Gepubliceerd: 8 oktober 2020
Indiener(s): Eva van Esch (PvdD)
Onderwerpen: organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35526-44.html
ID: 35526-44

32,0 %
68,0 %

PvdD

VVD

50PLUS

FVD

PvdA

Van Kooten-Arissen

D66

DENK

PVV

SP

CDA

Krol

Van Haga

SGP

CU

GL


Nr. 44 AMENDEMENT VAN HET LID VAN ESCH

Ontvangen 8 oktober 2020

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

In hoofdstuk 1 wordt paragraaf 4 als volgt gewijzigd:

1. Aan het opschrift wordt toegevoegd «en gezondheidsbevordering».

2. Na het opschrift wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5b

Onze Minister bevordert bij de epidemie van een infectieziekte de totstandkoming en de samenhang van een beleid dat in ieder geval gericht is op de brede gezondheidsbevordering om de ernst van het ziektebeloop en de mate van sterfte te beperken.

Toelichting

Dit amendement strekt ertoe de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tijdens een voortdurende epidemie een expliciete opdracht te geven om ook maatregelen te nemen die de algehele gezondheid bevorderen. Daartoe behoort ook de verantwoordelijkheid om te werken aan het wegnemen van belemmeringen voor die goede gezondheid.

Wanneer de overheid ten tijde van een epidemie in het belang van de volksgezondheid burgers in hun vrijheden beperkt, is de indiener van mening dat de overheid ook een plicht heeft om de basisgezondheid van burgers maximaal te bevorderen. Van een overheid die burgerlijke vrijheden beperkt, mag immers verwacht worden dat het zich maximaal inspant om burgers zo veel als mogelijk te vrijwaren van deze vrijheidsbeperkende maatregelen. Dat doet de overheid onder meer door perspectief te bieden op verbetering van de omstandigheden door te zorgen voor extra bescherming tegen de ongezonde leefomgeving.

Bij de huidige Covid-19 epidemie bleek dat het kabinet beleid om de ongezonde leefomgeving aan te pakken uitstelde. Dat ging ten koste van onze basisgezondheid. De indiener is van mening dat het versterken van de basisgezondheid ook gedurende een crisis prioriteit heeft.

Tijdens de Covid-19 epidemie is gebleken dat burgers met een kwetsbare gezondheid of onderliggend lijden (bijvoorbeeld diabetes-2, hart- en vaatziekten, aandoeningen aan de longen) extra kwetsbaar zijn voor het virus. De impact van een besmetting op de gezondheid en het risico om te komen te overlijden is voor deze mensen groter.

De regering heeft conform de Grondwet (artikel 22, lid 1) de taak om maatregelen te nemen ter bevordering van de volksgezondheid. Naar de mening van de indiener is deze grondwettelijke taak ten tijde van een epidemie van een infectieziekte die de gehele volksgezondheid bedreigt extra belangrijk en verdient zij daarom nadere uitwerking in de Wet publieke gezondheid.

De indiener is van mening dat ten tijde van een voortdurende epidemie het beleid zich naast het tegengaan van de verspreiding van de ziekte ook moet richten op het weerbaar maken van de bevolking tegen de gevolgen van een besmetting. Dit kan door beleid op te stellen waarmee factoren die van invloed zijn op de ernst van het ziektebeloop en/of de overlevingskans1 beperkt worden. Daarbij dient het voorzorgsbeginsel leidend te zijn.

Vanwege de relatie tussen het ziektebeloop bij Covid-19 patiënten en bijvoorbeeld obesitas, hart- en vaatziekten en longproblemen kan, voor maatregelen die bijdragen aan het beperken van die ernst van het ziektebeloop en de sterfte, bijvoorbeeld gedacht worden aan de invoering van een belasting op suikerhoudende dranken, het invoeren van maximale gehaltes toegevoegd zout, vet en suiker in etenswaren, het verlagen van de btw op groente en fruit en/of het stimuleren van bewegen.

Naar de mening van de indiener levert deze verplichting gezondheidswinst op en dringt het de ziekte en sterfte door de infectieziekte terug.

Dit artikel vervalt niet op het moment dat de Tijdelijke wet maatregelen Covid-19 vervalt.

Van Esch