Kamerstuk 35570-VIII-203

Lijst van vragen en antwoorden over het Nationaal Programma Onderwijs: steunprogramma voor herstel en perspectief

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021

Gepubliceerd: 1 maart 2021
Indiener(s): Ockje Tellegen (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35570-VIII-203.html
ID: 35570-VIII-203

Nr. 203 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 1 maart 2021

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de brief van 17 februari 2021 inzake het Nationaal Programma Onderwijs: steunprogramma voor herstel en perspectief (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 185)

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 24 februari 2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De griffier van de commissie, De Kler

1

In hoeverre staat het geld dat gereserveerd is voor het Nationaal Programma Onderwijs (8,5 miljard euro) vast, ook na de verkiezingen en formatie?

Deze € 8,5 miljard is gereserveerd op de rijksbegroting en staat hiermee vast. Daarmee ontstaat financiële zekerheid om het programma uit te voeren.

2

Hoe wordt de 8,5 miljard euro precies gefinancierd? Komt dit bedrag volledig van buiten de OCW-begroting?

Dekking voor het programma vindt plaats middels een plafondcorrectie, zoals te doen gebruikelijk bij corona-uitgaven. De 8,5 miljard komt dus volledig van buiten de OCW-begroting.

3

Kunt u uitsplitsen hoeveel geld er voor ieder programma wordt uitgegeven? Kunt u uitleggen waarop het bedrag voor po en vo is gebaseerd?1

In de bijlage bij de Kamerbrief is op pagina 25 een uitsplitsing gemaakt per onderdeel van het Nationaal Programma. Deze tabel maakt inzichtelijk hoe het bedrag voor po en vo (€ 5,8 miljard) is opgebouwd2.

4

Hoe groot is het bedrag per leerling dat wordt uitgekeerd in het kader van het Nationaal Programma? Is dat eenzelfde bedrag voor po, vo en (v)so of verschilt het per schoolsoort? Wat is de toeslag per leerling voor scholen met veel achterstandsleerlingen en wordt deze toeslag gekoppeld aan de index die wordt gebruikt voor het toekennen van onderwijsachterstandsmiddelen, zoals ontwikkeld door het CBS?3

De hoogte van het bedrag per leerling is op dit moment nog niet bekend. Dat wordt in de komende periode nader uitgewerkt. Scholen met veel achterstandsleerlingen krijgen een hogere bijdrage. We bezien of we daarbij kunnen aansluiten bij de wijze waarop onderwijsachterstandsmiddelen worden verstrekt.

5

Wordt met een intensivering van het wegwerken van onderwijsachterstanden ook aandacht besteed aan de groep thuiszitters die al voor corona van onderwijs verstoten was en vaak niet mocht aansluiten toen scholen online onderwijs gaven?

In de verbeteragenda passend onderwijs en de verbeterde samenwerking tussen onderwijs en zorg nemen we maatregelen die bedoeld zijn om maatwerk te bieden aan leerlingen die thuis (dreigen) te komen zitten. De bedoeling is dat scholen de behoefte van alle leerlingen in beeld krijgen. Het Nationaal Programma Onderwijs geldt voor alle leerlingen en is bedoeld om alle achterstanden door corona weg te werken. Het plan wordt de komende maanden verder uitgewerkt samen met veldpartijen.

6

Vormt bij de bewezen effectieve interventies, zoals extra docenten en ondersteuning in de klas, voor bijles en huiswerkbegeleiding op school, voor (intensieve) ondersteuning en begeleiding van leerlingen, voor aanvullende zomerprogramma’s of weekendscholen, om de gevolgen van de coronacrisis aan te pakken en perspectief te bieden aan leerlingen tevens een uitgangspunt dat deze interventies staan of vallen met de beschikbaarheid van een goede docent? Zo nee, waarom niet?

Ja, goed en voldoende onderwijspersoneel staat aan de basis van kwaliteit van onderwijs. Daarom ziet het programma ook op interventies voor onderwijspersoneel en schoolleiders. Het kabinet zorgt ervoor dat de werkdrukmiddelen in schooljaar 2022–2023 op peil blijven. Ook worden er middelen vrijgemaakt om extra hulp in de klas in te schakelen en wordt gezorgd voor training van leraren(teams) -zodat zij leerlingen effectief kunnen ondersteunen- en voor schoolleiders -om lerarenteams goed te begeleiden.

Scholen kunnen uiteraard ook hulp van derden inschakelen.

7

Klopt het dat het de bedoeling is dat scholen per leerling in kaart brengen wat de cognitieve, executieve en sociaal-emotionele achterstanden zijn en worden deze ook gedeeld met de leerling en ouders?

Ja, dat klopt. Uiteraard is het de bedoeling dat scholen deze bevindingen delen met de betreffende leerling en de ouder(s).

8

Is het de bedoeling dat per leerling wordt bijgehouden in hoeverre achterstanden gedurende de komende tweeënhalf jaar worden ingelopen, zodat kan worden bijgestuurd als er te weinig voortgang is?

Het is de bedoeling dat scholen hun leerlingen in beeld hebben en houden en uiteraard op schoolniveau bijsturen. De scholen zelf zijn hier verantwoordelijk voor: zij hebben immers het beste zicht op de individuele leerling en het is aan de docenten zelf om bij te sturen op individueel niveau. Daarnaast zal OCW samen met het scholenveld bijsturen als de voortgang van het Programma daartoe aanleiding geeft. Voor een landelijk beeld wordt een monitoringsonderzoek uitgezet. In dat onderzoek wordt gebruik gemaakt van de resultaten van de scholen, via onder andere het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs.

9

Op welke wijze wordt toezicht gehouden door de Inspectie van het Onderwijs en het ministerie of scholen de middelen effectief inzetten? Wordt daarbij ook gekeken naar de voortgang van de leerlingen bij het wegwerken van achterstanden? Wat zijn de interventies die door de Inspectie of het ministerie kunnen worden gepleegd voor het geval deze inzet niet effectief blijkt?

De bestaande taken van de Inspectie van het Onderwijs leiden tot bevindingen die we kunnen benutten bij de monitoring en evaluatie van het programma. Het gaat daarbij onder meer om de onderwijsresultaten zoals die blijken uit de leerprestaties van leerlingen, bijvoorbeeld het bereiken van referentieniveaus taal en rekenen. De inspectie breidt het peilingsonderzoek naar het behalen van leerdoelen uit. Het is onder de huidige omstandigheden van groot belang dat we goed zicht krijgen en houden op de aard en omvang van de achterstanden. Ook toezicht op rechtmatige en doelmatige besteding van middelen behoort tot het domein van de inspectie. Besturen en scholen krijgen de mogelijkheid om met middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs bewezen effectieve maatregelen te nemen. De inspectie is met het departement in gesprek hoe zij met haar toezicht het beste kan bijdragen aan de doelen van het programma.

10

Hoe gaat u voorkomen dat scholen ervoor kiezen om de onderwijsachterstanden in te halen door de inzet van dure commerciële bijlesbureaus?

We verwachten niet van scholen dat zij deze uitdaging alleen aangaan en moedigen hen aan om met gemeenten, partners in het sociaal domein en experts samen te werken. Essentieel is dat dit aanbod aansluit op wat leerlingen nodig hebben en dat de regie en de verantwoordelijkheid bij de school ligt. Uiteraard is hierbij een doelmatige besteding van middelen van belang. Het is de bedoeling dat scholen gebruik maken van effectieve interventies, die in kaart worden gebracht in overleg met de sector en met inbreng van wetenschappelijke expertise. Op basis van de analyse over de opgelopen vertragingen moet elke school, in samenwerking met het schoolbestuur, een meerjarenplan opstellen en dat dat voor instemming voorleggen aan de medezeggenschapsraad.

11

Kan het meerjarig plan van scholen ook een langere looptijd hebben dan twee en een half jaar?

Aan scholen vragen we om een plan te maken voor tenminste twee schooljaren (2021/2022 en 2022/2023). De middelen zullen in de periode 2021–2023 beschikbaar worden gesteld; de nadere uitwerking daarvan (inclusief de doorlooptijd van de uitvoering van de maatregelen) volgt zo spoedig mogelijk. De ambitie is dat in deze periode de leervertraging is ingelopen.

12

Wat gebeurt er als ouders niet willen dat hun kind deze zomer weer naar school gaat?

Zie antwoord op vraag 15.

13

Wat zijn de consequenties als scholen de middelen niet uitgeven aan bewezen effectieve interventies? Hoe wordt hierop toegezien?

Het nationaal programma is een forse investering. Het is daarom van groot belang dat deze middelen doelmatig worden besteed en dat de inzet hiervan daadwerkelijk leidt tot het inhalen van achterstanden en studievertraging in deze periode. Scholen krijgen de ruimte om te kiezen uit bewezen effectieve maatregelen die passen bij hun context, maar er is geen ruimte om niets te doen. Net als bij de werkdrukmiddelen in het po moet de medezeggenschapsraad instemmen met de inzet van die middelen aan bewezen effectieve interventies. Het is van belang dat de gemaakte keuzes breed worden gedragen op de scholen. Het programma gaat gepaard met een gedegen monitoring, zodat de effectiviteit van de inzet van middelen goed kan worden gevolgd. Nationaal worden de resultaten zo goed mogelijk samengebracht, om van elkaar te leren en te kunnen bijsturen. Daarnaast zal OCW samen het scholenveld bijsturen als de voortgang van het Programma daartoe aanleiding geeft... Daarnaast moeten schoolbesturen zich in het jaarverslag verantwoorden over de inzet van de middelen voor bewezen effectieve maatregelen en de wijze waarop afstemming met de medezeggenschapsraad heeft plaatsgevonden. De inspectie zal hierop toezien.

14

Hoe wordt er rekening gehouden met belastbaarheid van leerlingen en docenten in het po en vo? Wat betekent dit voor de werkdruk?

Een belangrijk uitgangspunt van het Nationaal Programma Onderwijs is dat we leerlingen voldoende tijd willen bieden om te werken aan herstel en het bieden van nieuw perspectief. Tegelijkertijd weten we ook dat het juist in het belang van de leerling is, dat de leervertraging snel wordt ingelopen, zodat leerlingen hun schoolloopbaan onbelemmerd kunnen voortzetten. Leraren en schoolleiders hoeven niet allemaal het wiel zelf uit te vinden: door bewezen effectieve maatregelen te kunnen kiezen uit een catalogus van mogelijke interventies, met handreikingen ten aanzien van invoering en gebruik daarvan, worden lerarenteams ontzorgd en ontlast. Er wordt daarom ook zoveel mogelijk aangesloten bij de reguliere processen in de dagelijkse onderwijspraktijk.

15

Worden de inhaalprogramma’s, zoals aanvullende zomerprogramma’s, verplicht voor leerlingen met een onderwijsachterstand? Zo niet, hoe kunnen we dan zeker weten dat onderwijsachterstanden bij alle leerlingen ook daadwerkelijk worden ingehaald?

Er is geen verplichting om naar school te gaan in de zomervakantie, ook niet voor leerlingen met een onderwijsachterstand. Voor sommige leerlingen kan dit een passende maatregel zijn. We zien bij de huidige regeling voor Inhaal- en ondersteuningsprogramma’s dat veel scholen kiezen voor onderwijstijdverlenging. Dit Nationale Programma voorziet de komende 2,5 jaar in mogelijkheden voor scholen en gemeenten om passende maatregelen te nemen om vertragingen in leerontwikkeling van individuele leerlingen in te lopen. Dit kan ook op andere manieren zoals extra begeleiding of extra onderwijstijd in de schoolweken.

16

Kunt u aangeven wat de invloed is van de verwachting dat scholen en instellingen de leervertraging en -achterstanden inzichtelijk maken, op de hoge werkdruk die scholen en instellingen nu al ervaren?

Het inzichtelijk maken van waar leerlingen in hun ontwikkeling staan en dus ook waar sprake is van leervertraging en – achterstanden, is een kerntaak van scholen en instellingen. Wat nu wel nieuw is, is een schoolbrede scan van leervertraging, die de basis vormt voor maatregelen, het schoolprogramma. Het opstellen van een schoolprogramma op basis van zo’n analyse kost tijd. Scholen zullen hierbij vanuit het Nationaal Programma ondersteund worden.

17

Kunt u specificeren wanneer leerlingen een hoog risico op achterstanden hebben, hoeveel van deze leerlingen een school moet hebben om aanspraak te maken op extra ondersteuning en hoe dit bepaald wordt?

De precieze verdeelsystematiek wordt in de komende periode uitgewerkt. Mogelijk wordt aangesloten bij de wijze waarop onderwijsachterstandsmiddelen worden verstrekt.

18

Kunt u nader specificeren waar scholen de extra financiële middelen aan mogen besteden? Mogen deze middelen ook besteed worden aan zaken die wellicht minder op korte termijn corona-achterstanden wegwerken, maar op de lange termijn erg effectief zijn voor het tegengaan van onderwijsachterstanden? Mogen de middelen bijvoorbeeld ingezet worden voor een goede samenwerking met lokale openbare Bibliotheken om een kwalitatief goede bibliotheek op iedere school te krijgen ten behoeve van het leesonderwijs?

Scholen bepalen in belangrijke mate zelf waaraan zij de extra financiële middelen besteden, maar kiezen daarbij wel uit de menukaart van effectieve interventies. Maatregelen die op de langere termijn effectief zijn om onderwijsachterstanden tegen te gaan, kunnen zeer wel ook op de kortere termijn effectief zijn Het is van belang dat de gemaakte keuzes breed worden gedragen op de scholen. Daarnaast moeten schoolbesturen zich in het jaarverslag verantwoorden over de inzet van de middelen voor bewezen effectieve maatregelen en de wijze waarop afstemming met de medezeggenschapsraad heeft plaatsgevonden. De inspectie zal hierop toezien. Het programma gaat gepaard met een gedegen monitoring. Nationaal worden de resultaten zo goed mogelijk samengebracht, om van elkaar te leren en te kunnen bijsturen.

19

Kunt u aangeven in hoeverre scholen verplicht zijn zich aan de «menukaart» van interventies te houden? Als een school wil afwijken van die «menukaart» kan dit dan leiden tot grotere administratieve druk vanwege extra verantwoording?

Om te borgen dat de extra middelen op een effectieve manier worden ingezet, maken scholen de keuze uit een aantal effectieve, kansrijke interventies. Deze menukaart wordt in overleg met de wetenschap en het veld in kaart gebracht in de komende maanden. De mogelijkheden voor wat betreft sturing en verantwoording daarbij worden ook de komende maanden nader uitgewerkt.

20

Welke overwegingen liggen ten grondslag aan de duur van zo'n twee schooljaren waarin scholen hun inhaalprogramma's voor scholieren moeten afronden, terwijl de opgelopen achterstanden een structureel karakter dragen en het voor scholen moeilijk is om in het licht van het lerarentekort voldoende gekwalificeerd onderwijspersoneel hiervoor vrij te maken?

Een kernwoord in het Nationaal Programma is perspectief. We willen met elkaar zo snel mogelijk de coronasituatie achter ons laten en ons weer richten op de toekomst. De verwachting is dat verreweg de meeste leerlingen genoeg zullen hebben aan maximaal twee schooljaren om in hun leerontwikkeling geen grote last meer te hebben van de vertraging die is veroorzaakt door de coronasituatie. Deze vertraging zal voor de meeste leerlingen naar verwachting geen structureel karakter hebben. De corona-gerelateerde achterstanden zijn veroorzaakt door exceptionele externe omstandigheden en zijn niet absoluut en definitief: met voldoende tijd kunnen ze weggewerkt worden. Na twee jaar kan op basis van de landelijke monitoring worden nagegaan of de achterstanden voldoende zijn ingelopen. Zie ook vraag 137 voor wat betreft het lerarentekort.

21

Op welke termijn schat u dat de acties van het funderend onderwijs van start kunnen gaan, wanneer scholen tot de zomer hebben om achterstanden in kaart te brengen en daarna in teamverband aan de slag gaan om tot een plan te komen om dit tegen te gaan?

Scholen gaan al voor de zomervakantie aan de slag met het inhalen van vertragingen, met steun van de uitbreiding van de subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s. Daarnaast worden voor de zomer de voorbereidingen getroffen voor de vervolgaanpak. De analyse van de ontwikkeling van leerlingen en het ontwikkelen van het meerjarenplan horen daarbij. Deze interventies lopen door in de vervolgaanpak die loopt gedurende de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023.

22

Wat is een passende vergoeding voor leraren die in de zomer doorwerken?

Scholen krijgen met het Nationaal Programma financiële ruimte om een vergoeding te geven. De hoogte van een vergoeding per leraar staat niet vast.

23

Waarom kunnen gemeenten bepalen welke aanvullende onderwijsprogramma’s zij bieden, en niet de scholen? Hoe kunt u ervoor zorgdragen dat dat geld op de juiste scholen terecht komt? Wat zijn de consequenties als gemeenten het geld niet op de juiste manier besteden? Gaat er geld naar iedere gemeente? Hoeveel geld gaat er in totaal naar gemeenten, en hoeveel per gemeente?

In de uitvoering van dit programma hebben scholen en gemeenten ieder een eigen rol. Beide partijen krijgen daarvoor financiële middelen. Scholen en gemeenten voeren met elkaar overleg over welke interventies er op de scholen nodig zijn en hoe de gemeenten daarin kunnen ondersteunen. Gemeenten krijgen de extra middelen via een specifieke uitkering, waarbij er sprake is van oormerking. Daardoor is de effectiviteit van de inzet van middelen eenvoudiger te meten. Iedere gemeente krijgt extra middelen vanuit dit programma. In totaal gaat het om een bedrag van € 346 miljoen. Hoeveel geld iedere gemeente krijgt is nu nog niet bekend. Het uiteindelijke bedrag zal afhangen van het aantal leerlingen in de gemeenten. Gemeenten met relatief veel leerlingen met een risico op onderwijsachterstanden krijgen een hogere bijdrage.

24

Op welke wijze krijgen docenten die extra werken in bijvoorbeeld de zomervakantie een extra vergoeding? Hoe worden deze vergoedingen belast? Wat houden docenten netto per uur over indien zij extra onderwijs verzorgen?

Zie het antwoord op vraag 22.

25

Is iedere school vrij in het observeren en in kaart brengen van achterstanden die zijn ontstaan door corona? Zo ja, wat zijn hiervan de gevolgen voor de objectiviteit en hoe werkt dat door in de aanpak? Zo nee, hoe dan?

De wijze waarop scholen de individuele vertragingen van leerlingen in kaart brengen, wordt beschreven in een schoolscan die moet worden gebruikt als basis voor de plannen van scholen. Scholen staat het hierbinnen vrij in de keuze voor een instrument om individuele leerlengen te volgen. Scholen houden normaliter al zicht op de ontwikkeling van leerlingen, daarvoor maken zij onder andere gebruik van leerlingvolgsystemen. Door afstandsonderwijs is dit bemoeilijkt. Ook zijn de verschillen tussen leerlingen toegenomen.

26

Kunt u aangeven in hoeverre de optie tot het geven van zomerscholen vrijblijvend is? Kan het zijn dat er onderwijsachterstanden blijven bestaan, omdat leerlingen op een school zitten waar het schoolbestuur extra zomer en weekendlessen niet aanbiedt aan leerlingen?

Het aanbieden van een zomerschool is voor scholen niet vrijblijvend. Scholen spannen zich in om meer onderwijs te bieden aan leerlingen die dat nodig hebben en die daar zelf behoefte aan hebben. Dit kan door inzet van eigen leraren, maar ook door het aantrekken van pabo studenten of externen. Ook kan door scholen gezamenlijk een aanbod aan leerlingen worden gedaan. Het is geen optie wanneer scholen geen aanbod verzorgen, terwijl er wel leerlingen zijn die daar baat bij zouden hebben. In dat geval wordt ingesprek met de sector bekeken welke consequenties daaraan verbonden worden.

27

Wat betreft de bereidheid van leraren om in de vakantie extra onderwijs te verzorgen: kunt u aangeven wie de hoogte van de passende vergoeding bepaalt?

Zie het antwoord op vraag 22.

28

Acht u het een wenselijke ontwikkeling als scholen zich gedwongen voelen om uit te wijken naar commerciële aanbieders, om bij het aanhoudende lerarentekort binnen de bestaande termijnen nog zoveel mogelijk van de inhaalprogramma's voor hun leerlingen te verwezenlijken? In hoeverre verwacht u dat de aanpak van leerachterstanden zal beklijven, wanneer de betrokken aanbieders voor de school na twee jaar weer volkomen buiten beeld geraken?

Zie ook het antwoord op vraag 10. Dit is een belangrijk vraagstuk. De aanpak van onderwijsachterstanden is met name effectief als die nauw verbonden is met het overige onderwijs dat leerlingen ontvangen. Ook hopen we dat de substantiële impuls van het Nationaal Programma ook na de looptijd van dit programma zijn uitwerking zal hebben. Scholen krijgen inhoudelijke ondersteuning bij het bepalen van geschikte interventies, passend bij de lokale situatie. Ook wordt er een «kenniscommunity» ingericht voor het onderwijsveld, waar scholen en instellingen terecht kunnen voor kennis over (en ondersteuning bij) wat werkt. Het is van belang dat de gemaakte keuzes breed worden gedragen op de scholen. Dat vergroot ook de kans dat de aanpak zal beklijven.

29

Hoe veel budget is precies beschikbaar voor het realiseren van extra brede brugklassen? Hoe veel brede brugklassen kunnen hiermee worden gerealiseerd?

Dat is op dit moment nog niet bekend. Deze maatregel, waarvan het voornemen is deze vorm te geven met een aanjaagsubsidie, moet nog nader worden uitgewerkt.

30

Kunnen scholen de extra bekostiging alleen inzetten wanneer zij een maatregel kiezen uit het keuzemenu van effectief bewezen interventies, of hebben zij ook de vrijheid om daarnaast voor andere maatregelen te kiezen?

Zie antwoord op vraag 19.

31

Op welke wijze wordt invulling gegeven aan de motie Kwint en Heerema4 die de regering ertoe oproept om massaal studenten te vragen om als stage of baan te helpen met het wegwerken van onderwijsachterstanden en het verlenen van hulp om in gesprek te gaan over de emotionele gesteldheid van scholieren?

In het Nationaal Programma wordt de regie bij de scholen gelegd en we creëren tijd en ruimte om binnen het reguliere onderwijsprogramma aan de achterstanden te werken. Daarnaast is er ruimte voor inzet naast het reguliere onderwijsprogramma. De oproep van de motie van Kwint en Heerema onderschrijven wij volledig. We roepen scholen op om waar mogelijk ook externe partijen in te schakelen, zoals studenten van lerarenopleidingen, pedagogische opleidingen en andere studies. Ook het initiatief van de lerarenopleidingen aan de universiteiten in Amsterdam, Utrecht en Leiden hebben genomen om een programma voor de scholen in hun regio te ontwikkelen om leerachterstanden te helpen wegwerken, sluit hier goed op aan.

De gemeente kan hierbij een verbindende rol spelen en ook de nog op te richten kenniscommunity kan hierbij ondersteunend zijn. Via de Gelijke Kansen Alliantie helpen we gemeenten en scholen bij het benutten van netwerken, aansluitend bij de lokale context.

32

Kunt u aangeven wat de precieze randvoorwaarden zijn, zoals omschreven in de laatste zin van de eerste alinea van pagina 5?

Dat kan verschillen. Hiermee wordt bedoeld dat de condities waaronder maatregelen worden ingezet ertoe doen om ze effectief te laten zijn. Een interventie moet naast bewezen effectief bijvoorbeeld aansluiten op wat specifieke leerlingen nodig hebben en passen bij de schoolsituatie. Zonder meer «uitbesteden» van een programma aan derden zonder enige betrokkenheid van de eigen school en leraren is onwenselijk: de school moet er verantwoordelijkheid voor kunnen nemen. Ook is het wenselijk na te denken over de rol en betrokkenheid van ouders.

33

Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn voor scholen waarbij er nog erg veel aan de randvoorwaarden schort?

Dit is onderdeel van de programma’s die scholen zelf opstellen: de gekozen interventies moeten bewezen effectief zijn, aansluiten bij wat leerlingen nodig hebben en passen bij de schoolsituatie. Daarnaast zal extra ondersteuning geboden worden aan scholen waar veel aan de randvoorwaarden schort.

34

Kunt u aangeven in hoeverre u verwacht dat meer middelbare scholen brede brugklassen gaan aanbieden, gezien het feit dat dit best een grote stelselwijziging op scholen betekent?

Met de subsidieregeling beogen we mogelijke financiële barrières weg te nemen voor het inrichten van een (verlengde) heterogene brugklassen en alternatieve effectieve maatregelen die latere selectie bewerkstelligen. Hoeveel scholen een brede brugklas inrichten door deze stimulans of door de opgelopen corona-gerelateerde vertragingen, kunnen we niet voorspellen. De effecten en brede waardering van deze aanpak wordt gemonitord gedurende de looptijd van het Nationale Programma.

35

Wat betekent het online platform met webinars, kennisclips en opgaven van recente examens dat begin maart aanstaande wordt gelanceerd en waarvan de materialen meerjarig worden ter beschikking gesteld, voor de geheimhouding van de centrale examens die in 2020 niet werden afgenomen? Worden deze dan alsnog openbaar gemaakt?

De opgaven van de centrale examens van 2020 zullen niet openbaar gemaakt worden. Daar is eerder door het CvTE toe besloten, vanwege de mogelijkheid om de opgaven te kunnen hergebruiken in toekomstige examens. Het opzetten van dit online platform voor de ondersteuning van examenleerlingen brengt daar geen verandering in. Wat wel op het platform bij elkaar wordt gebracht zijn opgaven van centraal examens uit eerdere jaren. Deze zijn al openbaar gemaakt en ook al online te vinden, maar worden via het platform opnieuw en op een handige manier toegankelijk gemaakt voor examenleerlingen.

36

Examenleerlingen moeten fysiek onderwijs krijgen; hoeveel uur is dit minimaal per week?

Eerder is afgesproken dat examenleerlingen uitgezonderd zijn van de schoolsluiting. Zij hebben naar school kunnen gaan in de afgelopen maanden. Er is daarbij geen minimum bepaald voor het aantal uren fysiek onderwijs dat examenleerlingen moeten krijgen. Het uitgangspunt bij de heropening is dat alle leerlingen minimaal één dag per week fysiek onderwijs volgen. Scholen zullen dus keuzes moeten maken in wie wanneer fysiek onderwijs krijgt. Zij krijgen de ruimte om hier maatwerk in te leveren. Het kabinet vraagt scholen nadrukkelijk om hierbij aandacht te houden voor examenleerlingen, leerlingen in een kwetsbare positie en leerlingen die praktijkgerichte lessen volgen, omdat juist deze groepen in het bijzonder gebaat zijn bij fysiek onderwijs. Door het nieuwe uitgangspunt dat alle leerlingen minimaal één dag per week naar school gaan en vanwege de naleving van de 1,5 meter afstandsmaatregel kan het zijn dat de school niet al het onderwijs aan examenleerlingen fysiek op school kan laten plaatsvinden. In dat geval kan onderwijs op afstand worden gegeven.

37

Welke maatregelen worden er precies genomen voor het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs, naast het verhogen van het budget voor hogere leerlingenaantallen?

Bij het opstellen van het keuzemenu aan interventies -door OCW in samenwerking met wetenschappers en het onderwijsveld – wordt geanalyseerd welke interventies specifiek voor deze doelgroep opgenomen kunnen worden.

38

Waarom krijgen samenwerkingsverbanden ook extra financiële middelen als ze al zoveel geld op de plank hebben liggen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de middelen via het samenwerkingsverband op de juiste plek terecht komt? Waar kunnen de maatregelen voor specifieke groepen aan worden uitgegeven?

Met de sector heb ik afspraken gemaakt over het verminderen van de reserves van samenwerkingsverbanden. De gevolgen van de coronacrisis vragen extra inzet, ook in de ondersteuning van leerlingen door het samenwerkingsverband. Dit zijn onvoorziene omstandigheden, die van de samenwerkingsverbanden extra inzet vragen. Te denken valt aan ondersteuning van de scholen bij het bevorderen van het welbevinden van leerlingen, samenwerking met partners voor jeugdhulp en de kosten die voortvloeien uit een langere verblijfsduur van leerlingen in het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs (zie ook het antwoord op vraag 131). Daarbij zal worden gemonitord of dit niet leidt tot een tragere afbouw van de reserves zoals die met de sector is afgesproken.

39

Kunt u de verlengde leerroute beter uitleggen? Wat houdt dit precies in? Wat betekent dit voor het aantal leerjaren binnen het vmbo, havo en vwo?5 Hoe worden docenten geacht les te geven in dit jaar? Wat gaat u doen voor de leerlingen die juist sneller door het onderwijs kunnen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de leerlingen die vooruit lopen ook het onderwijs krijgen wat ze verdienen?

Een verlengde leerroute is een mogelijke optie om leerlingen die dat nodig hebben langer de tijd de bieden het programma te volgen en met goed gevolg af te ronden. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de mogelijkheid om het havo-programma, waar nominaal vijf jaar voor staat, in zes jaar te doen. De lesstof die normaal in vijf jaar wordt behandeld, kan dan in totaal over zes jaar worden verspreid, bijvoorbeeld door de lesstof van klas 2, 3 en 4 in vier jaar te behandelen. Dit is nog geen definitief uitgewerkt plan en het vraagt om nadere uitwerking, waarbij geput kan worden uit ervaringen die hiermee op enkele scholen in de vorm van pilots is opgedaan. Daarom gaan we met leraren en schoolleiders in gesprek over of en zo ja hoe deze optie breder aangeboden kan worden.

40

Kunt u specificeren welke maatregelen genomen gaan worden om de instroom van nieuwe studenten in goede banen te leiden?

Voor verhoogde instroom in mbo en hoger onderwijs is dit studiejaar 489 miljoen beschikbaar. Voor de begeleiding van studenten wordt in 2021 daarnaast 120 miljoen extra uitgetrokken. De extra middelen in 2022 zijn gekoppeld aan een opslag in de bekostiging waarbij instellingen in overleg met studenten en medewerkers de invulling naar eigen inzicht ter hand kunnen nemen. Daarbij kan gedacht worden aan een intensivering van bestaande introductieprogramma’s (gericht op een goede start in de eerste 100 dagen), bijspijkercursussen en intensievere begeleiding van studenten met deficiënties, studievertraging en gebrek aan studieritme.

41

Kunt u specificeren welke andere begeleiding en ondersteuning aan scholen geboden gaan worden, zoals omschreven in de derde alinea, laatste zin, pagina 6?

In mijn brief over de aanvulling op het besluit over eindexamens vo 2021 van 12 februari jl. heb ik aangekondigd dat er 37 miljoen euro beschikbaar komt voor scholen voor de vormgeving van (individuele) ondersteuning van examenleerlingen.6 Op basis van het aantal examenleerlingen ontvangen scholen hiervoor aanvullende bekostiging, waarbij scholen die leerplusmiddelen ontvangen meer budget krijgen. Scholen bepalen vervolgens zelf hoe zij dit geld inzetten. Dit kan bijvoorbeeld door een aanvullende inzet van eigen docenten of door een samenwerking met een externe partij die deze aanvullende begeleiding aan de leerlingen biedt.

42

Kunt u aangeven hoe de subsidieregeling «extra handen in de klas» wordt uitgebreid en hoe ervoor wordt gezorgd dat scholen deze regeling weten te vinden?

Door uitbreiding van de regeling zal de looptijd worden verlengd naar 31 december 2021. Scholen en instellingen kunnen door de uitbreiding van de regeling in regionaal verband een tegemoetkoming in de extra kosten aanvragen voor de inzet van extra tijdelijk personeel t/m 31 december 2021, zodat scholen en instellingen langer de benodigde extra hulp en ondersteuning in kunnen zetten, die noodzakelijk is om het onderwijs te kunnen continueren tijdens de coronacrisis.

Scholen en instellingen hebben de regeling in de eerste tranche al goed weten te vinden. Voor de tweede tranche zal het onderwijsveld opnieuw op verschillende manieren op de hoogte worden gesteld van uitbreiding van deze regeling. Via de website https://www.aanpaklerarentekort.nl/, nieuwsbrieven, sectorraden, arbeidsmarktfondsen, RAP-regio’s, DUS-i en social media zal de benodigde informatie worden verstrekt.

43

Kunt u aangeven wat een verlengde leerroute anders maakt dan zittenblijven? Hoe verwacht u dat deze maatregel in de praktijk eruit gaat zien? In hoeverre krijgen scholen extra middelen om ook personeel aan te stellen specifiek voor een verlengde leerroute?

Bij zittenblijven doet een leerling een heel schooljaar geheel over, dus ook de vakken waar hij of zij geen vertraging of achterstanden bij heeft opgelopen. Dat is meestal erg demotiverend. Het idee van een verlengde leerroute is dat er op voorhand wordt gekeken hoe het programma over een langere periode verspreid kan worden. Om bij het hiervoor genoemde voorbeeld van een zesjarige havo te blijven: de 4.700 uur onderwijstijd die het reguliere havo-programma nominaal omvat zou dan in zes in plaats van in vijf jaar worden verzorgd, dus gemiddeld minder reguliere onderwijstijd per jaar dan bij het gewone programma. De (onderwijs-) tijd die daarmee vrij komt, zou bijvoorbeeld kunnen worden besteed aan extra begeleiding.

Dit zou een meer inhoudelijke en gerichte maatregel zijn dan het schooljaar eenvoudigweg helemaal overdoen. Aangezien scholen grotendeels worden bekostigd op het aantal leerlingen dat bij hen staat ingeschreven, zouden scholen bij een met één jaar verlengde leerroute voor elke leerling die daaraan deelneemt één jaar extra bekostiging ontvangen. Dat zou bij zittenblijven eveneens het geval zijn.

44

Kunt u aangeven in hoeverre het realistisch is te verwachten dat in twee en een half jaar tijd alle stageproblematiek ten gevolge van de coronacrisis voor duale- of bbl-werkplekken is opgelost?7

Naar verwachting zullen de gevolgen van de coronacrisis nog langere tijd doorwerken op de stage- en leerbanenmarkt. In het Nationaal Programma Onderwijs zijn daarom extra middelen uitgetrokken tot het einde van 2022 voor het Actieplan stages en leerbanen van SBB, het actieplan stages voor het hbo en voor de subsidieregeling praktijkleren. Met deze middelen kunnen we een bijdrage leveren aan het oplossen van de stageproblematiek, zoals dat ook is gerealiseerd bij het SBB actieplan stages en leerbanen. Echter, het blijft lastig om te voorspellen hoe de coronacrisis zich zal ontwikkelen en of we met dit actieplan alle stageproblematiek hebben opgelost.

Voor de periode na 2022 is het aan een volgend kabinet om naar eigen inzicht te investeren in de stageproblematiek.

45

Geldt de halvering van het collegegeld alleen voor het wettelijk collegegeld of ook voor het instellingscollegegeld?

Bij instellingscollegegeld is de overheid alleen verantwoordelijk voor het vaststellen van het minimumbedrag (het minimumbedrag bedraagt de hoogte van het wettelijk collegegeld). Dat minimumbedrag wordt voor studiejaar 2021–2022 vastgesteld op € 1.084 in plaats van € 2.168. Hiermee krijgen studenten die instellingscollegegeld betalen een korting van € 1.084. De instellingen worden voor dit bedrag financieel gecompenseerd door de overheid. Het staat de instellingen vrij om deze studenten een hogere korting te geven, maar hiervoor worden zij niet gecompenseerd door de overheid. Voor studenten die aan een onbekostigde instelling studeren, geldt dat zij geen recht hebben op een korting. De niet-bekostigde instellingen kunnen zelf besluiten om deze studenten een korting te geven, maar de instellingen worden hiervoor niet gecompenseerd. De instellingen gaan ook zelf over hun tarieven en over hoeveel zij in rekening brengen aan een student.

46

Waarom is er gekozen om de ov-kaart met 12 maanden te verlengen?8

In de Kamerbrief van 28 april 2020 (Kamerstukken 24 724 en 25 295, nr. 170) is opgenomen dat de maximale termijn dat een student in het hoger onderwijs recht heeft op het studentenreisproduct, in eerste instantie met drie maanden werd verlengd. Gezien het verloop van de coronacrisis en het belang om reiskosten bij studenten zoveel mogelijk te voorkomen, is er nu voor gekozen het reisrecht met in totaal 12 maanden te verlengen voor ho studenten die in de periode maart ten en met december 2020 een opleiding volgden aan een hogeschool of universiteit én op dat moment minimaal een maand recht hadden op een studentenreisproduct, lening of aanvullende beurs. Daarbij geldt overigens dat studenten in het hoger onderwijs op basis van de wet reisrecht hebben voor de nominale studieduur plus één jaar, in het geval ze na die nominale studieduur nog geen diploma hebben behaald. Deze verlenging van 12 maanden komt daar direct achteraan en zal dus alleen worden gebruikt door studenten die na de nominale studieduur en dat ene extra jaar nog geen diploma hebben behaald.

47

In hoeverre kunnen studenten met de genomen maatregelen ook langer lenen? Indien studenten niet langer kunnen lenen, wat zouden de kosten zijn om studenten 6 respectievelijk 12 maanden langer leenrechten te geven?

Studenten kunnen al lenen voor de zogeheten nominale studieduur plus 3 jaar. Dus ook bij studievertraging komt die grens niet direct in beeld. Daarom is er met dit pakket voor gekozen om studenten tegemoet te komen in de onderdelen van de studiefinanciering waar zij korter recht op hebben; het studentenreisproduct wordt verlengd en wanneer studenten de komende jaren uit hun recht op basisbeurs en/of aanvullende beurs lopen, krijgen zij een eenmalige financiële tegemoetkoming. Studenten die uit hun leenrecht dreigen te lopen, kunnen hun lening met terugwerkende kracht nog verhogen tot het begin van het studiejaar. Als dit onvoldoende soelaas biedt, kunnen zij contact opnemen met DUO om te kijken naar de mogelijkheden.

Verlengen van de leenruimte kost in eerste instantie niet direct geld: in principe worden leningen immers terugbetaald, dus alleen het deel wat aan het einde van de looptijd wordt kwijtgescholden, leidt tot relevante kosten. Het is niet op voorhand te zeggen hoeveel studenten van die mogelijkheid gebruik zouden maken, en of dit tot kwijtscheldingskosten op lange termijn zou leiden. Wel moet zorgvuldig worden omgegaan met de extra studieschuld die dat oplevert. Gezien de lange duur van het leenrecht en de coulance die DUO betracht, is ons beeld niet dat studenten in de problemen komen doordat zij niet meer kunnen lenen.

48

Hoeveel extra stages kunnen worden bekostigd met de extra middelen voor SBB en hogescholen?9

De middelen die zijn vrijgemaakt voor de stages en leerbanen zijn bedoeld om stages en leerbanen te werven en knelpunten in beeld te krijgen. De middelen zijn niet bedoeld om stages te bekostigen. SBB krijgt tot en met 2022 per jaar 4 miljoen euro voor het actieplan stages en leerbanen mbo. In de periode van september tot met december 2020 zijn er 9.500 nieuwe leerbedrijven erkend door SBB die allemaal één of meerdere stages of leerbanen aanbieden. In totaal zijn er 180.000 nieuwe en geactualiseerde stages en leerbanen opgehaald bij (nieuw) erkende leerbedrijven.

Voor het hbo geldt dat het actieplan nog verder uitgewerkt wordt. Onderdeel van dit plan is ook het monitoren van de stagetekorten en de resultaten van het actieplan. In 2022 zal blijken hoeveel stages dit heeft opgeleverd.

49

Hoe groot is het stagetekort momenteel in het mbo en hbo?10

Midden februari bedraagt het stage- en leerbanentekort in het mbo om en nabij de 22.000 plekken. Naar schatting gaat het in het hbo op dit moment om 10.000 studenten die sinds de coronacrisis geen stage hebben kunnen lopen.

50

Hoe veel minderjarige studenten telt het mbo?

Aan het begin van huidige studiejaar waren er 164 duizend 15–17 jarige studenten in het mbo, op dit moment zijn dat er naar schatting 124 duizend, met name omdat een deel van de 17-jarigen inmiddels 18 is geworden

51

Geldt de halvering van het collegegeld ook voor zogenoemde schakeljaren?

Voor schakeljaren geldt dat het instellingsbestuur een vergoeding aan de student kan vragen die maximaal de hoogte van het wettelijk collegegeld bedraagt. Het wettelijk collegegeld wordt voor studiejaar 2021–2022 op € 1.084 vastgesteld. De instelling stelt het uiteindelijke tarief vast en bepaalt of en zo ja welke korting er wordt gegeven aan de student. De instelling wordt per student voor € 1.084 gecompenseerd door de overheid.

52

Is er een mogelijkheid om de halvering van het collegegeld over dit jaar te laten plaatsvinden?

Het is niet mogelijk om de halvering van het collegegeld over dit jaar te laten plaatsvinden. Dit zou betekenen dat alle instellingen met terugwerkende kracht de tarieven moeten wijzigen en terugbetalingen moeten gaan doen. Daarnaast geldt er voor studiejaar 2020–2021 al een compensatieregeling. Studenten die voor 31 augustus 2021 een mbo- een hbo-diploma halen of een masterdiploma aan een universiteit krijgen via DUO een bedrag uitgekeerd. Bbl-studenten die voor die datum een diploma behalen, krijgen eenmalig een bedrag van € 150 en bol-studenten € 300. Voor ho-studenten bedraagt de tegemoetkoming € 535.

53

Wat houdt het actieplan hbo stages in?

Net als op het mbo, is het de bedoeling dat het actieplan hbo bijdraagt aan het oplossen van de stageproblematiek. De middelen zullen ingezet worden om beter in kaart te brengen hoe groot de stageproblematiek is, om nieuwe stagemogelijkheden te verkennen zodat er meer stageplekken worden aangeboden en om samenwerkingsmogelijkheden in de regio te verkennen.

Omdat het hbo niet (zoals het mbo) beschikt over een samenwerkingsorganisatie voor onderwijs en bedrijfsleven heeft OCW de VH, VNO-NCW en MKB-NL gevraagd om gezamenlijk dit actieplan uit te werken. Hierbij kunnen de opbrengsten en inzichten van het actieplan stage mbo waardevol zijn voor actieplan stage hbo.

54

Hoe zit het met ondersteuning voor studenten die voor 31 augustus a.s. afstuderen? Om studenten in studiejaar 2020–2021 tegemoet te komen in hun kosten is op 7 juli 2020 de Tijdelijke regeling tegemoetkoming studenten gepubliceerd. Deze regeling is onlangs verlengd t/m 31 augustus 2021 vanwege de tweede lockdown. Studenten ontvangen een tegemoetkoming voor het cursusgeld/lesgeld dan wel collegegeld ter hoogte van € 150/€ 300 dan wel € 535 (tegemoetkoming 3 maanden), als zij hun mbo, hbo of een wo-masterdiploma halen voor 31 augustus 2021.

Wanneer studenten in de periode juni 2020 t/m augustus 2021 uit hun recht lopen op aanvullende beurs (ho/mbo) of de basisbeurs (mbo) krijgen zij tevens een tegemoetkoming hiervoor. Voor mbo studenten met een basisbeurs betreft dit € 800, voor mbo studenten met alleen een aanvullende beurs € 1.200 en voor mbo studenten met een basis en aanvullende beurs € 2.000. Voor ho studenten met een aanvullende beurs betreft het compensatiebedrag € 1.500.

55

Hoe zit het met ondersteuning voor mensen die in februari 2022 afstuderen en dus maar zes maanden collegegeld betalen?

Studenten die wettelijk collegegeld zijn verschuldigd (de hoogte van het wettelijk collegegeld wordt voor studiejaar 2021–2022 op € 1.084 vastgesteld) en die in februari 2022 afstuderen, hebben naar rato recht op restitutie van het collegegeld voor de resterende maanden van studiejaar 2021–2022. Studenten die instellingscollegegeld zijn verschuldigd en in februari 2022 afstuderen, hebben niet automatisch recht op restitutie van de resterende maanden. Het is aan het instellingsbestuur om hier regels over vast te stellen.

56

Hoe zit het met ondersteuning voor mensen die in februari 2022 beginnen met hun vervolgstudie?

Studenten die wettelijk collegegeld zijn verschuldigd (de hoogte van het wettelijk collegegeld wordt voor studiejaar 2021–2022 op € 1.084 vastgesteld) en die zich per februari 2022 inschrijven voor een vervolgopleiding in het hoger onderwijs betalen naar rato collegegeld voor de resterende maanden van studiejaar 2021–2022. Voor studenten die instellingscollegegeld zijn verschuldigd en die zich per februari 2022 inschrijven voor een vervolgopleiding in het hoger onderwijs, geldt dat het instellingsbestuur hier regels over vaststelt.

57

Hebben internationale studenten ook recht op halvering van het collegegeld?

Voor internationale studenten (niet EER-studenten) geldt dat wanneer zij instellingscollegegeld betalen, de instelling een compensatie ontvangt van € 1.084 die de instelling met het instellingscollegegeld kan verrekenen. Voor internationale EER-studenten gelden dezelfde regels als voor Nederlandse studenten. Dat betekent dat de instelling vaststelt welk type collegegeld (instellingscollegegeld of wettelijk collegegeld) deze student is verschuldigd en dat, afhankelijk van welk tarief geldt, een internationale student aanspraak maakt op een korting.

58

Geldt de halvering ook voor instellingscollegegeld?

Zie antwoord op vraag 45.

59

Zijn de reguliere begrotingsregels van de medezeggenschap van toepassing op de middelen die naar de instellingen gaan?

Het is van belang dat de gemaakte keuzes breed worden gedragen op de scholen. Daarom moet de medezeggenschapsraad (po, vo en ho) of studentenraad (mbo) instemmen met de wijze waarop de middelen worden ingezet.

60

Kunt u aangeven waarom voor het wetenschappelijk onderwijs is gekozen voor de richting geneeskunde?

Bij de maatregelen voor het stage-offensief gaan we ervan uit dat dit zich met name richt op de praktijkgerichte opleidingen. Dit zit vooral in mbo en ook hbo. In het wetenschappelijk onderwijs zien we vooral problemen bij de geneeskunde opleidingen.

61

Kunt u aangeven waarom er is uitgegaan van een gemiddelde studieduurvertraging van een half jaar, terwijl de coronacrisis inmiddels bijna een jaar duurt?

Er is in toenemende mate sprake van studievertraging door uitval van onderwijs en van stages, in het vo opgelopen achterstanden, voorwaardelijke toelating en de beperkte mogelijkheden voor fysiek onderwijs. Het onderwijs is sinds de uitbraak van de COVID-19-pandemie dan ook substantieel veranderd. Het merendeel van de onderwijs- en toetsingsvormen wordt online aangeboden. Zie voor een verdere uitleg bij het antwoord over vraag 121.

62

Als een deel van het geld wordt geoormerkt (voor intensieve begeleiding en studentenwelzijn), hoe gaat de besluitvorming rondom de besteding daarvan?

In het mbo en hoger onderwijs is er vaak geen standaardmaatregel mogelijk omdat de situatie verschillend is per opleiding, faculteit/school en/of instelling. Dit vergt flexibiliteit bij de verdeling en de besteding van middelen. Daarom worden afspraken gemaakt over de verschillende maatregelen en wordt dit gekoppeld aan een opslag in de bekostiging waarbij instellingen in overleg met de studentenraad/medezeggenschap de invulling naar eigen inzicht ter hand kunnen nemen.

63

Kan er een overzicht worden gegeven van alle regelingen voor het hoger onderwijs die in dit pakket zitten?

Voor het hoger onderwijs gaat het om de volgende voorziene uitbreiding van reeds bestaande regelingen:

  • Toevoegen hoger onderwijs aan Regeling «handen in de klas».

  • Toevoegen hbo aan de Regeling inhaalonderwijs en ondersteuning.

  • Ophogen regeling praktijkleren voor het deel hbo.

Naast deze regelingen zijn er middelen beschikbaar voor

  • een verlaging van het collegegeld voor studenten in studiejaar 2021–2022, stijgende instroom in 2021,

  • de structurele stijging van het aantal studenten (referentieraming 2021).

  • een pakket aan maatregelen in 2021 en 2022 op gebied van begeleiding van studenten, stage-offensief en begeleiding bij de lerarenopleidingen en

  • zijn er in 2022 middelen beschikbaar om de inzet op «extra handen in de klas» en «inhaal en ondersteuningsonderwijs» via een opslag op lumpsum door te zetten.

64

Welke verschillen en mogelijke overlap zit er tussen de verschillende regelingen voor het hoger onderwijs in dit pakket?

Er zit geen overlap in de subsidieregelingen. De middelen die beschikbaar komen zien op extra maatregelen waarvoor nu plannen uitgewerkt gaan worden.

65

Op welke wijze moeten de instellingen zich over de verschillende regelingen in dit pakket verantwoording afleggen?

Zie antwoord op vraag 77.

66

Kunt u aangeven in hoeverre de huidige maatregelen om meer personeel in te zetten effectief zijn? In hoeverre verwacht u dat deze effectief zullen zijn voor de personeelsproblemen ten gevolge van de coronacrisis?

Voor wat betreft de effectiviteit van regelingen als «extra hulp voor de klas» en «inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs» zijn nog geen harde resultaten voorhanden. Het beeld is dat de huidige maatregelen effectief zijn. Het feit dat beide regelingen financieel nagenoeg volledig uitgeput zijn, wijst op het belang dat scholen en instellingen aan deze extra middelen hechten. Voor de regeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s wordt momenteel een monitor uitgevoerd. Voor de regeling extra hulp voor de klas is de monitor in voorbereiding. Rond de zomer worden de eerste resultaten van de onderzoeken verwacht.

67

Kunt u aangeven hoe de extra middelen als gevolg van de langere verblijfsduur van studenten ook meer personeelsruimte geeft aan instellingen? Is er ook voldoende personeel beschikbaar om deze middelen aan te besteden?

De referentieraming 2021 laat een forse stijging zien van het aantal verwachte studenten in het hoger onderwijs en daarnaast is er ook een stijging van studenten in het mbo. Met de structurele vergoeding voor hogere studentaantallen kunnen instellingen ook meer structureel personeel aannemen en niet alleen docenten maar ook ondersteunend personeel en studie- en loopbaanbegeleiders. Vanwege de situatie op de arbeidsmarkt verwachten we dat de mbo- en ho-instellingen personeel kunnen vinden. Ook zijn instellingen in het mbo en ho flexibeler omdat veel docenten uit het werkveld komen.

68

Is bekend hoeveel onderzoek verloren is gegaan door corona?

De hoeveelheid onderzoek over alle wetenschapsgebieden is lastig te kwantificeren. Traditionele methodes om dit te doen, door bijvoorbeeld publicaties te tellen, zijn pas in een later stadium mogelijk zichtbaar en zijn daarom nu niet makkelijk toe te passen voor corona-vertraagd onderzoek. De schade aan het onderzoek is van diverse aard. Het kan gaan om onderzoek dat al gestart was en door de lockdown niet voortgezet kan worden, wat in een verlies aan tijd en geïnvesteerde middelen resulteert. Daarnaast kan het gaan om gepland onderzoek dat niet gedaan kon worden binnen dezelfde tijd door coronamaatregelen. Voor veel onderzoeksafdelingen geldt bijvoorbeeld een maximum aantal aanwezigen per dag. In sommige gevallen is juist de aard van het onderzoek sterk beperkt onder de huidige maatregelen, zoals veldwerk in het buitenland of onderzoek met personen.

69

Kunt u aangeven in hoeverre instellingen moeten aantonen dat het belang van meer personeel het directe gevolg is van de coronacrisis?

De bijdrage van het kabinet voor het opvangen van onderzoeksvertraging is niet bedoeld om meer personeel aan te trekken maar om de reeds werkzame onderzoekers te behouden. Het gaat om onderzoekers met een tijdelijk contract. Instellingen dienen aan te tonen dat de middelen zijn bedoeld om het onderzoek af te ronden. Onderzoekers blijven dan ook inzetbaar voor het voor hoger onderwijs.

70

Kunt u aangeven in hoeverre compensatie voor onderzoekers ook geldt voor het al gedekte deel door kennisinstellingen, zoals omschreven halverwege alinea 2 op pagina 10?

Het gaat om een tegemoetkoming in de extra kosten in de jaren 2021 en 2022. Het merendeel van de gedekte kosten door kennisinstellingen hebben betrekking op 2020. Het zijn hiermee niet dezelfde kosten.

71

Kunt u aangeven in hoeverre er geleund wordt op sneltesten bij het openstellen van het onderwijs? Wat gebeurt er met dit onderwijsplan als de coronacrisis langer aanhoudt en sneltesten onvoldoende betrouwbaar zijn voor het openstellen van onderwijsinstellingen?

Het gebruik van sneltesten in het onderwijs is een instrument dat ingezet kan worden voor de continuering van het onderwijs. Op dit moment wordt onderzocht wat de waarde kan zijn van dit instrument, zoals ook eerder is gedaan met onderzoeken naar de effectiviteit bij het gebruik van mondkapjes en spatschermen. Een combinatie van maatregelen, waar sneltesten een onderdeel van kan zijn, dient de risico’s op besmetting te minimaliseren. Daarmee kan meer fysiek onderwijs mogelijk worden gemaakt, zodat we verdere vertragingen voorkomen en werken aan herstel. We onderzoeken het effect van de combinatie van maatregelen en monitoren de ontwikkeling van het virus. Mocht de crisis aanhouden en meer nodig zijn, dan zal het volgende kabinet besluiten over eventuele verlenging van de maatregelen in het Programma.

72

Welke overwegingen liggen ten grondslag aan de verdeelsleutel tussen financiële ruimte om in dit en de volgende twee school-/ studiejaren leerlingen en studenten te begeleiden bij opgelopen achterstanden en het structurele geld ter compensatie voor de grotere instroom van leerlingen en studenten? Onderkent u bij de achterstanden een structureel probleem dat niet alleen heeft kunnen ontstaan door de covidcrisis, zoals ook de socioloog Bol van de Universiteit van Amsterdam op 17 februari jl. signaleerde in de uitzending van Nieuwsuur? Zo nee, waarom niet?

De gevolgen van de coronacrisis vergroten bestaande verschillen uit en verscherpen die. In het Nationaal Programma bieden we scholen, instellingen en gemeenten financiële ruimte om te investeren in opgelopen achterstanden. Voor leerlingen en studenten die al risico liepen op achterstanden, is extra aandacht en geld. Een gedeelte van het bedrag is bestemd voor maatregelen op de korte termijn, vanwege de urgentie van de problematiek. We moeten echter ook reëel zijn over wat mogelijk is voor onderwijspersoneel, leerlingen en studenten. Daarom is daarnaast een groot bedrag vrijgemaakt voor de komende twee school-/cursusjaren. Daarbij is uitgegaan van verloren onderwijstijd. Instellingen worden geconfronteerd met een grote groei in studentenaantallen en een langere verblijfsduur van studenten. Daarom wordt de financieringssystematiek op basis van de referentieraming eenmalig aangepast, gebaseerd op de gegevens die in oktober jongstleden voorhanden waren en de gegevens die door instellingen zijn aangedragen over de meest recente ontwikkelingen.

73

Welke waarborgen bouwt u in, opdat middelen daadwerkelijk ertoe leiden dat scholieren en studenten achterstanden en studievertraging inhalen en niet voor een belangrijk deel blijven steken bij de overhead van de schoolleiding?

Zoals ook is aangegeven in het antwoord op vraag 13, gaat het programma gepaard met een strenge monitoring, zodat het geld in de klas komt. Ook borgen we effectieve maatregelen van scholen, door hen te vragen om op basis van een scan een meerjarenplan te maken. De medezeggenschapsraad moet instemmen met de inzet van die middelen aan bewezen effectieve interventies, en schoolbesturen moeten zich in het jaarverslag verantwoorden over de inzet van de middelen en de wijze waarop afstemming met de medezeggenschapsraad heeft plaatsgevonden.

In het mbo en hoger onderwijs is maatwerk noodzakelijk. Er is doorgaans geen standaardmaatregel mogelijk omdat de situatie verschillend is per opleiding, faculteit/school en/of instelling. Dit vergt flexibiliteit bij de verdeling en de besteding van middelen. Daarom worden afspraken gemaakt over de verschillende maatregelen en wordt dit gekoppeld aan een opslag in de bekostiging waarbij instellingen met instemming van de studentenraad/medezeggenschap de invulling naar eigen inzicht ter hand kunnen nemen. Ook zullen instellingen zich verantwoorden via het jaarverslag van de instelling. Wij zullen één keer per jaar een voortgangsbrief aan de Tweede Kamer sturen, waarin wij een totaalbeeld bieden, inzicht in studievoortgangscijfers geven en benoemen waarop wij zo nodig bijsturen.

74

Hoe voorkomt u dat versterkingen aan het fundament van het onderwijs door dit noodpakket tijdelijk blijken te zijn, omdat het geld na twee en een half jaar op is?

Zie ook het antwoord op vraag 28. Allereerst is het doel van dit programma om kinderen en jongeren, die te lijden hadden onder de gevolgen van de coronacrisis, perspectief te bieden en ruimte te geven voor herstel. Daarnaast hopen we vanzelfsprekend dat deze impuls een blijvend effect zal hebben in het onderwijs. Ook daarom investeren we in een aanpak die past bij de school, in gebruik van bewezen effectieve interventies en in onderzoek. Dit programma biedt veel handvatten die ook na de looptijd van grote meerwaarde kunnen zijn in het onderwijs, zoals de aandacht voor kansrijk adviseren en kansrijk plaatsen, uitstel van selectie, aandacht voor de ontwikkeling van de leerling en samenwerking met diverse partners.

75

Wanneer stuurt u bij, indien blijkt dat het geld niet terecht komt waar het voor bedoeld is op schoolniveau?

Zie het antwoord op vraag 13.

76

Kunt u aangeven in hoeverre medezeggenschapsraden en studentenraden voldoende geëquipeerd zijn om ook op coronamaatregelen instemming te verlenen?

Om er voor te zorgen dat de gemaakte keuzes breed gedragen zijn binnen de scholen, stemt de medezeggenschapsraad in met de inzet van de middelen. In het primair onderwijs is bij de inzet van de werkdrukmiddelen reeds positieve ervaring opgedaan met deze manier van werken.

77

Kunt u aangeven hoe toegezien wordt op de verantwoording van instellingen? Wat zijn de mogelijke gevolgen van onvoldoende verantwoording? Welke instantie gaat hierop toezien? Is of wordt deze instantie ook van voldoende middelen voorzien om hierop toe te zien?

Voor de maatregelen op de korte termijn zoals onder andere het verlengen van bestaande steunmaatregelen zal het huidige bestaande verantwoordingsregime worden voortgezet. Het budget voor de ramingen betreft reguliere bekostiging; aanvullende verantwoordingsplicht is hier niet aan de orde. Het gaat immers om het passend maken van de ramingen bij de studentenaantallen. Het Nationaal Programma Onderwijs krijgt in de komende jaren een belangrijke plek in het jaarverslag en de jaarrekening van de besturen in alle onderwijssectoren. Daarbij moeten zij expliciet ingaan in een aparte corona-paragraaf op de genomen maatregelen en de effecten daarvan op de leerprestaties. In het mbo en hoger onderwijs is maatwerk noodzakelijk omdat er vaak geen standaardmaatregel mogelijk is doordat de situatie verschillend is per opleiding, faculteit/school en/of instelling. Dit vergt flexibiliteit bij de verdeling en de besteding van middelen. Daarom worden afspraken gemaakt over de verschillende maatregelen en wordt dit gekoppeld aan een opslag in de bekostiging waarbij instellingen in overleg met de studentenraad/medezeggenschap de invulling naar eigen inzicht ter hand kunnen nemen. Wij zullen jaarlijks een voortgangsbrief aan de Tweede Kamer sturen, waarin zij een totaalbeeld bieden, inzicht in studievoortgangscijfers geven en benoemen waarop zij zo nodig bijsturen.

78

In hoeverre wordt in deze plannen rekening gehouden met blijvende aanwezigheid van het virus en gevolgen daarvan, zoals het uitvallen van leraren hierdoor?

De uitvoering (en dus ook de start en uiteindelijk de afronding) van de maatregelen volgt de besluitvorming over volledige of gedeeltelijke heropening van scholen en instellingen en is daar mede afhankelijk van. Het volgende kabinet zal moeten bezien of toekomstige besluitvorming hierover al dan niet een verlenging van de doorlooptijd van het Programma noodzaakt en rechtvaardigt.

79

Wat gebeurt er voor kinderen die vanwege eigen gezondheidsproblemen of die van familieleden voorlopig niet naar school kunnen? Hoe worden de achterstanden van deze kinderen in beeld gebracht?

De school is nu al verantwoordelijk voor het bieden van onderwijs aan alle leerlingen, ook de leerling die als de scholen open zijn, toch nog aangewezen zijn op afstandsonderwijs. Voor hen geldt dus hetzelfde: de school moet goed in beeld brengen en volgen hoe de leerling zich ontwikkelt en wat nodig is aan begeleiding. De school bepaalt in principe zelf hoe dit wordt ingevuld.

80

Hebben scholen de mogelijkheid om het beschikbare geld over een (beperkt) langere periode in te zetten?

Zie het antwoord op vraag 11.

81

Wanneer weten scholen hoeveel geld ze zullen ontvangen?

Over extra geld voor uitbreiding van bestaande subsidieregelingen zoals voor inhaal- en ondersteuningsprogramma’s en voor extra handen in de klas, komt op korte termijn duidelijkheid voor de scholen. Voor de resterende middelen voor po- en vo-scholen die de komende twee schooljaren beschikbaar komen, streven we ernaar zo snel mogelijk en uiterlijk voor de zomer scholen te kunnen laten weten hoeveel geld zij zullen ontvangen, zodat zij mede op basis daarvan hun plannen kunnen maken.

82

Waarom komt er geen compensatie voor studenten die studeerden in het huidige en afgelopen collegejaar? Is er een mogelijkheid dat studenten in deze groep die vertraging hebben opgelopen alsnog aanspraak kunnen doen op compensatie?

Er is compensatie voor studenten die studeerden in studiejaar 2020–2021 en in die periode hun diploma behaalden in het mbo, hbo of een masterdiploma in het wo en voor studenten die in dat studiejaar uit hun recht liepen op aanvullende beurs (hbo/mbo) en basisbeurs (mbo). Zie ook het antwoord op vraag 54.

83

Wordt er op enige manier gestuurd of geadviseerd op welke manier instellingen de structurele 645 miljoen euro uitgeven?

Dit zijn de reguliere middelen voor de stijgende studentaantallen. Hiervoor gelden de reguliere begroting- en verantwoordingsspelregels voor de lumpsumbekostiging die instellingen ontvangen.

84

Hoeveel zal worden uitgetrokken om (nieuwe) mbo studenten komend jaar te voorzien van de nodige devices?

Om (nieuwe) mbo-studenten komend jaar te voorzien van de nodige devices wordt in 2021 € 10 miljoen beschikbaar gesteld.

85

Op welke manier worden instellingen aangesproken als blijkt dat het geld onvoldoende bij de studenten is terecht gekomen?

Het ministerie monitort via de data van DUO het verloop van schoolloopbanen en de onderwijsopbrengsten van leerlingen in de komende jaren. Voor het mbo en ho wordt aan de instellingen gevraagd om de studievertraging te monitoren. Het Ministerie van OCW zal dat faciliteren. Met de studentenorganisaties en de sectorraden wordt afgestemd wat hun precieze rol is in de monitoring. Ook wordt gemonitord hoe de implementatie van het plan verloopt, welke interventies en maatregelen worden ingezet en welke resultaten worden geboekt. Een wetenschappelijke commissie zal hierbij ondersteunen. Er is op dit moment geen aanleiding om te veronderstellen dat het geld onvoldoende bij de student terecht komt. Dit mede gezien het instemmingsvereiste van de medezeggenschap.

86

Wordt de termijn van 10 jaar waarin studenten hun diploma moeten halen ook verlengd?

Nee, de diplomatermijn wordt niet verlengd. De termijn van 10 jaar is al fors langer dan de duur die voor de meeste studies staat en leidt voor de meeste studenten dus niet tot problemen. Studenten die wel tegen die grens aanlopen, kunnen contact opnemen met DUO. DUO betracht dan coulance als dat past bij de situatie van de student.

87

Wat is het effect van de compensatie voor de grotere instroom van structureel 645 miljoen euro voor de ramingssystematiek van de komende jaren?

De middelen zijn toegekend op basis van de huidige ramingssytematiek. De systematiek zelf wijzigt dus niet.

88

Wat zijn volgens u de voornaamste conclusies van onderzoeken die gedaan zijn in zowel binnen- als buitenland naar de onderwijsachterstanden die kinderen tijdens de coronapandemie hebben opgelopen, wat de gevolgen daarvan zijn en welke interventies het beste deze onderwijsachterstanden kunnen voorkomen en/of verhelpen?

Voornaamste conclusie is dat alle kinderen achterstanden hebben opgelopen, en dat de mate waarin dit gebeurt heel erg wisselt op individueel niveau. Het gaat om cognitieve achterstanden maar ook om sociaal-emotionele problematiek. Vooral voor het primair onderwijs is dit goed in beeld gebracht. Uit onderzoek van Oxford University blijkt bijvoorbeeld dat vrijwel alle leerlingen in het primair onderwijs na de eerste lockdown een achterstand op taal en rekenen hebben opgelopen van gemiddeld circa 2 maanden. Dit komt ongeveer overeen met de periode van schoolsluiting tijdens de eerste lockdown van 8 weken. Door de tweede schoolsluiting zal de achterstand verder zijn opgelopen. Uit onderzoek blijkt dat een vertraging in de leerlijn van drie maanden in groep 8 kan oplopen tot een vertraging van een jaar aan het eind van middelbare school.11 Wat het belangrijk maakt om ook snel in te grijpen en te gaan werken aan het inlopen van vertragingen. Over de opgelopen vertragingen in het voortgezet onderwijs is minder bekend. Zie ook vraag 89 voor het kwalitatieve beeld van de achterstanden in het vo. Welke interventies het beste zijn om deze onderwijsachterstanden te voorkomen of te verhelpen gaan wij de komende periode samen met de wetenschap en het veld uiteen zetten. Uiteraard is hierover uit eerder onderzoek al veel bekend. Ook worden de ervaringen met de Inhaal- en Ondersteuningsprogramma’s onderzocht door de Vrije Universiteit, en, zodra deze beschikbaar zijn, benut.

89

Zijn de achterstanden die zijn opgelopen in het voortgezet onderwijs ook in beeld? Is daar onderzoek naar gedaan?

De achterstanden in het voorgezet onderwijs zijn alleen kwalitatief onderzocht. Dit heeft ermee te maken dat vo-scholen minder gebruik maken van leerlingvolgsystemen dan in het primair onderwijs. Er wordt wel aan gewerkt om met de data van vo-scholen die wel een LVS-systeem gebruiken toch een kwantitatief beeld te krijgen. In kwalitatief onderzoek dat is gedaan door onder andere de Onderwijsinspectie is door 85% van de vo-scholen aangegeven dat zij leerachterstanden signaleren. Deze uitvraag is gedaan voor de tweede schoolsluiting van de vo-scholen. De verwachting is dat de achterstanden van leerlingen in het vo door de huidige schoolsluiting verder oplopen. En ook vanaf het moment dat de vo-scholen opengaan, is het de vraag of achterstanden al ingelopen kunnen worden zolang er beperkingen zijn als gevolg van Corona (deels open, 1,5 meter afstand) of wellicht nog wel verder oplopen.

90

Wat is de verdeelsystematiek van de extra middelen voor de basisscholen en middelbare scholen en hoe is hierbij rekening gehouden met scholen die veel leerlingen hebben met een achterstand?

De precieze verdeelsystematiek wordt in de komende periode uitgewerkt. Het voornemen is om zoveel mogelijk te werken met een bedrag per leerling, zodat rekening wordt gehouden met de omvang van de school. Scholen met relatief veel leerlingen met een risico op onderwijsachterstanden krijgen een hogere bijdrage. Mogelijk wordt aangeslotenbij de wijze waarop onderwijsachterstandsmiddelen worden verstrekt.

91

Wat bedoelt u precies met «specifieke aandachtsgroepen»?

Specifieke aandachtsgroepen zijn leerlingen in achtereenvolgens het speciaal (voortgezet) onderwijs, het praktijkonderwijs en voor, nieuwkomers en leerlingen in Caribisch Nederland. Ook leerlingen die dit jaar voorschoolse educatie volgen, leren lezen (groep 3), de eindtoets maken (po) of examen doen (vo), behoren tot deze specifieke aandachtsgroepen.

92

Hoe gaat u precies bepalen welke scholen en gemeenten er meer geld krijgen vanwege veel leerlingen met een het risico op een onderwijsachterstand? Waar ligt de grens voor extra geld?

De precieze verdeelsystematiek wordt in de komende periode uitgewerkt. Om scholen te identificeren waar relatief veel leerlingen zijn met een risico op onderwijsachterstanden, wordt mogelijk aangesloten bij de wijze waarop onderwijsachterstandsmiddelen worden verstrekt. Om gemeenten te identificeren waar sprake is van relatief veel achterstanden, wordt mogelijk aangesloten bij de wijze waarop onderwijsachterstandsmiddelen aan gemeenten worden verstrekt.

93

Klopt het dat de effectief bewezen interventies wetenschappelijk bewezen moeten zijn?

Het uitgangspunt is dat het interventies zijn die effectief of kansrijk zijn om op schoolniveau, groepsniveau en leerlingniveau vertragingen aan te pakken. OCW betrekt wetenschappers en het veld bij het in kaart brengen van het keuzemenu aan interventies.

94

Wat gebeurt er als een school niet meedoet aan het programma?

Zie het antwoord op vraag 13.

95

Wat verstaat u onder «ruimte geven in regels»? Waarin krijgen scholen meer ruimte? Geldt dat voor alle scholen?

Op basis van de huidige wettelijke kaders ten aanzien van bijvoorbeeld onderwijstijd of de overgang van het ene leerjaar hebben scholen veel ruimte voor flexibiliteit. Die ruimte geldt voor alle scholen. Met het Nationaal Programma worden scholen opgeroepen gebruik te maken van de ruimte in de regelgeving. Indien dan alsnog blijkt dat er (tijdelijk) knelpunten in wet- en regelgeving zijn kan het wenselijk zijn te bezien of het mogelijk is nog meer ruimte te bieden. Of en zo ja waar dit wenselijk is, is niet op voorhand aan te geven.

96

In hoeverre is dit Nationaal Onderwijs Programma ook bedoeld en voor het wegwerken van achterstanden die al voor de coronapandemie zijn opgelopen? Is het budget ook voor het wegwerken van al bestaande achterstanden toereikend? Zo nee, hoeveel geld zou daarvoor vrijgemaakt moeten worden?

Het Nationaal Onderwijs Programma heeft als doel corona-gerelateerde achterstanden weg te werken. Scholen met leerlingen met een groot risico op achterstanden, ontvangen extra middelen, namelijk de onderwijsachterstandsmiddelen. Deze scholen krijgen net als andere scholen, nu extra middelen om specifieke achterstanden als gevolg van de coronapandemie in te lopen. Want we weten dat juist deze leerlingen vaak extra nadeel ondervinden van de schoolsluitingen. Scholen met relatief veel achterstandsleerlingen ontvangen daarom ook nu voor hun inzet in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs, extra middelen ten opzichte van scholen zonder achterstandsleerlingen.

97

Wie zijn precies de veldpartijen?

De veldpartijen die de komende maanden betrokken zullen worden bij de uitwerking van het Nationaal Programma zijn in ieder geval de onderwijsraden en bonden, het Lerarencollectief, de Algemene Vereniging Schoolleiders, de VNG, de G4, en de ouder- en leerlingenvertegenwoordiging zoals het LAKS en Ouders & Onderwijs. Ook zullen partijen vanuit de kinderopvang (zoals de brancheorganisaties kinderopvang en de ouderorganisaties en vanuit de zorg (waaronder de Inspectie Gezondsheidszorg en Jeugd en de GGZ) betrokken worden. Daarnaast zullen ook andere partijen die actief zijn in het onderwijs, zoals Leerkracht, het Jeugdeducatiefonds en de GKA worden betrokken. Ook worden gesprekken gevoerd met leraren, schoolleiders en bestuurders.

98

In hoeverre worden leraren betrokken bij de uitwerking van dit plan?

Bij het opstellen van de contouren van dit Nationaal Programma hebben we gebruik gemaakt van de inbreng van verschillende leraren tijdens een aantal gesprekstafels. Ook met het Lerarencollectief is gesproken. Zie verder het antwoord op vraag 97.

99

Wordt het programma doorgezet als na twee en een half jaar blijkt dat de achterstanden nog niet zijn ingelopen?

Zie het antwoord op vraag 11.

100

Met welke reden is gekozen voor twee en een half jaar als looptijd voor het programma?

Zie het antwoord op vraag 20.

101

Welke extra vergoeding kunnen leraren verwachten voor het verzorgen van onderwijs in de vakantie? Moeten hiervoor nieuwe cao-afspraken worden gemaakt?

Zie ook het antwoord op vraag 22. Sociale partners kunnen ervoor kiezen om collectieve afspraken te maken in de cao. Als dat niet gebeurt, kunnen werkgever en werknemer op individuele basis afspraken maken.

102

Is de systematiek voor de extra middelen in het funderend onderwijs vergelijkbaar of gelijk aan de werkdrukmiddelensystematiek? Zo nee, waar zit het verschil?

In de komende periode wordt uitgewerkt op welke manier de extra middelen voor het funderend onderwijs, die in de komende twee schooljaren beschikbaar komen, zullen worden verstrekt. Het voornemen is om hierbij aan te sluiten bij de werkdrukmiddelensystematiek in het po. De reden hiervoor is dat het kabinet het belangrijk vindt dat de medezeggenschapsraad instemt met de inzet van de middelen, zodat de interventies breed gedragen zijn in de school. Daarnaast is het van belang dat de schoolbesturen zich goed verantwoorden over de inzet van de middelen en over de wijze waarop instemming met de medezeggenschapsraad heeft plaatsgevonden.

103

Wat wordt er bedoeld met de passage dat de analyse op schoolniveau een voorwaarde is voor het ontvangen van de middelen?

Iedere school in het po en vo moet vóór de zomervakantie een plan maken om vanaf volgend schooljaar de achterstanden bij hun leerlingen in te lopen. Deze analyse op schoolniveau is het vertrekpunt voor de maatregelen in de volgende twee schooljaren (schooljaar 2021/2022 en 2022/2023).

104

Wanneer moet het keuzemenu interventies gereed zijn?

In het voorjaar, zodat scholen voor de zomervakantie een meerjarenplan kunnen opstellen.

105

Klopt het dat scholen alleen geld ontvangen als zij zowel een analyse van de leerachterstanden, als een interventie uit het keuzemenu hebben opgenomen in hun reguliere onderwijsprogramma?

Zie het antwoord op vraag 19 en 103.

106

Hebben scholen voldoende tijd, ruimte en personeel om voor de zomer alle achterstanden van hun leerlingen in kaart te kunnen brengen?

We gaan er van uit dat dit haalbaar is. Ook in het kader van het huidige (afstands)onderwijs is het van belang dat scholen weten waar hun leerlingen staan. Scholen kunnen dat goed inbeeld brengen met een schoolbrede scan, waarvoor ook instrumenten beschikbaar gesteld zullen worden.

107

Zijn scholen verplicht om in de zomervakantie onderwijs aan te bieden?

Zie antwoord op vraag 26.

108

Welke maatregelen kan het vervolgonderwijs nemen om de instroom van nieuwe studenten in goede banen te leiden?

Zie antwoord op vraag 40.

109

Kunt u een overzicht geven (in tabelvorm) van alle investeringen die gedaan zijn ten behoeve van het onderwijs vanwege de coronacrisis, inclusief de aangekondigde investeringen in het Nationaal Programma Onderwijs?

In totaal is er circa € 10 miljard incidenteel geïnvesteerd in het onderwijs vanwege corona (zie tabel 1). Hiervan staat nog een deel op de Aanvullende Post van Financiën en is ook een deel via de begroting van BZK uitgegeven voor de ventilatie op scholen. Voordat het Nationaal Programma Onderwijs werd gepresenteerd, was al circa € 1,5 miljard geïnvesteerd in het onderwijs. Het verschil met de eerder genoemde € 1,2 miljard zit hem in de ventilatie op scholen (via BZK) en de examens die er later bij kwamen. Daarnaast is er structureel een reeks van oplopend naar € 645 miljoen in 2026 op de OCW-begroting bijgeboekt vanwege de aanzienlijke groei in leerlingen- en studentenaantallen bij onderwijsinstellingen.

110

Hoeveel geld wordt er extra vrijgemaakt voor de subsidie voor extra hulp in de klas?

De regeling voor po, vo en mbo wordt verlengd en opgehoogd, waarmee er aanvullend nog eens € 210 miljoen beschikbaar zal komen. Voor het hbo en wo komt er aanvullend € 30 miljoen beschikbaar.

111

Wat houdt de aanpassing van leerresultatenbeoordeling in het voortgezet onderwijs in?

Normaal gesproken bekijkt de inspectie bij haar beoordeling de gemiddelde onderwijsresultaten van drie jaar. Dat zou nu geen fair oordeel opleveren. Daarom geeft de inspectie het komend schooljaar (2021/2022) geen oordelen geven op de onderwijsresultaten (standaard OR1 uit het onderzoekskader van de inspectie). Wel blijft de inspectie ook komend schooljaar de onderwijsresultaten nauwgezet volgen. De inspectie neemt deze mee in haar risicodetectie. Waar risico’s gesignaleerd worden, voert de inspectie ook in schooljaar 2021/2022 risicogericht kwaliteitsonderzoek uit. Dit kan op school- of afdelingsniveau nog steeds leiden tot het oordeel onvoldoende of zeer zwak. Bij dit oordeel tellen komend schooljaar de onderwijsresultaten echter niet mee.

112

Hoe is het bedrijfsleven betrokken bij het creëren van extra stageplaatsen en is dit vrijblijvend, of zijn er bindende afspraken gemaakt?

Het bedrijfsleven is via de Samenwerkingsorganisatie Beroeps en Bedrijfsleven (SBB) direct aangehaakt bij het actieplan stages en leerbanen mbo. Ook daar buiten toont het bedrijfsleven brede betrokkenheid. Zo opende Minister van Engelshoven samen met premier Rutte en de voorzitter van VNO-NCW het mbo-jaar, waarbij zij gezamenlijk bedrijven en instellingen opriepen om zoveel mogelijk stages en leerbanen te blijven aanbieden ondanks de crisis. Voor het hbo geldt dat het georganiseerde bedrijfsleven betrokken wordt bij het uitwerken van het actieplan stages voor het hbo.

113

Als slechts een gering deel van de leerlingen wordt bereikt met de inhaal- en ondersteuningsprogramma, hoeveel leerlingen zijn dit? Hoeveel leerlingen kunnen er met dit programma geholpen worden?

Het is onze intentie de regeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs in dit lopende schooljaar uit te breiden en in deze vorm in schooljaar 2021–2022 te herhalen, waarbij de looptijd t/m december 2021 zal zijn.

114

Hoe wordt de aanpak stage-en praktijkleren uitgebreid?

De middelen voor het stage-offensief van het SBB zijn voor het 2021 reeds beschikbaar. De aanpak wordt voor wat betreft het mbo voortgezet in 2022. De aanpak wordt verder uitgebreid voor het hoger beroepsonderwijs. Deze middelen zullen aan de instellingen ter beschikking worden gesteld om de stageproblematiek ter hand te nemen en studenten te ondersteunen om stageplekken te bemachtigen. Hierover zullen nog nader afspraken met de sector worden gemaakt. Daarnaast is er extra geld beschikbaar voor leerbanen via de subsidieregeling praktijkleren.

115

Kunt u nader toelichten hoe u met het nationale programma (verlengde) heterogene brugklassen en alternatieve effectieve maatregelen die latere selectie aantoonbaar bewerkstellingen financieel stimuleert? Hoe groot is de financiële ruimte binnen het Nationaal Programma Onderwijs voor extra geld voor dit doel?

Zie antwoord op vraag 29.

116

In hoeverre wordt de publieke sector gestimuleerd met dit programma om stageplekken voor het mbo te creëren?

SBB benadert in het kader van het actieplan stages en leerbanen zowel potentiele aanbieders van stages en leerbanen in de publieke- als in de private sector. Binnen het Rijk wordt in het kader van de motie van het lid Bruins c.s. (Kamerstuk 35 420, nr. 128) gewerkt aan het ophogen van het aantal stageplekken en het kabinet heeft daarnaast medeoverheden via verschillende gremia opgeroepen verantwoordelijkheid te nemen voor voldoende stageplekken binnen de organisaties. Minister van Engelshoven heeft her samen met het bestuur van SBB begin 2021 een brief gestuurd aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen.

117

Op welke manier zal worden gemonitord in hoeverre de extra gelden de stagetekorten verkleinen?

SBB brengt periodiek voortgangsrapportages uit aan de Minister van OCW over de resultaten van het actieplan stages en leerbanen mbo. Daarin wordt onder andere gerapporteerd over de ontwikkeling van het aantal tekorten door het studiejaar heen en het aantal nieuw opgehaalde stageplaatsen.

Met het actieplan stages in het hbo willen we beter in kaart brengen waar de stagetekorten liggen en een bijdrage leveren om deze tekorten te verkleinen. Onderdeel van het actieplan is ook het monitoren van de tekorten. Dit zullen we ook rapporteren aan de Kamer.

118

Kunnen studenten wiens ouders niet kunnen voorzien in de algemene leefkosten die extra zullen worden gemaakt tijdens de extra studietijd, aanspraak maken op extra financiële ondersteuning, zeker wanneer zij vanwege de coronamaatregelen nog steeds niet kunnen bijverdienen?

Studenten van wie de ouders niet genoeg kunnen bijdragen, kunnen in aanmerking komen voor de aanvullende beurs. Als die studenten vertraging oplopen en hun recht op de aanvullende beurs is afgelopen, komen zij in aanmerking voor de financiële tegemoetkoming. Alle studenten die uit hun recht op de aanvullende beurs lopen in de studiejaren 2021/2022 en 2022/2023, krijgen als gevolg van dit maatregelenpakket € 1.200 (mbo) of € 1.500 (hoger onderwijs).

119

Wat is het verwachte effect van de verhoging van de subsidie praktijkleren op het aantal stages?

De subsidieregeling praktijkleren is bedoeld om bedrijven te stimuleren om leerwerkplekken aan te bieden aan BBL-studenten en duale studenten. Door het NPO is er voldoende budget om het maximumbedrag van 2.700 per plek uit te keren, uitgaande van het verwachte aantal aanvragen uit de referentieraming. We verwachten dat bedrijven door deze inzet op het uitkeren van het maximumbedrag meer geprikkeld zijn om (extra) leerwerkplekken aan te bieden. Hierdoor zullen minder studenten studievertraging oplopen.

120

Hoeveel kost het om alle studenten een jaar vrij te stellen van college- en lesgeld? Uitgaande van alle studenten aan bekostigde instellingen kost dit circa € 2 miljard voor mbo, hbo en wo samen. Studenten in niet bekostigd onderwijs zijn daarin niet meegerekend. Studenten die instellingscollegegeld betalen zijn daarin meegerekend met een maximale korting van de helft van het reguliere wettelijke tarief voor collegegeld.

121

Hoeveel studenten hebben een studievertraging van meer dan een half jaar? Hoeveel studenten meer dan een half jaar vertraging hebben is niet bekend. Voor het mbo en ho wordt aan de instellingen gevraagd om de studievertraging te monitoren. Wij zullen dat faciliteren. Dit wordt afgestemd met de sectorraden in het mbo en hoger onderwijs. Ook wordt gemonitord hoe de implementatie van het plan verloopt, welke interventies en maatregelen worden ingezet en welke resultaten worden geboekt. Een wetenschappelijke commissie zal hierbij ondersteunen.

122

Hoeveel ontvangt SBB om het stageoffensief de komende tijd gestalte te geven? SBB ontvangt sinds de uitbraak van corona per jaar 4 miljoen euro extra aan subsidie voor het actieplan stages en leerbanen. Er zijn middelen voor dit doeleinde gereserveerd in de jaren 2020, 2021 en 2022.

123

Hoeveel studievertraging hebben internationale studenten gemiddeld? Is dit meer of minder dan Nederlandse studenten?

Zie antwoord op vraag 121.

124

Hoeveel internationale studenten hebben een vertraging van meer dan een half jaar?

Zie antwoord op vraag 121

125

Hoeveel is de gemiddelde studievertraging van mbo-studenten?

Zie antwoord op vraag 61.

126

In hoeverre acht u het haalbaar dat de opgelopen achterstanden ingehaald worden gezien het grote lerarentekort?

Het actueel beeld is dat er minder tekorten zijn op de vaste formatie, maar dat de situatie kwetsbaar is met name op vervanging en uitval. Daarbij zijn er grote verschillen tussen scholen en tussen regio’s. Voor komende jaren blijft onverminderd aandacht nodig om de tekorten aan te pakken. Om er voor te zorgen dat bij het inlopen van de leervertragingen het lerarentekort geen beperkende factor is, wordt de bestaande regeling «extra hulp voor de klas» voortgezet en verruimd. Hiermee kunnen instellingen extra (ondersteunende) medewerkers aanstellen om de gevolgen van extra lesuitval door ziekte of voor extra werkzaamheden als gevolg van Covid-19 op te vangen.

127

Neemt u nog specifieke maatregelen ten aanzien van het bestrijden van het lerarentekort? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

De aanpak van de tekorten is in onze kabinetsperiode geïntensiveerd. Om het lerarentekort aan te pakken, wordt de instroom van zij-instromers en het opleiden van onderwijsassistenten tot leraar bevorderd. Ook stimuleren wij met de regeling regionale aanpak personeelstekorten besturen, lerarenopleidingen en andere partijen om de tekorten gezamenlijk op regionaal niveau aan te pakken. Onlangs hebben wij uw Kamer geïnformeerd dat dit met name in het primair onderwijs resultaten oplevert: er is sprake van een groeiende interesse in de pabo en een sterke toename van zij-instroom.12

128

Op welke wijze gaat u conform motie van het lid Kwint c.s. het lerarentekort registreren?13 Zoals ik onlangs in uw Kamer heb toegelicht14, is het in beeld brengen van het actuele lerarentekort complex: er is geen eenduidige methode om het actuele tekort in beeld te brengen. Om beter zicht te krijgen op de actuele tekorten, heeft OCW afgelopen jaar in samenwerking met de G5 en de PO-raad verschillende methoden onderzocht. In de G5 is een pilot gestart, waarbij een uitvraag onder scholen wordt gedaan naar het actuele personeelstekort. Op basis van de uitkomsten van de derde uitvraag, die momenteel plaatsvindt, nemen we in het voorjaar besluit over het al dan niet uitbreiden van de uitvraag naar de rest van het land en de andere sectoren om de tekorten te registreren.

129

Worden scholen door dit programma verplicht om brede brugklassen in te stellen? Zo niet, waarom niet?

Er zijn al meer brede brugklassen, we gaan hieraan in overleg met de VO-Raad een verdere impuls geven. Ook komt er komt een subsidieregeling om de scholen te stimuleren meer brede brugklassen in te richten Met deze middelen kunnen scholen bijvoorbeeld extra ondersteuning krijgen voor leraren om differentiatievaardigheden te versterken of passende methoden aan te schaffen. Scholen worden niet verplicht, niet elke maatregel is direct op elke school toepasbaar. Door de subsidie wordt een mogelijke financiële barrière weggenomen voor scholen waardoor het wellicht beter mogelijk wordt om deze verandering door te voeren. Naast de subsidieregeling gaan ook gemeenten in gesprek met scholen om brede brugklassen te stimuleren.

130

In hoeverre worden scholen verplicht om maatregelen voor latere selectie in te stellen?

Scholen worden hiertoe dringend opgeroepen. Daarnaast spreekt de Inspectie scholen aan op de manier waarop zij de ontwikkeling van leerlingen volgen.

131

Wordt de leeftijdsgrens waarop leerlingen in het praktijkonderwijs en het vso mogen blijven ook opgehoogd totdat ze hun opleiding hebben afgerond?

Scholen kunnen de schoolloopbaan van leerlingen nu al verlengen. In het praktijkonderwijs mag dat na het jaar dat leerlingen 18 zijn geworden twee keer. De leeftijd voor pro wordt niet aangepast. Een verlenging van de schoolloopbaan is al mogelijk en de inspectie zal daar de komende jaren coulanter mee om gaan. Ook in het vso mogen leerlingen blijven tot einde van het schooljaar waarin zij 20 jaar worden. Met ontheffing van de inspectie mogen zij al langer blijven, als dat de kans op diploma of werk vergroot. Een ophoging van de eindleeftijd is dus niet nodig.

132

Uit hoeveel geld bestond de «dip» in de werkdrukmiddelen? Door welke kasschuiven is die «dip» ontstaan?

Op de werkdrukmiddelen hebben drie kasschuiven plaatsgevonden, in 2018, 2019 en 2020. In het voorjaar van 2018 heeft een eerste kasschuif plaatsgevonden om de middelen, die via het regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) beschikbaar zouden komen vanaf schooljaar 2019/2020, naar voren te halen. Hierover zijn afspraken gemaakt in het destijds met sociale partners gesloten werkdrukakkoord. Vanwege de constatering dat de middelen uit het werkdrukakkoord positief zijn ontvangen door scholen en dat er concrete stappen zijn gezet om te werkdruk te verminderen, is er in het voorjaar van 2019 opnieuw besloten middelen naar voren te halen. Vervolgens is met het convenant aanpak lerarentekort van 1 november 2019 opnieuw geld naar voren gehaald. Door de kasschuiven is een dip ontstaan voordat de reeks werkdrukmiddelen vanaf 2024 430 miljoen structureel bedraagt. Met de extra middelen voor schooljaar 2022/2023 vanuit het Nationaal Programma worden de werkdrukmiddelen in dat schooljaar op peil gehouden. Daarmee wordt de genoemde dip voor een deel weggenomen.

133

Hoeveel kost het om mbo-studenten ook een verlenging van twaalf maanden van het studentenreisproduct te geven?

Allereerst een korte toelichting waarom mbo-studenten niet maximaal twaalf maanden extra reisrecht krijgen. Deze maatregel geldt voor studenten in het hoger onderwijs, want die studenten hadden recht op de reisvoorziening voor hun nominale studieduur plus één jaar extra, terwijl dit in het mbo al de nominale studieduur plus 3 jaar extra is. In het mbo zorgen de Coronamaatregelen dus niet snel voor het bereiken van het maximale reisrecht.

Wat de precieze kosten zouden zijn om mbo-studenten ook een verlenging van hun reisrecht te geven, is vanwege het bovenstaande niet geraamd. Bij het bepalen van de kosten zou ook rekening moeten worden gehouden met het feit dat een dergelijke ICT-aanpassing voor DUO uitvoeringstechnisch complex (en dus duurder) is, omdat mbo-studenten daardoor langer reisrecht zouden krijgen dan de maximale duur van hun aanspraak op studiefinanciering. In het hoger onderwijs is dat niet het geval.

134

Waarom zijn mbo-studenten niet meegenomen in de verlenging van het reisrecht?

Zie het antwoord op vraag 133.

135

Hoeveel docenten kunnen er worden ingezet van de extra middelen die worden vrijgemaakt voor extra hulp in de klas? Hoeveel klassenassistenten en onderwijsassistenten kunnen worden ingezet? Hoe gaat u de gepensioneerden docenten in de klas halen? Hoe is dat te behalen in tijden van een lerarentekort?

Een precies aantal is op voorhand niet aan te geven. De regio’s en deelnemende schoolbesturen kunnen namelijk zelf beslissen op welke wijze zij de middelen het meest effectief inzetten. Ook hier gaat het om maatwerk. Het gaat hierbij zowel om werkzaamheden die er voor corona nog niet (in dezelfde mate) waren, zoals extra schoonmaak, toezicht op coronamaatregelen, ICT-ondersteuning, als ook om de inzet van studenten van bijvoorbeeld lerarenopleidingen, bekwaam personeel (zoals vakspecialistische zzp'ers) en bevoegd personeel (docenten, onderwijsassistenten).

Het ligt aan de behoefte, de heersende regionale coronaproblematiek en arbeidssituatie van de regio’s en instellingen op welke manier de middelen worden ingezet en dus hoeveel docenten, klassenassistenten, onderwijsassistenten en gepensioneerde docenten en andere extra hulp uiteindelijk worden ingezet. Gepensioneerde leerkrachten kunnen in het kader van deze regeling worden ingezet. Aan de regeling Extra hulp voor de klas is een monitorings- en evaluatieonderzoek verbonden. Uit dit onderzoek zal blijken aan welke categorieën de middelen uiteindelijk zijn besteed. De eindrapportage van het onderzoek naar de huidige regeling wordt begin 2022 verwacht. Een tussenrapportage verwachten we eind zomer 2021.

136

In hoeverre wordt er ondersteuning verzorgd voor medezeggenschapsraden ten aanzien van de effectief bewezen interventies en de keuzes daarvoor, aangezien zij moeten instemmen met het meerjarenplan van de school?

Bij de nadere uitwerking van het Nationale Programma wordt onderzocht in hoeverre dit nodig is en hoe dit opgepakt kan worden.

137

Wat als scholen niet genoeg docenten hebben om dit programma uit te werken en in te voeren? Hoe denkt u op korte termijn extra docenten te krijgen?

Om er voor te zorgen dat bij het inlopen van de vertragingen lerarentekort een beperkende factor is, ondersteunen wij scholen met diverse maatregelen. Indien er door corona meer vraag naar vervanging is, kunnen scholen met de regeling «extra hulp voor klas» extra (ondersteunende) medewerkers aan te stellen. Daarnaast kan een school gebruik maken van de regeling subsidie zij-instroom en de subsidieregeling onderwijsassistenten opleiding tot leraar. Zie ook het antwoord op vraag 127.

138

Hoe groot is het stagetekort in het vmbo en in het praktijkonderwijs?

In de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo maken ongeveer 1.200 leerlingen gebruik van erkende leerbedrijven voor hun leerwerktraject. 22% van het totaal aantal scholen dat een leerwerktraject aanbiedt heeft de tekorten aan leerwerktrajecten doorgeven. Deze scholen hebben samen 531 leerlingen die een leerwerktraject volgen, dit is 31% van het totaal aantal leerlingen. Voor 189 van deze leerlingen was het tot november nog niet gelukt een stageplaats te vinden.

Van de 175 onderwijsinstellingen voor praktijkonderwijs hebben 90 instellingen de aantallen leerlingen doorgegeven die nog op zoek zijn naar een stage bij een erkend leerbedrijf. Van de 3.706 leerlingen in de uitstroomfase zoekt nog 26% een stage.

In het voortgezet speciaal onderwijs hebben 91 van de 351 aangeschreven scholen tekorten doorgegeven. Bijna 35% van de leerlingen in de uitstroomfase heeft nog een stage nodig.

139

Hoeveel mbo-studenten hebben nog geen devices om online-onderwijs te kunnen volgen?

Het is lastig om het exacte aantal mbo-studenten te benoemen dat nog geen device heeft waarmee op een goede manier online-onderwijs kan worden gevolgd. Recent is gebleken dat in het mbo er nog steeds behoefte is aan extra devices. Zo blijkt uit het JOB-panel van januari 2021 dat ruim een derde van de mbo-studenten extra kosten heeft moeten maken voor school door de coronacrisis, bijvoorbeeld voor extra devices. Niet iedereen heeft de middelen om die extra kosten te maken. Daarom worden via het Nationaal Programma Onderwijs extra middelen beschikbaar gesteld om ervoor te zorgen dat het ontbreken van devices mbo-studenten niet belemmert om onderwijs te volgen. Bovendien is de verwachting dat een deel van de nieuwe instroom in het mbo ook van devices zal moeten worden voorzien.

140

Is dit extra deel geld ook bedoeld voor het betalen van de inzet van sneltesten op instellingen? Zo ja, hoeveel?

Er geen specifiek deel van de middelen uit het Nationaal Programma bedoeld voor het betalen van de inzet van sneltesten op instellingen. Hiervoor is en wordt indien nodig aparte financiering voor geregeld.

141

Wanneer kunnen de instellingen de «corona-enveloppe» verwachten?

Op de korte termijn worden onder meer de huidige steunmaatregelen verlengd. Deze middelen komen binnenkort beschikbaar via een incidentele suppletoire begroting. Daarnaast worden de extra middelen voor de aanzienlijke groei van het aantal studenten in het mbo en ho via lumpsum beschikbaar gesteld. In het mbo wordt deze € 90 miljoen aan extra middelen al in maart aan de mbo-scholen uitbetaald. In het ho wordt dit in de zomer uitgekeerd. Deze «corona-enveloppe» voor 2022 zal onderdeel zijn van de lumpsum 2022 voor onderwijsinstellingen in mbo en ho. Deze beschikkingen over de lumpsum 2022 worden in september 2021 door DUO aan onderwijsinstellingen verstuurd. Vanaf begin 2022 worden deze middelen uitbetaald aan de onderwijsinstellingen. We gaan nu verder in gesprek met de sectorraden, onderwijsinstellingen, docenten en studenten over de verdere invulling van deze «corona-enveloppe».

142

Hoe gaat u het vak van leraar op scholen beter belonen? Op welke manier worden deze leraren beter beloond? Hoeveel geld gaat hier naartoe? Hoeveel leraren worden er beter beloond? Welke leraren worden beter beloond?

Het Nationaal Programma bevat meerdere maatregelen om onderwijspersoneel, waaronder leraren, te ondersteunen. Hierbinnen wordt er geld beschikbaar gesteld voor een arbeidsmarkttoelage aan leraren op scholen met extra uitdagingen. Deze scholen krijgen vaker vacatures moeilijk gevuld en het verloop is hoger. Om dit te doorbreken willen we het vak van leraar op deze scholen beter belonen. In de komende periode wordt deze maatregel verder uitgewerkt.

143

Hoe groot is de behoefte aan extra devices in het mbo?

Zie hiervoor het antwoord op vraag 139.

144

Hoe groot is het budget voor de extra devices in 2021?

Via het NPO komt voor het mbo in 2021 € 10 miljoen beschikbaar voor extra devices. Al voor de komst van het NPO konden schoolbesturen in 2020 en begin 2021 bij SIVON een aanvraag indienen voor devices voor leerlingen en studenten in het po, vo en mbo. Het budget van die reeds bestaande regeling bedroeg circa € 24,3 miljoen. Dit budget werd beschikbaar gesteld in twee aanvraagrondes. In de eerste ronde was € 9,3 miljoen beschikbaar voor devices in het po, vo en mbo. In de tweede ronde, die tot 28 januari 2021 liep, was € 15 miljoen beschikbaar voor het po en vo.

Naast de middelen die via SIVON al beschikbaar zijn gesteld en de middelen die met het NPO vrijkomen, worden studenten en instellingen ook door gemeenten geholpen bij het verkrijgen van devices. Tevens is er de Tijdelijke regeling leermiddelen. Dit is een voorziening voor minderjarige mbo-studenten uit minimagezinnen. Op basis van de regeling kunnen zij een tegemoetkoming vragen voor de aanschaf van onderwijsbenodigdheden, waaronder devices. Scholen voeren de regeling uit.

145

Hoe groot was het budget voor extra devices in 2021?

Zie hiervoor het antwoord op vraag 144.

146

Hoeveel studenten kunnen aanspraak maken op ondersteuning bij het aanschaffen van devices met de extra middelen in 2021?

Hoeveel studenten precies aanspraak kunnen maken op ondersteuning bij het aanschaffen van devices met de extra middelen in 2021 is nog niet precies te voorspellen. Met de regeling uit 2020, waarbij voor het po, vo en mbo in totaal € 24,3 miljoen beschikbaar is gesteld, zijn in het voorjaar 15 duizend devices verstrekt en worden naar aanleiding van de tweede aanvraagronde 61 duizend devices verstrekt.

147

Hoe wordt besloten of een student recht heeft op ondersteuning bij het aanschaffen van devices?

In de eerste twee rondes waarbij in totaal € 24,3 miljoen beschikbaar is gesteld, werden devices door SIVON ingekocht. Schoolbesturen konden bij SIVON een aanvraag indienen voor devices voor hun leerlingen en studenten. Schoolbesturen betaalden daarbij een eigen bijdrage van 25 procent. Alle ingediende aanvragen zijn gehonoreerd. Het is aan de schoolbesturen om de devices te verdelen onder hun studenten. Schoolbesturen zijn immers verantwoordelijk voor het inrichten van het onderwijs op afstand. Zij hebben het beste inzicht in de behoeften van hun leerlingen en kunnen kiezen welke leermiddelen, papier of digitaal, zij voor het afstandsonderwijs inzetten.

148

Hoeveel onderzoekers hebben meer dan drie maanden vertraging?

Het is op dit moment niet duidelijk exact hoeveel en welke onderzoekers vertraging hebben opgelopen. Bovendien bouwt de vertraging de komende periode verder op, omdat er nog steeds coronamaatregelen gelden. Een eerste schatting ten tijde van de eerste lockdown levert het gemelde gemiddelde op van drie maanden voor 20.000 onderzoekers met een tijdelijke aanstelling. Dit is het uitgangspunt voor afspraken met de sector en biedt ruimte voor instellingen voor maatwerk.

149

Op welk moment in het jaar ontvangt de Kamer een voortgangsrapportage?

Het kabinet zal jaarlijks aan het einde van het schooljaar een voortgangsrapportage aan uw Kamer sturen.

150

Kunt u nader toelichten wat de maatschappelijke begeleidingscommissie precies gaat doen?

De maatschappelijke begeleidingscommissie zal de opdracht krijgen om relevante maatschappelijke ontwikkelingen te signaleren en te adviseren over een goede samenhang met deze ontwikkelingen. De verdere invulling van de (opdracht van de) commissie wordt nog uitgewerkt.

151

Hoe zal de nulmeting voor de zomer eruit zien?

Dit komt in de nadere uitwerking van het programma aan de orde.

152

Op welke manier worden scholen aangesproken als zij zich niet voldoende inzetten om achterstanden in te lopen?

Zie het antwoord op vraag 13.

153

Hoe groot is het stagetekort in het hoger onderwijs en in het hbo alleen?

Naar schatting hebben 10.000 studenten geen stage kunnen lopen sinds de uitbraak van de coronacrisis. Onderdeel van het actieplan is ook in kaart te brengen hoe groot de stageproblematiek is en waar de tekorten zich bevinden.

154

Wat zijn de consequenties indien scholen zich niet hebben gehouden aan de regels betreffende het ontvangen van middelen vanuit het Nationaal Programma Onderwijs?

Zie het antwoord op vraag 13.

155

Kunt u in tabelvorm exact weergeven waar de 5,8 miljard euro voor funderend onderwijs aan uitgegeven wordt?

De bijlage bij de Kamerbrief is op pagina 25 een uitsplitsing gemaakt per onderdeel van het Nationaal Programma. Deze tabel maakt inzichtelijk hoe het bedrag voor po en vo (€ 5,8 miljard) is opgebouwd.

156

Hoe gaat de Inspectie de komende jaren rekening houden met de bijzondere situatie, bijvoorbeeld met de leerresultaten en examenresultaten?

Algemeen uitgangspunt is dat de inspectie rekening houdt met de bijzondere situatie. Het onderzoekskader van de inspectie biedt daartoe ook de mogelijkheid. Hoe de inspectie dit precies doet, hangt af van de verdere ontwikkelingen, zowel van de coronapandemie als van de voortgang van het Nationaal Onderwijs Programma. Specifiek ten aanzien van leerresultaten geldt dat de inspectie deze steeds nauwgezet zal blijven volgen. Het is onder de huidige omstandigheden van groot belang dat we goed zicht krijgen en houden op de aard en omvang van de achterstanden. Van besturen mogen we verwachten we dat ze inzicht blijven hebben (en geven) in hun leerresultaten, in het belang van de individuele leerlingen en om op school- en bestuursniveau een analyse te kunnen maken om vast te stellen welke maatregelen er nodig zijn om achterstanden weg te werken. Scholen in het funderend onderwijs zullen echter in het schooljaar 2021/2022 niet worden beoordeeld op de leerresultaten. Dit heeft onder meer te maken met het ontbreken van daadwerkelijk vergelijkbare gegevens. De inspectie werkt op dit moment aan een meerjarige aanpak van de oordelen die zij verbindt aan de leerresultaten.

157

Op welke steun kunnen studenten rekenen die met vertraging afstuderen in de periode tussen februari 2021 en augustus 2021? Op welke steun kunnen studenten zonder vertraging rekenen die afstuderen in dezelfde periode?

Zie het antwoord op vraag 54.

158

Waarom is er gekozen voor een generieke halvering van het college, les- of cursusgeld?

Alle studenten ervaren last van de coronamaatregelen. Zij krijgen vooraf financiële compensatie in de vorm van een generieke halvering van college-,les- en cursusgeld, omdat dit een vorm van erkenning biedt voor opgelopen studiekosten en gemiste ervaring. Ook draagt het bij aan vertrouwen en verminderen van financiële stress en daarmee aan het voorkomen van verder oplopende studievertraging. Het is niet doenlijk om per student de opgelopen vertraging te bepalen en het zou ook tot onevenredig hoge uitvoeringskosten leiden. Daarom worden alle studenten vooraf gecompenseerd door een halvering van het college-, les- en cursusgeld op het komend studiejaar 2021–2022 te verlenen. Hierbij is uitgegaan van een gemiddelde studieduurvertraging van een half jaar.

159

Hoeveel studenten zijn door de versoepeling van het bindend studieadvies toch doorgelaten naar het tweede studiejaar, die in normale omstandigheden niet zouden zijn toegelaten? Hoe worden hun achterstanden weggewerkt en welk instrument heeft een instelling als blijkt dat een student toch niet op de juiste plek zit?

Voor studenten in het mbo die in februari 2020 zijn begonnen aan hun éénjarige opleiding hebben we scholen in het servicedocument in mei 2020 opgeroepen geen BSA af te geven. Zij konden niet naar school en het online onderwijs moest nog helemaal opstarten. Vanwege het voortduren van de crisis en de nieuwe lockdown waar we nu in zitten, heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onlangs besloten de scholen op te roepen om mbo-studenten die dit schooljaar nog een studieadvies moeten krijgen geen negatief BSA te geven. Het is niet precies bekend hoeveel studenten afgelopen jaren in het mbo een negatief BSA hebben gekregen. Het BSA is voor mbo-opleidingen anders dan Entree pas ingevoerd met de wet Vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het mbo en kon voor het eerst pas worden gegeven aan studenten uit cohort 2018–2019. In het Nationaal Programma Onderwijs worden middelen vrijgemaakt voor scholen en instellingen om studenten extra te begeleiden en te helpen de opgelopen achterstanden weg te werken. Ook voor de studenten die al in het mbo zaten en er langer blijven zijn er middelen. Wanneer een student toch niet op de juiste plek blijkt te zitten zullen de scholen met de student in gesprek gaan. De scholen hebben behalve via het BSA geen manier om de studenten te dwingen te stoppen.

In het hoger onderwijs hebben instellingen eerstejaarsstudenten die door de coronamaatregelen studievertraging zouden oplopen en daardoor geen positief bsa zouden behalen, vorig jaar de mogelijkheid gegeven om de bsa-norm te halen in het volgende studiejaar. Uit cijfers van DUO blijkt dat de uitval in het hoger onderwijs aanzienlijk is gedaald. Dit houdt waarschijnlijk verband met het besluit om het bindend studieadvies aan het einde van het eerste jaar op te schorten.15 DUO heeft geen cijfers over hoeveel studenten door de versoepeling van het bsa toch zijn doorgelaten naar het tweede studiejaar. Voor studenten die het niet is gelukt om in het tweede jaar alsnog aan de bsa-norm te voldoen, geldt dat de instelling de mogelijkheid heeft de student alsnog naar een andere opleiding te verwijzen. Daarnaast wordt met het Nationaal Programma Onderwijs extra middelen vrijgemaakt voor hogeronderwijsinstellingen om studenten extra te begeleiden en opgelopen achterstanden weg te werken.

160

Hoe groot zijn de tekorten aan stages in het mbo en in het hbo? Welke sectoren kennen de grootste stagetekorten?

In het mbo bedraagt het stagetekort midden februari om en nabij de 22.000 plekken. De grootste tekorten zijn te vinden in de sectoren zorg en welzijn, juridisch, gastvrijheid en luchtvaart.

Naar schatting hebben 10.000 studenten geen stage kunnen lopen sinds de coronacrisis. De grootste stagetekorten zijn naar verwachting te vinden in de zorg, techniek, kunsten en bepaalde opleidingen in de sociale studies.

161

Wat zijn de resultaten van het huidige offensief in het mbo?

In de periode van september tot met december 2020 zijn er 9.500 nieuwe leerbedrijven erkend door SBB die allemaal één of meerdere stages of leerbanen aanbieden. In totaal zijn er 180.000 nieuwe en geactualiseerde stages en leerbanen opgehaald bij (nieuw) erkende leerbedrijven

162

Kunt u laten zien in hoeverre er verschil tussen de sectoren die juist nu meer investeren in opleiding, bbl en stages en de sectoren waar nu de nood aan de man is? Hebben de sectoren waar het nu goed gaat de extra bbl-middelen ook nodig? De noodzaak van het blijven opleiden van goede vakmensen voor de toekomst wordt breed in de sectoren gevoeld. Verschillende sectoren worden op verschillende wijze geraakt door de coronacrisis. De middelen voor de subsidie praktijkleren worden generiek opgehoogd, maar daarnaast is er nog jaarlijks 10,6 miljoen euro beschikbaar voor de sectoren die het hardst worden geraakt door de contactbeperkende maatregelen16.

De oorzaken van de stagetekorten in de grootste tekortsectoren in het mbo zijn met name een gebrek aan begeleidingscapaciteit, fysieke ruimte en moeite met begeleiding op afstand. Vanuit het actieplan stages en leerbanen wordt gewerkt aan het zoveel mogelijk wegnemen van deze barrières, bijvoorbeeld met een handreiking voor het begeleiden van stagiairs bij thuiswerken17.

163

Op welke manier is naar andere en additionele mogelijkheden gekeken om tot behoud van zowel stage- als ook BBL/opleidingsplekken te komen en juist nu te stimuleren? Is het mogelijk om tot een opleidingsfonds te komen in samenwerking met sociale partners, met aanvullende steun als percentage van het te betalen (opleidings)loon in de sectoren die het meest getroffen zijn, voor de duur van de gehele opleidingsperiode en in het verlengde van de huidige Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid? Zo nee, waarom niet?

Veel van de oorzaken van de huidige stagetekorten hebben een oorzaak die niet met alleen financiële middelen valt op te lossen. Het gaat om een gebrek aan fysieke ruimte, een gebrek aan begeleidingscapaciteit of moeite met begeleiding op afstand. Met het actieplan stages en leerbanen mbo is er voor gekozen om de oorzaken van de tekorten in beeld te krijgen en gericht te werken aan oplossingen. Door het NPO is er bijvoorbeeld extra geld beschikbaar om vanuit de school te investeren in alternatieve praktijkopdrachten of begeleiding bij praktijkvorming vanuit de school. In een van de sectoren met de grootste tekorten, de zorg, wordt al gewerkt met een stagefonds.

164

Hoe groot zijn de studievertragingen momenteel in het mbo? Hoe groot zijn deze in het hbo? Hoeveel groter is dat vergeleken met de studievertragingen van vóór de coronaperiode?

Voor het antwoord op de opgelopen studievertragingen in het antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 125. De studievertraging voor het hbo is niet exact te bepalen en divers. De reden is dat juist in deze fase blijkt dat sommige activiteiten die vooruit geschoven waren nog steeds niet plaats kunnen vinden en vertraging op dit moment dus toeneemt, maar nog niet goed meetbaar is. De precieze vergelijking met de situatie van vóór Corona is moeilijk te maken, maar duidelijk is dat er door de problematiek sprake is van grotere vertragingen, met name door het gebrek aan stageplaatsen.

165

Hoeveel extra stageplekken heeft het eerste SBB-stimuleringspakket opgeleverd?

In de periode van september tot met december 2020 zijn er 9.500 nieuwe leerbedrijven erkend door SBB die allemaal één of meerdere stages of leerbanen aanbieden. In totaal zijn er 180.000 nieuwe en geactualiseerde stages en leerbanen opgehaald bij (nieuw) erkende leerbedrijven.

166

Welke «overige middelen» worden eerst op de Aanvullende post van Financiën geplaatst en pas overgeboekt naar de OCW-begroting als de maatregelen nader zijn uitgewerkt?

Alle maatregelen voor de komende twee schooljaren staan eerst nog op de Aanvullende post van Financiën.

Tabel 1 bij vraag 109

Extra investeringen in onderwijs (x € 1 mln)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Totaal

compensatie studenten mbo/ho

38,0

162,0

   

   

200,0

aanbieden van devices (po, vo en mbo, incl. eigen middelen € 9,3 mln)

24,3

           

24,3

inhaal- en ondersteuningsprogramma’s po/vo/mbo (incl. eigen middelen € 1,7 mln)

284,1

           

284,1

stage-offensief mbo

4,0

16,0

11,0

       

31,0

nieuwkomers po/vo

12,7

8,3

         

21,0

extra hulp in de klas po/vo/mbo

210,0

           

210,0

coronabanen ho

20,0

           

20,0

sneltesten vo/mbo/ho

138,8

           

138,8

aanpak jeugdwerkloosheid mbo

36,0

4,0

         

40,0

examens vo

47,3

           

47,3

sneltesten pilots po

0,9

           

0,9

aanpak jeugdwerkloosheid effect studiefinanciering en praktijkleren (op de AP)

10,0

29,9

25,9

11,9

   

77,6

ventilatie op scholen via BZK (2021 via BZK en 2021 en 2022 op de AP voor BZK)

100,0

130,0

130,0

       

360,0

Subtotaal

916,1

330,2

170,9

25,9

11,9

1.455,0

           

Extra investeringen NPO

           

maatregelen korte termijn funderend onderwijs

497,9

         

497,9

maatregelen middellange termijn funderend onderwijs

1.246,7

2.808,0

1.252,3

     

5.307,1

studenten financieel ondersteunen

350,0

783,0

       

1.133,0

studievertraging ondervangen mbo en ho

424,5

507,5

       

932,0

instellingen mbo en ho verlichting bieden voor extra groei studenten

570,3

81,3

       

651,7

Subtotaal

3.089,4

4.179,9

1.252,3

8.521,6

           

Totaal investeringen OCW

916,1

3.419,7

4.350,8

1.278,2

11,9

9.976,6

Budgettair effect Referentieraming 2021

 

– 72,1

418,8

562,0

606,9

636,6

644,7

 

Budgettair effect studiefinancieringsraming 2021

 

pm

pm

pm

pm

pm

pm