Kamerstuk 35554-26

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 26 oktober 2020, over Wijziging van de Mediawet 2008 met het oog op de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep (1e termijn)

Dossier: Wijziging van de Mediawet 2008 met het oog op de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep

Gepubliceerd: 12 november 2020
Indiener(s): Ockje Tellegen (VVD)
Onderwerpen: cultuur en recreatie media organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35554-26.html
ID: 35554-26

Nr. 26 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 12 november 2020

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 26 oktober 2020 overleg gevoerd met de heer Slob, Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, over:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet 2008 met het oog op de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep (Kamerstuk 35 554);

  • de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 1 oktober 2020 inzake verzoek om spoedige behandeling van de wijziging van de Mediawet 2008 met het oog op de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep (Kamerstuk 35 554) (Kamerstuk 35 554, nr. 7);

  • de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstuk 35 554, nr. 6);

  • de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 29 september 2020 inzake beantwoording vragen commissie over het rapport Hilversum in beeld; Doelmatigheid bij de publieke omroep (Kamerstuk 32 827, nr. 180) (Kamerstuk 32 827, nr. 201);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 10 december 2019 inzake rapport Hilversum in beeld; doelmatigheid bij de publieke omroep (Kamerstuk 32 827, nr. 180).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De griffier van de commissie, De Kler

Voorzitter: Van den Hul

Griffier: Verouden

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Baudet, Martin Bosma, El Yassini, Van der Graaf, Van den Hul, Kwint, Van der Molen, Sneller en Westerveld,

en de heer Slob, Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.

Aanvang 11.02 uur.

De voorzitter:

Van harte welkom bij dit wetgevingsoverleg over de wijziging van de Mediawet met het oog op de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep. Een bijzonder welkom aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, en zijn ondersteuning. Ook een hartelijk welkom aan de aanwezige collega's en de collega's die langzaam binnendruppelen.

Het is een wetgevingsoverleg dat in tweeën is geknipt, zoals de oplettende kijker wellicht heeft gezien. Het eerste deel is van 11.00 uur tot 13.00 uur en het tweede deel van 19.00 uur tot 23.00 uur. De reden daarvoor is een combinatie van capaciteit hier in de Kamer en personele bezetting. Vandaar deze knip.

Omdat het wetgeving betreft is er in principe slechts een indicatieve spreektijd aangegeven, van tien minuten. Ik stel voor om maximaal drie interrupties per lid toe te staan. Als dat onvoldoende blijkt, kunnen we bekijken of er meer nodig is.

Natuurlijk ook een hartelijk woord van welkom aan diegenen die dit wetgevingsoverleg via de website of de app volgen.

Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Bosma, die zal spreken namens de PVV.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik stel vast dat er niet heel veel belangstelling bestaat van de zijde van de Kamer voor dit debat. Jammer. Normaal zitten we hier met twaalf mensen, maar nu is het een stuk rustiger. Des te beter, dan hebben we meer tijd.

Laten we beginnen met nog meer goed nieuws. Er is volop reden tot optimisme. Dit jaar loopt de gemiddelde televisiekijktijd weer terug, nu met maar liefst 5%. Tv-kijken wordt steeds impopulairder. Die 5% terugval is ook nog eens het gemiddelde. Onder jongeren spuit het achteruit met dubbele cijfers. Onder de 30 brengen mensen de avond massaal door met schermpjes op schoot en programmeren ze hun eigen avondje televisie. Dat is mooi. Ons volk emancipeert zich. De boze droom van de volksopvoeders van de NPO schrompelt elke dag verder in elkaar.

We vergaderen vanavond tot 23.00 uur, inclusief een plaspauze voor de Minister – ik weet niet precies wat de reden is voor de lange schorsing – over de trekschuit, gaslantaarnopstekers en de paardentram. De Minister vindt het heel belangrijk dat de trekschuit gewoon blijft varen. De werkelijkheid is dat de trekschuit, die de staatsomroep is, een ouderenvoorziening is geworden. Daarmee wordt het met de dag onlogischer dat het beheer van de staatsomroep bij het Ministerie van Onderwijs zit. Het zou goed zijn als de NPO na de formatie gaat vallen onder een directoraat ouderenzorg van het Ministerie van Volksgezondheid. Verzorgingstehuizen, bejaardentehuizen, de NPO, spataderenzorg, rollators, Nieuwsuur, gehoorapparaten allemaal in één hand, zodat synergie kan optreden. Onze ouderen die Nederland na de Tweede Wereldoorlog hebben wederopgebouwd, hebben alleen recht op het allerbeste. Optimaliseer dat, zou ik zeggen.

Voorzitter. De staatsomroep is het verlengstuk van de staat. Het vertegenwoordigt de normen en waarden van de overheid: diversiteit oftewel anti-blank racisme, inclusie, oftewel het uitsluiten en bestrijden van andersdenkenden, klimaatsocialisme en gendergewauwel. In een bloedeloze poging hun overbodige bestaan te rekken, rennen ze bij de NPO achter elke links-liberale mode aan. Daarom slopen ze onze dierbare Zwarte Piet. Die is uit de tijd. Ramadan is daarentegen heel hip en dus komen ze met een ramadanjournaal. En dus moet er in elk programma, zoals PowNed het noemt, de neger omdat het moet. Zaterdag, na de ontknoping van Wie is de mol? met zijn megakijkcijfers, wordt vanwege het te verwachten doorkijkeffect De Grote Klimaatkwis geprogrammeerd. De blinde klimaatpaniek moet en zal ons in het gezicht worden geschopt. Het zijn schaamteloze linkse activisten daar. En de belastingbetaler moet het allemaal financieren.

De NPO is de speelbal van de links-liberale elites van Nederland, de firma Diversiteit en Inclusie. De voorzitter van het bestuur van de NPO is mevrouw Rijxman van D66. Er zit daar ook een mislukte Staatssecretaris, Martijn van Dam van de PvdA. De raad van toezicht van de NOS wordt geleid door Rob van Gijzel, oud-Kamerlid van de PvdA. Lid is Adriana Esmeijer, voormalig kandidaat voor D66 in de Eerste Kamer. Ook lid is Tom de Jong, hoofd energietransitie bij TNO, de klimaatlobby dus. De hoogste ambtenaar Mediazaken van het ministerie vertelt in een interview dat ze graag carrière wil maken via haar partij D66. Tot voor kort werd de staatsomroep gecontroleerd door mevrouw De Cock Buning, als voorzitter van het Commissariaat voor de Media. Zij drinkt graag biertjes met haar vriendin, D66-minister Ollongren, in Londen en vertelt dat Ollongren de volgende Minister-President moet worden. En mevrouw Rijxman komt weer graag over de vloer...

De voorzitter:

Een ogenblik, meneer Bosma. Ik ga toch even ingrijpen. Ik heb een beetje een Groundhog Day-gevoel. U noemt mensen bij naam die zich niet in dit debat kunnen verantwoorden en die ook geen deelnemer zijn aan dit debat. ik zou u willen vragen om daarvan af te zien.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat kan ik niet, want dit zijn gewoon benoemde mensen. Dit zijn mensen die de macht hebben bij de staatsomroep. De PvdA en D66 zijn daar gruwelijk oververtegenwoordigd. Ik moet mijn werk kunnen doen. We spreken hier in de Kamer heel vaak over mensen die zich niet kunnen verdedigen. De heer Trump gaat elke twee vergaderingen over de tong.

De voorzitter:

U heeft het niet alleen over mensen die benoemd zijn, u heeft het ook over ambtenaren die zich met media bezighouden. Die kunnen zich zeker niet verdedigen in dit debat. Ik zou u willen vragen om daarvan af te zien. Dat is mijn uitdrukkelijke verzoek als voorzitter.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nou, als die ambtenaren interviews gaan geven in de linkse pers en vertellen over hun voorliefde voor D66, dan stellen ze zich op als politici. Dat begrijp ik, maar dan zijn ze vervolgens ook aanspreekbaar als politici.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Martin Bosma (PVV):

En dan zegt de Minister: ik ga controleren op de missie van de omroepen. Maar wat is die missie? De VPRO was ooit een christelijke omroep. Daarna werd hij overgenomen door extreemlinks. Nu wordt de omroep geleid door een voormalig campagneleider van D66. En dus zijn ze van de diversiteit, maar ook van de inclusie. De AVRO was ooit een rechtse omroep, maar toen kwam er een D66-dame aan het roer. Mr. G.B.J. Hiltermann kon meteen opdonderen. Sindsdien zijn ze van de diversie, maar niet alleen dat, want ook van de inclusie. De KRO, de Katholieke Radio Omroep, werd opgebouwd met dubbeltjes en kwartjes van katholieke arbeiders. De NCRV weigerde ooit Roxanne van The Police te draaien: you don't have to put on the red light. Waarom? Het nummer refereerde aan prostitutie en daar waren ze niet van gediend. Tegenwoordig zendt het gefuseerde clubje Dit is M uit, vol met reclame voor genderrevealparty's, en worden mannen aangezet rokjes te dragen. D66-minister Ollongren was er te gast. De allerscherpste vraag was: u werkt wel erg hard hè? Nou, dat beaamde ze schaapachtig. Het programma wordt, maar dat is toeval, gemaakt door de productiemaatschappij van de echtgenote van mevrouw Ollongren. De presentator staat op de loonlijst van haar wederhelft. KRO-NCRV gaat ook The Passion uitzenden. Jezus kan daarbij ook een vrouw worden of een transseksueel, zo laat de nieuwe baas van die omroep weten. Hij is afkomstig van de TROS.

Alle omroepen hebben dezelfde ideologie oftewel diversiteit, inclusie en gender. En allemaal hanteren ze dezelfde holle managementtaal. Je moet als omroep wel ergens voor staan, zegt deze nieuwe bobo. De omroep gaat zich onderscheiden met vegetarische recepten. KRO-NCRV heeft ook een diversiteitsadviseur. Ze zijn daar van hun geloof gevallen. Diversiteit en inclusie moeten dat gat vullen. Ze aanbidden nu de noble savage of, zoals Henri Baudet, de legendarische hoogleraar te Groningen, sprak van «de mythische neger». Weer een deugpuntje erbij.

Ondertussen is het personeel in opstand gekomen. Die snappen ook wel dat ze verraden zijn. De Minister schrijft over «ledenorganisaties die midden in de samenleving staan». Vraag: waarom verlaagt elke Minister van OCW dan de ledendrempel, net zolang tot er geen bejaarde meer over kan struikelen? De NPO heeft kwaliteit ingewisseld voor de diversiteitsideologie. De DDR-tv stond voor socialisme, de NPO-tv staat voor diversiteit. Alles wat negatief kan afstralen op niet-blanken wordt zo veel mogelijk onder de pet gehouden. Het NOS Journaal spreekt niet meer van blanken, maar van witten, helemaal conform hun ideologie. Illegalen zijn omgekat tot ongedocumenteerden. Ze houden er lijsten bij op grond van ras: als je niet blank bent, kom je daar in de divibase. Het aanleggen van rassenlijsten lag na de Tweede Wereldoorlog ietwat moeilijk, maar die gevoeligheid is ingeleverd voor de diversiteit.

Bij Dit is M werden na de dood van seriecrimineel, drugsverslaafde en zwangere-vrouwen-in-elkaarschopper George Floyd maandenlang zwarte mensen met gillende sirenes naar de studie gesleept, alwaar ze konden klagen over racisme. Akwasi wordt er bewonderend geïnterviewd. Na de onthoofde leraar in Frankrijk zou je denken: nu zitten al die NPO-programma's vol met mensen die het slachtoffer zijn van moslims of asielzoekers. Maar wie dat nog verwacht, is intens dom. Er is namelijk sprake van een volledige lockdown van journalistiek. Het is ingewisseld voor de diversiteitsideologie. De NPO was de afgelopen maanden de megafoon van Black Lives Matter, een uiterst gewelddadige en racistische club waarmee het oerblanke Mediapark zich goed kan identificeren. Het hoofd digital van de NOS heeft in zijn Twitterbio staan: BLM, Black Lives Matter. Tevens zegt hij liever zoutzuur in zijn ogen te krijgen dan een artikel op GeenStijl te lezen. Een presentator van Op1 vindt mijn partij net zo erg als corona, waaraan reeds miljoenen mensen zijn overleden. Een collega van hem, van het vermeende rechtse WNL, duidt mijn partij aan als «dom-rechts». Ja, heus, ze zijn daar heel tolerant op het Mediapark. Het zijn meningen die daar bon ton zijn. Het is wat men daar vindt. Een journaalverslaggever deelt mee dat de eerbiedwaardige professor Emmer een racist is en dat hij bij etnische conflicten altijd de kant kiest van zwarten. Een NPO-presentatrice die nogal geobsedeerd is door haar huidskleur, roept via Twitter mede-Black Lives Matter-sympathisanten op vooral te solliciteren bij de NOS. En als Fidan Ekiz iets kritisch zegt over het Wildersproces, besluit het NOS Journaal niet meer in haar programma te verschijnen. De NOS maakt deel uit van de cancelcultuur, de vleesgeworden intolerantie.

Links is een kerk die zondags bij elkaar komt. In Buitenhof is de meest uitgenodigde fractieleider de heer Asscher. Hij leidt een irrelevant clubje met slechts acht echte zetels in dit parlement, maar het splinterpartijtje moet nu eenmaal gepusht worden. Traditioneel begint een verkiezingsprogramma bij de PvdA met het beloven van geld aan de NPO. Ik ben benieuwd of ze dat vandaag ook weer gaan doen.

Links is een kerk, en een kerk kan niet zonder satan. Leon de Winter vertelde vorige week in De Telegraaf dat hij in de periode-Fortuyn rondliep op het Mediapark. Iedereen was ermee bezig om Fortuyn te slopen en hem pootje te lichten. Nu is de satan Donald J. Trump. Elke samenzweringstheorie wordt geadopteerd. Elke roddel is nieuws. Ik noem bijvoorbeeld de Russian collusion, het verhaal dat de president zou hebben samengewerkt met de Russische geheime dienst bij zijn verkiezingscampagne. Het is absolute apekool, maar het past in de inclusie en dus gillen ze jarenlang deze samenzweringstheorie, en wij moeten het betalen. Over de laptop van de totaal demente Joe Biden zijn ze een stuk stiller.

De NPO krijgt maar weer eens gratis geld: 19 miljoen, kassa! Dit na het eerdere cadeautje waarbij het eenmalige geld op basis van de motie van meneer Pechtold werd omgezet in een jaarlijks bedrag. Over het rapport van de Rekenkamer, dat duidelijk maakte dat veel uitgaven van de NPO niet verantwoord kunnen worden, hebben we deze Minister nooit meer gehoord. De commerciële omroep komt er bekaaid af. Ze werden midden in de coronatijd nog even besprongen door D66-minister Van Engelshoven, die ze een investeringsverplichting voor cultuur wilde opleggen. Dat mislukte gelukkig, want de volgende stap was natuurlijk geweest dat de politiek correcte schedelmeters zich zouden hebben gemeld om percentages diversiteit te eisen.

De Minister belooft minder STER-reclame. Dat is heel goed, want er is niet meer doorheen te komen. Vattenfall maakt reclame voor het klimaatsocialisme en in elk reclamefilmpje wordt met mathematische precisie het aantal zwarten bepaald. Elke blonde vrouw woont er samen met een zwarte. Het is de fijne wereld van de diversiteit en de inclusie.

Ik heb vandaag maar één vraag aan de Minister: waar kan ik mijn abonnement op de NPO opzeggen? Ik en miljoenen Nederlanders willen er gewoon vanaf. Ik wil er niet voor betalen. Geef ons die vrijheid. Geef mij die vrijheid. Groen van Prinsterer zou het met me eens zijn geweest.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Ik zie verder geen interrupties. O, er is wel een interruptie, van de heer El Yassini.

De heer El Yassini (VVD):

Bij elk mediadebat hebben we natuurlijk weer het betoog van de heer Bosma. Hij vertelt tot in detail mooie, grote verhalen en punten. Ik zit even te kijken, en ik zie dat meneer Bosma al 5.080 dagen in de Tweede Kamer zit. Ik heb dit keer weer gewacht tot hij klaar was met zijn betoog, maar ik mis elke keer weer, en mijn collega's die deze portefeuille voor mij hadden ook, wat de heer Bosma nou gaat doen voor zijn kiezers, om ervoor te zorgen dat hij dat standpunt waar hij voor staat voor elkaar gaat boksen. Want ik mis elke vorm van een oplossing in wat hij zelf aandraagt, of ik het er nou mee eens ben of niet. Kan de heer Bosma nou vertellen wat exact zijn oplossing is?

De heer Martin Bosma (PVV):

Nou ja, die oplossing vertel ik al die 5.000-en-nog-wat dagen hier in de Tweede Kamer. Ik sprak vorige week met mevrouw Shula Rijxman, de gewaardeerde voorzitter van het bestuur van de NPO. Zij zei: «Martin, ik zit nog één jaar en twee maanden op deze stoel. Stel, jij zou mijn opvolger worden. Wat zou je dan doen?» Mijn antwoord was: opheffen. Dat is de positie van mijn fractie, sinds jaar en dag. En dat is ook logisch, want pak gewoon de Mediawet erbij. Een van de kerntaken van een Kamerlid is immers om te kijken of de wet wordt uitgevoerd. Als de wet niet wordt uitgevoerd, kunnen we dit gebouw net zo goed omkatten tot een caravanstalling. Kijk gewoon naar de Mediawet, naar artikel 2.1.2. Dat hangt bij mij aan de muur. Ik citeer dat al jarenlang. Daar wordt niet aan voldaan. En als er niet wordt voldaan aan de subsidievoorwaarden uit de Mediawet, moet je gewoon heel eerlijk zijn en de stekker eruit halen. Dat is wat je moet doen.

De heer El Yassini (VVD):

Ik ben in ieder geval blij dat de heer Bosma aangeeft wat zijn oplossing is. Die komt namelijk een beetje overeen met wat wij weleens hebben gehoord van een andere politieke partij: saneer de NPO. Dat is een standpunt waar je voor of tegen kan zijn. Ik ben blij dat dat er in ieder geval is. Maar is het, gezien het feit dat de heer Bosma voor dit plan geen meerderheid krijgt in de Tweede Kamer, dan misschien een idee om na te denken over hoe hij het dan ziet? Hij zou kunnen denken: als ik dat dan niet voor elkaar boks, kan ik er misschien wel voor zorgen dat de wet beter wordt nageleefd. Welke oplossingen brengt hij dan met zich mee? Daar ben ik wel benieuwd naar.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee, dat kan ik niet, want ik ben niet in staat om ervoor te zorgen dat de wet wordt nageleefd. Daar hebben we de Minister voor. Het enige wat een Kamerlid doet, is het controleren van de Minister en hem daarop aanspreken. Dat is heel simpel. Zo is dat staatsrechtelijk geregeld. Ik heb wel allerlei andere dingen voorgesteld op weg naar de totale afschaffing van de staatsomroep, zoals het stoppen met die ledenomroepen. Dat kost heel veel geld en is heel erg omslachtig. Die zijn honderd jaar oud. Stop met radio. Stop met al die reizen van al die NPO'ers. Stop met doublures met betrekking tot nieuwe media et cetera. Dat zijn dus de tussenoplossingen.

De heer El Yassini (VVD):

Een laatste opmerking, tot slot.

De voorzitter:

Heel kort dan, want we doen interrupties in principe in tweeën. Afrondend dus.

De heer El Yassini (VVD):

Daarom vind ik het bizar dat als de heer Bosma zegt dat de Minister ervoor moet zorgen dat de wet wordt uitgevoerd – terecht ook – en dat wij de Minister controleren, meneer Bosma maar één vraag heeft: hoe kan ik mijn abonnement van de NPO opzeggen? Ik had wel wat meer verwacht.

De heer Martin Bosma (PVV):

Het spijt me u teleur te stellen.

De heer Baudet (FvD):

Ik vroeg me af of de heer Bosma nog even kan uitweiden over het punt dat hij terloops maakte – hij haalde ook even mijn grootvader aan – over het idee van de bon sauvage. De nobele wilde is natuurlijk altijd in de Europese geschiedenis aan de orde geweest. Maar daar gaat dan enerzijds een idealisme van uit: het zijn allemaal goede mensen, overal buiten Europa. Maar daar gaat ook een soort superioriteitsdenken van uit: wij komen ze wel even beschaven. Dat is dat hele verhaal van het kolonialisme en de white man's burden. Waar is dat nou eigenlijk gebleven? Is dat verdwenen? Of is dat getransformeerd tot iets anders?

De heer Martin Bosma (PVV):

Nou, ik zag de heer Baudet binnenkomen, dus ik dacht: ik citeer meteen even zijn grootvader. Henri Baudet heeft natuurlijk een briljant boek geschreven, waarin hij beschrijft wat de relatie is tussen Europa en wat hij «de niet-Europese mens» noemt. Dat is een beeld van mensen buiten Europa. Dat is authentiek. Dat is de beschaving die niet is aangetast. Dat is daarom ook een beschaving die we eigenlijk heel erg moeten knuffelen. In de literatuur bijvoorbeeld gaat het eigenlijk terug naar de middeleeuwen. De ontdekkingsreizen waren daar een voorbeeld van. We gingen het pure Afrika ontdekken. Dat hele wereldbeeld van de noble savage, wat uw grootvader «de mythische negers» noemt, zie je nu terugkomen bij links Nederland. Daarbij wordt alles wat van buiten Europa komt, klakkeloos aanbeden en eigenlijk vereerd. Dat zie je dus bijvoorbeeld in het immigratiebeleid: laten we ze allemaal hiernaartoe halen, want dan kunnen we kennismaken met de buiten-Europese mens. Uw grootvader gebruikte de term «xenofilie»: dan is men gek op dat wat van buiten komt. Dat zie je natuurlijk binnen de links-liberale elites. Daar is dat een cruciale grondtoon. Dat zie je ook terugkomen bij de omroepen, die natuurlijk allemaal zijn aangevroten door die links-liberale ideologie. Dat zie je dan bijvoorbeeld terug bij de dodelijke verering van Black Lives Matter, een racistische organisatie die gewelddadig is. Je zit gewoon te eten in Amerika, en Black Lives Matter komt naast je tafeltje staan en dwingt jou om de Black Power-groet te geven. Je zit lekker te eten met je gezin, en je moet bekennen dat je white guilt hebt. Je moet dus al die theorieën, zoals de critical race theory, omarmen. Dat zie je bij de omroep natuurlijk overal terugkomen. In het programma Dit is M zat elke dag een zwarte meneer die moest vertellen hoe erg hij is gediscrimineerd.

De voorzitter:

Mag ik de heer Bosma verzoeken tot een afronding te komen?

De heer Martin Bosma (PVV):

Je zou met artikel 2.1 van de Mediawet verwachten dat zo'n presentatrice zou zeggen: «Maar uit de cijfers blijkt helemaal niet dat zwarten gediscrimineerd worden. Kijk bijvoorbeeld naar de rapportages van de discriminatievoorzieningen. Het klopt niet wat u zegt.» Maar dat doen ze dus niet bij de NPO. Ze gaan daarin mee. Ze stimuleren dat, want dat is hun ideologie. En die ideologie vind je dus nota bene bij de Katholieke Radio Omroep en de Nederlandse Christelijke Radio Vereniging, KRO-NCRV. Die zijn dus gewoon helemaal in het moeras van het cultureel marxisme terechtgekomen.

De voorzitter:

De heer Baudet.

De heer Baudet (FvD):

Dat onderschrijf ik allemaal. Maar er was altijd wel ook vanuit Europa een superioriteitsgevoel, lijkt het wel. Dat is zo merkwaardig. De ophemeling, de interesse voor het vreemde hebben we altijd gehad. Jeruzalem ligt buiten Europa en Athene vroeger ook. Die hebben we allemaal geïncorporeerd in onze cultuur natuurlijk. Het faustisch element, of hoe je het ook wilt noemen. Maar waar is nou dat idee gebleven van: ja, maar wij zijn uiteindelijk ook wel de beste? Mijn hypothese, mijn gedachte daarbij, is dat dat nog steeds zit bij al die blanke NPO-presentatoren. Multiculturalisme is eigenlijk een nieuw soort superioriteitsdenken. Zij zeggen eigenlijk: kijk eens hoe goed wij zijn, wij schaffen onszelf af. Het is een soort geïmplodeerd superioriteitsdenken. Het is heel merkwaardig.

De heer Martin Bosma (PVV):

Wat je natuurlijk bij al die links-liberale types ziet, is dat ze intens kolonialistisch zijn. Net zoals onze overgrootouders wellicht met een tropenhelm naar Indië gingen om daar even de boel te besturen, zo weten al die links-liberale types – dat zie je dus ook bij de staatsomroep – heel goed wat er overal moet gebeuren. De manier waarop zij omgaan met zwarten is natuurlijk ook een superioriteitsgedoe. We zien – Zihni Özdil heeft daar een column over geschreven – dat er dus even een zwarte besteld wordt om met u in debat te gaan. Je ziet dat superioriteitsidee dus heel sterk terugkomen bij links-liberaal Nederland: wij weten wat goed is, wij gaan zorgen wat jij moet denken. Dat kolonialisme en dat superioriteitsidee zie je bij links-liberaal Nederland en dat zie je dus in Hilversum en dat zie je dus op het Media Park. Dat is gewoon een-op-een. Het is een ideologisch gedreven organisatie.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Van der Molen namens het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik vond dat de heer Bosma in ieder geval één goed idee had, namelijk dat we als we uit dit pand zijn, er een deel van de tijd een caravanstalling van kunnen maken. Dat heb ik in ieder geval uit dit hele betoog meegepakt.

Ik zal even ingaan – als u dat goedvindt, voorzitter – op de wet die we vandaag behandelen, want we bespreken de wijziging van de Mediawet. Als CDA – dat hebben ook al bij een eerdere bespreking aangegeven – zien wij een heel aantal pluspunten, zoals de nadruk op de regio – iets waar men zich bij de publieke omroep soms heftig tegen heeft verzet – de afschaffing van reclame rond kinderprogrammering, waar we als CDA erg blij mee zijn, en de versterking van de door sommigen gehekelde, maar toch succesvolle externe pluriformiteit, oftewel dat maatschappelijke organisaties zendtijd kunnen krijgen als zij voldoende steun hebben. Dat vindt het CDA een goede zaak.

Ook vindt het CDA het verstandig dat er een betere balans komt tussen de NPO en de omroepen via de versterking van de rol van het College van Omroepen en dat het stelsel klaar wordt gemaakt voor de toekomst doordat er onder andere meer ruimte komt voor flexibele programmering via de verschuiving van content op de klassieke manier naar dat we zelf kunnen kijken op een moment waarop we dat willen. Daar heeft de heer Bosma ook al wat over gezegd.

Bij de presentatie van de plannen van de Minister bleek dat niet elk voorstel op draagvlak kon rekenen. Het CDA vindt het verstandig dat de Minister naar die kritiek heeft geluisterd en met wijzigingsvoorstellen is gekomen om zo het draagvlak voor de wet te vergroten. Het is ook goed om te zien dat die wijzigingen de instemming hebben van de omroepen. De voortvarendheid waarmee NPO Regio op NPO 2 en de afschaffing van de reclamezendtijd rond kinderprogramma's en online door hem worden uitgevoerd, is een compliment waard.

Voorzitter. Het pareltje in deze wet is voor het CDA misschien wel de grotere aandacht die er komt voor de regio, een punt waar het CDA al veel langer voor pleit. Soms lijkt een verzakte kademuur in Amsterdam meer het nieuws te domineren dan de verzakte huizen in Groningen, om maar een voorbeeld te noemen. De publieke omroep is pas van iedereen als die aandacht heeft voor alle hoeken van het land. Het CDA vindt het goed om te horen dat de voorbereidingen in volle gang zijn om per 1 januari 2021 te kunnen starten met NPO Regio en dat regionale programmering ook beschikbaar zal komen via NPO Start. Kan de Minister bevestigen dat NPO Regio zal gaan om een aaneengesloten blok regionale programmering van twee uur op NPO 2? De Minister geeft aan dat hoe de programmering er precies uitziet, nog niet bekend is. Wanneer wordt dit wel bekend? Waarom is de programmering van de regionale publieke omroepen voor gebruikers van NPO Start pas eind 2021 beschikbaar en kan het ook via dat platform teruggekeken worden? Kan dat niet veel eerder? In de visiebrief wordt toegezegd dat voor de regionale programmering 14 miljoen euro per jaar wordt uitgetrokken. Kan de Minister aangeven hoe deze middelen voor dit specifieke doel gewaarborgd blijven?

Voorzitter. De regionale omroepen hebben per brief van 20 november 2019 aan de Minister aangegeven het wenselijk te vinden dat in de Mediawet 2008 wordt geregeld dat de duur van de aanwijzingen van de regionale publieke omroepen en de concessie van hun koepelorganisatie, de RPO, gelijk worden getrokken. Zij voeren daarbij als argument aan dat op grond van de huidige wet onduidelijk is of regionale omroepen in gezamenlijkheid met de RPO de concessie kunnen uitvoeren en dat beleids- en planperiodes in de praktijk met elkaar uit de pas lopen. De Minister geeft in de schriftelijke beantwoording aan zich de wens van de RPO voor het gelijktrekken van de duur van de aanwijzingen van de regionale publieke media-instellingen te kunnen voorstellen. Het CDA begrijpt deze wens van de RPO ook en heeft daarom een amendement ingediend op dit punt, om dat nu ook in de wet vast te leggen. Graag een reactie van de Minister op dat voorstel.

Voorzitter. Het CDA vindt het positief dat de ledeneis voor een volwaardige erkenning voor aspirant-omroepen wordt verlaagd naar 50.000 leden en de ledeneis voor de bestaande omroeporganisaties met een erkenning wordt verlaagd naar 100.000. De huidige ledeneis van 150.000 leden is voor de huidige aspirant-omroepen geen realistische opgave. De peildatum voor de ledentelling is vastgesteld op 31 december 2020. Verwacht de Minister dat de Eerste Kamer voor deze termijn heeft gestemd over dit wetsvoorstel? De Minister geeft aan dat de huidige aspiranten aansluiting zullen moeten vinden bij een van de zes omroeporganisaties met een erkenning indien zij aan de ledeneis voldoen en hun toegevoegde waarde ook hebben bewezen. Op welke termijn zal die aansluiting gevonden moeten worden, vraag ik de Minister. Voor het vormen van een samenwerkingsomroep kunnen omroepen kiezen voor de rechtsvorm van een vereniging of een stichting. Kan de Minister aangeven of dit als voldoende keus wordt gezien?

Voorzitter. Het CDA vindt het zeer goed nieuws dat reclame rond televisieprogramma's voor kinderen niet langer wordt toegestaan. Dat was een grote wens van ons. Een jong kind is kwetsbaar en beïnvloedbaar. Het is goed dat commerciële beïnvloeding daarom verdwijnt rond kinderprogramma's. Het CDA vindt het verder positief dat het aandeel reclame op de televisieprogrammakanalen wordt gehalveerd en dat alle reclame bij non-lineair videoaanbod wordt beëindigd.

De voorzitter:

De heer Van der Molen, ik ga u even in de rede vallen, want de heer Kwint heeft een interruptie op uw vorige punt.

De heer Kwint (SP):

Hoe weegt het CDA de afzwakkingen die de afgelopen maanden gedaan zijn aan het voornemen om de reclame op de publieke omroep terug te brengen? Wij delen de inzet om in ieder geval bij kinderen het reclamepercentage terug te brengen, of eigenlijk de reclame in z'n geheel terug te brengen. Nu heeft de Minister gezegd: ik streef eigenlijk naar een reclamevrije publieke omroep; dit is mijn eerste stap. In overleg met derden, vermoed ik dan maar, is er weer een stapje teruggezet. Wat vindt het CDA daarvan?

De heer Van der Molen (CDA):

Uitgangspunt van de visiebrief is dat de publieke omroep recht heeft op stabiele financiering. Dat is iets wat wij als CDA ook kunnen steunen. We hebben de afgelopen jaren gezien dat de inkomsten uit reclame zo fluctueren dat je van een stabiele financiering niet kon spreken. Het is dus een goede stap om te kijken of we de publieke omroep op termijn reclamevrij kunnen maken. Wat het CDA betreft moet dat niet betekenen dat we inboeten op de kwaliteit van de programmering. Dat moet je dus behoedzaam doen. Dat betekent dat de vorm die de Minister nu heeft gevonden wel een goede is, denk ik: we gaan inderdaad afbouwen, maar op een manier die ook financieel stabiel voor de publieke omroep uitwerkt. Dat is ook ingegeven door de omstandigheden waarin we zitten. Kijk alleen al naar wat de coronacrisis doet met de inkomsten van omroepen. Dat geldt niet alleen voor de publieke omroep, maar bijvoorbeeld ook voor commerciële omroepen. Als je daar niet een redelijk ritme in weet aan te brengen, zoals de Minister nu voorstelt, dan zouden we, zonder dat we dat met elkaar bedoelen, veel meer korten op de publieke omroep dan strikt noodzakelijk is, omdat we willen vasthouden aan een rigide manier van «je zult de helft minder reclame moeten doen». Volgens mij is de route dus nog altijd helder en gaan we ook naar een reclamevrije omroep op termijn toe. Maar dat doen we op een voor de omroep hanteerbare manier, waardoor zijn financiële situatie niet verder onder druk komt te staan. Dat lijkt mij heel verstandig.

De heer Kwint (SP):

Die route is natuurlijk helemaal niet zo helder. Er ligt niks. Er ligt een uitspraak: «Wij denken dat we in de toekomst het liefst toe willen naar een reclamevrije publieke omroep, maar hoe we dat gaan doen, laten we aan een volgend kabinet.» Dat is niet een hele heldere route. Los daarvan zijn er inderdaad terugvallende reclame-inkomsten. De hele advertentiemarkt is in elkaar gedonderd. Mijn stelling zou dus zijn: zou dit dan niet een goed moment zijn om nu die stap naar reclamevrij te maken? De inkomsten zijn nu instabiel. Die zou je stabieler kunnen maken door dit voor een deel, of wat mij betreft geheel, te compenseren en die stap te maken naar een reclamevrije publieke omroep. Daarmee zorg je er mogelijkerwijs ook nog voor dat er bij commerciële omroepen minder mensen hoeven te worden ontslagen, omdat zij een groter deel van het totale aanbod en daarmee meer reclame-inkomsten hebben. Dan sla je toch twee vliegen in één klap?

De heer Van der Molen (CDA):

Ik snap dat de heer Kwint namens de SP heel graag heel snel toe wil naar een reclamevrije publieke omroep. Als de heer Kwint het budget voor de publieke omroep op peil wil houden, zou dat betekenen dat hij daar extra geld voor vrij zou moeten maken. In het pakket dat de Minister de Kamer heeft gestuurd, zit ook extra geld voor de publieke omroep om het terugbrengen van de reclame te kunnen compenseren. Alleen, als je totaal reclamevrij zou willen zijn, zou er een heel groot extra bedrag bijgelegd moeten worden. Met alle prioriteiten die we daarnaast zien, hebben wij als CDA geoordeeld dat dit nu niet voor de hand ligt. Je kunt wel iets bijplussen, maar niet het volledige bedrag, dus is de stap nu naar volledig reclamevrij niet op een verantwoorde manier te maken. Dan kun je maar beter de eerste stap zetten, dan geen stap te zetten.

De voorzitter:

De heer Van der Molen vervolgt zijn betoog.

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter. In het interruptiedebatje met de heer Kwint kwam ook al naar voren dat er op termijn ook stabiliteit moet komen in de reclame-inkomsten. De halvering waar de Minister nog steeds aan vasthoudt, gaat in jaarlijkse stappen van 20%, waarbij er rekening kan worden gehouden met de actuele situatie. Ik noemde al de coronacrisis. Ik zou heel graag van de Minister in zijn antwoorden willen horen hoe die nu daarin doorwerkt, voor zover de publieke omroep daar nu een scherp beeld van heeft.

Voorzitter. Met ingang van de komende erkenningsperiode zullen omroepen jaarlijks rapporteren over de wijze waarop ze in het afgelopen jaar uitvoering aan hun missie en identiteit hebben gegeven en hebben bijgedragen aan de pluriformiteit bij de publieke omroep. Dat laatste moet bij een aanvraag voor een erkenning ook aangetoond worden in een beleidsplan. Kan de Minister bevestigen dat deze nieuwe regels vanaf het begin van deze erkenningsperiode zullen ingaan? De Minister geeft aan dat het uiteindelijk de bedoeling is dat hier ook een toets op plaatsvindt, die consequenties kan hebben voor de erkenning. De Minister geeft aan de komende erkenningsperiode te willen gebruiken om samen met de omroepen en het commissariaat te onderzoeken hoe deze toets op een werkbare manier vorm kan krijgen. Ik vraag de Minister waarom deze toets pas van toepassing wordt in de erkenningsperiode die aanvangt in 2027, in plaats van de erkenningsperiode die aanvangt in 2022. Moeten we zo lang wachten? Wat wordt de inzet van de Minister bij de gesprekken die met de omroepen en het commissariaat moeten worden gevoerd? Wanneer zal de uitwerking worden vastgelegd in de Mediawet?

In dit kader vraag ik de Minister ook graag naar de handhaving van het representatiebudget dat via de motie-Heerma/Segers in 2012 tot stand is gebracht. Dit budget garandeert een deel van de levensbeschouwelijke programmering bij de publieke omroep die voorheen door een reeks kleine omroepen werd verzorgd. Wat het CDA betreft trekken we dit budget ook in de komende concessieperiode door. Graag een toezegging van de Minister.

Voorzitter. De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapport «Hilversum in beeld. Doelmatigheid bij de publieke omroep» aangegeven dat er sprake is van substantiële kostenstijgingen als de productie van programma's uitbesteed wordt aan buitenproducenten, en dat de omroepen en de NPO onvoldoende in staat zijn om hierop te sturen. Kan de Minister aangeven waarom er volgens hem bij het vergroten van de bandbreedte geen verhoogd risico is op ondoelmatige besteding van publieke middelen? Hij staat immers meer buitenproducenten toe. De Minister geeft aan dat de voordelen zwaarder wegen dan de nadelen. Nou, dat lijkt me logisch. Maar kan de Minister dit dan ook onderbouwen? De Minister geeft aan dat het gaat om een significante verhoging, maar dat tegelijkertijd de huidige praktijk laat zien dat dit geen onmogelijke opgave voor de publieke omroep is. Zijn er omroepen waarvoor dit wel het geval zou kunnen zijn, vraag ik de Minister. Hoe kan transparant worden gemaakt waaraan de middelen via buitenproducenten worden besteed en of de beoogde doelen dan ook worden bereikt?

Voorzitter, tot slot de planning. De volledige uitvoering van de visiebrief van de Minister vergt naast de wetgeving waar we het over hebben, ook vertaling in algemene maatregelen van bestuur, prestatieafspraken met de publieke omroep en nadere wetgeving. De Minister geeft aan dat de Kamer als bijlage bij de mediabegrotingsbrief een geactualiseerde versie van het spoorboekje zal ontvangen. Daar hebben we het dus binnenkort nog over. Kan de Minister aangeven of alles inmiddels op schema loopt? We zitten hier immers ook al behoorlijk met tijdsdruk. Waar zitten eventuele knelpunten en hoe denkt de Minister die in de tijd te kunnen oplossen?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Bosma heeft een interruptie.

De heer Martin Bosma (PVV):

Het CDA is net zo consistent als ik, eigenlijk. Het CDA verdedigt sinds jaar en dag de publieke omroep zoals die is. Dat werd traditioneel vooral gedaan omdat het CDA zich nauw betrokken voelde bij de KRO en de NCRV, twee grote christelijke omroepen. Nu is er helemaal niets christelijks meer aan de KRO en de NCRV. Het zijn omroepen geworden die zich bezighouden met genderrevealparty's, Black Lives Matter, «mannen moeten rokjes dragen» et cetera. Waarom zou een christelijke partij als het CDA, nu we zien dat die omroepen dus niet meer christelijk zijn, deze status quo nog verdedigen?

De heer Van der Molen (CDA):

Omdat het, denk ik, wat fundamenteler ligt dan deze wat plattere versie die de heer Bosma elke keer in het debat naar voren brengt. Het mooie van het systeem dat wij in Nederland hebben – ik vind het helemaal niet erg dat het een uniek systeem in de wereld is – is dat je niet alleen een staatsomroep hebt, dus niet één organisatie waar de overheid dicteert wat wel of niet gedaan moet worden, en ook niet alleen een markt, dus een door geld gedreven systeem. Beide, in ieder geval dat laatste, dus commerciële omroepen en commercieel gefinancierde journalistiek, vind ik geen probleem.

Het mooie van het Nederlandse systeem is dat wij ervoor hebben gekozen om tussen Staat en markt ook nog de samenleving een plek te geven. Oftewel, als mensen in Nederland de koppen bij elkaar steken en onvoldoende rechts geluid menen te horen, dan kunnen ze WNL starten of Ongehoord Nederland en meedingen naar een plek bij de publieke omroep. Die plek bij de publieke omroep is dus niet van de Staat, maar voor een heel groot deel van de samenleving. Dat is hardcore christendemocratisch denken over hoe je dat deel van de publieke sector wilt inrichten. Of daar in de toekomst tien christelijke omroepen zitten of drie of twee of geen: dan nog vind ik het een wezenlijk, fundamenteel iets dat de samenleving zelf met elkaar zendtijd kan opeisen om het in het publieke debat te hebben over de onderwerpen die zij van belang vinden. De karikatuur die u van bepaalde omroepen maakt, laat ik bij u, maar het systeem op zichzelf deugt.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee, het systeem deugt niet, omdat al die omroepen zijn overgenomen door dezelfde managerial elite met allemaal dezelfde managementtaal en dezelfde D66-normen en -waarden. Laat ik de vraag iets scherper stellen. Herkent de heer Van der Molen in KRO-NCRV nog iets van het christelijke karakter dat ooit de reden was waarom het CDA zich verbonden voelde met die omroep?

De heer Van der Molen (CDA):

KRO-NCRV zendt zeker, vooral op levensbeschouwelijk terrein, programma's uit die tot die missie gerekend kunnen worden, maar ze zenden ook programma's uit waarvan je denkt... In het verleden zonden ze het programma Eén tegen 100 uit. Inmiddels is dat vanwege de coronaregels Eén tegen 50 geworden of zoiets. Wat daaraan hardcore katholiek of protestants zou zijn, weet ik niet. Ik ben opgevoed in een gezin waar de NCRV-gids op tafel lag, dus ik heb daar altijd nog wel iets van dat gevoel bij. Aan de andere kant – u schetste het al – kijk ik persoonlijk heel weinig NPO; een aantal programma's nog. Ik kijk op een heel andere manier. Ik vind het op grond van de profilering juist goed dat de Minister in zijn visiebrief ook bij het verdelen van geld heel erg kiest voor geprofileerde omroepen. Als dat betekent dat KRO-NCRV in de toekomst onvoldoende van hun missie waarmaken, ja, dan vind ik het eigenlijk all in the game dat ze dan ook financieel minder ruimte krijgen ten opzichte van bijvoorbeeld een omroep als de Evangelische Omroep, die zijn missie wel waarmaakt. Of WNL, ook een omroep die ik een warm hart toedraag. Die heeft geen C in de naam, maar wel een mooi conservatief-liberaal geluid, wat je bij een publieke omroep maar weinig hoort.

De voorzitter:

Dank, was de heer Van der Molen al aan het einde van zijn betoog gekomen? Ja, dat is het geval.

De heer Van der Molen (CDA):

De hint zat in het woord «ten slotte».

De voorzitter:

Dank voor deze subtiele ondertiteling. Dan is hiermee het woord aan de heer El Yassini.

De heer El Yassini (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat we allemaal wel voelen dat het medialandschap de afgelopen tien jaar behoorlijk veranderd is. De snelheid van internet en de beschikbaarheid van 4G en wifi hebben ons kijk- en luistergedrag echt volledig omgegooid. We bepalen tegenwoordig zelf hoe laat, wanneer, op welke plek, op welke apparaten en naar welk programma we kijken. We halen ons amusement, onze informatie en ons nieuws van platformen en onlinediensten. Het gevolg is dat het aantal Nederlanders dat nog lineair televisie kijkt en luistert, elk jaar minder wordt, ook bij de publieke omroep. Al deze ontwikkelingen vereisen een forse hervorming van de publieke omroep. De VVD is daarom blij met dit wetsvoorstel. Het voorstel is een belangrijke vervolgstap om ook de publieke omroep toekomstbestendig te maken. Maar ik heb nog wel een aantal vragen aan de Minister.

Ik wil beginnen met geld op schema. Dat is een discussie die we hebben gehad. In de visiebrief hebben we gesproken over content first. We zitten nu in een situatie waarbij een programma, een omroep eigenlijk pas geld krijgt als het programma live op lineaire televisie is uitgezonden. Terwijl we eigenlijk naar een situatie toe willen waarin we kijken welke programma's er gemaakt kunnen worden, om daarna pas te kijken hoe we Nederlanders in Nederland kunnen bereiken met die programma's. In de memorie van toelichting staat dat de techniek en het mediagebruik door het publiek in snelvaart blijven veranderen. Precies wat ik zei. Uitgangspunt moet zijn: welk aanbod beantwoordt aan de publieke taken en de behoefte van het publiek? Vervolgens is de vraag hoe dat aanbod het beste naar kijkers en luisteraars kan worden gebracht en welke distributievormen en platforms daarvoor het meest geschikt zijn. Wat ik mis in de memorie van toelichting – misschien kan de Minister daarop ingaan – is hoe we dat vervolgens gaan doen. Garantiebudgetten maken onderdeel uit van de wetswijziging en aspirant-omroepen als WNL en PowNed, die een volgende concessieperiode ingaan, krijgen veel meer garantiebudget. Maar hoe zorgen we ervoor dat die omroepen daadwerkelijk programma's gaan maken die de kijker bereiken, in plaats van alleen maar lineaire televisie, waarvan we steeds meer zien dat daar minder Nederlanders naar kijken? Hoe ziet de Minister dat met uitzondering van alleen wat hij heeft aangegeven, namelijk wettelijk vast te leggen dat er niet meer per se drie lineaire zenders wettelijk worden verplicht? Dus hoe zorgen we ervoor dat we geld op schema omgooien naar content first? Ik ben daar heel erg benieuwd naar.

Dan het tweede punt waar ik een aantal vragen over heb aan de Minister. Wij hebben vorig jaar als VVD gezegd dat we het heel vreemd en raar vinden dat ik op het moment dat ik bijvoorbeeld een eigen platform kies, daar NPO-programma's niet op kan bekijken. Misschien wel in een heel kleine vorm, maar het is bijna onmogelijk. YouTube is weleens langsgekomen, maar bijvoorbeeld ook programma's die in samenwerking met Netflix of Amazon Prime in de toekomst eventueel gemaakt zouden kunnen worden. Dat zien we niet. Vorig jaar was er een artikel in het nieuws dat de NPO in gesprek was met Netflix om samen met het Filmfonds grote Nederlandse producties te maken. Ik weet nog steeds niet wat de status daarvan is. Als ik met de NPO in gesprek ga, hoor ik elke keer: wij mogen wettelijk niet meehelpen aan het creëren van winsten voor derde private partijen en dat is de reden dat wij die samenwerkingsovereenkomst niet aangaan.

Kijk hoe dat in België gaat. Er is een Netflixprogramma dat ongelooflijk populair is in Nederland: Undercover. Superleuk. Ik kijk er zelf ook naar. Ik vind het hartstikke leuk. Dat doet de publieke omroep in België wel heel goed, door die samenwerking aan te gaan met Netflix om in ieder geval een nieuw genre aan te boren en daar een succes van te maken. Maar dat gebeurt niet in Nederland. Mijn vraag aan de Minister is hoe het nou zit met die samenwerkingsverbanden met derden, met name met platforms. Hoe het nou zit met afspraken: heeft de NPO die niet gemaakt of liggen die te verstoffen in een la? Kan de Minister aangeven wat voor de nieuwe concessieperiode de focus wordt in de gesprekken met de NPO, juist als het gaat om het niet alleen in de eigen bubbel blijven, in de eigen NPO Start, maar verder te kijken naar waar die luisteraar en die kijker aanwezig is en die juist op te gaan zoeken in plaats van een eigen bastion te bouwen? Ik ben benieuwd hoe de Minister daarop antwoordt.

Ik wil het ook hebben over de ledenaantallen. Ik neem eerst even een slokje water, voorzitter. Dat mag soms toch? Mag dat?

De voorzitter:

Dat mag zonder toestemming.

De heer El Yassini (VVD):

Gelukkig. Je weet maar nooit tegenwoordig met die coronaregels. Ja, in mijn eigen tijd, meneer Kwint.

De ledenaantallen. Wij zijn als VVD heel erg blij met die verlaging van de ledenaantallen, vooral waar het gaat om aspirant-omroepen. Die hoeven voor de volgende concessie niet meer naar de 100.000 te gaan, maar mogen op 50.000 blijven. Ik hoorde daar wat kritiek op van de heer Bosma. Hij zegt: het worden er steeds minder en minder. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor de publieke omroep. Dat geldt voor vele maatschappelijke organisaties in de samenleving. Als we alleen al kijken naar de politieke partijen: het merendeel ziet gewoon een teruggang van de leden.

De heer Martin Bosma (PVV):

Wij niet.

De heer El Yassini (VVD):

Jullie hebben er maar eentje, hè? Twee? Die is nieuw voor mij. Bij Forum voor Democratie is nog onduidelijk wat de aantallen zijn.

De heer Baudet (FvD):

Sorry. Dat is niet waar. Dat is weer fakenieuws van de NPO geweest.

De voorzitter:

Ik ga hier toch even ingrijpen, want dat is volgens mij zeer niet het onderwerp waar dit debat over gaat.

De heer Baudet (FvD):

Ik wil toch graag een persoonlijk feit maken.

De voorzitter:

Een persoonlijk feit, de heer Baudet.

De heer Baudet (FvD):

De ledenstand van onze partij is door een onafhankelijke accountant vastgesteld in 2020. Alleen die van vorig jaar – de registratie loopt een jaar achter – kon niet met zekerheid worden vastgesteld, omdat we toen wegens allerlei interne dingen geen goede administratie hadden. Dat is nu hersteld. Dus per 1 januari 2020 is zonder enige twijfel door een onafhankelijke accountant en ook door het ministerie vastgesteld hoeveel leden wij hebben. Dus daar bestaat geen enkele twijfel. We zijn de grootste partij van Nederland en groeien elke dag. We hebben bijna 50.000 leden en iedereen die zich aan wil sluiten voor het echte geluid, kan naar fvd.nl.

De voorzitter:

Zoals hier al in de zaal werd opgemerkt, valt de persoonlijkheid van dit feit te betwijfelen. Maar we hebben het gehoord. Het woord is wederom aan de heer El Yassini. Ik wil hem vragen zijn betoog te vervolgen.

De heer El Yassini (VVD):

Ik weet niet of het klopt wat u zegt, voorzitter. Want volgens mij is Forum voor Democratie Thierry Baudet en is Thierry Baudet Forum voor Democratie. Dat zien we maar weer. Ik zie hem ook ja knikken. Dus ik vraag me oprecht af wat dan de leden voor rol spelen binnen de partij en hoe de democratie in zijn eigen partij is vormgegeven.

De voorzitter:

Ik wil ook de heer El Yassini verzoeken zich te beperken tot het onderwerp dat vandaag voorligt, namelijk de Mediawet. De heer El Yassini.

De heer El Yassini (VVD):

Hartikke goed. Dank u wel, voorzitter. We gaan weer verder over de ledenaantallen. Wij merken gewoon dat ook bij de publieke omroep de ledenaantallen flink naar beneden donderen. In 2014 hadden we het nog over 3,5 miljoen en dat zijn er nu 2,5, waarbij één omroep zelfs is gehalveerd van 800.000 naar 400.000 leden. We zien het bijvoorbeeld ook bij de vakbonden. We zien het overal in de samenleving. Daarom vind ik het ook zo belangrijk dat we in ieder geval met deze wetswijziging voor die ledenaantallen gaan kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we naast die ledenaantallen ook gewoon binding met de samenleving creëren en krijgen. Nou zie ik in de memorie van toelichting een aantal punten. Alleen ben ik heel benieuwd hoe de Minister daar verder naar kijkt, want ik zie wel dat er op dit moment een onderzoek is, maar ik zie nog geen antwoorden op de vraag hoe we dat gaan doen. Hoe gaan we verder kijken dan alleen naar de ledenaantallen en hoe zorgen we ervoor dat die binding ook daadwerkelijk blijft in de samenleving? Ik ben benieuwd naar de opmerking van de Minister.

De voorzitter:

Ik heb twee interrupties. Allereerst is het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Terecht zegt de heer El Yassini dat minder jongeren lid worden van verenigingen en dat we dat breder zien. Wat we wel zien, is dat het juist onaantrekkelijker wordt om lid te worden, omdat bijvoorbeeld de minimumcontributie is verhoogd. Ik vroeg me af hoe de VVD daarnaar kijkt.

De heer El Yassini (VVD):

Ja, die is inderdaad verhoogd, van € 5,70 per jaar naar € 8,50 per jaar. Ik heb in mijn wijk ook behoorlijk wat jongeren die wonen bij hun ouders. Er zijn er een aantal die jonger zijn dan 18, dus dat vind ik echt een slechte ontwikkeling, maar ik zie het wel gebeuren. Die roken ook allemaal. Volgens mij is een pakje sigaretten tegenwoordig € 7,70. Ik zie behoorlijk wat jongeren ook een pakje per dag roken, dus het is ook maar net waar je als jongere je prioriteit aan geeft. Ik vind het wel raar om te zeggen dat je het dan verhoogt, terwijl het eigenlijk maar gaat naar € 8,50 per jaar. Als we dat delen door twaalf, zitten op nog geen euro per maand. Dus het lijkt mij dat dat echt niet de doorslag geeft voor jongeren om niet lid te worden van een omroep.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik zeg ook allerminst dat dat doorslaggevend is, ik constateer alleen dat het onaantrekkelijker wordt door die contributie te verhogen. Daar gaat het me om. Ik vroeg me af of de heer El Yassini dan een manier heeft om jongeren ook breder te betrekken bij de publieke omroep. Zijn er andere manieren behalve dat lidmaatschap en waar zou de VVD dan aan denken?

De heer El Yassini (VVD):

Waar het mee begint, is om in ieder geval ook vanuit de publieke omroep op zoek te gaan naar waar die jongeren zich wel degelijk bevinden. We hebben ook een hele discussie gehad over lineaire televisie kijken versus on demand. Dat was een van de eerste punten die ik aanstipte. Dat is content first. Jongeren betrekken betekent eerst op zoek gaan naar waar die jongeren te vinden zijn, online, on demand, en met mooie, goede programma's zorgen dat ze zich betrokken voelen. Dan is de volgende stap dat je ze naar je toe trekt en dat je ze onderdeel laat uitmaken van het geheel. Maar dat begint dus wel met content first. Dat is precies wat de VVD ook zegt: focus je daarop om ze daadwerkelijk te vinden, want je gaat jongeren echt niet enthousiast krijgen voor een lidmaatschap van de publieke omroep op het moment dat ze er nog nooit van hun hele leven naar hebben gekeken.

De voorzitter:

Dan was er nog een interruptie van de heer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat is toch geen argumentatie, wat de heer El Yassini hier op tafel werpt? Zo van, politieke partijen hebben ook minder leden en vakbonden hebben ook minder leden, dus gaan we elke keer die ledendrempel maar naar beneden halen? Nee, mensen snappen gewoon niet meer waar BNNVARA voor staat, of KRO-NCRV. Dat is gewoon één pot nat geworden, want het zijn dezelfde managerstypes die daar aan het stuur zitten. Het zijn allemaal Potemkindorpen. Er is een soort neutronenbom gevallen op het Media Park. Die gebouwen staan er nog. Er staat nog een gebouw waarop staat KRO, Katholieke Radio Omroep, maar er zit niks achter, en dat is het hele eiereneten. Er is een schijnwereld die nog krampachtig in leven wordt gehouden. Moeten we dat dan niet gewoon onder ogen zien en gewoon zeggen: we stoppen ermee, van die ledenomroepen moet de NPO geen programma's meer afnemen, daar moeten we niks meer mee te maken hebben, we gaan gewoon toe naar een nationale omroep? Organiseer het gewoon simpel en overzichtelijk, wat D66 40 jaar geleden al zei.

De heer El Yassini (VVD):

Ja, daar zit ik ook over na te denken, maar het klopt niet helemaal wat de heer Bosma zegt. Een goed voorbeeld is hoe rechts Nederland is, als je bijvoorbeeld gaat kijken naar de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen of misschien zelfs de peilingen nu. Dan zie je in ieder geval dat de PVV behoorlijk goed staat – good for you guys – en dat Forum voor Democratie op meer dan twee zetels staat. Dus we zien een enorme groep in Nederland die eigenlijk een neiging heeft om die kant van het politieke spectrum dicht bij zijn hart te houden. Maar als je gaat kijken naar de ledenaantallen van bijvoorbeeld Ongehoord Nederland, dat volgens mij een behoorlijk duidelijke visie heeft en een behoorlijk duidelijk punt, dan zie je dat ze nét wel of niet boven die 50.000 uitkomen. Volgens de redenering van de heer Bosma zou Ongehoord Nederland op dit moment toch wel een paar honderdduizend leden moeten hebben. Maar dat is niet zo, tenzij u zegt dat Ongehoord Nederland gevuld is met die waardeloze managers waar u het nu over heeft.

De heer Sneller (D66):

Links-liberale omroep.

De heer El Yassini (VVD):

Ja. Dan is Ongehoord Nederland volgens de heer Bosma een links-liberale omroep, precies. Dus dit is een hele rare, kromme redenering van de heer Bosma, waarvan ik hoop dat hij zich toch een beetje vergist en dat hij zegt: u heeft toch gelijk, het is een trend in de samenleving die ook bij mijn achterban ontstaat, die minder snel bereid zijn om ergens lid van te worden. Vandaar dat de PVV bijvoorbeeld ook geen leden toelaat.

De heer Martin Bosma (PVV):

Maar ons ledental is wel stabiel!

Voorzitter. Stel nou eens dat de heer El Yassini gelijk zou hebben en Ongehoord Nederland en PowNed komen in het bestel, c.q. blijven daar, wat hartstikke goed zou zijn. Dan is een hele rare constructie verzonnen, met dank aan de coalitiepartij VVD, dat je zes zendgemachtigden hebt en dan ergens moet aanhaken. Dus PowNed met zijn rechtse geluid, en wellicht Ongehoord Nederland, komt in het bestel en moet dan aanhaken bij... Nou, zeg het maar, BNNVARA? Of onze links-liberale vrienden Black Lives Matter, KRO-NCRV? Wat moeten die? Dus die komen dan toch bij die D66-managers en die moeten dan dus diversiteit en inclusie gaan doen, want dat is wat KRO-NCRV wil, dat is wat BNNVARA wil. Dus het bestel is door die rare ledenconstructie waar de heer El Yassini zo'n voorstander van is, dermate krampachtig georganiseerd dat er van diversiteit geen enkele sprake meer kan zijn, want je komt er binnen en je moet toch in bed met die D66-manager.

De heer El Yassini (VVD):

Het is hartstikke goed. Meneer Bosma, u heeft absoluut recht op uw eigen mening, maar niet op uw eigen feiten. De feiten zijn dat het niet klopt wat u nu zegt. De feiten zijn namelijk dat hier geen sprake is van een fusie. Er wordt namelijk niet geëist dat er gefuseerd wordt. Op het moment dat er gefuseerd wordt, zeg ik: daar heeft de heer Bosma absoluut gelijk, want dan zou je je als WNL en als PowNed op een gegeven moment aan moeten sluiten en ook fuseren, en dan zou je gewoon één lijn moeten hebben. Dat is in dit geval niet zo. Dat betekent dus dat WNL, PowNed en Ongehoord Nederland, juist ook vanwege die externe pluriformiteit, ook hun eigen koers kunnen bepalen. Het is voor ons als VVD namelijk ongelooflijk belangrijk dat dat gebeurt. Dat is ook hoe je die externe pluriformiteit gewoon in de hand houdt. Dus nogmaals, de feiten zijn toch anders, meneer Bosma.

De voorzitter:

De heer El Yassini vervolgt zijn betoog.

De heer El Yassini (VVD):

Ik ben er bijna, voorzitter, dus ik denk dat u wel heel blij bent dat ik lekker aan het afronden ben.

De twee laatste punten zijn voor mij echt punten die ook diep van binnen raken. Ik wil eerst even beginnen met de veiligheid van journalisten en de mogelijkheid voor journalisten om hun werk te kunnen doen. Ik vind het jammer dat de heer Baudet hier niet aanwezig is, dat hij even is weggelopen. Ik had namelijk graag wel een debat met hem willen voeren over wat voor effecten het heeft dat met opmerkingen, ook richting journalisten die elke dag proberen hun werk gewoon te doen, door ze weg te zetten in een bepaalde hoek, een situatie ontstaat dat er dreigingen zijn. Journalisten – ik ken er behoorlijk wat, vooral sinds ik nu in de Tweede Kamer zit – die echt proberen naar eer en geweten, met hun poten in de modder, een goed verhaal objectief te brengen, feiten weer te geven en ons te vertellen wat er speelt in samenleving. Onze democratie valt of staat bij het juist informeren van onze bevolking, zodat ze de juiste beslissing kunnen nemen op het moment dat ze in het stemhokje bijvoorbeeld een partij of een persoon aankruisen om hen te vertegenwoordigen.

De VVD heeft samen met coalitiepartners – de heer Van der Molen van het CDA, de heer Sneller van D66 en mevrouw Stieneke van der Graaf van de ChristenUnie – vragen gesteld. We zijn ook heel benieuwd naar de antwoorden van de Minister daarop. Ik vraag aan de Minister om ook hier in dit debat nog eens even duidelijk maken dat het bizar is dat we in een wereld leven waarin een nieuwsomroep, vooral vanuit de publieke omroep, de stickers van de wagens af moet halen vanwege het feit dat ze niet alleen beklad worden of dat erop geplast wordt, maar dat er – die verhalen hoor ik persoonlijk – op snelwegen waar zo'n busje rijdt mensen vóór dat busje gaan rijden en vól in de remmen gaan, waardoor het leven van journalisten op die manier ook gewoon in gevaar is. Ik hoop dat we met z'n allen opstaan en zeggen dat dat gewoon niet kan, dat wij ervoor moeten zorgen dat journalisten veilig en goed hun werk kunnen en mogen doen. Daar moeten wij ook voor staan en dat doen wij als samenleving. Ik hoop dat de Minister dat ook vanuit het kabinet blijft doen, zoals hij dat al jaren doet, want ik heb een behoorlijke stapel brieven van de Minister over de veiligheid van journalisten, en dat hij vandaag ook weer herhaalt hoe belangrijk het is dat deze mensen veilig hun werk kunnen doen.

Dat brengt me meteen op mijn laatste punt. Dat is iets wat raakt aan de veiligheid van journalisten, maar in een andere vorm. De veiligheid van journalisten ligt in de handen van de overheid, van de samenleving, maar ook in die van de organisaties zelf. Afgelopen donderdag is er iets gebeurd, waardoor ik echt van mijn stoel ben gevallen. Ik zag een tweet van Fidan Ekiz – ik moet het er toch echt over hebben – waarin ze zei: bizar, onbegrijpelijk, dat wij geen NOS-medewerker aan tafel kunnen krijgen. Ik zag de tweet en ik dacht: je moet wel van hele goeden huize komen, echt van hele goeden huize, om deze tweet de wereld in te sturen, want dan moet je echt gewoon met bewijzen kunnen komen dat de NOS jou daadwerkelijk boycot. Ik heb meteen geappt: Fidan, ik zou graag met je willen praten. Dat kon en ik heb ook meteen contact gezocht met de NOS.

Wat mij verbaasde, is dat ik hierover las in een interview met Marcel Gelauff, een van de vier hoofdredacteuren, in het AD. Hij zei namelijk: dat klopt inderdaad; wij boycotten dit programma, omdat wij vinden dat het een sterk opiniërend praatprogramma is. Dat was voor mij onbegrijpelijk. Onbegrijpelijk! Ik vind dat ik daar wel wat over moet zeggen, omdat ik vind dat het belangrijk is dat de publieke omroep en de NOS met zijn hoofdredactie – ik heb het niet over de mensen op de werkvloer – daadwerkelijk gaan nadenken over hoe ze omgaan met bijvoorbeeld het afvaardigen van journalisten naar praatprogramma's. NOS-medewerkers die aan tafel zitten bij De Wereld Draait Door doen – ik zeg het nogmaals – hun werk goed. Zij duiden, vertellen feiten en geven een achtergrond bij de actualiteit en het nieuws. Ze doen dat op een goede manier. Als ze bij De Wereld Draait Door zitten, is dat prima. Ze mogen daar aanschuiven, omdat dat een onderdeel is van die externe pluriformiteit.

Maar dan verbaast het me wel dat de hoofdredactie van de NOS heeft besloten dat dat niet kan bij De Vooravond, omdat de presentatrice een aantal meningen en stellingen heeft opgeworpen die veel meer passen in het politieke straatje van mijn partij dan in dat van een partij aan de andere kant van het spectrum. Er wordt dan gezegd dat dat opiniërend is. Ik heb het gevoel dat hier met twee maten wordt gemeten en ik mag toch hopen dat de hoofdredactie van de NOS ervoor zorgt dat ze altijd voor ogen hebben dat ze onafhankelijk moeten zijn en moeten blijven. Door te laten zien dat ze niet geassocieerd willen worden met dit programma, zijn ze een afslag ingeslagen waardoor het nu toch lijkt: als het links is, is het pluriform en als het rechts is, is het opiniërend en dan willen wij er niks mee te maken hebben.

Ik hoop dat de NOS achter zijn oren krabt en bedenkt dat dit best wel een behoorlijk punt is voor de beeldvorming over die geweldige mensen van de NOS die elke dag keihard werken om objectief en feitelijk nieuws te brengen en om ons te informeren.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Bosma heeft een interruptie.

De heer Martin Bosma (PVV):

De heer El Yassini begint te zeggen dat hij het onbegrijpelijk acht, maar aan het eind lijkt hij het toch wel een beetje te begrijpen. Het is echt heel simpel, hè. Er is daarzo, bij de NOS, een links-liberale sekte aan de macht. Dat is wat het is! Dat blijkt overal uit. En dan is er opeens mevrouw Ekiz, die kritisch is en die kritisch is over het Wildersproces. Die plast dus buiten de pot. Die wijkt één millimeter af van de sekte en wat zegt het NOS-journaal dan: o, dan komen wij niet. Mevrouw Ekiz is ook kritisch geweest over de divibase die de staatsomroep hanteert. Dat is een racistische lijst waar je op komt als je niet blank bent. Het is te knettergek voor woorden. Daar is mevrouw Ekiz ook kritisch over geweest, namelijk bij GeenStijl. Dát is de reden waarom het NOS-journaal zegt: dan komen we niet meer.

Dat alles maakt weer eens duidelijk wat de linkse norm is en dat de linkse orthodoxie daar heerst. Als je één millimeter afwijkt van de links-liberale orthodoxie, zegt het NOS-journaal: mooi, dan komen we niet meer. Zó erg is de situatie, meneer El Yassini. En dan komen we weer terug bij de Mediawet, artikel 2.1.2. Die wordt niet nageleefd en wat moeten we dan doen, meneer El Yassini? Dan moeten we de stekker eruit halen, omdat ze de subsidievoorwaarden niet naleven. Wat meneer Gelauff doet, is in strijd met de Mediawet, artikel 2.1.2. Zoek 't maar op en kom tot dezelfde conclusie als ik. De stekker eruit!

De heer El Yassini (VVD):

Ik hoor de heer Bosma een aantal dingen zeggen, maar daarbij gooit hij wel constant alles op een hoop. Dat is wel handig, want dat doet hij met moslims vaak ook. Dan hoor ik weer: het is de islam.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter, dit is een persoonlijk feit! Dit moet ik echt even corrigeren.

De voorzitter:

Een persoonlijk feit van de heer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Mijn partij heeft nooit moslims over één kam geschoren. Mijn partij doet dat niet en is daar ook fel op tegen. Onze kritiek geldt altijd de islam. Wij maken een duidelijk verschil met moslims. Ga nou niet die langspeelplaat op deze maandagochtend weer eens afdraaien. Hou op, zeg. Hou je effe bij je werk en kom niet met dit soort apekool aan.

De heer El Yassini (VVD):

Nou, daar ben ik het niet mee eens. Feit is dat de PVV altijd heeft gezegd: de islam dit, de islam dat, moslims dit, moslims dat. Ik heb de heer Wilders er in een debat ook op aangesproken dat we moeten kijken naar het gedrag van mensen in plaats van naar het geloof dat ze aanhangen.

Maar even terug naar de NOS. Ik hoor de heer Bosma over de NOS ook zeggen: het NOS-journaal enerzijds en dan de NOS als geheel. Het gaat hier daadwerkelijk om een beslissing die door de hoofdredactie van de NOS is genomen. Wat de heer Bosma op dit moment doet, is dat hij alles over één kam scheert. Hij zegt dus eigenlijk: het is niet alleen de hoofdredactie, het is de hele NOS. Dat is niet waar. Er zijn mensen bij de NOS die knetterhard werken en objectief bezig zijn om feiten en verhalen te brengen. Die mensen moeten we in ieder geval omhelzen, maar we moeten de hoofdredactie wel aanspreken op het moment dat ze een besluit neemt waarvan ik denk: «Hé, dit is raar. Dit is met twee maten meten. Dit hoort niet en dit is niet oké.» Ik vind het mijn taak en verantwoordelijkheid om dit ook in een maatschappelijk debat verder te brengen, maar dan wel door het punt te maken: het gaat hier om de hoofdredactie van de NOS. Die heeft een verantwoordelijkheid om erover na te denken welk beeld ze naar buiten brengen. De NOS moet staan voor alle politieke stromingen, zeker als een pluriforme publieke omroep.

De voorzitter:

De heer Bosma heeft geen behoefte aan een tweede instantie. Dan ga ik naar mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik hoor meneer El Yassini lovende woorden spreken over het belang van objectieve vrije journalistiek en hoe belangrijk dat is voor een democratie. Daarnaast hoor ik de heer El Yassini een inhoudelijke afweging van een hoofdredactie bekritiseren en die afweging onderwerp maken van een debat in een politieke arena in de Tweede Kamer. Ik vraag de heer El Yassini of dit niet heel erg op gespannen voet met elkaar staat.

De heer El Yassini (VVD):

Nee. Ik pak even de memorie van toelichting erbij, want daarin staat het volgende. Ik ga de tijd nemen om dit goed te doen, want als wij deze discussie niet puur voeren, is het gevaar dat het erop lijkt dat ik op dit moment meega in het idee van «het deugt allemaal niet». Dat is niet waar, maar ik ben wel kritisch.

Er staat hier: «Het nieuws en de actualiteitenrubrieken van de publieke omroep zijn herkenbare, vertrouwde en betrouwbare onderdelen van de dagelijkse nieuwsvoorziening. De publieke omroep biedt een brede journalistieke programmering die niet alleen aandacht besteedt aan actuele gebeurtenissen en thema's en de achtergronden en context daarvan, maar ook aan maatschappelijk relevante gebeurtenissen en affaires die niet aan de oppervlakte liggen en aan het zicht onttrokken zijn. Daarbij is het de specifieke opdracht van de publieke omroep om in de journalistieke programmering als geheel de meningen en standpunten van alle groepen in de samenleving te reflecteren en representeren. En het publiek moet erop kunnen vertrouwen dat de nieuws- en informatievoorziening onafhankelijk, eerlijk en onpartijdig is.» En dat is waar we voor moeten strijden! Dat is waar ik voor wil strijden en daarom is de veiligheid van de journalisten zo ongelooflijk belangrijk.

Maar, voorzitter, ik heb ook de taak en de verantwoordelijkheid om zaken aan te kaarten op het moment dat er dingen gebeuren waarvan ik denk «hé, hier moeten we wel met z'n allen over spreken, want dit kan gewoon niet». Ik moet dan de moed en het lef hebben om naar voren te stappen en te zeggen: guys, dit is niet de manier. Op het moment dat er iets speelt als een divibase of de boycot van een programma, dan moet ik daar wat van zeggen. Als het over een onderwerp of een thema was gegaan, dan was dat een afweging geweest die de hoofdredactie moet maken. Dat kan, maar dit was geen afweging op themaniveau of op onderwerpniveau, dit was een afweging op programmaniveau. Ik vind dat we daar wat van moeten kunnen zeggen, omdat ik niet wil dat we in de situatie terechtkomen dat deze twee heren straks gelijk krijgen van de grote groep die zegt: het is de linkse media. Dat is het niet. Het zijn onafhankelijke mensen die keihard werken om ons de feiten te geven en om onbevooroordeeld een bepaalde mening te geven. En daar heeft de hoofdredactie van de NOS ook een hele belangrijke verantwoordelijkheid in.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik hoor wat de heer El Yassini zegt en ik heb ook de memorie van toelichting gelezen. Ik weet verder natuurlijk ook wat er in de wet staat, maar ik vind dat de heer El Yassini te weinig reflecteert op het punt dat ik aan de orde stel. Hij bekritiseert vanuit zijn rol als parlementariër een inhoudelijke afweging en dat is toch echt een glijdende schaal. Hij had als lid van de hoofdredactie wellicht een andere afweging gemaakt, maar dat is wel het hele idee van een onafhankelijke redactie en onafhankelijke journalistiek. Ik vind het wel een punt waar de heer El Yassini nog even op in zou moeten gaan.

De heer El Yassini (VVD):

Daar zal ik zeker op ingaan, voorzitter.

De voorzitter:

Ik ga de heer El Yassini vragen om daarop in te gaan, maar wel kort. Want een blik op de klok leert ons dat het bijna 12.10 uur is en dat er pas drie sprekers hebben gesproken, waarna we er nog zes hebben te gaan. Wij hebben tot 13.00 uur de tijd. Ik vraag de heer El Yassini en de volgende sprekers om hun interrupties kort en bondig te houden.

De heer El Yassini (VVD):

Ik zeg niet dat ik een andere afweging zou maken. Wat ik zeg is: doe óf het een óf het ander. Zeg: onze NOS-medewerkers zitten bij iedereen aan tafel, met name bij de publieke omroep. Of zeg: nee, wij willen niet geassocieerd worden met meningen die in een programma eventueel verkondigd worden. Als een tafelgastheer bij De Wereld Draait Door een hele stevige mening heeft, dan is dat ook opinie. Dat is geen probleem. Maar bij De Vooravond kan het wel. Als dan aan de hoofdredactie de vraag wordt gesteld naar de definitie van opiniërend, dan is de reactie: daar willen we niet op ingaan. Ik vind dat, heel cru, hypocriet. Of je doet het wél of je doet het niet. Wat je besluit, mag je zelf weten. Daar ga ik me als overheid niet mee bemoeien. Maar als je het doet, zorg er dan voor dat je het correct doet. En ik vind het onze verantwoordelijkheid om er dan wat van te zeggen: hé, dit kan niet. Ga geen onderscheid maken tussen mensen op basis van de meningen die ze hebben, rechts- of linksgeoriënteerd.

De voorzitter:

Dan is er een interruptie van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Wat een schitterende ochtend tot nu toe. Ten eerste vanwege de kwaliteit van het debat, maar niet in de laatste plaats omdat ik het op de laatste twee punten met de VVD eens ben: de veiligheid van journalisten en de journalistieke keuze waar het net over ging. Nou dacht ik mij te herinneren dat wij het nog over een derde punt eens waren. Ik probeer het gewoon; wie weet hoever we komen. Het zijn de sluipconstructies waarmee de bobo's op het Media Park meer geld verdienen dan de Minister-President. We hebben het hier een kabinetsperiode lang over gehad. Volgens mij is de Minister het ook met ons eens, maar er ligt nog niks. Dit is de laatste keer dat wij in deze kabinetsperiode spreken over de Mediawet, gok ik zomaar. Zou dit nou niet een goed moment zijn om met z'n allen een streep te zetten door al die sluipconstructies en ervoor te zorgen dat niemand op het Media Park die in dienst is van de NPO of werkt voor de NPO, meer kan verdienen dan de Minister-President?

De heer El Yassini (VVD):

Ook weer kort, ik hou de tijd in de gaten. Mag ik in ieder geval beginnen met een compliment aan de heer Kwint? Een van de mooiste dingen die hij doet, samen met de VVD en zeker ook de coalitiepartners CDA, D66 en ChristenUnie, is kijken naar die sjoemelconstructies en de salarissen van de presentatoren. Ik weet dat de heer Kwint een amendement in voorbereiding heeft – ik zie dat hij het al voor zich heeft – maar in antwoord op onze vragen heeft de Minister gezegd: wij zijn op dit moment aan het kijken naar het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep, het BPPO. De Mediawet geeft aan dat dat beloningskader gemaakt moet worden. Dat is al wettelijk verankerd. Vervolgens is de vraag wat er in dat beloningskader staat. Ik heb het hier voor me en ik vind persoonlijk dat we de eisen behoorlijk moeten aanscherpen. Maar ik wil de Minister wel de tijd geven om terug te komen na de gesprekken die hij op dit moment met de NPO voert. Dat heeft hij namelijk beloofd in zijn mediabrief. Wij verwachten dat in november. Dat kunnen we dan meenemen in het WGO Media. We zullen dan bekijken of we dat Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep nog verder kunnen aanscherpen. In het huidige beloningskader zitten namelijk nog een aantal uitzonderingen waar ik niet tevreden mee ben. Ik wil graag met de Kamer en de Minister bekijken welke mogelijkheden er zijn.

De heer Kwint (SP):

Ik vind het ten eerste mooi dat de heer El Yassini, met een omweg, via mij, zichzelf een compliment geeft. Dat moet ik hem retorisch nageven. Het is heel bijzonder. Ten tweede: kijk, het kabinet zit er nou dik drie jaar. De eerste helft van die periode heeft de coalitie zo ongeveer al mijn voorstellen weggestemd om er überhaupt iets aan te doen. Nu zitten we in de tweede helft en merk je dat de kritiek toeneemt. Dan is het van: jaja, we moeten het er een andere keer over hebben. Straks is er het debat over de Mediabegroting en dan gaan we het hebben over een onderliggende regel waarmee we gaan kijken of het wel of niet fair genoeg geregeld is. Er ligt hier gewoon een amendement dat zegt: je verdient in totaal, in wat voor betrekking dan ook, niet meer dan de Minister-President. Volgens mij is dat in de geest van de Wet normering topinkomens en in de geest van wat wij allebei willen met de beloningsstructuur van de publieke omroep. Het procedure-argument dat we nog even wachten op een uitwerking en er later misschien nog wel op terugkomen, vind ik aan het eind van de kabinetsperiode echt niet meer opgaan.

De voorzitter:

De heer El Yassini afrondend.

De heer El Yassini (VVD):

Ik snap de tijd, maar ik moet echt een antwoord geven aan de heer Kwint. Ik snap de heer Kwint zeker wel, maar als je het wettelijk vastlegt dat de presentatoren niet meer mogen verdienen dan de Wet normering topinkomens, dan heb je – dat is het probleem met die sjoemelconstructies – een situatie waarin men dat met sjoemelconstructies weet te omzeilen, zeker in dit geval. De Wet normering topinkomens geldt namelijk al. Wat we willen, is dat wat vastgelegd is in het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep – dat staat al in de wet – wordt aangescherpt, niet alleen om te kijken naar het salaris dat ze verdienen als ze in loondienst zijn, maar ook naar het honorarium dat ze krijgen als ze bijvoorbeeld via productiehuizen als presentator ingehuurd worden. Daar wil ik echt stappen in zetten. Dat is al in november aan de orde. Het is niet dat we dat voor ons uitschuiven. De vraag is alleen of dit het juiste moment is om het amendement in te dienen. Gaan we daarmee wel het doel behalen dat u en ik allebei willen, namelijk het aan banden leggen van sjoemelconstructies en het op een logisch niveau zetten van het honorarium voor presentatoren? Dat «logisch» heeft te maken met het feit dat het met belastinggeld wordt betaald.

De voorzitter:

Dank aan de heer El Yassini. Dan gaan we nu naar de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. «Het kabinet staat voor een stevige publieke omroep. En de wereld waarin onze publieke omroep functioneert, verandert snel. Dat zet publieke waarden onder druk en vraagt om een omroepvoorziening die wendbaar en toekomstbestendig is ingericht.» Dit schreef de Minister in juni vorig jaar in zijn visiebrief. Wat is de wereld sindsdien bizar snel veranderd. De desinformatie- en complottheorieën vliegen ons om de oren en in deze tijd is niet minder, maar meer onafhankelijke nieuwsvoorziening op haar plek. En daar hoort wat mij betreft een stevigere publieke omroep bij.

Deze Minister begon aan het begin van deze kabinetsperiode meteen met een achterstand door een onaangename tegenvaller van zijn voorganger. Maar hij heeft duidelijk geprobeerd er het beste van te maken. Daar kwamen mooie plannen uit, maar ook plannen die het nodige stof deden opwaaien. Gelukkig is hij na zijn visiebrief het gesprek aangegaan met de sector en heeft hij zich duidelijk opengesteld voor de reacties die er kwamen. Het is goed dat we nu de eerste plannen daarvan kunnen bespreken.

Het spoorboekje is tamelijk ingewikkeld: wetten, beleid, intenties, budget, dingen die anderen moeten doen, dingen die we zelf kunnen doen. Ik heb geprobeerd mijn inbreng een beetje te ordenen: wat moeten ze maken, wie moet het maken en waar wordt het vervolgens gepubliceerd, indachtig het content-firstdenken, waar de visiebrief mee doorspekt was.

Over het wat ben ik heel blij met de steviger verankering van onderzoeksjournalistiek, omdat ik denk dat dat een van kerntaken is van de publieke omroep. De vraag is wel hoe dat vervolgens gestalte gaat krijgen. Er wordt verwezen naar de prestatieovereenkomst en het concessiebeleidsplan dat er zo meteen komt, maar wat is dan het moment waarop de Kamer daar nog invloed op kan hebben op dat abstractieniveau? Ik zeg dit ook tegen de heer El Yassini, want soms moet je ook het lef hebben om juist niets te zeggen.

In de visiebrief wordt ook expliciet meer ruimte gemaakt voor regionale programmering. De regiovensters lieten al zien dat dat een kansrijke, maar ook behoorlijk bewerkelijke beweging is. Ik ben heel benieuwd hoe dat NPO Regio gaat uitpakken. Ik denk dat het logisch is dat dat uiteindelijk op NPO2 terechtkomt, waar de lineaire doelgroep van de regionale omroep nu ook veel naar kijkt. Door het CDA werd er al op gewezen dat er extra geld beschikbaar is gesteld om die regionale programmering te versterken. Deze Minister heeft een subsidierelatie met de NPO en niet met de RPO, maar ik zou graag wat meer van hem horen over hoe dat geld wordt ingezet. Is er voldoende zeggenschap vanuit die regionale omroepen? Het moet immers regionale programmering worden.

Dan de vraag wie het gaat maken. De Raad van State vindt dat je een duidelijke keuze moet maken. Anderen vinden het de meerwaarde van het Nederlands bestel dat het hybride is. Ik denk dat we realistisch moeten zijn in wat een wet kan veranderen aan de cultuur in Hilversum. Gelukkig hebben we de afgelopen jaren een behoorlijke verbetering gezien in de samenwerking tussen omroepen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt meer betrokkenheid van de omroepen aan het begin georganiseerd. Hoe gaan we de komende jaren volgen of dat ook het beoogde effect heeft van meer samenwerking en minder conflict?

Een van de keuzes die worden gemaakt, is dat er niet alleen verantwoording wordt afgelegd door omroepen aan hun leden maar ook explicieter aan ons. Aan de voorkant moeten omroepen gaan laten zien hoe ze heel Nederland betrekken, en individuele omroepen moeten ook meer rapporteren over hoe zij invulling geven aan hun missie en identiteit. Alleen de toetsing daarvan wordt nog wat vooruitgeschoven. Hoe zorgen we er nu voor dat dat geen tien vogels in de lucht blijven maar we daar ook echt werk van gaan maken?

Die positie in het bestel moet ook betwistbaar zijn. Het is niet: ik ben er, ik zit erin en dan kan ik er altijd in blijven. Ik juich de keuze van harte toe dat het ook gewoon afdwingbaar wordt en je er eventueel uit zou kunnen. Dat er dus niet alleen maar ruimte is voor nieuwe toetreders maar je er ook uit zou moeten kunnen. Als er dan gaten vallen, krijgt de NPO ook de ruimte om die weer in te vullen.

Het ging al even over de ledencriteria en het verlagen van het ledenaantal. Ik denk dat dit passend is in een samenleving waar mensen gewoon minder vaak lid worden. Ik deel de analyse van de VVD. Maar ik kan niet helemaal volgen wat de Minister daar doet met het vervolgens «uit de wet halen» of «niet toevoegen». Dat stond wel in het conceptwetsvoorstel dat naar de Raad van State ging, maar de Minister heeft vervolgens op basis van kritiek van de Raad van State de wettelijke verankering geschrapt om die niet-inhoudelijke maar ook niet-ledenaantalcriteria te kunnen afkondigen per AMvB. De Raad van State zegt eigenlijk: dan ga je een inhoudelijke toetsing van die omroepen doen en dat moet je niet willen. Daar ben ik het mee eens, maar volgens mij kan je prima allerlei niet-inhoudelijke, nieuwe criteria bedenken. De Minister noemt zelf een aantal criteria, zoals nieuwsbrieven en samenwerking met maatschappelijke organisaties, die kwantitatief of kwalitatief maar wel objectief te beoordelen zijn. Ik werk momenteel dan ook aan een amendement daarvoor, maar hoor ook graag hoe de Minister hiernaar kijkt.

De ledenbijdrage wordt verhoogd, omdat die al meer dan twintig jaar niet geïndexeerd was. In de wet staat dat die geïndexeerd kan worden. De garantie van de Minister dat dat in de toekomst gaat gebeuren, wordt gegeven in de nota naar aanleiding van het verslag. Maar het kon al en gebeurde toch niet. Dus wat wordt er dan extra ingebouwd? Ik probeer ook nog steeds de logica te volgen waarom er voor een politieke partij een minimumbedrag van € 12 per jaar geldt maar we voor de omroepen nu naar € 8,50 gaan. De Minister zegt: ik heb die onderlinge vergelijking niet gemaakt. Maar dat is toch wel een van de weinige bijdragen die ook in een wet staat en waar ook een subsidie aan vasthangt.

Naast aspiranten horen ook nieuwe toetreders tot een open bestel, maar die moeten bij een volwaardige erkenning inderdaad aansluiten – niet fuseren – bij een al bestaande omroep. De Minister schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag: «Ook binnen een samenwerkingsomroep kan een omroepvereniging functioneren met behoud van eigen identiteit». Hoe ruim is dit juridisch mogelijk? Welke vormen zijn daarin denkbaar, zodat de angst die de heer Bosma zo-even uitte, niet bewaarheid wordt? Hoe zorgen we ervoor dat ze daadwerkelijk de ruimte krijgen, zeker omdat we ze vragen om verantwoording af te leggen over het vormgeven van hun eigen missie en identiteit?

Dan de externe producenten. Mijn fractie is tevreden over de extra ruimte die er komt, omdat ik denk dat dat ook extra invulling kan geven aan die externe pluriformiteit. Alleen, uit dat rapport van de Rekenkamer bleek ook wel duidelijk hoe groot de diversiteit aan types buitenproducenten is. En toch worden ze allemaal gelijk behandeld. De Minister zegt: dat is niet aan mij, dat is aan de NPO en aan de producenten zelf. Daar wil ik toch graag een nadere reflectie op krijgen van hem, omdat we hebben gezien dat sommigen bij wijze van spreken mkb'ers zijn die altijd al buitenproducent waren, en anderen presentatoren zijn die uit dienst zijn gegaan om zichzelf vervolgens weer te laten inhuren. Dat zijn toch wel hele andere types buitenproducenten. Ook is er een samenwerkingscode aangekondigd. De Minister zou de partijen vragen om die te maken, maar dat vind ik toch een wat marginale invulling van zijn mogelijke rol daarin, ook omdat ik uit de geluiden tot nu toe niet begrijp dat dat aanstaande is.

Voorzitter. In het kader van het spoorboekje, waar we binnenkort de update van krijgen, heb ik nog de volgende vraag. In de visiebrief wordt aangekondigd dat er directe toegang zou komen voor buitenproducenten in de genres drama en film en dat er ook in samenwerking met maatschappelijke organisaties zou kunnen worden geprogrammeerd. Maar ik kwam dat in de memorie van toelichting niet zo nadrukkelijk tegen. Hoe staat het hiermee?

We hebben veelbelovende woorden gehoord uit het georganiseerd overleg over de fairpracticecode. Maar vervolgens lazen we in de visiebrief – de huidige voorzitter, de woordvoerder van de Partij van de Arbeid, heeft daar ook steeds aandacht voor gevraagd – het volgende over de stem van de programmamakers bij de besluitvorming. Ging de Minister in de visiebrief nog «bezien of het mogelijk was om hen meer inspraak te geven», nu geeft hij aan «de gesprekken van anderen met interesse te volgen». Ik begrijp heel goed dat het een precaire balans is: wat kun je voorschrijven en opleggen in de zin van «zo zult u het intern organiseren»? Maar ik zou van de Minister toch willen horen wat hij nog gaat doen om meer aan te moedigen dat dit ook een plek krijgt.

Dan de vraag waar er geprogrammeerd gaat worden. Ik moest denken aan de projectontwikkelaars die altijd zeiden: als je bouwt, dan zullen de mensen wel komen. Dat lijkt soms ook een beetje de filosofie van de publieke omroep te zijn. Ik denk niet dat dat nog een houdbare strategie is om mensen te bereiken. Ik denk dat je juist moet kijken naar waar je publiek is, en dat je zegt: daar moet ik ook zijn. Dat betekent dat je ook aanwezig moet zijn op het platform van derden. Die beweging naar online wordt gelukkig sterk ingezet maar moet ook wel haar beslag krijgen in die prestatieovereenkomst.

Daarbij is er natuurlijk ook weer een relatie met – dat is mijn derde blokje – wát je vervolgens gaat maken, want sommige onlineprogrammering vraagt om andere formats. Ook de omroepen moeten de ruimte krijgen om zich online te laten zien. Als je aan mensen vraagt om hun missie en identiteit waar te maken en daarover te rapporteren, dan moeten ze daar ook de ruimte voor krijgen. Mijn vraag aan de Minister is welke rol de NPO nou precies heeft om omroepen daarvoor de gelegenheid te bieden en ze te ondersteunen bij het maken van media-aanbod daarvoor.

De voorzitter:

Dank aan de heer Sneller voor zijn betoog. Ik zie geen interrupties. Dan is het woord aan mevrouw Van der Graaf namens de fractie van de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. We bespreken vandaag een heel belangrijk wetsvoorstel waarin hele goede stappen worden gezet om de publieke omroep te versterken bij het maken van de beweging naar het nieuwe kijken, naar veel meer online, en naar het creëren van meer ruimte voor de regio, om reclame rond kinderprogramma's af te schaffen en de pluriformiteit van het omroepbestel beter te verankeren. Met andere woorden: de omroeporganisaties moeten beter kunnen werken aan hun missie en identiteit, hun herkenbaarheid.

Voorzitter. Juist in deze tijd, waarin het medialandschap sterk is veranderd en grote internationale spelers aan invloed winnen, is die sterke publieke omroep van groot belang. Meer dan ooit is er behoefte aan onafhankelijke nieuwsvoorziening en ruimte voor verschillende geluiden vanuit de samenleving. Want we zien ook dat dat in onze eigen samenleving geen vanzelfsprekendheid is. Daar ging het net ook even over in het debat. Wij hebben inderdaad Kamervragen gesteld over het feit dat ook de NOS haar logo's moest verwijderen van satellietwagens vanwege bedreigingen en incidenten. Dat is onacceptabel in een vrije democratie waar onafhankelijke journalistiek volop de ruimte moet krijgen. Ik ben dus ook benieuwd naar de reactie van de Minister op dat punt. Wat dat betreft is de ChristenUnie ook heel blij met de versterking van de onderzoeksjournalistiek die in de voorstellen besloten ligt. Dit is de onderliggende gedachte van het wetsvoorstel, die mijn fractie dan ook van harte steunt: een stevige, onafhankelijke publieke omroep met alle ruimte voor diversiteit en vrije journalistiek.

Ik heb een aantal kopjes. Ik begin met pluriformiteit. De ChristenUnie hecht heel grote waarde aan de interne maar ook de externe pluriformiteit die dankzij het omroepbestel bestaat. Daardoor kan elke geleding in de samenleving een stem krijgen, ook minderheden. Het is van belang om dat marktplein dan ook te koesteren, waarin alle lagen van de samenleving elkaar kunnen ontmoeten. Daarom spelen omroepen een belangrijke rol in dat stelsel. Het is ook belangrijk – die beweging wordt door de ChristenUnie gesteund – dat zij meer worden aangesproken op het voldoen aan de onderscheidenheid en herkenbaarheid van hun missie en identiteit.

Voorzitter. Terecht blijft er een ledeneis bestaan voor nieuwe omroepen maar ook voor bestaande omroepen. Dat is een objectieve en duidelijke indicator van maatschappelijke binding. Maar het is ook goed dat er wordt gekeken naar aanvullende vormen om maatschappelijke verankering te meten. Daar zeg ik wel bij: dat is geen gemakkelijke opgave. De Minister heeft na advies van de Raad van State zijn wetsvoorstel hierop ook aangepast. Want het is best lastig om iets te vinden wat voldoende objectiveerbaar is om die maatschappelijke verankering te kunnen meten, op basis waarvan je ook geld zult verdelen. We moeten heel voorzichtig zijn en opletten dat dit niet tot willekeur kan leiden. Ik vraag de Minister of hij iets van zijn gedachten kan delen. Waar denkt hij op dit moment aan als het gaat om de invulling van die criteria?

Voorzitter. Omdat er volgens de wet ruimte is voor maar zes omroeporganisaties, naast de twee taakomroepen, zullen nieuwe omroepen zich altijd moeten aansluiten bij bestaande omroepen. Vanuit het oogpunt van overzichtelijkheid en efficiëntie is dat heel begrijpelijk, maar het roept wel de vraag op hoe de omroepen in zo'n samenwerkingsomroep hun eigen geluid kunnen laten horen. De vraag is ook aan welke bestuurlijk-juridische criteria het bestuurlijke samenwerkingsmodel precies moet voldoen. Dat zijn belangrijke vragen voor de omroepen, die op dit moment moeten nadenken over samenwerking. Ook de Raad van State legt daar de vinger op. De Minister geeft aan dat de omroepverenigingen ook binnen een samenwerkingsomroep hun eigen identiteit kunnen behouden. Ik denk dat we dit goed moeten volgen. Ik vraag hier een reactie op van de Minister. Het is belangrijk dat omroepen daadwerkelijk de mogelijkheid krijgen om hun eigen omroepportal te gebruiken en dat binnen de samenwerkingsomroep duidelijk is welk budget er per omroep beschikbaar is. Het vergt ook dat de NPO oog heeft voor diversiteit binnen de omroepen en de identiteit van de diverse omroepen respecteert, ook qua budget. Hoe kijkt de Minister daarnaar?

Voorzitter. Als we willen dat omroepen een duidelijke identiteit hebben, moeten ze ook de ruimte krijgen om te bouwen aan een sterk merk en aan een sterke binding met hun achterban. Het is nog best vaak lastig om online aan je profiel te bouwen, want de NPO heeft daar specifieke regels voor, bijvoorbeeld dat onlinecontent alleen onder de vlag van de NPO getoond mag worden en dat de onlinemiddelen niet vrij besteedbaar zijn. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Deelt hij de mening van de ChristenUnie dat omroepen de ruimte moeten krijgen? Op welke wijze kan hij daarop aansturen?

Voorzitter. Dan over de governance. Dit hele wetsvoorstel raakt aan de governance van het omroepbestel. Het bestel heeft een hybride karakter, met aan de ene kant de omroeporganisaties, die het media-aanbod en de inhoud verzorgen, en aan de andere kant de NPO, die voor de sturing en de coördinatie zorgt en over de plaatsing gaat. Dat is best een delicaat samenspel. Dat brengt ook wel spanningen met zich mee. De ChristenUnie is heel erg blij en vindt een compliment op z'n plaats aan alle mediapartijen en de NPO, omdat er de afgelopen jaren echt een verbetering in de samenwerking zichtbaar was. Er is constructief meegedacht over de uitdagingen waarvoor we nu staan. Het opschrijven en goede verhoudingen in de wet opnemen is één, maar hoe kijkt de Minister ernaar dat die cultuurverandering ook in de praktijk plaatsvindt? Er wordt wel gezegd: the proof of the pudding is in the eating. Dat zal hier zeker op zijn plaats zijn. Graag een reactie daarop van de Minister.

Voorzitter. Dan het budget voor levensbeschouwing. De ChristenUnie is blij dat de Minister in de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel heeft aangegeven dat het representatiebudget, dat eerder geoormerkte bedrag van 12 miljoen euro, beschikbaar blijft in de nieuwe periode. Ik vraag hier aandacht voor omdat het voor de omroepen belangrijk is dat zij, naast het representatiebudget, dat voor de omroepen natuurlijk maar een klein deel is, ruimte hebben voor levensbeschouwelijke programmering ter versterking van het vormgeven van hun missie en identiteit. Ik vraag de Minister dus om reflectie en zijn mening. Blijft er voor de omroepen voldoende of volop ruimte bestaan om hun missie en identiteit in hun programmering tot uiting te brengen? Krijgt dat een plek in de prestatieafspraken?

De voorzitter:

U heeft een interruptie op dit punt van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

We hebben natuurlijk een systeem waarin je met relatief lage drempels – die drempels verlagen wij vandaag – toe kunt treden tot het publieke stelsel, omdat je om je heen mensen hebt verzameld op basis van een gedeelde identiteit of een gedeelde levensbeschouwing. Los daarvan is er nog een gelabeld potje geld – mevrouw Van der Graaf noemde dat terecht – van 12 miljoen voor levensbeschouwelijke programmering. Waar zou volgens haar dat geld naartoe moeten, anders dan naar de omroepen die op basis hiervan zijn opgericht? Is levensbeschouwing dan ook breder dan alleen religie? Mag een productiemaatschappij ook een cursus marxistisch mediteren aanbieden of een documentaireserie over Luxemburg en Liebknecht? Waar houdt die levensbeschouwing volgens de ChristenUnie op?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dit potje gaat over het representatiebudget, dat een historie kent. Voor de verschillende levensbeschouwelijke stromingen die we kennen in ons land – denk aan het humanisme, het jodendom, het protestantisme, het katholicisme, het hindoeïsme en het boeddhisme – moeten programma's gemaakt kunnen worden die verantwoord moeten worden naar de respectievelijke achterbannen. Maar het punt dat ik hier maak, is dat omroepen als Human, KRO-NCRV of de EO om hun missie en identiteit vorm te geven programma's maken die ook zo'n levensbeschouwelijk karakter kunnen hebben. Met deze wet vragen we daar ook meer aandacht voor. Dat moet dan niet beperkt blijven tot het kleine beetje geld dat je uit het potje representatiebudget krijgt; je moet met het geld dat je als omroep ter beschikking hebt ook programma's kunnen maken die je missie en identiteit ondersteunen. Dat is het punt dat ik hier maak. Het is belangrijk dat daar wel volop ruimte voor blijft bestaan. Ik krijg de indruk dat daar spanning is. Daarom maak ik dit punt in het debat en vraag ik ook de reflectie van de Minister daarop.

De heer Kwint (SP):

Dat snap ik en dat is ook geheel in lijn met wat het kabinet wil, namelijk de identiteit van omroepen weer versterken. Ik probeer er alleen achter te komen waarom wij het aan de ene kant makkelijker maken om een omroep op te richten, zodat mensen met een bepaalde gemeenschappelijke levensovertuiging of identiteit of iets dergelijks bij elkaar kunnen komen om een eigen omroep op te richten, en we aan de andere kant, los van het budget dat je als omroep krijgt, een extra potje beschikbaar stellen voor een specifiek aantal levensbeschouwingen. Daar wringt de kous voor mij wel enigszins. Want waarom zou de... Nou, de evangelische levensovertuiging heeft een eigen omroep, maar waarom zou een boeddhistische of islamitische levensovertuiging – ik noem maar wat – wel subsidie verdienen om die voor het voetlicht te krijgen, en een socialistische levensovertuiging – laat ik dicht bij mezelf blijven – niet? Die lijst is heel gelimiteerd. Deelt mevrouw Van der Graaf dat?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik heb net gezegd dat dit geoormerkte potje geld, het representatiebudget, voortkwam uit de historie van een groot aantal omroepen die niet meer de mogelijkheid hadden om hun eigen geluid via een omroep te vertolken. Daar is een weg in gekozen, zodat ook voor die minderheden – want daar hebben we het over – programma's kunnen blijven worden gemaakt. Die moeten ook worden afgetast. Dat is dus belangrijk. Maar ik denk dat de prestatieafspraken van de publieke omroep en de manier waarop de taken in de wet zijn omschreven, op dit moment voldoende ruimte bieden om ook vanuit andere maatschappijvisies programma's te maken. Het punt dat meneer Kwint hier wil maken... Hij doet net alsof het een tegenstelling is of dat het niet zou kunnen; dat zou je eruit af kunnen leiden. Maar dat is niet waar, want de huidige wet en het budget voor de publieke omroep bieden gewoon de mogelijkheid en de ruimte om die programma's te maken. Niets ligt dat in de weg.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Graaf vervolgt haar betoog.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Voorzitter. Collega's begonnen er ook al over: er komt meer ruimte voor buitenproducenten. Dat betekent dat omroepen worden verplicht om een groter deel van het budget te besteden aan producties van buitenproducenten. Buitenproducenten vervullen een heel belangrijke rol en leveren ook kwalitatief hoogwaardige programma's aan. Ik vraag aandacht voor de spanning die dat soms ook met zich mee kan brengen voor de maatschappelijke worteling van omroepen. Het is belangrijk dat die programma's ook een herkenbaarheid in de samenleving opleveren en representatief zijn. Ik vraag de Minister dus om een reflectie op de vraag hoe ervoor gezorgd kan worden dat omroepen en buitenproducenten elkaar ook kunnen versterken en elkaar niet zullen beconcurreren.

Voorzitter. Dan de reclames. Mijn fractie is heel erg te spreken over de inzet van het kabinet om stapsgewijs toe te werken naar een reclamevrije publieke omroep. Dat is in het verleden ook een grote wens geweest van de ChristenUnie. Het is heel mooi dat daar nu de eerste stappen in worden gezet. De huidige systematiek voor een onvoorspelbare financiering heeft er ook aan bijgedragen dat dat in een stroomversnelling is gekomen. Zonder de onzekere reclame-inkomsten kan de financiering ook betrouwbaarder en stabieler worden; dat is althans de gedachte. Ik vraag de Minister hoe het spoorboekje naar die reclamevrije publieke omroep er verder uit komt te zien. Daar komen we later ook nog weer over te spreken.

Voorzitter. Tot slot vraag ik aandacht voor NPO Regio. De ChristenUnie is er heel enthousiast over om het idee dat er regionaal media-aanbod komt, meer ruimte te geven. Vensterprogrammering is al lange tijd onderwerp van gesprek, maar het is heel goed dat beter wettelijk wordt verankerd dat het regionale media-aanbod een plek moet krijgen. Ik vraag aandacht van de Minister voor het geld dat hiervoor beschikbaar is. De NPO bepaalt hoe dit geld wordt ingezet, maar hebben de regionale omroepen daar nu wel of geen inspraak in en zeggenschap over? Zij zullen uiteindelijk de verantwoordelijkheid dragen om een goede invulling te geven aan de programmering, bijvoorbeeld van 18.00 uur tot 20.00 uur. Ik vraag daarop een reactie van de Minister.

Dat is mijn bijdrage in de eerste termijn. Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank, mevrouw Van der Graaf. Voordat wij doorgaan met het vervolg van dit debat en ik de heer Baudet het woord zal geven voor zijn inbreng, gaan wij vijf minuten schorsen voor een korte sanitaire stop. Er is mij al van meerdere kanten gevraagd hoe we het gaan redden voor 13.00 uur. Daar kan ik duidelijk over zijn: dat gaan wij niet redden voor 13.00 uur. We kunnen wel iets uitlopen, dus iedereen kan gewoon haar of zijn spreektijd volbrengen. En waar nog ruimte is voor interrupties, kunnen die ook plaatsvinden. Daarbij blijft nog steeds mijn pleidooi staan: hou ze kort en bondig. Wij zien elkaar over vijf minuten terug voor het vervolg van dit debat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Nu de leden zich hier weer hebben verzameld, begin ik even vrij ongebruikelijk met het woord te geven aan de Minister. Hij heeft een mededeling voor ons.

Minister Slob:

Dank u wel, voorzitter. Tijdens het debat kreeg ik een berichtje van een van mijn medewerkers dat bij deze persoon corona was vastgesteld. Vrij snel daarna kreeg ik ook via de corona-app bericht dat ik meer dan een kwartier in contact was geweest met iemand die corona heeft. Ik heb even navraag gedaan en dat leidt tot het volgende. U bent voor 13.00 uur klaar, want ik moet nu het debat verlaten. Ik moet in quarantaine, zoals de regels zijn. Ik voel me overigens prima, dus maakt u zich daar geen zorgen over, maar dit zijn de consequenties van de afspraken die we met elkaar hebben gemaakt. Dat betekent dat we het debat nu moeten stoppen. Naar ik hoop, kunnen we het snel weer voortzetten.

De voorzitter:

Dank aan de Minister voor deze mededeling. Als commissie wensen we uw medewerker van harte beterschap. Laten we hopen dat de Minister gezond blijft en dat we dit debat inderdaad spoedig kunnen voortzetten. Daarover zullen we nader worden geïnformeerd. De heer El Yassini heeft nog een vraag.

De heer El Yassini (VVD):

Ik sluit me volledig aan bij de woorden van de voorzitter. We hopen dat de medewerker snel opknapt en dat de Minister gezond blijft. Nog even procedureel, voorzitter. Deze wet moet door de Tweede én Eerste Kamer voor 31 december van dit jaar. Wat betekent dit in feite voor hoe spoedig wij dit kunnen inplannen?

Minister Slob:

Voorzitter, daar kan ik natuurlijk op dit moment niets over zeggen. Bij de persoon in kwestie is corona vastgesteld. Inderdaad hopen we dat diegene snel weer opknapt. Ik moet nu gewoon in quarantaine, conform de afspraken. Ik hoop ook weer zo snel als mogelijk in uw midden te zijn, want er is werk genoeg te doen, wat mij betreft. Maar zo zijn de regels en die zullen we ook netjes opvolgen. Overigens is het heel fijn om te zien dat zo'n corona-app goed functioneert, dus de mensen die hem nog niet hebben geïnstalleerd, roep ik op om dat alsnog te doen.

De voorzitter:

De griffier geeft ook aan dat wij als commissie daar zo spoedig mogelijk over geïnformeerd zullen worden.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Misschien een rare vraag, maar is het ook niet mogelijk om de inbreng te doen? De Minister kan natuurlijk ook op een andere manier meeluisteren. In het reglement zal het ongetwijfeld goed beschreven staan, maar het is even een informatieve vraag.

De voorzitter:

Nee, zoals ik het heb begrepen, is het niet mogelijk om dit debat voort te zetten zonder bewindspersoon, dus de termijnen van de heer Baudet, de heer Kwint, mevrouw Westerveld en ondergetekende zullen op een later moment moeten volgen, evenals de beantwoording van onze vragen door de Minister. Ik wens de Minister en vooral de betrokken medewerker nogmaals veel sterkte. Tot nader order is dit debat geschorst.

Sluiting 12.50 uur.