Kamerstuk 35570-VIII-275

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. het verslag van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed over het toezicht 2019-2020 (Kamerstuk 35570-VIII-217)

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021

Gepubliceerd: 13 juli 2021
Indiener(s): Ockje Tellegen (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35570-VIII-275.html
ID: 35570-VIII-275

Nr. 275 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 juli 2021

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de volgende brieven:

  • d.d. 11 mei 2021 inzake Verslag van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed over het toezicht 2019–2020 (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 217);

  • d.d. 23 maart 2021 inzake Afschrift brief aan VOiA1 over de evaluatie van de Erfgoedwet (Kamerstuk 32 820, nr. 413);

  • d.d. 12 maart 2021 inzake Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog (Kamerstuk 25 839, nr. 48);

  • d.d. 11 maart 2021 inzake Beleidsreactie rapport Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed Een lappendeken. Zicht op toezicht door provincies (Kamerstukken 32 820 en 29 362, nr. 411);

  • d.d. 12 februari 2021 inzake Tussenadvies Commissie Collectie Nederland (Kamerstuk 32 820, nr. 409);

  • d.d. 11 februari 2021 inzake Rapportage Verdrag van Faro: Erfgoed van en met iedereen (Kamerstuk 32 820, nr. 410);

  • d.d. 10 februari 2021 inzake Planning evaluatie erfgoedwet archeologie (Kamerstuk 32 820, nr. 406);

  • d.d. 18 januari 2021 inzake Toezending Werkprogramma 2021–2022 van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 157).

De vragen en opmerkingen zijn op 1 juni 2021 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 8 juli 2021 zijn de vragen beantwoord

De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

Inhoudsopgave

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

4

 

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

5

 

Inbreng van de leden van de SP-fractie

7

 

Inbreng van de leden van de BIJ1-fractie

10

II

Reactie van de Minister

14

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de verschillende agendapunten geagendeerd onder het schriftelijk overleg inzake erfgoed en hebben hierover nog enkele vragen.

Verslag Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed over het toezicht 2019–2020

Archivering MH-17 informatie

De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de implementatie van de aanbevelingen uit het rapport «de Archivering van de MH17-informatie».

Erfgoed onder water

De leden van de VVD-fractie lezen dat niet alle vondsten in de Noordzee worden gemeld en dat het niet melden van een archeologische vondst een strafbaar feit is. De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (hierna: de Inspectie) zet zich in voor een betere handhaafbaarheid van de regels. Op welke manier wordt hier ook publieksvoorlichting ingezet, specifiek in de gebieden waar deze vondsten worden gedaan, als extra maatregel om ervoor te zorgen dat deze vondsten voortaan wel gemeld worden, zo vragen de leden.

Onderzoeken

De leden van de VVD-fractie vragen of de resultaten van dit onderzoek ook naar de Kamer worden gestuurd. En op welke manier houdt de Inspectie toezicht op het aanbod van cultuurgoederen via social media, zo vragen de leden.

Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van de restitutie van cultuurgoederen uit de Tweede Wereldoorlog. De leden onderschrijven dan ook de constatering van de Raad voor Cultuur dat roofkunst een belangrijk symbool is geworden voor wat Joodse burgers tijdens de oorlog is afgenomen: niet alleen hun bezit, maar ook hun rechten als burger, hun waardigheid als mens en, in verreweg de meeste gevallen, hun leven en dat nu deze kunst een van de laatste tastbare kansen op rechtsherstel voor de oorspronkelijke eigenaren of hun erfgenamen betekent.

In de beleidsreactie van de Minister lezen de leden van de VVD-fractie dat de Minister verder wil gaan dan de aanbeveling van de commissie-Kohnstamm en dat een beroep doen op de goede trouw door de Staat niet in lijn is met het streven naar herstel van onrecht. Daarom zal de Staat in geen enkel geval een beroep doen op goede trouw bij de verwerving. Tegelijkertijd lezen de leden dat decentrale overheden wel de mogelijkheid hebben om beroep te doen op verwerving te goeder trouw. De leden lezen dat decentrale overheden zich «sterk gehouden voelen aan de morele opdracht om roofkunst te restitueren», maar de mogelijkheid bestaat dat dit in de praktijk te vrijblijvend is. Heeft de Minister signalen dat er decentrale overheden zijn die toch beroepen op «te goeder trouw»? Zo ja, welke zijn dit? Zo niet, waarop baseert zij dit? En ziet de Minister mogelijkheden om bindende afspraken te maken met decentrale overheden, zodat zij zich niet beroepen op «te goeder trouw»?

Daarnaast lezen de leden dat het nieuwe beoordelingskader van toepassing is op verzoeken die na wijziging van het instellingsbesluit worden ingediend. Gezien de morele opdracht die ligt besloten in het restitutiebeleid en die door de commissie-Kohnstamm wordt onderstreept, hecht de Minister eraan dat het beoordelingskader ook van toepassing is op al in behandeling zijnde verzoeken tot restitutie van cultuurgoederen in bezit van de Staat, op voorwaarde dat de verzoeker dit wenst. Voor toepassing ervan op een bindend-adviesprocedure is instemming van zowel verzoeker als huidige bezitter noodzakelijk. Indien de Staat de huidige bezitter is, zal deze dan altijd instemmen met een bindend-adviesprocedure? En wat als dit een decentrale overheid betreft, zal hier dan ook altijd sprake zijn van een instemming met een bindend-adviesprocedure, mits de aanvrager hiermee instemt?

Daarnaast lezen de leden dat de commissie-Kohnstamm erop wijst dat verzoeken zo snel als mogelijk moeten worden behandeld. De leden delen dit en vragen wat nu de gemiddelde wachttijd is totdat een verzoek wordt behandeld. En wat verstaat de Minister precies onder «zo snel als mogelijk», betekent dit dan dagen, weken of maanden wachttijd voor een indiener? En ziet de Minister mogelijkheden om dit te versnellen, zo vragen de leden.

Daarnaast constateren de leden dat de Minister in haar beleidsreactie niet ingegaan is op de vraag op welke manier de Minister het voorstel van de Raad voor Cultuur gaat financieren, wat ze wel heeft toegezegd in antwoorden op schriftelijke vragen van de leden El Yassini en Yesilgoz-Zegerius over «Ministerie OCW heeft geen geld voor herkomstonderzoek naziroofkunst» op 19 januari 20212. Dus op welke manier gaat de Minister dit onderzoek financieren? Aangezien hierover eerder tegenstrijdige berichten kwamen vanuit het Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap3, zo merken de leden op.

Beleidsreactie rapport Inspectie overheidsinformatie en Erfgoed een lappendeken aan toezicht door provincies

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer provincies en gemeenten in samenwerking met het IPO4, de VNG5 en de Ministeries van BZK en OCW een gemeenschappelijk toezichtkader voor erfgoed zal uitwerken. Wat is hiervoor de gestelde deadline? En hoe waarborgen we een goed toezicht op en overzicht van alle verschillende initiatieven met verschillende werkwijzen op lokaal niveau in gemeente en provincie, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken op de agenda van het schriftelijk overleg inzake erfgoed. Deze leden hebben hierover nog enkele opmerkingen en vragen.

Verslag over het toezicht 2019–2020

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het verslag over het toezicht 2019–2020. Deze leden achten het van groot belang dat de Inspectie adequaat toezicht houdt op het beheer van zowel papieren als digitale overheidsinformatie. In het schriftelijk overleg van 26 mei 20206 hebben deze leden de Minister gevraagd naar de naleving van de Archiefwet BES en of de Caribische archieven volledig gedigitaliseerd en digitaal toegankelijk zijn. De Minister gaf aan dat de digitalisering van de Caribische archieven zich nog in de beginfase bevond en het opstellen van een concreet uitvoeringsplan vertraagd was door de coronacrisis. Kan de Minister vertellen welke voortgang er inmiddels is gemaakt met het digitaliseren van de Caribische archieven? Zijn bewaarplaatsen van het archief van de eilanden inmiddels duidelijk in beeld, zo vragen de leden.

De leden van de D66-fractie zijn positief te spreken over de samenwerking in EU-verband voor de bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen uit derde landen. Deze leden lezen dat er in 2019 is gestart met een onderzoek naar welke en hoeveel voorwerpen te koop worden aangeboden via social media en dit in 2020 is uitgebreid met het aanbod via internet. Kan de Minister toelichten waarom er voor is gekozen om het onderzoek te starten met de verkoop op social media en daarna pas uit te breiden naar het aanbod via het internet? Daarnaast merken deze leden op dat het aantal uitgegeven vergunningen voor de handel in archeologische voorwerpen significant is toegenomen in 2020 ten opzichte van 2019. Kan de Minister vertellen of dit op toeval berust of dat hier een verklaring voor is, zo vragen de leden.

Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister over het beoordelingskader van het restitutiebeleid van cultuurgoederen uit de Tweede Wereldoorlog. Deze leden zijn het met de Minister eens dat het streven naar rechtsherstel in het restitutiebeleid centraal hoort te staan. Deze leden staan daarom ook achter de keus om het afwegen van het belang van het werk voor de verzoeker, het belang van het werk voor de bezitter en het belang van het openbaar kunstbezit niet langer te laten meetellen voor het maken van een beslissing omdat dit daaraan afbreuk zou doen. Ook vinden deze leden het vanzelfsprekend dat de Staat in geen enkel geval beroep zal doen op goede trouw bij de verwerving. Kan de Minister echter uitleggen waarom deze laatste uitgangspositie niet geldt voor decentrale overheden, zo vragen de leden.

Een lappendeken: zicht op toezicht door provincies

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport over zicht op toezicht door provincies. Deze leden achten het van groot belang dat toezicht van provincies op erfgoed goed verloopt. Deze leden lezen in het rapport dat het vaak onduidelijk is voor burgers waar zij een klacht kunnen indienen over de erfgoedzorg door gemeenten. Hoe wordt er voor gezorgd dat dit proces verduidelijkt wordt en/of burgers beter worden geïnformeerd over deze mogelijkheid? Deze leden vinden het bedenkelijk om te lezen dat overkoepelend toezicht op de werking van het erfgoedstelsel ontbreekt en achten het daarom ook verstandig dat er wordt nagedacht over professionalisering. Op welke termijn verwacht de Minister dat deze professionalisering vorm gaat krijgen? Hoe heeft het gebrek aan overkoepelend toezicht effect gehad op de verschillen in onderhoud van erfgoed tussen de gemeenten en provincies? Daarnaast hebben deze leden vernomen dat er een tekort is aan budget voor de restauratie van rijksmonumenten. Deze leden achten het van groot belang dat het behoud van monumenten wordt gewaarborgd, niet alleen door middel van hoogst noodzakelijke restauraties maar ook door te investeren in bijvoorbeeld verduurzaming. Hoe kijkt de Minister naar dit tekort in budget, herkent zij dit en zo ja, gaat zij zich ervoor inzetten om de achterstand in benodigd budget in te halen, zo vragen de leden.

Tussenadvies Commissie Collectie Nederland

Tot slot hebben de leden van de D66-fractie met interesse kennisgenomen van het tussenadvies van de Commissie Collectie Nederland met betrekking tot de huidige Erfgoedwet. Deze leden zijn te spreken over de voorgestelde nieuwe wijze van beschermen en de aanbevelingen onder andere op het gebied van systematiek, financiën en de reikwijdte van bescherming. Kan de Minister vertellen wat haar eerste duiding is bij het advies dat de bescherming van roerend cultureel erfgoed anders moet worden ingericht? Deze leden zijn het met de commissie eens dat de bescherming van cultureel erfgoed ook in Caribisch Nederland moet gelden indien daar vanuit Caribisch Nederland behoefte aan is. Kan de Minister vertellen in hoeverre er al toezicht is op de bescherming van cultureel erfgoed in Caribisch Nederland, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Verslag over het toezicht 2019–2020 van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed7. Deze leden lezen in het woord vooraf, dat de inspecteurs als gevolg van de coronamaatregelen genoodzaakt waren om te werken vanuit huis. Deze leden vragen welke gevolgen dit thuiswerken heeft gehad voor de uitvoering van de werkzaamheden. Welke belemmeringen heeft de Inspectie ervaren en welke verbeteringen zijn wellicht ook mogelijk gebleken, zo vragen de leden.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister over wijziging van het beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog8. Deze leden onderschrijven dat het restitutiebeleid gericht is op herstel van het onrecht dat slachtoffers van het naziregime is aangedaan. Met de Minister hechten deze leden er ten zeerste aan dat het restitutiebeleid ook wordt ervaren als een bijdrage aan het rechtsherstel en dat verzoekers zich gehoord voelen. Deze leden vragen wanneer de Minister de Kamer informeert op welke wijze voortvarend uitvoering kan worden gegeven aan de aanbevelingen over het aanvullend herkomstonderzoek en de actieve communicatie. In dit verband valt het deze leden op, dat de vraag is gerezen of de toegang tot archieven ten behoeve van het herkomstonderzoek voor medewerkers van de Restitutiecommissie en het Expertisecentrum optimaal is. Deze leden ontvangen op dit punt graag een toelichting.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beleidsreactie van de Minister op het rapport van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed «Een lappendeken. Zicht op toezicht door provincies»9. De Inspectie constateert dat het toezicht op erfgoed door provincies summier is ingericht. Twee provincies geven – anders dan het signaleren van burgerklachten – geen invulling aan het toezicht op erfgoed. Deelt de Minister de conclusie van de Inspectie, dat het toezicht het gevaar loopt tot een papieren tijger te verworden en dat de verzamelde gegevens weinig zicht bieden op de praktijk? De Inspectie constateert dat het toezicht een lappendeken is, dat provincies niet samenwerken en dat IBT10-gegevens over erfgoed niet worden uitgewisseld tussen provincies. Hoe beoordeelt de Minister in dit verband de reactie van provincies dat zij hun toezichtwerkzaamheden niet hebben ingericht met het oog op het kunnen aggregeren van informatie naar een landelijk beeld en dat er destijds ook geen afspraken zijn gemaakt over het verstrekken van toezichtinformatie aan het ministerie?

Deelt de Minister de conclusie van de Inspectie, dat er door de summiere invulling, de verkokerde werkstijl, het ontbreken van uniforme indicatoren en de beperkte informatie bij het ministerie geen inzicht bestaat in bepaalde trends en/of risico’s op het gebied van erfgoed op gemeentelijk niveau? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen zet de Minister om ervoor te zorgen dat er een overkoepelend zicht komt op de werking van het erfgoedstelsel?

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het gemeenschappelijk toezichtkader voor erfgoed, dat door provincies en gemeenten in samenwerking met het IPO, de VNG en de Ministeries van BZK en OCW wordt uitgewerkt? Op welke termijn is het bedoelde toezichtkader gereed?

Zowel provincies als gemeenten wijzen erop dat IBT slechts een van de manieren is om te bevorderen dat in de praktijk het juiste gebeurt. Ook kennisnetwerken, handreikingen en ondersteuning van gemeenten via steunpunten voor erfgoed spelen een belangrijke rol, net als de vele dagelijkse contacten die er tussen medewerkers van de verschillende bestuurslagen bestaan. In dit verband vragen de leden naar de ervaringen met de bescherming van de dertig wederopbouwgebieden, die van nationaal belang worden geacht voor de periode 1940–1965. Deze leden vragen ook naar de stand van zaken met betrekking tot de bescherming van erfgoed van na 1965.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Tussenadvies Commissie Collectie Nederland11. Met de commissie-Buma zijn de leden van mening, dat de bescherming van roerend cultureel erfgoed anders moet worden ingericht. Deze leden onderschrijven de uitbreiding van de taakopvatting van de commissie, nu zij niet alleen ingaat op de bescherming van roerend cultureel erfgoed in particulier bezit, maar ook van roerend cultureel erfgoed in publiek bezit. Terecht vraagt de commissie ook aandacht voor ensembles, gebouwen met cultuurgoederen die één geheel vormen, vaak gesamtkunstwerken, die als zodanig beter beschermd moeten worden. Deze leden vragen de Minister of zij goed hebben begrepen, dat zij met de aanbiedingsbrief de aanbevelingen uit het tussenadvies heeft overgenomen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Werkprogramma 2021–2022 van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed12. Deze leden zijn van mening dat een rijksbreed project noodzakelijk is om de informatiehuishouding van de overheid te verbeteren en de transparantie te vergroten. Deze leden vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de inventarisatie van knelpunten, die werd aangekondigd in de kabinetsreactie op het ongevraagde advies van de Raad van State13. Deze leden constateren dat de Inspectie in de programmaperiode 2021–2022 aansluit op deze ontwikkelingen met thematische onderzoeken. In dit verband vragen deze leden of de Inspectie voldoende capaciteit en bevoegdheden heeft om toe te zien op de informatiehuishouding van de overheid, mede in het licht van de bevindingen van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

Verslag over het toezicht 2019–2020 | Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed

De leden van de SP-fractie lezen in het verslag dat «waar metaaldetectie – onder strikte voorwaarden – met de Erfgoedwet in 2016 is gelegaliseerd, is magneetvissen in dezelfde tijd juist verboden». Tegelijkertijd constateren de leden dat magneetvissen in populariteit groeit. Volgens de leden is het lang niet altijd duidelijk dat dit wettelijke verbod bestaat. De leden vragen zich af wat dit verbod precies behelst gezien lokaal ook voor aanvullende verboden wordt gekozen. De leden maken zich zorgen over het verdwijnen van erfgoed en zijn geïnteresseerd in de mogelijkheden om dit te voorkomen en opgevist erfgoed alsnog te registreren.

De leden van de SP-fractie zijn geschrokken dat er nog steeds illegaal vondsten worden gedaan in de Noordzee en de constatering van de Erfgoedinspectie dat toezicht wordt bemoeilijkt doordat procedures niet eenduidig zijn. De leden zien dat deze situatie kan worden verbeterd met de implementatie van het UNESCO-verdrag 200 voor de bescherming van cultureel erfgoed onder water.

Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog

De leden van de SP-fractie steunen het nieuwe beoordelingskader voor cultuurgoederen in bezit van de Staat. Tegelijkertijd hebben zij hier nog enkele vragen over. De leden vinden rechtsherstel zeer belangrijk. De rijksoverheid doet daarom geen beroep op verwerving te goeder trouw. De leden zouden graag zien dat alle overheden daar vanaf zien. De leden vinden het goed dat afgewezen verzoeken opnieuw kunnen worden beoordeeld, maar begrijpen nog niet waarom hierbij instemming van de eigenaar noodzakelijk is. Voorts zijn de leden geïnteresseerd in hoe wordt omgegaan met goederen die nu als erfgoed tellen maar dat niet waren ten tijde van de Tweede Wereldoorlog.

Beleidsreactie rapport Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed Een lappendeken. Zicht op toezicht door provincies

De leden van de SP-fractie vinden het rapport van de Inspectie schokkend. De Inspectie concludeert dat het toezicht op erfgoed door provincies summier is ingericht. Twee provincies geven – anders dan het signaleren van burgerklachten – geen invulling aan het toezicht op erfgoed. De andere provincies doen dit beperkt. Het toezicht is een lappendeken. Provincies werken niet samen.

De leden van de SP-fractie concluderen dat dit niet het eerste rapport is met een hard oordeel. Ook in 2015 en 2017 werden harde conclusies getrokken, in 2018 werd met een gezamenlijke «agenda» beterschap beloofd, maar dit is niet voldoende van de grond gekomen. De Minister van OCW is stelselverantwoordelijk. De leden hekelen het daarom dat de Minister met een zeer summiere reactie komt op het inspectierapport. De leden horen graag het inhoudelijk oordeel, alsmede een visie op hoe het toezicht kan worden verbeterd.

De leden van de SP-fractie lezen dat binnenkort een werkgroep zal starten met het opstellen van een gemeenschappelijk toezichtkader voor erfgoed. De leden vinden dit erg laat. Voorts zijn de leden geïnteresseerd in welke rol de Minister hierbij speelt als stelselverantwoordelijke. Ook interesseert het de leden wanneer het kader gereed zal zijn en hoe zich dat verhoudt tot de evaluatie van de Erfgoedwet.

Tussenadvies Commissie Collectie Nederland

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het tussenadvies van de Commissie Collectie Nederland. Hoewel de leden hier graag bij een later debat over de evaluatie van de erfgoederen op terug zouden willen komen, hebben ze ook nu enkele vragen. Het heeft de leden bevreemd dat de Minister de commissie specifiek om een tussenadvies heeft gevraagd maar vervolgens geen reactie geeft op de aanbevelingen. De leden zouden alsnog graag de visie van de Minister horen. Zo zijn de leden geïnteresseerd in de reactie op de aanbeveling dat een stevig financieel fundament gecreëerd moet worden voor een actief, betrokken beschermingsbeleid door de overheid, onder meer door het Nationaal Aankoopfonds en zijn doelstellingen en daaraan gekoppeld budgetten wettelijk te verankeren. Het verontrust de leden te lezen dat het geen vanzelfsprekendheid is dat roerend cultureel erfgoed in publiek bezit wettelijk afdoende beschermd is. Tevens verontrust het de leden te lezen dat roerend cultureel erfgoed in en uit Caribisch Nederland (Bonaire, Saba en Sint Eustatius) niet onder de huidige bescherming valt. De leden horen graag of ook Caribisch Nederland betrokken wordt.

Rapportage Verdrag van Faro: Erfgoed van en met iedereen

De leden van de SP-fractie merken op dat het Verdrag van Faro als uitgangspunt heeft dat ieder mens het recht heeft om betrokken te zijn bij erfgoed en daar een eigen betekenis aan te geven. De leden zijn verheugd te lezen dat de Minister het van belang vindt dat de uitgangspunten van het Verdrag van Faro meer bekendheid en uitwerking krijgen, zoals het ondersteunen van burgerinitiatieven, het inzetten van de sociale waarde van erfgoed en als een overbrugging van de kloof tussen gemeenschappen, erfgoedorganisaties en overheden. En dat er belangrijke concrete stappen gezet worden die toewerken naar een effectieve invoering van het verdrag in de nabije toekomst. Tegelijkertijd constateren de leden dat Nederland achterloopt. Het verdrag is inmiddels ruim vijftien jaar oud. Vijfentwintig landen in Europa hebben het verdrag al ondertekend of zelfs geratificeerd en geïmplementeerd. De Minister schrijft dat Nederland nog niet klaar is voor ondertekening en ratificatie.

De leden van de SP-fractie merken op dat in april 2020 de Minister constateerde «Publieksparticipatie in de archeologie nog in de kinderschoenen staat». Volgens de leden kan het tekenen, ratificeren en implementeren van het Verdrag van Faro bijdragen aan het bereiken van een groter en een meer divers publiek. De leden horen ook graag of en hoe de Minister de motie van het lid Beckerman c.s.14 uitvoert. Het dictum van deze motie luidt: «verzoekt de regering, recht te doen aan het Verdrag van Malta en samen met archeologen en vrijwilligers te onderzoeken hoe en met voorstellen te komen om een breder publiek te betrekken bij de archeologie en voorts te onderzoeken of de oprichting van een publieksfonds daarbij wenselijk is».

De leden van de SP-fractie begrijpen dat een demissionair kabinet het Verdrag van Faro niet kan implementeren maar vragen aandacht voor het feit dat wetgeving die nu of in de nabije toekomst wordt ingevoerd latere ratificatie en implementatie van het verdrag wel kan bemoeilijken. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de Omgevingswet.

Planning evaluatie Erfgoedwet archeologie

De leden van de SP-fractie constateren dat er enige vertraging is opgetreden bij de evaluatie van de Erfgoedwet. De leden horen graag of en hoe het kabinet de motie van het lid Beckerman c.s.15 uitvoert. Deze motie verzocht het kabinet onder andere de Erfgoedwet met de sector en betrokkenen breed te evalueren. Toch bereiken deze leden berichten dat groepen uit het werkveld zich minder betrokken voelen. De leden horen graag of en hoe iedereen die dit wil bij kan dragen aan de evaluatie.

Overig

De leden van de SP-fractie maken zich grote zorgen over de sloop van historische interieurs. Zo zijn er in de Groningse Schilderswijk herenhuizen die van buiten tot beschermd stadsgezicht zijn verklaard, maar van binnen niet. Omdat aan appartementen en studio’s meer valt te verdienen dan aan studentenkamers worden aan de lopende band historische interieurs gesloopt. De leden zijn van mening dat de originele elementen, zoals handgemaakt houtsnijwerk, marmeren schouwen, sierlijsten, paneeldeuren, inbouwkasten, rijk versierde stucplafonds, ornamenten en glas-in-lood ramen, een beschermde status moeten (kunnen) krijgen.

De leden van de SP-fractie stelden hier in december 2020 schriftelijke vragen over die vorige week zijn beantwoord16. De leden constateren dat het kabinet erg lang de tijd heeft genomen voor de beantwoording maar geen enkele concrete stap wil van zetten om historische interieurs beter te beschermen.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het verminken van historische panden nu beloond wordt doordat de verhuurders hogere huren ontvangen waaraan het kabinet meebetaalt via de huurtoeslag. Voor de verhuur van onzelfstandige studentenkamers met historische elementen is geen huurtoeslag mogelijk. De leden willen het kabinet daarom opnieuw verzoeken om de sloop van deze interieurs niet te belonen en stappen te zetten om te zorgen dat ze beter beschermd kunnen worden, bijvoorbeeld door procedures te vereenvoudigen, zodat historische interieurs een monumentenstatus kunnen krijgen.

Inbreng van de leden van de BIJ1-fractie

Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog

De leden van de BIJ1-fractie zijn verheugd te lezen dat de Minister in het restitutiebeleid een nieuw en rechtvaardiger beoordelingskader voorstelt. De strijd voor rechtsherstel is een strijd waarvan de leden zien dat deze door vele gemeenschappen wordt gevoerd en waarin wij onszelf solidair beschouwen met een ieder die ervoor strijdt. De leden zien echter nog altijd enkele obstakels op de weg naar rechtsherstel voor de Joodse gemeenschap als het diefstal van Joodse cultuurgoederen door het naziregime betreft.

Het nieuwe beoordelingskader

De leden van de BIJ1-fractie vragen in hoeverre, volgens de Minister, het oordeel van de commissie over restitutie onredelijk zal worden tegengewerkt als bijvoorbeeld musea – wier collecties aan de restitutiecommissie zullen worden voorgelegd, zoals stedelijke musea – het principe van de goede trouw zullen inroepen, eer op basis van het nieuwe beoordelingskader aannemelijk wordt dat de commissie tot restitutie zal besluiten.

De leden zijn van mening dat het principe van goede trouw niet zou moeten uitmaken in zaken van rechtsherstel en willen de Minister vragen nog eens te reflecteren op de mogelijkheid van bezitters om zich hierop te beroepen. Wat de leden betreft, dient er hierin enige herbezinning plaats te vinden op het vraagstuk of enerzijds rechtsherstel of anderzijds individueel eigendomsrecht in deze gevallen prevaleert.

Vastlegging en toepassing van het beoordelingskader

De leden van de BIJ1-fractie vragen of er in de wet een mogelijkheid is om verjaring buiten toepassing te verklaren als het gaat om misdaden tegen de menselijkheid. Dit met oog op het feit dat particuliere eigenaren van geroofde cultuurgoederen, ondanks het feit dat de cultuurgoederen in hun bezit voldoen aan de criteria voor restitutie, door middel van het argument van verjaring rechtsherstel kunnen tegenwerken bij de rechter.

De leden van de BIJ1-fractie kijken ook graag in bredere zin naar restitutiebeleid, los van het terechte restitutiebeleid voor geroofde cultuurgoederen van Joden tijdens of na de oorlog, en vragen of de Minister tevens voornemens is restitutiebeleid op te zetten voor geroofde cultuurgoederen uit voormalige koloniën en uit de andere landen en openbare lichamen binnen het Koninkrijk.

Rapportage Verdrag van Faro: Erfgoed van en met iedereen

De leden van de BIJ1-fractie zijn positief gestemd over een toekomstige ratificatie van het Verdrag van Faro. De leden zijn ook verheugd te lezen dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de verbindende kracht en de niet te onderschatten waarde van erfgoed onderschrijft, juist in een tijd waarin verschillende Nederlandse gemeenschappen zich in toenemende mate kritisch uitlaten over de beperkte visie op erfgoed van de regering. Uit een aanhoudend eenduidig nationaal historisch narratief blijkt immers nog altijd onduidelijkheid over wiens erfgoed de regering spreekt en wat exact tot erfgoed wordt gerekend.

De leden van de BIJ1-fractie stemmen in met de constatering dat samenwerking tussen alle actoren cruciaal is, met name de burgerinitiatieven. In dit licht vragen de leden in hoeverre de Minister in overweging heeft genomen dat veel organisaties die voortkomen uit burgerinitiatieven en burgerinitiatieven zelf (zoals The Black Archives, Dekolonisatie Netwerk voormalig Nederlands-Indië, het kunstcollectief Helden van Nooit en De Grauwe Eeuw) aandacht vragen en eisen voor het dekoloniseren van erfgoed? Welke stappen onderneemt het kabinet om dat te bewerkstelligen? Of zijn dit niet het soort burgerinitiatieven dat de Minister voor ogen heeft, en mocht dit zo zijn, waarom is dit het geval, zo vragen de leden.

De leden van de BIJ1-fractie zijn bovendien enorm teleurgesteld in het gebrek van erkenning namens het kabinet betreffende het feit dat de aanwezigheid van verschillende soorten erfgoed – zoals de publieke standbeelden van koloniale terreurmisdadigers of straatnamen vernoemd naar koloniale terreurmisdadigers – in de publieke ruimte juist een uitsluitende werking hebben, en daarmee in strijd zijn met de doelstellingen van het Verdrag van Faro.

De leden van de BIJ1-fractie vragen derhalve of de Minister kan toezeggen dat uitingsvormen van Nederlands erfgoed waarin koloniale terreurmisdadigers worden verheerlijkt uit de publieke ruimtes worden verwijderd, en een plek krijgen in een Nationaal Slavernij Museum. De leden constateren namelijk dat een dergelijk museum de volledige en historisch juiste context kan bieden wanneer het cultuurgoederen en erfgoedstukken betreft die afkomstig zijn uit en verband houden met het koloniale verleden van Nederland.

Verdrag van Faro

De leden van de BIJ1-fractie onderschrijven eveneens dat het een ieders recht is om betrokken te zijn bij erfgoed en daar een eigen betekenis aan te geven. Overwegende dat heden ten dage musea de meest toegankelijke manier vormen voor burgers om betrokken te zijn bij erfgoed, vragen de leden graag nogmaals aandacht voor de gedwongen samenkomst dat het Nationaal Museum voor Wereld Cultuur is. Sinds de bezuinigingsronde van het kabinet Rutte I bestaat het Nationaal Museum voor Wereld Cultuur uit het Tropenmuseum, het Afrika Museum, het Volkenkunde Museum en het Wereldmuseum.

De leden van de BIJ1-fractie vragen of de Minister het eens is dat die gedwongen samenkomst een structureel financieel tekort signaleert als het gaat om de bescherming van erfgoedwaardering van niet-Westerse culturen in Nederland. Zo ja, hoe gaat het Minister dit tekort wegwerken? Zo nee, wat is volgens haar een acceptabel structureel financieringsbedrag voor een erfgoedinstelling, zo vragen de leden.

De leden van de BIJ1-fractie waarderen het principe dat erfgoed van en voor iedereen is en dat het kan bijdragen aan een inclusieve maatschappij. De leden vragen in dat opzicht of de demissionair Minister zich zal inzetten om de komst van een Nationaal (Slavernij) Museum sterker te faciliteren, zodat Nederland een plek krijgt waar de volledige en historisch juiste context geboden kan worden wanneer het cultuurgoederen en erfgoedstukken betreft die afkomstig zijn uit en verband houden met het koloniale verleden van Nederland.

Ook hopen de leden van de BIJ1-fractie dat de Minister zal toezeggen dat zij zich, in de geest van Faro, zal inspannen voor het opzetten van dependances van een dergelijk (Slavernij) Museum in Caribisch Nederland, zodat iedere burger binnen het Koninkrijk hun recht kan genieten om te betrokken te zijn bij erfgoed. Kan de Minister eveneens toezeggen dat dit geen controversieel onderwerp is en men nu al met de regeringen en eilandsraden geld opzij zet voor deze Koninkrijksbrede samenwerkingen, zo vragen de leden.

De leden van de BIJ1-fractie zijn nog altijd verontwaardigd over het feit dat, na de bezuiniging op het Nationaal Instituut voor Nederlands slavernijverleden en erfenis, de financiering van de herdenking van de afschaffing van de slavernij werd gedeponeerd bij het Mondriaan Fonds die het elk jaar weer moeten goedkeuren.

De leden van de BIJ1-fractie vragen of de Minister het eens is met het feit dat dat een schofferende paternalistische houding is richting de partij die de herdenking en viering elk jaar organiseert. Zo ja, wat gaat de Minister doen om dit onrecht te herstellen? Zo nee, hoe verklaart de Minister dat andere nationale herdenkingen niet onderhevig zijn aan zulke financieringsregimes, zo vragen de leden.

De leden van de BIJ1-fractie geloven eveneens in de meerwaarde van erfgoed voor een inclusieve maatschappij, maar vinden het daarbij belangrijk om te benadrukken dat de voorwaarde voor actief burgerschap en inclusiviteit een expliciete erkenning en excuus vereisen voor het Nederlandse koloniale verleden. In dat licht vragen de leden hoe de Minister exact van plan is om Nederlands erfgoed als middel in te zetten om te bouwen aan een inclusieve maatschappij? En kan de Minister daarin ook specifiek ingaan op het onderhouden, voeden en faciliteren van erfgoed(participatie) in de onafhankelijke landen en de openbare lichamen binnen het Koninkrijk, zo vragen de leden.

Programma Faro

De leden van de BIJ1-fractie zijn verheugd om te lezen dat het verdrag een katalysator en steun in de rug kan zijn voor een eigentijdse erfgoedzorg en participatiebeleid, waarin nieuwe groepen worden betrokken bij erfgoed en erfgoedgemeenschappen een belangrijke rol vervullen.

De leden van de BIJ1-fractie zijn vooral benieuwd naar de groepen en erfgoedgemeenschappen die de Minister voorziet te betrekken, en op welke manieren zij van plan is om deze groepen te betrekken. Kan de Minister bijvoorbeeld toezeggen dat gemeenschappen met wortels in voormalige koloniën van Nederland aan tafel worden uitgenodigd en medezeggenschap krijgen in de (inrichting van) besluitvormingsprocessen en agenda bepalingen, zo vragen de leden.

De leden van de BIJ1-fractie vinden het teleurstellend dat er niet expliciet aandacht wordt geschonken aan de burgerparticipatie en erfgoedonderzoek buiten Europees Nederland. De leden hopen dat de Minister kan verhelderen of zij het eens is met het feit dat alle instellingen die met erfgoedonderzoek bezig zijn in het Nederlands Koninkrijk toegang moeten hebben tot beschikbare fondsen voor de voortzetting van hun werk.

Voorts vragen de leden van de BIJ1-fractie of de Minister op de hoogte is van de situaties van The St. Maarten Archaeological Center en het National Archeological Anthropological Memory Management op Curaçao. En is de Minister op de hoogte van de impact van het handelen van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op hun voortbestaan? Kan de Minister garanderen dat het stopzetten van de liquiditeitssteun en het opzetten van de COHO17 het waarborgen van erfgoed op de eilanden niet in de weg zal staan, zo vragen de leden.

Samenhangend nemen de leden van de BIJ1-fractie waar dat er een herwaardering nodig is van de ruimte die verhalen uit, afkomstig van of anderszins verband houden met Caribisch Nederland verdienen. Tevens hopen de leden dat de Minister kan toezeggen dat die herwaardering in samenspraak met maatschappelijke organisaties binnen het gehele Koninkrijk plaats zal vinden.

De leden lezen dat de Minister in haar brief noemt dat eigentijdse erfgoedzorg en participatiebeleid met betrekking tot nieuwe groepen en erfgoedgemeenschappen in de praktijk nog maar in opbouw is en zowel stimulans als ondersteuning behoeft op nationaal, regionaal en lokaal niveau. De leden vragen wat het kabinet van plan is te doen om dergelijke ondersteuning vanuit het Rijk te bieden, met wie zij dat mede bepalen en voor wie die ondersteuning specifiek bedoeld is.

Aansluiting bij beleid

De leden van de BIJ1-fractie lezen dat de Minister schrijft dat de uitgangspunten van het verdrag nauw aansluiten bij het door haar gevoerde beleid onder het motto: Cultuur van en voor iedereen. Zij haalt daarbij programma’s aan die als doel hebben om gelijke kansen voor actieve cultuurdeelname voor verschillende groepen zoveel mogelijk te bevorderen; om erfgoed te verweven met cultuuronderwijs; om erfgoed als middel in te zetten voor dialoog en meerstemmigheid zoals bij «beladen» erfgoed; en om, in samenwerking met gemeenschappen, het immaterieel erfgoed van tradities, gewoonten en sociale praktijken levend te houden.

De leden van de BIJ1-fractie vragen echter of de Minister bewust is van het feit dat dergelijke doelstellingen alsook «het ondersteunen van burgerinitiatieven, het inzetten van de sociale waarde van erfgoed (...) als een overbrugging van de kloof tussen gemeenschappen, erfgoedorganisaties en overheden» als voorwaarde kennen dat zowel de materiële als het immateriële uitingsvormen van het Nederlandse koloniale verleden worden opgenomen in de representatie, tentoonstelling en uiting van Nederlands erfgoed, zo vragen de leden.

De leden van de BIJ1-fractie constateren in die zin ook dat het gedachtegoed van vrijheidsstrijders ten tijde van het Nederlandse koloniale verleden weinig tot niet tot Nederlands erfgoed wordt gerekend, en vragen of de Minister het eens is met het feit dat hier verandering in moet komen.

Aansluitend vinden de leden van de BIJ1-fractie het zorgelijk dat er een gebrek is aan structurele aandacht en structurele financiering van onderzoek naar dit onderbelichte deel van de Nederlandse geschiedenis. De leden vragen daarom in hoeverre de Minister ervoor zorgt dat dergelijke structurele aandacht en structurele financiering van onderzoek wel gecreëerd worden.

Uitvoeringsagenda

De leden van de BIJ1-fractie zijn het grondig eens met de Minister wanneer zij stelt dat een optimale invoering van het Verdrag van Faro meer activiteiten behoeft dan momenteel deel zijn van het beleid.

Op basis van de gegeven uitvoeringsagenda vragen de leden van de BIJ1-fractie of de Minister kan toezeggen dat gemeenschappen en erfgoedinstellingen de benodigde ondersteuning en begeleiding krijgen bij het aanvragen van subsidie van het Fonds voor Cultuurparticipatie.

Ook vragen de leden van de BIJ1-fractie wat voor trainingen en opleidingen (erfgoed)professionals toekomen in hun veranderende rol als verbinder tussen gemeenschappen, erfgoedinstellingen en overheden, zodat zij beter erfgoedparticipatie kunnen faciliteren.

II Reactie van de Minister

Ik dank de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen inzake erfgoed. Ik beantwoord de vragen in volgorde van de fracties en geclusterd per onderwerp.

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

Verslag Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed over het toezicht 2019–2020

Archivering MH-17 informatie

De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de implementatie van de aanbevelingen uit het rapport «de Archivering van de MH17-informatie».

Ik wijs de leden van de VVD-fractie allereerst op de bevinding van de Inspectie dat de knelpunten die organisaties hebben ervaren op het gebied van archivering van MH-17 informatie, te wijten zijn aan de algemene staat van de informatiehuishouding binnen de overheid. Vervolgacties betreffen dan ook in de eerste plaats de verbetering van de algehele informatiehuishouding van het Rijk. Inmiddels heeft dit geleid tot het actieplan «Open op Orde». Uw Kamer wordt reeds geïnformeerd over de voortgang van dit plan.18

Wat betreft de aanbeveling van de Inspectie over de vervroegde overbrenging van MH-17 informatie is het Nationaal Archief in gesprek gegaan met de vermelde organisaties uit het rapport. Enkele organisaties overwegen inmiddels hun informatie over te dragen. Voorts worden kennis en best practices gedeeld via het Kennisnetwerk Informatie en Archief (KIA) voor de archief- en informatiesectoren worden er op KIA hotspotlijsten gepubliceerd. De hotspotlijsten helpen archiefvormers bepalen of informatie die volgens de selectielijst vernietigd moet worden door een bijzondere gebeurtenis, incident of maatschappelijk debat toch in aanmerking komt voor eeuwige bewaring. Tevens wordt de handreiking Waardering en Selectie door het Nationaal Archief stapsgewijs geactualiseerd.

Erfgoed onder water

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier publieksvoorlichting wordt ingezet om ervoor te zorgen dat archeologische vondsten in de Noordzee worden gemeld.

Er wordt publieksvoorlichting gegeven over het doen van vondstmeldingen middels lezingen, cursussen en via de contacten met de verenigingen van vrijwilligers. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en Rijkswaterstaat (RWS) werken momenteel aan een gezamenlijke inzet op communicatie ten aanzien van archeologie op de Noordzee. Ook wordt ingezet op het registreren van meldingen van vondsten, onder meer door sportduikers actief te benaderen.

Onderzoeken

De leden van de VVD-fractie vragen of ik de resultaten van dit onderzoek ook naar de Kamer zal sturen. Verder vragen de leden op welke manier de Inspectie toezicht houdt op het aanbod van cultuurgoederen via social media.

Ik zal resultaten van het themaonderzoek, naar het aanbod van cultuurgoederen via social media, na publicatie van het rapport aan het eind van 2021 aan de Kamer sturen.

De Inspectie houdt toezicht op het aanbod van cultuurgoederen door incidentonderzoek te doen naar signalen van onrechtmatige handel in cultuurgoederen, op basis van meldingen van burgers, samenwerkingspartners en buitenlandse autoriteiten en de eigen informatiepositie. Deze onderzoeken kunnen leiden tot teruggave van cultuurgoederen aan het land van herkomst, zoals recentelijk het geval was aan Nigeria, Irak en Italië. Doel van het themaonderzoek is de aard en de omvang van online handel in cultuurgoederen in kaart te brengen. Op basis van de uitkomsten van het themaonderzoek kan het toezicht van de Inspectie op de online handel in cultuurgoederen verder vormgegeven worden.

Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog

De leden van de VVD vragen of ik signalen binnenkrijg dat er decentrale overheden zijn die zich beroepen op «te goeder trouw».

Deze signalen zijn er niet. Integendeel, veel gemeenten nemen verantwoordelijkheid voor rechtsherstel en onderzoeken op dit moment hun eigen rol in de omgang met vervolgingsslachtoffers tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Decentrale overheden hechten er aan dat geroofde cultuurgoederen aan de rechthebbenden worden gerestitueerd. Zo heeft de gemeente Amsterdam per brief aan de gemeenteraad van 19 februari 2021 gereageerd op het advies van de Raad voor Cultuur en de Commissie-Kohnstamm. In deze brief geeft de gemeente aan de aanbevelingen van de Commissie te onderschrijven en actief te blijven inzetten op restitutie.

De leden vragen ook of ik mogelijkheden zie om bindende afspraken te maken met decentrale overheden op dit punt.

Decentrale overheden, of musea namens hen, kunnen geroofde cultuurgoederen te goeder trouw hebben gekocht. Bindende afspraken over het niet doen van een beroep op verwerving te goeder trouw zou ingrijpen op het eigendomsrecht van de decentrale overheden en een inbreuk zijn op de besluitvorming over de omgang hiermee door deze overheden. Aangezien er geen signalen zijn dat decentrale overheden een beroep zullen doen op te goeder trouw, acht ik het bovendien niet nodig om hier bindende afspraken over te maken. Daarnaast is het zo dat bij de behandeling van een restitutieverzoek van een werk van een andere eigenaar dan het Rijk, deze eigenaar zich vooraf bindt aan het advies van de Restitutiecommissie. Dit is de zogenaamde bindend-adviesprocedure.

De leden van de VVD vragen of de Staat altijd zal instemmen met een bindend-adviesprocedure, ook in het geval van een heroverweging.

Als de Staat eigenaar is van een werk waarop een restitutieverzoek wordt gedaan, dan is er geen sprake van een bindend-adviesprocedure, maar zal de restitutiecommissie advies uitbrengen aan mij – de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ik acht me gebonden aan de adviezen van de restitutiecommissie, ook in het geval van een heroverweging. Deze adviezen zijn in het verleden altijd opgevolgd en dit zal ook blijven gebeuren.

De leden vragen ook of decentrale overheden altijd instemmen met een bindend-adviesprocedure.

Dit besluit ligt bij de decentrale overheid zelf. Naar mijn weten is het niet voorgekomen dat een decentrale overheid niet bereid is geweest mee te werken aan een restitutieverzoek en de bindend-adviesprocedure.

Ten slotte vragen de leden van de VVD-fractie wat de gemiddelde wachttijd is totdat een verzoek wordt behandeld en of er mogelijkheden zijn om deze te versnellen.

Een restitutietraject verloopt in fases, waarbij verschillende instellingen zijn betrokken, zoals de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Restitutiecommissie (RC) en het Expertisecentrum Restitutie (ECR) bij het NIOD. Het traject bestaat uit onderzoek, advisering en, na het uitbrengen van een positief advies, overdracht van het cultuurgoed aan de rechthebbenden. Het ECR voert het onderzoek naar aanleiding van een restitutieverzoek uit. Een dergelijk onderzoek kan soms lang duren. Voor het sluiten van de archieven vanwege de COVID-pandemie duurde een onderzoek gemiddeld anderhalf jaar. In Nederland is de toegang tot overheidsarchieven voor onderzoekers bij het ECR goed geregeld, maar vaak zijn de onderzoekers ook afhankelijk van (particuliere) archieven in het buitenland. Toegang krijgen kan soms lang duren. Ik zal onderzoeken wat ik binnen mijn mogelijkheden kan doen om het gehele traject te versnellen zonder de zorgvuldigheid uit het oog te verliezen. Daar hoort ook betere communicatie over de procedure en de voortgang bij. Met mijn kamerbrief van 25 juni 2021 (Kamerstuk 25 839, nr. 49) over de intensivering van het restitutiebeleid gaf ik al aan het secretariaat van de Restitutiecommissie te willen versterken.

Beleidsreactie rapport Inspectie overheidsinformatie en Erfgoed een lappendeken aan toezicht door provincies

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer provincies en gemeenten in samenwerking met het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Ministeries van BZK en OCW een gemeenschappelijk toezichtkader voor erfgoed zal uitwerken. Tevens vragen zij hoe we een goed toezicht op en overzicht van alle verschillende initiatieven met verschillende werkwijzen op lokaal niveau in gemeente en provincie waarborgen.

De in mijn beleidsreactie19 op het rapport van de Inspectie aangekondigde werkgroep voor interbestuurlijk toezicht (IBT) erfgoed is recentelijk gestart, met als doel te komen tot professionalisering van het interbestuurlijk toezicht op de gemeentelijke wettelijke taakuitvoering op erfgoed. De werkgroep is samengesteld uit deelnemers van provincies, gemeenten (VNG), BZK en OCW en sluit wat betreft inhoud en wijze van rapporteren aan bij de Agenda Toekomst van het interbestuurlijk Toezicht (ATT). Streven is om eind van dit jaar een eerste resultaat op te leveren in de vorm van gemeenschappelijke uitgangspunten voor het interbestuurlijk toezichtskader op de gemeentelijke wettelijke taakuitvoering op erfgoed. Ik benadruk hierbij dat in lijn met de Wet Revitalisering Generiek Toezicht (2012) ruimte blijft voor de provincies voor maatwerk. Met de afspraken over professionalisering van het toezicht en de vormgeving daarvan conform de uitgangspunten van de ATT vertrouw ik erop dat het toezicht op erfgoed goed zal worden geborgd.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

Verslag over het toezicht 2019–2020

De leden vragen zich af welke voortgang er inmiddels is gemaakt met het digitaliseren van de Caribische archieven. Zijn bewaarplaatsen van het archief van de eilanden inmiddels duidelijk in beeld, zo vragen de leden.

Het opstellen van een concreet uitvoeringsplan is helaas vertraagd door de coronacrisis. Prioriteit heeft het tot stand brengen van een selectielijst om vast te stellen welke stukken als archief bestempeld moeten worden, oftewel welke stukken daadwerkelijk bewaard moeten worden. Voor het vaststellen van de omvang van de archiveringsopgave is bovendien onderzoek ter plaatse noodzakelijk, hetgeen nog niet heeft kunnen plaatsvinden vanwege de COVID-maatregelen. Als de COVID-maatregelen het toelaten, zal in de tweede helft van dit jaar de inventarisatie plaatsvinden. Met het toepassen van de selectielijst en het onderzoek kan in samenspraak met de vertegenwoordigers van Caribisch Nederland een uitvoeringsplan voor toegankelijkheid en digitalisering worden opgesteld. Afhankelijk van de mogelijkheden zal aanvullend de behoefte aan bewaarplaatsen in kaart worden gebracht.

De leden van D66 vragen of ik kan toelichten waarom ervoor is gekozen om het onderzoek te starten met de verkoop via social media en daarna pas uit te breiden naar het aanbod via het internet.

Het tegengaan van de online illegale handel in cultuurgoederen heeft al lange tijd de aandacht. Zo is in 2011 onderzoek verricht naar de handel in cultuurgoederen via internet in «De kunst van het internet».20 Daarnaast is er de laatste jaren veel internationale literatuur verschenen waarin social media wordt genoemd als platform voor de illegale handel in cultuurgoederen. De Inspectie heeft onderhavig onderzoek geïnitieerd om beter inzicht te krijgen in de aard en omvang van de handel in cultuurgoederen op social media en de mogelijkheden om het toezicht hierop verder vorm te geven. Het onderzoek heeft zich niet beperkt tot sociale media, omdat bleek dat de posts waarin cultuurgoederen werden aangeboden vooral naar veilingsites verwezen. Deze platforms zijn daarom ook in het onderzoek betrokken.

Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog

De leden van D66 vragen waarom de uitgangspositie van het Rijk dat er geen beroep wordt gedaan op goede trouw, niet geldt voor decentrale overheden.

Decentrale overheden, of musea namens hen, kunnen geroofde cultuurgoederen, te goeder trouw hebben gekocht. Het is aan decentrale overheden als eigenaren om te beslissen over de omgang met hun collecties, waaronder het doen van een beroep op verwerving te goeder trouw. Decentrale overheden hebben zich, sinds het bestaan van het restitutiebeleid, aangesloten bij dit beleid van het Rijk op dit onderwerp.

Een lappendeken: zicht op toezicht door provincies

De leden van D66 vragen hoe voor een duidelijke klachtenprocedure wordt gezorgd en hoe burgers hierover beter worden geïnformeerd. Ze vinden het bedenkelijk dat overkoepelend toezicht op de werking van het erfgoedstelsel ontbreekt en achten het verstandig dat er wordt nagedacht over professionalisering. Zij vragen naar de termijn hiervan.

Ik ben het met deze leden eens dat het van belang is dat het toezicht van provincies op erfgoed goed verloopt en dat voor burgers duidelijk is waar en hoe zij een klacht kunnen indienen. Ik zal de recent ingestelde werkgroep IBT erfgoed daarom vragen om als onderdeel van de voorgenomen professionalisering ook te bekijken of er klachtenprocedures zijn en hoe deze waar nodig verbeterd kunnen worden.

De leden spreken van een gebrek aan overkoepelend toezicht en vragen of dit effect heeft gehad op de verschillen in onderhoud van erfgoed tussen gemeenten en provincies.

De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (IOE) houdt toezicht op de werking van het monumentenstelsel als geheel (en specifiek op Professionele organisaties voor monumentenbehoud). Ze bevraagt tweejaarlijks alle gemeenten en stuurt de uitkomsten naar de betreffende gemeenten zodat die zien waar verbetering nodig is. Tevens stelt de IOE de gegevens beschikbaar aan alle provincies. Sinds dit jaar zijn de resultaten van de monitor Monumenten en Archeologie gemeenten openbaar.

Daarnaast heeft de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) de Erfgoedmonitor en hebben de provincies de monumentenmonitor van de staat van rijksmonumentaal erfgoed (m.u.v. woonhuizen) waarbij ze samenwerken met de RCE. Uit die gegevens blijkt dat de staat van de monumenten in ons land over de breedte goed is. Ook zijn geen verschillen van betekenis te zien in onderhoud van erfgoed tussen gemeenten en provincies. Provincies en gemeenten wijzen erop dat IBT één van de manieren is om te bevorderen dat in de praktijk het juiste gebeurt. Ook kennisnetwerken, handreikingen en ondersteuning van gemeenten via steunpunten voor erfgoed spelen een belangrijke rol, net als de vele dagelijkse contacten die er tussen medewerkers van de verschillende bestuurslagen bestaan.

Daarnaast hebben deze leden vernomen dat er een tekort is aan budget voor de restauratie van rijksmonumenten. De leden vragen hoe ik naar dit tekort in budget kijk, of ik dit herken en zo ja, of ik me ervoor zal inzetten om de achterstand in benodigd budget in te halen.

Over het algemeen staan de monumenten in Nederland er goed bij. Ongeveer 89% van de rijksmonumenten verkeert in redelijke of goede staat. Dit percentage stijgt gestaag, met dank aan alle investeringen van eigenaren en betrokken overheden. Daarnaast heeft dit kabinet fors extra geïnvesteerd in de restauratie van rijksmonumenten. Via incidentele regelingen is in de periode 2018–2020 € 150 miljoen extra beschikbaar gesteld. Structureel investeer ik € 20 miljoen in restauraties via het Provinciefonds en stel ik € 50 miljoen beschikbaar voor restauraties via het Nationaal Restauratiefonds (NRF). Via de Duurzame Monumentenlening (DML) van het NRF kunnen eigenaren ondersteuning krijgen bij de verduurzaming. Er is dus een stelsel aan regelingen waarvan eigenaren gebruik kunnen maken. Desondanks zijn er nog monumenten met restauratiebehoefte. Ook is de verduurzamingsopgave dermate groot en urgent dat extra investeringen noodzakelijk zijn. Vooral bij grote monumenten met een kostbare restauratie- en verduurzamingsopgave zie ik dat deze weinig aansluiting vinden in dit systeem. Het is aan het volgend kabinet om te besluiten tot aanpassing of aanvullende maatregelen op dit gebied.

Tussenadvies Commissie Collectie Nederland

De leden van de D66-fractie vragen naar een eerste duiding bij het advies van de Commissie Collectie Nederland waarin wordt gesteld dat de bescherming van roerend cultureel erfgoed anders moet worden ingericht.

Ons erfgoed laat ons naar het verleden kijken, laat zien hoe we ons ontwikkeld hebben en laat ons daarmee het heden duiden. Adequate bescherming is van belang om erfgoed voor toekomstige generaties te behouden. De commissie-Pechtold schreef al in haar rapport dat betere bescherming nodig is om belangwekkend cultureel erfgoed voor Nederland te behouden. Wat tot ons erfgoed behoort is dynamisch en aan verandering onderhevig en de bescherming ervan zou dat ook moeten zijn. Om een beter beeld te hebben van welk erfgoed bescherming zou moeten krijgen is de Commissie Collectie Nederland gevraagd een overkoepelende visie te ontwikkelen op de dynamische Collectie Nederland en een aanbeveling te doen hoe deze collectie actueel gehouden kan worden. Ook is gevraagd het register van beschermde cultuurgoederen te actualiseren. Met het oog op de evaluatie van de Erfgoedwet is de commissie gevraagd als eerste te adviseren over zaken die deze evaluatie aangaan en daarna zich te richten op de andere vragen. Het tussenadvies is met interesse gelezen en wordt betrokken in de evaluatie van de Erfgoedwet. Voor het einde van dit jaar rondt de commissie haar definitieve rapport af. Hier wordt een beleidsreactie op gegeven waar dieper wordt in gegaan op een actualisatie van de beschermingssystematiek voor het erfgoed dat we voor de toekomst willen behouden.

De leden van D66 zijn geïnteresseerd in hoeverre er al toezicht is op de bescherming van cultureel erfgoed in Caribisch Nederland.

Dit toezicht is geregeld in de Monumentenwet BES. Het bestuurscollege van de openbare lichamen in Caribisch Nederland kan personen aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de wet. Onder de Monumentenwet BES worden onder monumenten zowel roerende als onroerende zaken verstaan en onder archeologisch erfgoed zowel bouwwerken als voorwerpen.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

Verslag over het toezicht 2019–2020

De leden van de CDA-fractie lezen in het woord vooraf van het Verslag over het toezicht 2019–2020 van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed dat de inspecteurs als gevolg van de coronamaatregelen genoodzaakt waren om te werken vanuit huis. Deze leden vragen welke gevolgen dit thuiswerken heeft gehad voor de uitvoering van de werkzaamheden.

De Inspectie heeft tijdens de COVID-pandemie met een aangepaste planning en werkwijze gewerkt. De werkwijze bestond uit een toezending van een digitale vragenlijst, en op basis van een analyse daarvan een online gesprek. Bij de inspectie van de informatiehuishouding bij de Belastingdienst/Toeslagen (https://www.inspectie-oe.nl/publicaties/rapport/2021/04/22/rapport-toeslagen) is in de meeste gevallen succesvol online inzage gekregen in een aantal systemen, waardoor de coronaregels konden worden nageleefd. Waar nodig is de inspectie wel ter plaatse geweest en hebben er aanvullende gesprekken plaatsgevonden. De uitvoering van de monitor 2019–2020 heeft wel enige vertraging opgelopen. Niet alleen de Inspectie werkte thuis, maar ook de organisaties die bevraagd werden. De achterstand is inmiddels ingelopen.

Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog

De leden van de CDA-fractie vragen naar de reactie op de overige aanbevelingen van de commissie-Kohnstamm.

Met mijn brief van 25 juni 2021 heb ik hier op gereageerd. Ik investeer de komende vier jaar € 1,5 miljoen per jaar om het restitutiebeleid te versterken. Hiermee voer ik de aanbevelingen over het aanvullende herkomstonderzoek en de actieve communicatie uit.

De leden van het CDA vragen daarnaast om een toelichting op de toegang tot archieven ten behoeve van het herkomstonderzoek voor medewerkers van de Restitutiecommissie en het Expertisecentrum.

Veel van de archieven van het Rijk die nodig zijn bij het restitutiebeleid zijn vanwege de bescherming van persoonsgegevens niet openbaar toegankelijk. Voor de medewerkers van de Restitutiecommissie en het Expertisecentrum bij het NIOD is hiervoor een uitzondering gemaakt. Deze uitzondering is neergelegd in het instellingsbesluit van de restitutiecommissie. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van de archieven van lokale overheden, die ook niet altijd openbaar toegankelijk zijn. Om toegang te krijgen tot deze archieven moet een onderzoeksplan worden ingediend. Tot slot zijn er ook vaak private archieven nodig, en archieven van overheden en private personen in het buitenland. De toegankelijkheid van deze archieven hangt af van de bereidwilligheid van de private eigenaren van een archief, respectievelijk de regelgeving in het buitenland.

Een lappendeken: zicht op toezicht door provincies

De leden van het CDA vragen of ik de conclusie deel, dat het toezicht het gevaar loopt een papieren tijger te worden en dat de verzamelde gegevens weinig zicht bieden op de praktijk. Ook vragen zij hoe ik de reactie van provincies beoordeel dat zij hun toezichtwerkzaamheden niet hebben ingericht met het oog op het kunnen aggregeren van informatie naar een landelijk beeld en het verstrekken van toezichtinformatie aan het ministerie.

Met de inwerkingtreding van de Wet revitalisering generiek toezicht is er destijds bewust voor gekozen dat het toezicht op de uitvoering van wettelijke medebewindstaken zou worden uitgevoerd door de bestuurslaag direct daarboven. Interbestuurlijk toezicht moet daarnaast nadrukkelijk worden gezien als aanvulling op de horizontale controle door de volksvertegenwoordiging. Primair is het aan het lokale bestuur om verantwoording af te leggen over de uitvoering van wettelijke medebewindstaken en aan de volksvertegenwoordiging om daar controle op uit te oefenen. Bovendien brengt de autonome bevoegdheid van provincies met zich mee dat zij hierin zelfstandige keuzes kunnen maken. Die hangen uiteraard ook samen met de regionale situatie. Conform de uitgangspunten van de ATT wordt het toezicht met name daar ingezet waar de (maatschappelijke) risico’s het grootst worden geacht. Niet op elke medebewindstaak vindt dus systematisch toezicht plaats. Dat laat onverlet dat provincies op grond van de wet aan de slag moeten met signalen/meldingen van misstanden.

De stelling van de provincies dat zij hun toezichtwerkzaamheden niet hebben ingericht met het oog op het kunnen aggregeren van informatie naar een landelijk beeld en dat er destijds ook geen afspraken zijn gemaakt over het verstrekken van toezichtinformatie aan het ministerie, is juist. De provincies geven aan dat zij in het kader van de Wet revitalisering generiek toezicht destijds door het Rijk niet in capaciteit en middelen zijn gefaciliteerd om dergelijke afspraken te kunnen vormgeven.

Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het erfgoedstelsel zou ik niettemin graag beschikken over de gebundelde toezichtinformatie van de provincies. Ik heb de werkgroep IBT erfgoed daarom gevraagd om de mogelijkheden daartoe te onderzoeken en met voorstellen te komen.

De leden vragen of ik de conclusie deel, dat er bij het ministerie geen inzicht bestaat in bepaalde trends en/of risico’s op het gebied van erfgoed op gemeentelijk niveau, en welke stappen ik wil zetten om ervoor te zorgen dat er een overkoepelend zicht komt op de werking van het erfgoedstelsel.

Er zijn meer manieren om inzicht in trends en risico’s te krijgen: de Erfgoedmonitor van de RCE, de tweejaarlijkse monitor Monumenten en Archeologie gemeenten van de IOE en de vierjaarlijkse Erfgoedbalans zijn hierbij van grote waarde. Het gaat hier echter wel om generieke bronnen. Met IBT kan meer specifiek worden gekeken en maatwerk worden geleverd en dat is een mooie aanvulling. Om dergelijke gegevens goed te kunnen vergelijken zal de interbestuurlijke werkgroep IBT erfgoed hierover nadere afspraken maken.

De leden van het CDA vragen ook wat de stand van zaken is van het gemeenschappelijk toezichtkader voor erfgoed en de termijn waarop dat is uitgewerkt.

Zoals ik hiervoor heb aangegeven in antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie is de interbestuurlijke werkgroep voor IBT erfgoed recent van start gegaan. Als eerste stap brengt zij voor het einde van dit jaar in kaart wat nodig is voor de professionalisering van het erfgoedtoezicht en welke gemeenschappelijke uitgangspunten kunnen worden geformuleerd. Een gemeenschappelijk toezichtkader voor erfgoed is de volgende stap. Over de termijn waarop dit gereed zal zijn kan ik nu nog geen uitspraken doen.

De leden vragen ook naar de ervaringen met de bescherming van de dertig wederopbouwgebieden, die van nationaal belang worden geacht voor de periode 1940–1965 en naar de stand van zaken met betrekking tot de bescherming van erfgoed van na 1965.

De 30 wederopbouwgebieden zijn opgenomen in nationaal belang 19 in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI): «Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang». De RCE laat in het kader van de Erfgoedmonitor onderzoeken welke wezenlijke veranderingen er de afgelopen 5 jaar hebben plaatsgevonden in de wederopbouwgebieden. Deze monitoring zal dienen als opmaat naar een evaluatie van de werkwijze met bestuurlijke afspraken in het kader van de Erfgoedbalans en de evaluatie van de Erfgoedwet. Het instrument van beschermd gezicht staat overigens in de Omgevingswet en kan nog altijd worden toegepast als blijkt dat de bestuurlijke afspraken niet voldoen.

De uitkomsten van de evaluatie van de bestuurlijke afspraken voor wederopbouwgebieden zal ik tevens betrekken bij het nadenken over het erfgoed van na 1965. In vervolg op de verkenning Post 65 is de RCE bezig meer inzicht te verwerven in het erfgoed uit deze periode. Zo is onderzoek gedaan naar het waarderings- en selectiekader en wordt gekeken op welke manier participatie hierbij een belangrijkere rol kan krijgen. Met de Federatie Grote Monumentengemeenten wordt op dit gebied samengewerkt in de Werkgroep Post 65.

Tussenadvies Commissie Collectie Nederland

De leden van de CDA-fractie vragen of zij het goed hebben begrepen, dat zij met de aanbiedingsbrief de aanbevelingen uit het tussenadvies heeft overgenomen.

De Commissie Collectie Nederland was gevraagd in het tussenadvies te adviseren op zaken die de evaluatie van de Erfgoedwet aangaan. Aangezien deze evaluatie nog niet is afgerond is het prematuur een reactie te geven op de aanbevelingen uit het tussenadvies. Deze aanbevelingen worden in de evaluatie betrokken. De commissie levert voor het einde van dit jaar het definitieve advies op. In de beleidsreactie die volgt zal op de aanbevelingen uit het advies worden gereflecteerd.

Werkprogramma 2021–2022 van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed21.

De leden vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de inventarisatie van knelpunten, die werd aangekondigd in de kabinetsreactie op het ongevraagde advies van de Raad van State22. Verder vragen deze leden of de Inspectie voldoende capaciteit en bevoegdheden heeft om toe te zien op de informatiehuishouding van de overheid, mede in het licht van de bevindingen van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag.

Wat betreft de inventarisatie van knelpunten heeft het kabinet op 15 januari 2021 zijn reactie op het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) aan de Kamer gestuurd.23 Hierin is onder andere extra inzet op de verbetering van de informatiehuishouding van het Rijk aangekondigd. De betreffende actieplannen houden verband met het advies van de Raad van State over ministeriële verantwoordelijkheid, de Wijzigingswet Open Overheid en de voorgenomen modernisering van de Archiefwet. Daardoor wordt het onafhankelijk toezicht op naleving van de Archiefwet, en daarmee de kwaliteit van de informatiehuishouding, door de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed versterkt door de capaciteit van de Inspectie aanzienlijk uit te breiden. Over de voortgang wordt uw Kamer geregeld geïnformeerd.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

Verslag over het toezicht 2019–2020 | Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed

De leden van de SP-fractie vragen zich af wat het verbod op magneetvissen precies behelst gezien er lokaal ook voor aanvullende verboden wordt gekozen. Zij vragen wat de mogelijkheden zijn om het verdwijnen van opgevist erfgoed te voorkomen en dit alsnog te registreren.

Magneetvissen valt onder het opgravingsverbod (artikel 5.1 Erfgoedwet) als de magneetvisser bij zijn activiteiten als doel heeft om cultureel erfgoed van de waterbodem te verwijderen. Sommige gemeenten stellen een aanvullend verbod op magneetvissen in, bijvoorbeeld om te voorkomen dat niet-gesprongen explosieven worden opgevist. Momenteel wordt ingezet op het registreren van meldingen in de database Portable Antiquities of the Netherlands (PAN). Dit systeem wordt aangepast zodat ook vondsten van de waterbodem kunnen worden ingevoerd.

De leden van de SP-fractie vragen zich af of het toezicht op de Noordzee verbeterd kan worden met de implementatie van het UNESCO-verdrag 2001 voor de bescherming van cultureel erfgoed onder water.

Ik deel uw zorg over het illegaal verwijderen van cultureel erfgoed in de Noordzee. Momenteel wordt er gewerkt aan het opstellen van regelgeving die toetreding tot het Unesco 2001 verdrag mogelijk maakt. De verwachting is dat dit traject eind 2022 kan worden afgerond.

Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog

De leden van de SP begrijpen niet waarom instemming van de eigenaar noodzakelijk is om een afgewezen verzoek opnieuw te kunnen behandelen.

Een verzoek tot restitutie van een werk dat niet in eigendom van het Rijk is, leidt tot een bindend advies. Dit is een vaststellingsovereenkomst tussen verzoeker en eigenaar. Beide partijen moeten instemmen met het wijzigen van een dergelijke overeenkomst, zoals nodig is in het geval van een heroverweging van al eerder beoordeelde zaken op grond van het nieuwe beoordelingskader. Deze bindend-adviesprocedure geeft, zoals ook de commissie-Kohnstamm in haar advies onderstreept, een verzoeker de zekerheid dat een advies van de Restitutiecommissie wordt opgevolgd.

Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie hoe wordt omgegaan met goederen die nu als erfgoed tellen maar dat niet waren ten tijde van de Tweede Wereldoorlog.

Het restitutiebeleid gaat over kunst- en cultuurgoederen in algemene zin, niet slechts over museale cultuurgoederen. Zo bestaat de NK-collectie, de Nederlands Kunstbezit collectie, uit cultuurgoederen die na de Tweede Wereldoorlog zijn gerecupereerd en die de Staat in beheer heeft genomen met het oog op restitutie. Dit zijn uiteenlopende objecten, van alledaags meubilair tot schilderijen.

Beleidsreactie rapport Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed Een lappendeken. Zicht op toezicht door provincies

De leden van de SP vinden het rapport van de Inspectie schokkend en concluderen dat dit niet het eerste rapport is met een hard oordeel. Ze verwijzen daarbij naar eerdere rapporten uit 2015 en 2017 met harde conclusies over toezicht. Daarnaast vernemen zij graag mijn inhoudelijke oordeel alsmede een visie op hoe het toezicht kan worden verbeterd.

Deze leden doelen naar ik aanneem onder meer op de evaluatie van de Wet revitalisering generiek toezicht door Pro Facto in 2017. Uit deze evaluatie blijkt dat het toezicht sober en doelmatig is ingericht en functioneert. Bij de onderzoekers en in het veld werden echter mogelijkheden gezien om het toezicht efficiënter en effectiever te organiseren. Mede op basis van die conclusies is in 2018 de Agenda Toekomst van het interbestuurlijk Toezicht (ATT) tot stand gekomen. Kern van de Agenda en het daaruit voortgekomen actieplan is dat toezichthouders en toezichtontvangers in dialoog het interbestuurlijk toezicht (IBT) vormgeven en zich daarbij primair richten op het inzichtelijk krijgen en beheersen van mogelijke risico’s bij de uitvoering van medebewindstaken. Hiermee wordt tevens beoogd het toezicht efficiënter en effectiever in te richten en de uitvoeringslasten zoveel mogelijk te beperken. Als onderdeel van de Agenda wordt daarnaast ingezet op een uniformere uitvoering van het toezicht door Rijk en provincies. Gemeenten, provincies en Rijk geven hiermee in de periode 2020- 2023 gezamenlijk invulling aan de vernieuwing van het toezicht binnen de bestaande wettelijke kaders.

De IOE heeft op mijn verzoek vorig jaar naar de inzet van provincies op het toezicht van de gemeentelijke wettelijke taakuitvoering op erfgoed gekeken. Ik ga met inachtneming van de verschillende verantwoordelijkheden van het gedecentraliseerde erfgoedstelsel met de conclusies van het rapport aan de slag, samen met provincies en gemeenten. Op die manier vul ik mijn stelselverantwoordelijkheid in. De interbestuurlijke werkgroep voor IBT erfgoed is inmiddels gestart. De uitkomsten van de werkgroep zullen worden betrokken bij de evaluatie van de Erfgoedwet.

Tussenadvies Commissie Collectie Nederland

Het heeft de leden van de SP-fractie bevreemd dat ik de commissie specifiek om een tussenadvies heb gevraagd maar vervolgens geen reactie heb gegeven op de aanbevelingen. De leden zouden alsnog graag mijn visie horen. De leden zijn geïnteresseerd in de reactie op de aanbeveling dat het Nationaal Aankoopfonds en zijn doelstellingen en daaraan gekoppeld budgetten wettelijk verankerd moeten worden.

Het tussenadvies van de Commissie Collectie Nederland is gevraagd met het oog op de aanstaande evaluatie van de Erfgoedwet. De aanbevelingen die de commissie hieromtrent heeft gedaan, worden in de evaluatie betrokken. Zo ook de mogelijkheid om een betere financiële basis te garanderen voor bescherming, door bijvoorbeeld het aankoopfonds wettelijk te verankeren. Aangezien deze evaluatie nog niet is afgerond is het prematuur om mijn visie te geven op de aanbevelingen uit het tussenadvies. De beslissingen zullen uiteindelijk ook genomen worden door een volgend kabinet.

De leden willen weten of ook Caribisch Nederland betrokken wordt.

In haar tussenadvies schrijft de commissie ook over het Caribisch deel van het Koninkrijk. In de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur is een aantal vragen gesteld. In deze vragen is Caribisch Nederland niet expliciet benoemd. De Commissie Collectie Nederland is onafhankelijk en het staat deze commissie vrij om te adviseren over zaken die zij ook van belang achten bij het onderwerp van de te beschermen Collectie Nederland.

Rapportage Verdrag van Faro: Erfgoed van en met iedereen

De leden van de SP-fractie merken op dat ik in april 2020 constateerde dat «Publieksparticipatie in de archeologie nog in de kinderschoenen staat». Volgens de leden kan het tekenen, ratificeren en implementeren van het Verdrag van Faro bijdragen aan het bereiken van een groter en diverser publiek. De leden horen ook graag of en hoe de ik de motie van het lid Beckerman c.s. uitvoer.24

Ik deel het enthousiasme van de leden over de kansen die het Verdrag van Faro biedt. Ik heb de Kamer over de stand van zaken met betrekking tot de ratificatie geïnformeerd in mijn brief van 11 februari 2021.25 De motie van het lid Beckerman c.s. heb ik betrokken bij de eveneens door uw Kamer gevraagde evaluatie van de Erfgoedwet op het onderdeel archeologie. Op 18 mei 2021 is de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur die in dit kader is opgesteld in afschrift naar uw Kamer verzonden. Publieksbereik en publieksparticipatie zijn hierin belangrijke onderwerpen. In december van dit jaar zal het advies van de Raad voor Cultuur over archeologie verschijnen.

Planning evaluatie Erfgoedwet archeologie

De leden horen graag of en hoe het kabinet de motie van het lid Beckerman c.s.26 uitvoert en of en hoe iedereen die dit wil bij kan dragen aan de evaluatie. De leden geven aan berichten te ontvangen dat groepen uit het werkveld zich minder betrokken voelen.

Op 18 mei 2021 heeft de Kamer een afschrift ontvangen van de adviesvraag die ik in het kader van de evaluatie van de Erfgoedwet op het onderdeel archeologie aan de Raad voor Cultuur heb gezonden. In deze adviesvraag wordt ook het proces geschetst dat tot nog toe is doorlopen.

De berichten dat sommige groepen uit het werkveld zich minder betrokken voelden hebben mij ook bereikt. Ik ben uiteraard opnieuw met hen in gesprek gegaan. Een belangrijke reden voor het gebrek aan ervaren betrokkenheid vormde het gegeven dat de vanwege de corona-maatregelen digitaal georganiseerde bijeenkomsten fysieke ontmoetingen nooit helemaal kunnen vervangen.

Overig

De leden van de SP-fractie verzoeken om de sloop van historische interieurs herenhuizen in de Groningse Schilderswijk niet te belonen en stappen te zetten om te zorgen dat ze beter beschermd kunnen worden.

De Groningse Schilderswijk is na de selectie van waardevolle cultuurhistorische gebieden uit de periode 1850–1940 aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht. Deze bescherming is gericht op de structuur en de verschijningsvorm van het gebied. Via het bestemmingsplan en het welstandsbeleid kan de gemeente Groningen de kwaliteit van dit gebied beschermen en versterken. De bescherming van het stadsgezicht richt zich echter niet specifiek op individuele panden en gaat niet over de interieurs. Gebouwen, inclusief hun interieurs, kunnen beschermd worden door een aanwijzing als monument. Tijdens dezelfde inventarisatie en selectie voor de periode 1850–1940 zijn vele duizenden gebouwen, waaronder veel woonhuizen, geselecteerd en aangewezen als rijksmonument. De Schilderswijk zat daar niet bij. Gemeenten kunnen – binnen en buiten beschermde gezichten – zelf gemeentelijke monumenten aanwijzen, waarin ook het interieur is beschermd. De gemeente Groningen maakt van dit instrument ook al gebruik in haar erfgoedbeleid.

Inbreng van de leden van de BIJ1-fractie

Het nieuwe beoordelingskader

De leden van de BIJ1-fractie vragen in hoeverre het oordeel van de commissie over restitutie onredelijk zal worden tegengewerkt als musea zich beroepen op verwerving te goeder trouw.

Een eigenaar van een werk, een decentrale overheid of particuliere eigenaar, kan zich beroepen op verwerving te goeder trouw. Musea zijn meestal zelf geen eigenaar van hun collectie en kunnen zich dan dus niet zelf beroepen op verwerving te goeder trouw. Een dergelijk beroep betekent echter geen tegenwerking van het oordeel van de restitutiecommissie, maar is onderdeel van de procedure bij de restitutiecommissie. Het herstel van onrecht blijft ook in het geval van een beroep op verwerving te goeder trouw voorop staan. Een dergelijk beroep kan nooit leiden tot afwijzing van het restitutieverzoek. Daarnaast binden decentrale overheden en private eigenaren van een werk zich vooraf aan opvolging van een advies van de restitutiecommissie, ongeacht de uitkomst van het advies.

Vastlegging en toepassing van het beoordelingskader

De leden van de BIJ1-fractie vragen of er in de wet een mogelijkheid is om verjaring buiten toepassing te verklaren als het gaat om misdaden tegen de menselijkheid.

Ik deel het gevoel van onrecht dat de leden van de BIJ1-fractie hebben bij een verjaring van misdaden uit de Tweede Wereldoorlog. In Nederland is er grote bereidheid om rechtsherstel mogelijk te maken met behulp van een advies van de restitutiecommissie. Er zijn geen voorbeelden bekend van eigenaren die niet meewerken aan een bindend-adviesprocedure. Als eigenaren tekenen voor een bindend-adviesprocedure speelt verjaring geen rol. Dit kan dan ook niet op inhoudelijke gronden bij de rechter worden aangevochten.

De leden van de BIJ1-fractie vragen verder of ik ook van plan ben een restitutiebeleid op te zetten voor geroofde cultuurgoederen uit voormalige koloniën en uit de andere landen en openbare lichamen binnen het Koninkrijk.

Het kabinet heeft haar beleidsvisie over collecties uit een koloniale context op 19 januari 2021 naar de Kamer verstuurd.27 De Kamer heeft deze beleidsvisie controversieel verklaard en nog niet geagendeerd voor behandeling. Ik hecht aan een zorgvuldige omgang met collecties uit een koloniale context, waaronder ook mogelijke teruggave van deze cultuurgoederen.

Rapportage Verdrag van Faro: Erfgoed van en met iedereen

De leden van de BIJ1-fractie vragen in hoeverre ik in overweging heb genomen dat veel organisaties die voortkomen uit burgerinitiatieven en burgerinitiatieven zelf aandacht vragen en eisen voor het dekoloniseren van erfgoed en vragen welke stappen het kabinet onderneemt om dat te bewerkstelligen.

De voorbereidingen om te komen tot het opstellen van een uitvoeringsagenda zijn nu gaande. Het doel is om in co-creatie met overheden, gemeenschappen, erfgoedinstellingen en – disciplines, opleidingen, en maatschappelijke organisaties tot een agenda te komen. Hierbij is ook ruimte voor actuele maatschappelijke discussies over identiteit, meerstemmigheid en inclusie.

Binnen het programma Faro van de RCE is aandacht voor erfgoedgemeenschappen die aandacht vragen voor het dekoloniseren van erfgoed. Binnen het kwalitatieve onderzoek, dat de RCE op dit moment uitvoert omtrent erfgoedparticipatie, is bewust een internationale context meegenomen. Hiervoor zijn drie erfgoedparticipatie casussen uitgekozen, te weten: de Marrongemeenschap vanuit Suriname; het Saba Heritage Center en de transformatie van het kolenmijnen gebied in Sawahlunto, Indonesië.

De leden van de BIJ1-fractie vragen of ik kan toezeggen dat uitingsvormen van Nederlands erfgoed waarin koloniale terreurmisdadigers worden verheerlijkt uit de publieke ruimtes worden verwijderd, en een plek krijgen in een Nationaal Slavernij Museum.

Ik wil benadrukken dat we ons verleden niet kunnen terugdraaien. Maar we kunnen wel kritisch kijken naar onze geschiedenis en daarover in gesprek gaan met elkaar. Ik begrijp de maatschappelijke reacties in de samenleving over het slavernijverleden en de symbolen die daarnaar verwijzen. Ik onderstreep het belang van het meerstemmig gesprek over deze geschiedenis, die complex is maar ook grimmig. Zorgvuldig gebruik van woorden en beelden is daarom essentieel. Ik vind het belangrijk dat we dit verhaal in context plaatsen en daarover in gesprek gaan met elkaar. Nieuwe woorden, symbolen of (stand)beelden kunnen een bijdrage leveren aan dit gesprek.

Ik ga als Minister echter niet over de inhoud van wat wordt tentoongesteld in musea. De inrichting hiervan laat ik over aan de organisatie en betrokken experts. Het plaatsen en onderhouden van standbeelden is daarnaast een taak van de gemeente. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) brengt bijvoorbeeld de handreiking «Betwist erfgoed, Nieuw beleid voor een meerstemmige samenleving» van de Nederlandse Unesco commissie onder de aandacht van gemeenten.

Verdrag van Faro

De leden van de BIJ1-fractie vragen of ik het ermee eens ben dat de fusie uit 2014 tussen het Rijksmuseum voor Volkenkunde, het Tropenmuseum en het Afrikamuseum tot het Nationaal Museum van Wereldculturen, die zij typeren als een «gedwongen samenkomst», heeft geleid tot een structureel financieel tekort als het gaat om de bescherming van erfgoedwaardering van niet-Westerse culturen in Nederland.

Ik onderschrijf deze lezing niet. Het Nationaal Museum van Wereldculturen floreert. Het heeft een gezonde financiële huishouding, het ontwikkelt relevante, succesvolle tentoonstellingen en was in 2019 één van de best bezochte musea van Nederland met meer dan 400.000 bezoekers aan drie locaties. Onder andere met het onderzoekscentrum van het museum, het Research Centre for Material Cultures, levert het museum een belangrijke bijdrage aan het wetenschappelijk en maatschappelijk debat over de culturen van de wereld, en deelt zijn kennis en expertise met andere musea. Uitgaande van deze casus is er wat mij betreft dus geen sprake van een te beperkte financiering van de erfgoedwaardering van niet-Westerse culturen in Nederland.

De leden vragen ook wat een acceptabel structureel financieringsbedrag is voor een erfgoedinstelling.

Dit hangt af van de omvang van de instelling, de omvang van de collectie en de huisvesting. Het budget van het museum is destijds gebaseerd op hun aanvraag en beoordeeld door de Raad voor Cultuur. Het Nationaal Museum van Wereldculturen heeft geen financieel tekort.

De leden van de BIJ1-fractie vragen of ik mij zal inzetten om de komst van een Nationaal (Slavernij) Museum sterker te faciliteren, zodat Nederland een plek krijgt waar de volledige en historisch juiste context geboden kan worden wanneer het cultuurgoederen en erfgoedstukken betreft die afkomstig zijn uit en verband houden met het koloniale verleden van Nederland.

Ik onderschrijf het belang van de komst van de museale voorziening voor het slavernijverleden. Ik ben daarover in overleg met de gemeente Amsterdam en lever daarvoor met ingang van 2021 een jaarlijkse bijdrage van € 1 miljoen voor vier jaar.

Verder vragen de leden van de BIJ1-fractie mij om mij in de geest van Faro in te spannen voor het opzetten van dependances van een dergelijk (Slavernij) Museum in Caribisch Nederland, zodat iedere burger binnen het Koninkrijk zijn recht kan genieten om betrokken te zijn bij erfgoed. De leden vragen mij eveneens of ik kan toezeggen dat dit geen controversieel onderwerp is en nu al met de regeringen en eilandsraden geld opzij wil zetten voor deze Koninkrijk brede samenwerkingen.

Ik vind het belangrijk dat er aandacht is voor het slavernijverleden, zowel in Europees Nederland als in Caribisch Nederland. Vanuit die gedachte heeft het Ministerie van OCW vorig jaar een publiekscampagne rondom 1 juli in samenwerking met het openbaar lichaam Bonaire financieel ondersteund. De museale voorziening voor het slavernijverleden bevindt zich nog in de afronding van de verkennende fase. De gemeente Amsterdam is hier opdrachtgever voor. Ik heb dan ook geen gesprekken over een eventuele dependance van dit museum in Caribisch Nederland.

Zoals ik in mijn beleidsvisie «Collecties met een koloniale context» schrijf, wil ik in opvolging van aanbeveling 11 van de Adviescommissie Koloniale Collecties inzetten op verdere kennisuitwisseling en gezamenlijk onderzoek naar koloniale collecties met Indonesië, Suriname en het Caribisch deel van het Koninkrijk. In voorbereiding op de beleidsvisie heb ik op ambtelijk niveau gesprekken gevoerd met het Caribisch deel van het Koninkrijk. In de gesprekken wordt het belang onderstreept van activiteiten ten behoeve van de bekendheid van de koloniale geschiedenis. Nadat de beleidsvisie met uw Kamer is besproken gaan we bepalen of en hoe hier uitvoering aan wordt gegeven.

De leden van de BIJ1-fractie vragen voorts naar de jaarlijkse financiering van de herdenking van de afschaffing van de slavernij via het Mondriaan Fonds. De leden van de BIJ1-fractie vragen of ik het eens ben met het feit dat dat een schofferende paternalistische houding is richting de partij die de herdenking en viering elk jaar organiseert. Zo ja, wat ga ik doen om dit onrecht te herstellen? Zo nee, hoe verklaar ik dat andere nationale herdenkingen niet onderhevig zijn aan zulke financieringsregimes, zo vragen de leden.

Vanaf 2020 is er jaarlijks structureel € 200.000 beschikbaar voor de herdenking van de afschaffing van slavernij. De bijdrage is afkomstig van het Ministerie van OCW (€ 100.000), BZK (€ 50.000) en SZW (€ 50.000). De subsidie wordt verstrekt via het Mondriaan Fonds. De regeling van het Mondriaan Fonds staat alleen voor het NiNsee open. Hier moet het NiNsee inderdaad jaarlijks een aanvraag voor indienen en een verantwoording voor afleggen. Dit is conform de hiervoor geldende regelgeving. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei ontvangt van het Ministerie van VWS eveneens structureel jaarlijks een instellingssubsidie. Hetzelfde geldt voor de Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945. Ook deze partijen moeten jaarlijks subsidie aanvragen en verantwoording afleggen. Dit is dus gelijk aan de situatie van het NiNsee.

De leden van de BIJ1-fractie vragen hoe ik exact van plan ben om Nederlands erfgoed als middel in te zetten om te bouwen aan een inclusieve maatschappij. Zij vragen mij daarin ook specifiek in te gaan op het onderhouden, voeden en faciliteren van erfgoed(participatie) in de onafhankelijke landen en de openbare lichamen binnen het Koninkrijk.

Het verdrag van Faro benadrukt het «recht op erfgoed». Iedereen mag deelnemen en iedereen kan betekenis geven aan erfgoed. Instrumenten ter bevordering hiervan zijn het stimuleren van de toegang tot cultuur voor verschillende groepen en gemeenschappen via subsidieregelingen van het Fonds voor Cultuurparticipatie. Daarnaast agendeer ik de inclusieve werking van erfgoed ook bij andere overheden. Een recent voorbeeld daarvan is de handreiking «Beleid rond Immaterieel erfgoed» voor gemeenteambtenaren, ontwikkeld door het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland.28

Het Fonds voor Cultuurparticipatie werkt voor het gehele Koninkrijk der Nederlanden en in principe staan de subsidieregelingen open voor alle Koninkrijksdelen.29 Een enkele keer is een uitzondering mogelijk als het bijvoorbeeld gaat om een bepaalde impuls in Nederland of juist andersom, als er budget voor Caribisch Nederland gealloceerd wordt.

Het Ministerie van OCW is in gesprek met de zes Rijkscultuurfondsen om de bekendheid en beschikbaarheid van deze fondsen in het Caribisch deel van het Koninkrijk te vergroten. Ik hecht aan meer samenwerking op het gebied van cultuur in het Koninkrijk, om ons bewust te blijven van onze gezamenlijke geschiedenis en om aan inclusieve, democratische en veerkrachtige samenlevingen te blijven bouwen. Hoewel de fondsen al samenwerkten met de eilanden, het ene fonds meer dan het andere, blijkt uit de gesprekken dat er een brede wens is die samenwerking te versterken.

Daarbij wil ik benadrukken dat het cultuurbeleid in de Caribische landen binnen het Koninkrijk een autonome taak is.

Programma Faro

De leden van de BIJ1-fractie vragen mij om de toezegging dat gemeenschappen met wortels in voormalige koloniën van Nederland aan tafel worden uitgenodigd en medezeggenschap krijgen in de (inrichting van) besluitvormingsprocessen en agenda bepalingen.

De voorbereidingen om te komen tot het opstellen van een uitvoeringsagenda zijn nu gaande. Het is nog niet mogelijk om in deze fase concrete gemeenschappen of namen van initiatieven te noemen. Het uitgangspunt is om te komen tot een uitvoeringsagenda en daarin veel verschillende perspectieven en erfgoedtradities mee te nemen: van molenaar tot arbeidsmigrant. Het perspectief van gemeenschappen met wortels in voormalige koloniën van Nederland hoort daar ook bij.

De leden van de BIJ1-fractie vragen of ik het eens ben met het feit dat alle instellingen die met erfgoedonderzoek bezig zijn in het Nederlands Koninkrijk toegang moeten hebben tot beschikbare fondsen voor de voortzetting van hun werk.

Ik vind het van belang dat de regelingen van de Rijkscultuurfondsen voor zover mogelijk beschikbaar zijn voor het hele Koninkrijk. In de huidige subsidieperiode heb ik de fondsen nog eens extra gevraagd de regelingen voor het hele Koninkrijk toegankelijk te maken, voor zover dat binnen de doelstelling van het fonds past. Bij de Corona steunmaatregelen heb ik expliciet aandacht gevraagd voor de toegankelijkheid van de regelingen voor Caribisch Nederland. Vanuit het tweede steunpakket is er € 300.000 beschikbaar gesteld voor Caribisch Nederland.

Tijdens het Ministeriële Vierlandenoverleg Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in januari van dit jaar heb ik bekend gemaakt dat twee projecten binnen het NWO programma Caribisch Onderzoek zijn gehonoreerd. In het onderzoek «Eilande(rs)n aan het roer» is o.a. aandacht voor traditionele en hedendaagse kennispraktijken voor het beheer en behoud van erfgoed dat leidt onder klimatologische uitdagingen. Alle financieringsinstrumenten van NWO, waaronder die voor erfgoedonderzoek, staan open voor instellingen uit het gehele Koninkrijk, en dat is dus inclusief de zes Caribische eilanden. Overigens kunnen instellingen uit het gehele Koninkrijk, waaronder de zes Caribische eilanden, ook een beroep doen op fondsen van de EU zoals Horizon Europe en Creative Europe.

Voorts vragen de leden van de BIJ1-fractie of ik op de hoogte ben van de situaties van The St. Maarten Archaeological Center en het National Archeological Anthropological Memory Management op Curaçao en de impact van het handelen van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op hun voortbestaan? De leden vragen mij of ik kan garanderen dat het stopzetten van de liquiditeitssteun en het opzetten van de COHO30 het waarborgen van erfgoed op de eilanden niet in de weg zal staan, zo vragen de leden.

Ik constateer dat het beheer en behoud van het erfgoed een autonome taak van de landen is. Samenwerking en (kennis)uitwisseling tussen de landen en in het bijzonder tussen de erfgoed organisaties, zoals de RCE, juich ik toe.

De liquiditeitssteun en het opzetten van COHO behoren tot het beleidsterrein van mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De liquiditeitssteun, in welk kader landspakketten zijn overeengekomen tussen Nederland en de landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten, is bedoeld om de meest hoognodige uitgaven van de landen te kunnen opvangen, zodat de overheden van de landen hun taken kunnen blijven uitoefenen.

De leden van de BIJ1-fractie vragen mij om ruimte te bieden aan verhalen uit, afkomstig van of anderszins verband houdend met Caribisch Nederland. Ze vragen mij om een toezegging dat die herwaardering in samenspraak met maatschappelijke organisaties binnen het gehele Koninkrijk plaats zal vinden.

Ik vind het belangrijk dat er binnen de cultuursector ruimte is voor een meerstemmig verhaal. Om ook projecten uit Caribisch Nederland te ondersteunen zijn regelingen van de Rijkscultuurfondsen ook voor het Caribisch gebied toegankelijk gemaakt, voor zover dat binnen de doelstelling van het fonds past. Ook binnen de Canon van Nederland is er aandacht voor Caribisch Nederland. De Canon biedt bovendien ruimte aan regiocanons. Momenteel wordt er een regiocanon ontwikkeld voor Caribisch Nederland. Hiervoor wordt een basistraining ontwikkeld voor deelnemers uit Caribisch Gebied om zo kennis te maken met de regiocanon en hen wegwijs maken in het gebruik.

De leden lezen dat ik in mijn brief noem dat eigentijdse erfgoedzorg en participatiebeleid met betrekking tot nieuwe groepen en erfgoedgemeenschappen in de praktijk nog maar in opbouw is en zowel stimulans als ondersteuning behoeft op nationaal, regionaal en lokaal niveau. De leden vragen wat het kabinet van plan is te doen om dergelijke ondersteuning vanuit het Rijk te bieden, met wie zij dat mede bepalen en voor wie die ondersteuning specifiek bedoeld is.

In het huidige beleid is aandacht voor de ondersteuning van erfgoedvrijwilligers. Zo draag ik bij aan een interprovinciale pilot ter ondersteuning van erfgoedvrijwilligers en andere erfgoedparticipanten, onder de naam «Regio is Groei». Via de website erfgoedvrijwilliger.nl ontstaat een dekkend overzicht van vraag en aanbod van vrijwilligerswerk in de betrokken provincies. Ook de provinciale erfgoedparticipatieloketten zijn erop aangesloten. In het traject van de uitvoeringsagenda zullen we de opzet van ondersteuning van vrijwilligers en gemeenschappen verder uitwerken, samen met gemeenten en provincies.

Aansluiting bij beleid

De leden van de BIJ1-fractie vragen of ik me ervan bewust ben dat dergelijke doelstellingen alsook «het ondersteunen van burgerinitiatieven, het inzetten van de sociale waarde van erfgoed (...) als een overbrugging van de kloof tussen gemeenschappen, erfgoedorganisaties en overheden» als voorwaarde kennen dat zowel de materiële als het immateriële uitingsvormen van het Nederlandse koloniale verleden worden opgenomen in de representatie, tentoonstelling en uiting van Nederlands erfgoed.

Ik ben mij bewust van de waarde van zowel materiele als immateriële uitgingsvormen van cultuur. Ik ondersteun de toegankelijkheid en deelname daaraan langs de verschillende wegen van cultuureducatie, maatschappelijk dialoog en samenwerking.

Het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN) zet zich actief in voor kennisontwikkeling en kennisdeling op dit onderwerp. In het kader van immaterieel erfgoed heeft KIEN de taak – met de voorwaarde – dat de inventaris zo cultureel divers mogelijk moet zijn. Ook werkt KIEN in de kennisagenda op het thema: superdiversiteit in een stedelijke omgeving. Zij hebben onderzoek gedaan in Rotterdam (project Westkruiskade), Den Haag, Utrecht en Arnhem om inzicht te krijgen hoe groepen «hun tradities» beleven, vieren, borgen en wie daarbij betrokken zijn. Het Zomercarnaval is een mooi voorbeeld van een van oorsprong Antilliaanse traditie die nu door allerlei groepen wordt meegevierd in Rotterdam. Nederland heeft het Zomercarnaval als intercultureel en verbindend erfgoed als nominatie naar UNESCO gestuurd. Daarnaast voert het Fonds Cultuurparticipatie een regeling uit het op het terrein van immaterieel erfgoed in de stad om de sociale functie en aansluiting met nieuwe groepen te ondersteunen.

De leden van de BIJ1-fractie constateren in die zin ook dat het gedachtegoed van vrijheidsstrijders ten tijde van het Nederlandse koloniale verleden weinig tot niet tot Nederlands erfgoed wordt gerekend, en vragen of ik het eens ben met het feit dat hier verandering in moet komen.

Ik hecht aan de meerstemmigheid van onze koloniale geschiedenis. Om dat te bevorderen zet ik mij in langs de verschillende wegen van cultuureducatie, maatschappelijke dialoog, herdenking en samenwerking. Ik vind het dan ook mooi om te zien dat het venster Anton de Kom vorig jaar aan de Canon is toegevoegd. Ook heb ik de kris van Diponegoro in 2020 aan Indonesië teruggegeven om recht te doen aan de herkomst ervan. Er zijn ook uiteenlopende publicaties en tentoonstellingen over Suriname, het slavernijverleden en Indonesië tot stand gekomen door diverse culturele instellingen. Ook staan er nog diverse publicaties en tentoonstellingen over het koloniale verleden gepland. Ik zet mij actief in om die koloniale geschiedenis zichtbaar te maken als integraal onderdeel van de Nederlandse geschiedenis. Dit komt tot uitdrukking in de nieuwe Canon, de beleidsvisie over collecties met een koloniale context en de aandacht voor het slavernijverleden.

Aansluitend vinden de leden van de BIJ1-fractie het zorgelijk dat er een gebrek is aan structurele aandacht en structurele financiering van onderzoek naar dit onderbelichte deel van de Nederlandse geschiedenis. De leden vragen daarom in hoeverre ik ervoor zorg dat dergelijke structurele aandacht en structurele financiering van onderzoek wel gecreëerd worden.

De groeiende aandacht voor het koloniale verleden, zowel (inter-)nationaal als lokaal, zal ook in de toekomst tot nieuwe inzichten in dit verleden leiden. Met het digitaliseren van de slavernijarchieven door onder meer het Nationaal Archief met internationale partners in bijvoorbeeld Suriname zijn belangrijke bronnen voor onderzoek ontsloten.

Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) doet, binnen een consortium van wetenschappelijke instellingen en musea, al lange tijd onderzoek naar postkoloniale thema’s en wordt daarbij structureel door OCW gefinancierd. Met de onderzoeken draagt het KITLV actief bij aan de hedendaagse debatten die er over deze thema’s worden gevoerd. Op verzoek van de gemeente Rotterdam heeft het KITLV recent nog onderzoek gedaan naar het koloniale slavernijverleden van Rotterdam. Daarnaast zie ik andere interessante initiatieven bij instellingen en lokale overheden om hun eigen koloniale verleden te bestuderen, zoals in Amsterdam, Groningen of het Zeeuws archief in Middelburg. Ook het wetenschappelijke onderzoeksproject Pressing Matter: Ownership, Value and the Question of Colonial Heritage in Museums van de Vrije Universiteit noem ik in dit verband. Ten slotte denk ik aan het herkomstonderzoek naar collecties met een koloniale context waar ik naar heb gewezen in mijn Beleidsvisie Collecties met een koloniale context.

Uitvoeringsagenda

Op basis van de gegeven uitvoeringsagenda vragen de leden van de BIJ1-fractie of ik kan toezeggen dat gemeenschappen en erfgoedinstellingen de benodigde ondersteuning en begeleiding krijgen bij het aanvragen van subsidie van het Fonds voor Cultuurparticipatie.

Aanvragers kunnen bij het Fonds voor Cultuurparticipatie vragen stellen over het indienen van een aanvraag. De programma-adviseurs kunnen potentiele aanvragers helpen met vragen over een bepaalde regeling of een onderwerp. Specifiek voor het erfgoedveld, dat relatief nieuw is voor het FCP, pakken de adviseurs een meer adviserende rol om aanvragen compleet en kansrijk te maken.

Ook vragen de leden van de BIJ1-fractie wat voor trainingen en opleidingen (erfgoed)professionals toekomen in hun veranderende rol als verbinder tussen gemeenschappen, erfgoedinstellingen en overheden, zodat zij beter erfgoedparticipatie kunnen faciliteren.

In het traject van de uitvoeringsagenda zal samen met opleidingen in het erfgoedveld bekeken worden wat in het curriculum nodig is voor de veranderende rol van erfgoedprofessionals. In het kader van het programma Faro van de RCE organiseert de Erfgoedacademie nu al jaarlijks labs rond het thema erfgoedparticipatie voor professionals.