële middelen ter beschikking te stellen aan de sportsector gedurende de coronacrisis en belemmeringen voor de sportsector zo veel mogelijk weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49 (35 570 XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat medewerkers van zorgverzekeraars en gemeenten in het kader van de Wmo veel aanvragen voor sporthulpmiddelen onterecht afwijzen of doorverwijzen;

overwegende dat voornoemde partijen over onvoldoende kennis en criteria beschikken en daardoor te grote variatie aan vergoedingen van sporthulpmiddelen veroorzaken;

verzoekt de regering één landelijk loket te ontwikkelen dat medewerkers van zorgverzekeraars en gemeenten voorziet van informatie en kennis over de vergoeding van sporthulpmiddelen, om zo tot een eenvoudigere verstrekking van sporthulpmiddelen te komen, en de Kamer te informeren of dit doel is bereikt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Diertens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (35 570 XVI).

U heeft nog één motie?

De heer Van Nispen (SP):

Ja.

De voorzitter:

Dat gaat u net redden. Gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering er vanuit de begroting van VWS én IenW in te voorzien dat er in 2021 een miljoen euro extra beschikbaar wordt gesteld aan de Reddingsbrigade om de continuïteit van de brigades te waarborgen, de strandveiligheid te verbeteren en de lifeguards vrij te stellen van contributie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (35 570 XVI).

Net binnen de tijd. Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Diertens. Gaat uw gang.

Mevrouw Diertens (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Minister voor de heldere en betrokken beantwoording. Ik teken mee met een aantal moties, maar ik heb er zelf ook drie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het potentieel van gecombineerde leefstijlpreventie (GLI) nog altijd het bestaande aanbod overstijgt;

constaterende dat GLI evenals de vergoeding ervan via het basispakket nog vaak onbekend is bij uitvoerders, verwijzers en potentiele deelnemers;

overwegende dat het tijdig inzetten van GLI onnodige zorg en daarmee gemoeide kosten kan voorkomen;

overwegende dat de sportsector hier een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan genoeg aanbod van GLI-trajecten;

verzoekt de regering met de sector te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om opleidingen tot GLI-coaches onder te brengen bij bestaande mbo- en hbo-sportopleidingen en hoe de sportsector in grotere mate kan bijdragen aan het aanbod van GLI,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Kerstens, Von Martels en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (35 570 XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat rapporten en adviezen uitwijzen dat er nog veel terrein te winnen is in de professionalisering van de sportsector;

van mening dat het goed is om de sportsector te ondersteunen in een professionaliseringsslag;

overwegende dat professionalisering onder andere speelt op het gebied van gedrag en het beschermen van de jeugd als het gaat om de mentale en fysieke gezondheid later, maar ook de arbeidsomstandigheden en het arbeidsperspectief in de sportsector;

verzoekt de regering om met vertegenwoordigers van de sportbranche een gezamenlijk plan op te stellen voor het professionaliseren van de sportsector en hierbij lopende trajecten als de human capital agenda te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Kerstens en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (35 570 XVI).

Uw laatste motie.

Mevrouw Diertens (D66):

Mijn laatste motie:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er voor het jaar 2021 grote sportevenementen gepland staan in Nederland, zoals het EK voetbal, de Invictus Games, de TT in Assen en wielerevenementen;

spreekt de ambitie uit dat deze sportevenementen doorgang vinden;

overwegende dat er binnenkort experimenten gepland staan om evenementen op een zo veilig als mogelijke manier te organiseren middels testen en gedragsregels;

verzoekt de regering om een taskforce of werkgroep in te stellen met experts om de organisatie van deze met name grote sportevenementen te kunnen ondersteunen met de opgedane kennis zodat deze op een veilige manier door kunnen gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Kerstens, Von Martels en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (35 570 XVI).

Dan is het woord aan de laatste spreker in tweede termijn, de heer Kerstens. Gaat uw gang, u heeft twee minuten.

De heer Kerstens (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik begin natuurlijk met de Minister te bedanken voor de antwoorden die zij gaf en voor de openheid die zij daarbij aan de dag legt. Zo ken ik haar ook, maar dat stel ik zeer op prijs.

Ik heb twee moties en die gaan over twee onderwerpen waar ik dieper op ben ingegaan in mijn eerste termijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sporten en voldoende bewegen een positief effect hebben op zowel het lichamelijk als geestelijk welzijn van mensen;

constaterende dat sommige groepen, die daar wellicht het meest baat bij zouden hebben, om diverse redenen juist minder sporten en bewegen (waarbij onder meer valt te denken aan mensen die sociaaleconomisch niet zo'n sterke positie hebben);

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat de al bestaande verschillen tussen inkomensgroepen als het gaat om sporten en bewegen tijdens de coronacrisis nog groter zijn geworden;

verzoekt de regering om bij de gesprekken met de sportsector in het kader van corona daar expliciet aandacht aan te besteden, te bezien op welke wijze in dezen al bestaande activiteiten kunnen worden geïntensiveerd, en de Kamer daarover in het eerste kwartaal van 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (35 570 XVI).

De heer Kerstens (PvdA):

Het was even duwen en trekken, zag ik. Mijn tweede motie is een stukje korter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sport van onschatbare waarde is voor het lichamelijk en geestelijk welzijn van mensen;

constaterende dat de sportsector hard geraakt wordt door de coronamaatregelen, waardoor het overeind blijven van de sportinfrastructuur onder druk staat;

verzoekt het kabinet bij het treffen of voortzetten van coronamaatregelen als het om de sportsector gaat te streven naar meer maatwerk alsook de diverse sportsectoren daar nadrukkelijker bij te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (35 570 XVI).

Dan schors ik de vergadering voor maximaal vijf minuten. Dan zullen we waarschijnlijk hooguit ietsjes uitlopen, denk ik.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, mag ik u vragen om aandacht voor de Minister? Zij zal eerst de vragen beantwoorden en daarna overgaan op de appreciaties. De Minister.

Minister Van Ark:

Voorzitter. Ik heb nog een aantal vragen openstaan van de Kamer. Dank voor de gelegenheid om die nu te beantwoorden.

Allereerst de vraag van mevrouw Westerveld over de trainers die beschuldigd zijn en toch turntraining kunnen gaan geven. Ik vind dat inderdaad een ongemakkelijke situatie. Dat is een persoonlijk noot van mijn kant, maar vanuit de rol die ik heb, geef ik aan dat het nog onderzocht wordt. Als er gedurende het onderzoek aanleiding blijkt voor een ordemaatregel, dan moet die ook worden doorgevoerd. Dat zal ook gebeuren. Momenteel is er bij de topsporttrainingen extra toezicht.

Dan vroeg mevrouw Westerveld of er nou sporters tussen wal en schip vallen. Ik refereer even aan de vraag die zij stelde over turners die zeiden: dat Centrum Veilige Sport is mij niet gelukt. Laat ik vooropstellen dat ik vind dat niemand tussen wal en schip mag vallen, zeker niet als het gaat over dit soort zware gebeurtenissen. Ik herken zelf niet de signalen waar mevrouw Westerveld het over heeft, maar zij heeft ze wel degelijk genoemd. Het lijkt me belangrijk om daar wel wat over te zeggen. Het is van belang dat sporters zich zelf melden. Dat kan bij het Centrum Veilige Sport. Daar is een telefoonnummer en een website voor. Aan elke melding die daar wordt gedaan, wordt navolging gegeven. Ik ben het met eenieder eens die zegt dat het centrum aan bekendheid mag winnen. Dat is iets waar ik hard aan ga werken. Ik denk dat dit onderwerp ook zeker terugkomt in het plan van aanpak dat wij gaan maken in navolging van onderzoek dat in het voorjaar van 2021 komt.

Dan misschien toch even dit, want zo ken ik mevrouw Westerveld ook: het probleem dat zij aankaart, is niet op te lossen met «hier is het telefoonnummer, hier is het mailadres». Ik kan mij ook voorstellen dat er mensen zijn die gewoon helemaal niks meer te maken willen hebben met iemand die hoe dan ook gerelateerd is aan sport, in brede zin. Ook in dat geval vind ik het van belang dat mensen geholpen worden. Dan kun je ultimo naar de politie gaan, maar dan is er ook nog het Centrum Seksueel Geweld. Dat is de Kamer natuurlijk ook bekend, maar ik checkte het even bij de ondersteuning, omdat ik de naam wel goed wil hebben, voor als er nu mensen luisteren. Dat is een onafhankelijke organisatie waarbij je altijd terecht kan in een situatie waarin je melding wilt maken, maar niks meer te maken wilt hebben met de sport.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Jansen over de drafbanen die het zwaar hebben. Ik herken dat. Zij kunnen gebruikmaken van een rijksbreed pakket en ik wil ze ook graag verbinden met het juiste loket. Als ik dat kan doen met een brief waarin ik ze ook een hart onder de riem kan steken, dan ben ik zeker bereid om dat te doen.

De heer Jansen vroeg mij ook nog naar de zwemvaardigheid. Hoe voorkomen we dat die terugloopt in verband met de sluiting van de zwembaden? Gelukkig, zeg ik erbij, zijn de zwembaden maar twee weken dicht geweest. Ik maak mij er zelf hard voor dat ze nu open blijven, maar goed, ik ben niet helemaal degene die hierover gaat, want het is vooral het virus dat daar heel veel invloed op heeft. Dat is gewoon afhankelijk van corona, maar de uitvoering van het actieplan zwemonderwijs is in volle gang. Ik acht het echt absoluut noodzakelijk dat kinderen leren zwemmen; dat is géén extraatje. Gelukkig heeft 96% een diploma, maar ook in het licht van de problematiek die de heer Van Nispen aankaartte, is dat echt van belang. We moeten niet achteroverleunen bij 96%.

Voorzitter. Mevrouw Westerveld vroeg nog naar de stand van zaken van de lokale sportakkoorden. Ik heb daar wel het een en ander over beantwoord in de vragen. U heeft nog van mij tegoed dat er per 8 november 345 uitvoeringsbudgetten zijn aangevraagd en dat er in een aantal gemeenten ook nog wordt gewerkt aan een lokaal sportakkoord. Ik kan me voorstellen dat ik daarover een passage opneem in de volgende schriftelijke periodieke verantwoording die ik naar de Kamer stuur.

Voorzitter. Ik kom bij de moties en zal proberen om de appreciaties kort te houden, vanwege uw tijd. De motie van de heer Heerema op stuk nr. 43. Dat gaan we onderzoeken met JenV. De criteria voor het fonds ken ik niet. Ik kan geen garanties geven, maar ik geef de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 43: oordeel Kamer.

Minister Van Ark:

Dan de motie op stuk nr. 44. Ik begrijp de zorgen die de heer Heerema heeft. Ik vind het echt van belang dat onze topsporters zich optimaal kunnen blijven voorbereiden, niet alleen op de aankomende Olympische Spelen, maar ook op die daarna. Ik zal dus met NOC*NSF in gesprek gaan en wanneer er duidelijkheid is uw Kamer daarover terugkoppelen. Daarmee geef ik de motie als appreciatie oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 44: oordeel Kamer.

Minister Van Ark:

Ik zou mevrouw Westerveld willen vragen of zij de motie op stuk nr. 45 zou willen aanhouden. Nee, sorry, ik ga iets te snel. Ik begin opnieuw. Over de motie op stuk nr. 45 van mevrouw Westerveld wil ik graag gezegd hebben dat we gelukkig acute hulp kunnen regelen via het CVS of via de KNGU. Als ik uw motie mag betrekken bij de aanbeveling van het onderzoek, kan ik haar oordeel Kamer laten.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 45: oordeel Kamer.

Minister Van Ark:

Dan de motie op stuk nr ....

De voorzitter:

Dit wordt de motie op stuk nr. 46, als het goed is.

Minister Van Ark:

Excuus, waar ik «nr. 45» zei, bedoelde ik «nr. 46». Over de motie op stuk nr. 46 heb ik dus gevraagd of ik de motie kan betrekken bij de aanbeveling van het onderzoek. Dan kan ik die oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 46 krijgt dus oordeel Kamer. Het oordeel over de motie op stuk nr. 45 moet nog komen.

Minister Van Ark:

Ik zou mevrouw Westerveld willen vragen of ze de motie op stuk nr. 45 zou willen aanhouden. Ik zou graag de uitkomst van het onderzoek afwachten. Dat is best wel een heel ingewikkeld proces. Ik wil dat graag zorgvuldig doen, met ieders verantwoordelijkheid. Ik heb overigens een positieve grondhouding bij de aanbeveling om dit in het actieplan uit te werken met de sector. Ik zou dus willen verzoeken of die motie aangehouden kan worden.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik vind dat toch wat ingewikkeld. Ik schetste net het rapport van de commissie-De Winter, dat anderhalf jaar geleden uitkwam en waar we nog steeds niet over hebben gesproken met de Kamer. Ik vind het wat ingewikkeld, omdat ik echt wil voorkomen dat we hier straks dezelfde situatie hebben. We hebben straks ook nog de verkiezingen en de hele formatie daarna. Het kan dus zomaar gebeuren dat het nog heel lang duurt voordat we hier stappen in hebben gezet. Ik vraag niet om nu al met een kant-en-klaar voorstel te komen. Ik vraag alleen aan de Minister om een voorstel te doen over een schadefonds wanneer het onderzoek eenmaal is uitgekomen. Daarin staan ook meer gegevens en wordt meer duidelijk over aard en omvang. Dat kan aansluiten bij wat de heer Heerema voorstelt, allemaal prima, maar ik wil vooral niet dat we hier nog heel lang op moeten wachten.

Minister Van Ark:

Ik begrijp het, maar ik moet echt dat onderzoek afwachten, omdat het best wel een heel ingewikkeld verhaal is. Als mevrouw Westerveld de motie niet wil aanhouden, moet ik die, vrees ik, helaas ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 45: ontraden. Dan de motie op stuk nr. 47.

Minister Van Ark:

De motie op stuk nr. 46 is een motie ...

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 46 heeft u gehad. Nu de motie-Von Martels/Kuik op stuk nr. 47.

Minister Van Ark:

Sorry, ja, de motie op stuk nr. 47. Ik kijk nu mee met uw telling. Deze motie geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 47: oordeel Kamer.

Minister Van Ark:

De volgende motie van de heer Von Martels gaat over de preventie. Dit betreft ook wel heel erg de portefeuille van mijn collega Blokhuis. Ik zou de heer Von Martels willen vragen of deze motie aangehouden kan worden tot de begroting van deze week, want ik denk dat die daar een plaats heeft. Dan kan ik het daar aan de orde stellen. Ik wil er graag even met de collega over overleggen, omdat het ook over preventie gaat.

De heer Von Martels (CDA):

Prima, geen enkel probleem. Of het nou vandaag of het eind van deze week gebeurt, maakt niet uit, dus dan doen we dat gewoon.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Von Martels stel ik voor zijn motie (35 570 XVI, nr. 48) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Ark:

De motie op stuk nr. 49 van de heer Van Nispen spreekt iets uit over voldoende financiële middelen, wat uiteraard aan de Kamer is. Ik ben in gesprek met NOC*NSF en de sportsector om dit te monitoren. Ik houd een vinger aan de pols, maar ik vind het lastig om op voorhand te spreken over voldoende financiële middelen. Het klinkt een beetje als een blanco cheque. Dat vind ik er lastig aan. Dit is natuurlijk wel de inzet. We zien ook dat we niet 100% kunnen compenseren. Daarom aarzel ik en moet ik de motie voorzichtigheidshalve ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 49: ontraden. Dan de motie op stuk nr. 50.

Minister Van Ark:

Ja, dan de motie op stuk nr. 50. Daar had ik eigenlijk een ... O, die mis ik. Heeft iemand die voor mij? Ik heb haar. Die motie kan ik oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 50: oordeel Kamer.

Minister Van Ark:

Dan krijgen we de motie op stuk nr. 51. Daarbij zou ik aan de heer Van Nispen willen vragen: is die er dan in plaats van het amendement of naast het amendement?

De heer Van Nispen (SP):

Die is naast het amendement. Maar nog voordat de Minister aan mij gaat vragen om deze aan te houden, kan ik nu al zeggen dat ik bereid ben om dat te doen, omdat ik graag wil weten wat er uit het gesprek komt van deze Minister met de Minister IenW. Dat neemt niet weg dat ik zo dadelijk graag nog de discussie voer over het amendement, want daar komen we natuurlijk ook nog op terug.

Minister Van Ark:

Dat zou inderdaad het verzoek zijn dat ik zou doen aan de heer Van Nispen. Maar ik vind het ook wel van belang, ook voor het amendement dat hij heeft ingediend, dat ik helaas ook ga ontraden ... Ik zou willen voorstellen dat ik voor de stemmingen over de amendementen duidelijkheid geef over de motie. Dan hebben we wellicht ook nog genoeg tijd om daarnaar te kijken. Dat amendement ligt er dan namelijk, want een amendement kun je natuurlijk niet aanhouden. Maar ik beloof dat ik voor de laatste stemming over de amendementen duidelijkheid geef, wat bij de stemming over de motie betrokken kan worden en dan wellicht ook een licht laat schijnen op het amendement.

De voorzitter:

De heer Van Nispen, kort.

De heer Van Nispen (SP):

Dat stel ik op prijs. Maar dan doe ik echt nogmaals een dringend beroep op de Minister: het kan best zo zijn dat het bedrag in het amendement, dat 1 miljoen euro vraagt, naar beneden kan worden bijgesteld, als daar een duidelijke intentie of bijna een belofte of een stevige inspanningsverplichting van de Minister tegenover staat dat ook IenW eraan gaat bijdragen om het tot het miljoen te vullen – laten we het zo zeggen. Die bereidheid heb ik al. Die bereidheid heb ik ook ten aanzien van de dekking. Dus als de Minister zegt dat ze deze dekking ongeschikt vindt en ze doet een suggestie voor een andere, dan ben ik ook bereid om het aan te passen. Het gaat me echt om het doel. Volgens mij moeten we daar allemaal echt ons best voor doen, om die zomer van 2020 te voorkomen en bij te dragen aan de zwemveiligheid.

Minister Van Ark:

Ik heb de heer Van Nispen goed gehoord. Ik ga mijn best doen. Ik ga in ieder geval duidelijkheid geven. Ik zeg er eerlijkheidshalve bij: het kan ook nog steeds nee zijn. Maar die duidelijkheid over de amendementen komt voor de stemmingen.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 52 over de GLI-coaches.

Minister Van Ark:

Ja, de motie op stuk nr. 52. Die motie geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 52: oordeel Kamer.

Minister Van Ark:

De motie op stuk nr. 53 gaat over de professionalisering. Even kijken, hoor. We zetten op dit moment natuurlijk al een aantal stappen. Het is ook een belangrijk thema in het sportakkoord. Wij faciliteren dat proces op die manier. Als ik het zo mag zien, geef ik haar oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 53: oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 54.

Minister Van Ark:

Dan de motie op stuk nr. 54, over de taskforce. Ik moet eerlijk zeggen: op dit moment hebben we al veel contact met NOC*NSF, KNVB en Fieldlab. We nemen veel maatregelen om evenementen veilig te organiseren. Het is nu een loket, straks een informatiepunt voor evenementen. Als ik de motie zo mag lezen, eigenlijk langs de lijn van deze structuur, dan kan ik haar oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 54: oordeel Kamer.

Minister Van Ark:

Dan de motie op stuk nr. 55 van de heer Kerstens. Die geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 55: oordeel Kamer. Dan de laatste motie, de motie op stuk nr. 56.

Minister Van Ark:

De motie op stuk nr. 56 geef ik ook oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 56: oordeel Kamer. Dan hebben we nog twee amendementen van de heer Van Nispen.

Minister Van Ark:

Nog twee amendementen. Op het amendement op stuk nr. 41 wil ik niet vooruitlopen, dus die geef ik het oordeel: ontraden.

Het amendement op stuk nr. 40 over de reddingsbrigade moet ik op dit moment ontraden, maar dat kan dan wellicht veranderen richting de stemmingen.

De voorzitter:

Dank. De heer Van Nispen heeft een vraag over een van beide amendementen. Beide zijn ontraden.

De heer Van Nispen (SP):

Dat is natuurlijk zeer spijtig, maar ik heb een vraag over het amendement op stuk nr. 41. Ik begrijp niet dat de Minister zegt dat zij daar niet op vooruit wil lopen. Het doel van dit amendement is om eraan bij te dragen door middel van het SamenSpeelAkkoord, een initiatief van Jantje Beton en het Gehandicapte Kind, opdat er uiteindelijk in elke gemeente één speelplek komt voor kinderen met een beperking. De Minister ontraadt dat amendement, terwijl er onderuitputting is voorzien in die regeling. Dat vind ik jammer, dus ik snap niet waarom de Minister dit amendement, dit voorstel, ontraadt.

Ik moet mijn fractie ook stemadvies geven over de motie op stuk nr. 44. Die motie krijgt in drie woorden oordeel Kamer, terwijl die gaat om 5 miljoen extra vanuit een beleidsartikel, namelijk 3.1 Volksgezondheid, dat gaat over preventie. Voordat ik mijn fractie adviseer om voor deze sympathieke motie van de heer Heerema te stemmen, wil ik wel weten ten koste waarvan dat gaat. Als ik merk hoe moeilijk het is om bijvoorbeeld iets te doen om verdrinkingen te voorkomen of om speelplekken voor kinderen met een beperking van de grond te krijgen, vind ik het een beetje warrig worden als ik eerlijk ben.

Minister Van Ark:

Over de motie op stuk nr. 44 heb ik aangegeven dat ik erop terugkom na de gesprekken die ik ga voeren. Bij het amendement op stuk nr. 41 geldt weliswaar dat er onderuitputting is, maar dat daar nog niet het finale oordeel over is gegeven vanwege de dakpanconstructie. Bovendien is het wel een verantwoordelijkheid van gemeenten hoe je omgaat met speelplaatsjes. Daarnaast heb ik aangegeven dat ik nog schriftelijk terugkom op het manifest van Jantje Beton en de SP, waarbij ik heb aangegeven dat ik denk dat ik die kan invlechten in wat we met «Bewegen. Het nieuwe normaal» gaan doen. Daar zitten bijvoorbeeld ook dit soort thema's bij. Dat ik het amendement in deze vorm ontraad, betekent niet dat het thema daarmee helemaal van tafel is.

De heer Van Nispen (SP):

Het is gewoon een serieuze vraag waar dan die 5 miljoen euro van beleidsartikel 3.1 vandaan komt. Dat is voor mijn fractie van belang om te weten of we voor deze sympathieke motie kunnen stemmen. Ik heb geleerd dat als je hier een voorstel indient, je een deugdelijke dekking moet maken en je als Kamerlid moet weten ten koste waarvan het dan gaat. Anders kun je er niet voor stemmen.

Minister Van Ark:

Ik heb gezegd dat ik in gesprek ga met NOC*NSF en dat ik de Kamer daarover ga terugkoppelen. Dat zal ook in die terugkoppeling een plek moeten krijgen, want ik ben het met de heer Van Nispen eens dat je een keuze pas kunt maken als je weet wat de andere zijde van die keuze is. In de appreciatie zit ook dat ik de Kamer daarover terugkoppel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik deze beraadslaging sluiten. We gaan volgende week, dus niet morgen, stemmen over de moties. Over de amendementen wordt gestemd bij de reguliere stemmingen over de amendementen. Waar kunnen we de toezeggingen terugvinden? Die kunt u terugvinden in de registratie van de commissie, zegt de griffier. Die kunt u dus zelf terugvinden. Dan sluit ik bij dezen de vergadering en dank ik u allen voor uw inbreng over het prachtige onderwerp sport. Ook dank aan de Minister.

Sluiting 14.14 uur.