Gepubliceerd: 16 september 2020
Indiener(s): Paul van Meenen (D66)
Onderwerpen: immigratie migratie en integratie
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35501-5.html
ID: 35501-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 16 september 2020

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

INHOUDSOPGAVE

blz.

   

ALGEMEEN

1

1. Inleiding

1

2. Aanleiding en voorgeschiedenis

3

3. Toelichting op de maatregelen

3

4. Overig

7

   

ARTIKELSGEWIJS

7

Onderdelen B en D

7

Onderdelen H en I

9

Onderdelen J tot en met M

11

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring met het oog op het handhaven van de mogelijkheden om maatregelen te nemen ten aanzien van overlastgevende vreemdelingen (het wetsvoorstel). Deze leden vinden het van groot belang dat er binnen de asielketen voldoende en proportioneel in te zetten bevoegdheden zijn voor betrokken personeel om de rust op opvang/detentielocaties te bewaren en verder verloop van de asielprocedure al dan niet in de terugkeerfase te bespoedigen. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en brengen de navolgende opmerking en vragen naar voren.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel met het oog op het handhaven van de mogelijkheden om maatregelen te nemen ten aanzien van overlastgevende vreemdelingen. Zij onderschrijven het belang om te kunnen optreden tegen overlastgevende vreemdelingen en juichen deze novelle van de regering daarom toe. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel en hebben daarover nog een aantal vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het lastig begrip op te brengen voor het feit dat een wetsvoorstel dat reeds twee jaar geleden door de Tweede Kamer is aanvaard, door de regering is teruggetrokken uit de behandeling in de Eerste Kamer om hier een novelle aan toe te voegen. Deze leden vragen waarom de regering er niet voor heeft gekozen de behandeling in de Eerste Kamer af te ronden en een wetswijziging in te dienen bij de Tweede Kamer, gelet op het belang van een voorspoedige inwerkingtreding van het bestuursrechtelijke kader voor vreemdelingendetentie. Het door de regering ingediende oorspronkelijke wetsvoorstel dateert immers al uit 2015, en is zelfs gebaseerd op een toezegging van voormalig Staatssecretaris Veiligheid en Justitie Teeven in 2013. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering het ook niet onbetamelijk vindt dat dergelijk belangrijke wetgeving langer dan zeven jaar moet duren, hoofdzakelijk door toedoen van de regering zelf.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden vinden dat de regering goede stappen zet voor het kunnen uitzetten van «gemeenschapsonderdanen» of derdelanders die zich misdragen, maar plaatsen vraagtekens bij het invoeren van regelingen voor de zogenoemde «lock down». Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel dat strekt tot aanpassing van het eerder in de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel Wijziging van de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring. Deze leden begrijpen dat sinds dit wetsvoorstel in 2015 is ingediend de situatie ten aanzien van overlastgevende asielzoekers danig verslechterd is. Dat er ten aanzien van overlastgevende asielzoekers uit veilige landen soms hardere maatregelen nodig zijn is naar de mening van deze leden helaas nodig. In dat kader begrijpen deze leden de noodzaak van het nu voorliggend wetsvoorstel dat de juridische basis moet gaan vormen voor de huidige praktijk, waarin nu al groepen vreemdelingen tijdelijk aan een strenger regime moeten worden onderworpen. Dat neemt echter niet weg dat dat naar de mening van de leden van de PvdA-fractie het uitgangspunt van minimale beperkingen in de vreemdelingenbewaring niet uit het oog verloren mag worden en dat zoveel als mogelijk voorkomen moet worden dat niet-overlastgevende asielzoekers, alleen omdat zij in een groep van overlastgevers zitten, door het strengere regime getroffen gaan worden. Daarom hebben deze leden de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat bij voorliggend wetsvoorstel afgezien is van een consultatieronde omdat het in de praktijk niet voor veranderingen zorgt en vanwege de voortgang van het wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring (in de Eerste Kamer). Toch zouden de aan het woord zijnde leden graag de mening van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) vernemen. Bent u bereid dat advies alsnog te vragen?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen over de in de wetswijziging voorgestelde periode van vier weken voor een algehele afsluiting van de gehele inrichting of delen daarvan.

2. Aanleiding en voorgeschiedenis

De leden van de VVD-fractie gaven al bij de eerdere wetsbehandeling aan het goed te vinden dat met deze wet de (inzet van bevoegdheden om illegalen in detentie te plaatsen ten einde terugkeer te bespoedigen) het oude reglement wordt geformaliseerd in een wet met de juiste waarborgen. Zij begrijpen de soms gespannen balans tussen het bieden van voldoende rechtsbescherming aan kwetsbaren en de strengere aanpak, maar wijzen er uitdrukkelijk op dat de inzet van deze bevoegdheden gericht is op zeer moeilijk beheersbare personen die in veel gevallen op zijn minst ernstig overlastgevend zijn. Deze leden zijn benieuwd in hoeverre er hierbij regimedifferentiatie wordt toegepast en hoe lessen die worden geleerd in de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) Hoogeveen ook bij vreemdelingenbewaring kunnen worden ingezet en vice versa.

De leden van de PVV-fractie vinden het een gemiste kans dat, gelet op de huidige problemen veroorzaakt door illegale Marokkanen, Algerijnen en andere overlastgevende vreemdelingen, de regering niet meteen doorpakt met dit wetsvoorstel door de mogelijkheden van vreemdelingenbewaring te verruimen. Deelt de regering mening dat vreemdelingenbewaring een absolute noodzaak is om illegale vreemdelingen Nederland uit te krijgen? Zo nee, waarom niet?

Waarom kiest de regering ervoor om notoire overlastgevende asielzoekers te belonen in de door de regering opgerichte HTL met gratis opvang en vertier, zoals gamen en schilderen, in plaats van ze op het vliegtuig naar het land van herkomst te zetten?

3. Toelichting op de maatregelen

De leden van de VVD-fractie zijn positief over het handhaven van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), zodat zeker wordt gesteld dat de inzet van de HTL Hoogeveen mogelijk blijft om overlastgevende asielzoekers in het belang van medebewoners, personeel en omwonenden aan te pakken in een sober regime. Deze leden vinden het dan ook goed dat de regering, na de constatering dat het gebruik van vreemdelingenbewaring nog te beperkt werd ingezet, dit alsnog ruimer inzet. Wel zijn zij benieuwd op welke wijze de regering structureel bekijkt waar meer ruimte in Europese regelgeving zit om overlastgevende asielzoekers aan te pakken en terugkeer te bevorderen. Heeft Eurocommissaris Johansson inmiddels al inzicht gegeven in de mogelijkheden die er volgens haar wel zijn, maar momenteel onbenut blijven, zoals de aan het woord zijnde leden ook eerder hebben gevraagd in Kamervragen1 samen met leden van de CDA-fractie? Kan de regering toezeggen deze inzichten met de Kamer te delen zodat de politieke keuzes kunnen worden gemaakt om de nu maximaal beschikbare ruimte in het internationaal/Europees recht in te kunnen zetten?

De tweede wijziging kan ook op de goedkeuring van de leden van de VVD-fractie rekenen. Zij onderschrijven het belang van daadkrachtig optreden en hebben er vertrouwen in dat de vestigingsdirecteur dit proportioneel in zal zetten. Daarbij vinden ze het goed dat de staande praktijk juridisch zo geborgd wordt dat het met voldoende waarborgen wordt omkleed en zich tegelijkertijd niet meer in juridisch grijs gebied bevindt. Wel zijn deze leden benieuwd op welke manier wordt getracht de inzet van maatregelen tot een zo beperkt mogelijke groep te beperken en hoe er tijdens de inzet van de maatregelen met regelmaat wordt gekeken naar proportionaliteit van de inzet. Hiermee willen de aan het woord zijnde leden benadrukken dat een daadkrachtige en harde aanpak waar nodig moet worden ingezet, maar een normale omgang moet kunnen bestaan waar personen zich goed gedragen en meewerken aan de terugkeer.

De leden van de CDA-fractie zijn blij te lezen dat de regering een nationale grondslag herintroduceert voor vreemdelingenbewaring van vreemdelingen die niet vallen onder het toepassingsregime van de EU-terugkeerrichtlijn, de EU-Opvangrichtlijn of de Dublin-verordening. Deze leden begrijpen dat thans artikel 59, tweede lid, van de Vw 2000 als bewaringsgrond wordt gebruikt, met het oog op verwijdering naar ofwel de lidstaat waar de vreemdeling rechtmatig verblijft ofwel uitzetting buiten de Europese Unie. Deze leden vragen de regering te benadrukken dat, hoewel artikel 59 tweede lid van de Vw 2000 nog steeds komt te vervallen, vreemdelingenbewaring op min of meer dezelfde manier kan worden toegepast bij het nieuwe artikel 59d Vw 2000, zoals dat gebruikt wordt in de thans geldende situatie middels artikel 59, tweede lid, Vw2000.

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering in een uiterste noodsituatie een algemene maatregel van bestuur kan treffen om orde, rust en veiligheid te herstellen. Deze leden constateren dat de directeur al een behoorlijke set aan instrumenten heeft om op te kunnen treden wanneer er verstoring van orde, rust en veiligheid plaatsvindt. Deze leden vragen de regering dan ook toe te lichten welke argumenten zij heeft om dit palet verder uit te breiden. Voorts vragen deze leden welke andere maatregelen zijn overwogen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben vragen over de incidenten in de vreemdelingendetentie die de regering gebruikt om de noodzaak voor het invoeren van een algehele lock down bevoegdheid te onderbouwen.

De regering noemt in eerste instantie een incident in detentiecentrum (DC) Rotterdam, waarbij sprake was van een «groepsgerichte» agressie jegens personeel. Deze leden vragen hoeveel ingeslotenen bij deze agressie betrokken waren, en hoe de omvang van deze groep zich verhoudt tot de totale bevolking van het detentiecentrum. Ook vragen de aan het woord zijnde leden de regering om te reflecteren op de woorden van de betrokken leidinggevende destijds over de lock down maatregel die hierna werd genomen. Zij citeren: «Dat was een mega-beslissing. DC Rotterdam is juist een open setting, omdat mensen er niet op strafrechtelijke titel zitten, maar op een bestuursrechtelijke. Ik dacht dan ook: dit gaat tot onrust leiden. Ik heb alle collega’s gewoon laten komen de dag erna, juist om met de ingeslotenen te communiceren. Het was een ongekende maatregel, die ik intuïtief heb genomen. Het was nodig, een klein groepje raddraaiers verpestte het voor de rest.»

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar aanleiding van de zienswijze van de betrokken leidinggevende of het toepassen van lock downs in de ogen van de regering niet indruist tegen de open setting en het bestuursrechtelijk karakter van DC Rotterdam.

De regering haalt voorts enkele andere incidenten in 2019 aan, waaronder een vermeende opstand in juli 2019. Deze leden vragen wat de regering hier precies verstaat onder een opstand, en wat de achterliggende feiten zijn. Zo begrijpen deze leden dat het hier mogelijk ging om een protest tegen het feit dat men niet langer buiten mocht zijn, terwijl er sprake was van een hittegolf en de airconditioning defect was.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in de door de genoemde voorbeelden van de regering reeds gebruikt is gemaakt van (een vorm van) lock down. De voorliggende wetswijziging dient er volgens de regering slechts toe te voorkomen dat de nieuwe Wet terugkeer en vreemdelingebewaring een dergelijke maatregel juridisch onhoudbaar maakt. Deze leden vragen hoe vaak de afgelopen jaren een geheel of gedeeltelijke lock down maatregel is genomen in de vreemdelingenbewaring, hoe lang deze maatregel per keer geduurd heeft en wat de effecten van de maatregel waren na opheffen van de maatregel.

De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het belang van het handhaven van de norm «handen af van personeel». Evenwel betwijfelen deze leden in hoeverre het introduceren van een lock down bevoegdheid hier wezenlijk aan bijdraagt, terwijl de toepassing van een collectieve lock down een aanzienlijke verzwaring van de inbreuk in de grondrechten van ingeslotenen betekent, alsmede een risico voor hun fysieke en mentale gezondheid.

De aan het woord zijnde leden vragen waarom de regering de bevoegdheid van de directeur om individuen in afzondering of isolatie te plaatsen niet voldoende acht om in een situatie van groepsgeweld te acteren. Immers kan die bevoegdheid op meerdere personen tegelijkertijd worden toegepast, zonder dat daarbij een volledige lock down afgekondigd hoeft te worden die ook niet-agressieve ingeslotenen raakt.

Voornoemde leden vragen of reeds door de regering is onderzocht in welke mate de schaalvergroting van DC Rotterdam en het gebrek aan gekwalificeerd personeel heeft bijgedragen aan de prevalentie van onrust en agressie onder ingeslotenen, en zo nee, waarom niet.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of is onderzocht in welke mate bij de bewonerspopulatie van DC Rotterdam sprake is van strafrechtelijke antecedenten. Indien dit het geval is, vragen deze leden of dit onderzoek met de Kamer gedeeld kan worden.

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat met de lock down maatregel in de voorgestelde novelle door de regering feitelijk een vorm van collectief straffen wordt gereguleerd, aangezien ingeslotenen die zich nergens schuldig aan hebben gemaakt ook door deze maatregel op zeer zware wijze in hun vrijheid worden beperkt. Deze leden vragen of de regering bekend is met het feit dat collectief straffen in strijd is met artikel 60, derde lid, van de European Prison Rules en artikel 51, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet. De aan het woord zijnde leden vragen de regering of de lock down maatregel die zij voorstelt ten opzichte van die bepalingen juridisch stand kan houden.

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat 23 uur per dag opgesloten worden heftige effecten op mensen kan hebben. Wetenschappelijk onderzoek wijst onder andere naar het afnemen van zelfcontrole en concentratie. Het lijkt deze leden daarmee voor het duurzaam verbeteren van de orde in de detentiecentra contraproductief om deze maatregel in te zetten. Deze leden vragen de regering hierop in te gaan.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben geen duidelijke motivering kunnen ontwaren voor het besluit van de regering om af te wijken van hetgeen de Afdeling adviseert, te weten het begrenzen van de maximale duur van een lock down maatregel tot enkele dagen. Deze leden vragen de regering voorbeelden te noemen van situaties waarin in het verleden een algemene lock down van langer dan een week proportioneel en noodzakelijk was, en aan de hand van deze voorbeelden aan te tonen dat individuele maatregelen niet volstaan.

Voornoemde leden vragen de regering specifiek te motiveren waarom zij de suggestie van de Afdeling, om een op enkele dagen begrensde algemene lock down bevoegdheid te combineren met individuele ordemaatregelen waar nodig, onwerkbaar en onvoldoende acht.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat ingrijpende maatregelen zoals het collectief 23 uur per dag opsluiten van mensen in vreemdelingendetentie moet worden omkleed met goede waarborgen. Deze leden constateren dat het laatste jaarverslag van het Nationaal Preventie Mechanisme (NPM), een combinatie van de Inspectie Justitie & Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd dat het toezicht voert op vreemdelingendetentie, waarin wordt ingegaan op het toezicht op vreemdelingendetentie, dateert van 2014. Ook hebben deze leden signalen ontvangen dat dit NPM nauwelijks spreekt met ingeslotenen, advocaten of NGO’s. De aan het woord zijnde leden vragen of dit juist is, en zo ja, of de regering hiervoor een verklaring heeft. Zij vragen of de regering voornemens is het NPM te instrueren weer te gaan rapporteren over het gevoerde toezicht op de vreemdelingendetentie en zo nee, waarom niet.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Commissie van Toezicht (CvT) voor het DC Rotterdam voldoende capaciteit en middelen heeft om onafhankelijk en grondig onderzoek te doen. Ook vragen deze leden of het klopt dat adviezen van de CvT door de directie naast zich neergelegd kunnen worden.

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat in het uiterste geval van ernstige overlast, bijvoorbeeld blijkend uit gevaar voor het personeel, een drastische maatregel van een lockdown nodig kan zijn. Een dergelijke maatregel treft de hele groep. Is daar enige vorm van differentiatie mogelijk door asielzoekers, die zich individueel niet in die mate ernstig misdragen hebben, buiten de lockdown te houden? Of om voor die asielzoekers tenminste eerder het dagprogramma na enige tijd weer open te stellen? Deze leden lezen dat vreemdelingen die te maken krijgen met een lockdown daartegen in beroep kunnen gaan bij de Raad voor de strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Rsj). Kunnen zij dat wel individueel doen? Wat is het gevolg als de desbetreffende gedetineerde in beroep gelijk krijgt? Wordt hij dan alsnog buiten het regime van de lockdown geplaatst? Zo ja, hoe moeten de aan het woord zijnde leden zich dit concreet voorstellen? Zo nee, waarom niet? Hoe is de rechtsbijstand geregeld voor vreemdelingen die zich tot de Rsj willen wenden?

Verder begrijpen de leden van de PvdA-fractie dat het besluit tot een lockdown door de directeur van de desbetreffende inrichting wordt genomen. Is daar op dat moment enige toets door een derde persoon of instantie voor mogelijk? Met wie houdt de directeur ruggespraak?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben begrip voor de voorgestelde wijziging een mogelijkheid tot een algehele afsluiting van een inrichting voor vreemdelingendetentie in de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring op te nemen. Echter, hoewel de maximale periode van afsluiting na het commentaar van de Afdeling al is terug gebracht van zes naar vier weken, achten deze leden deze periode nog altijd te lang, gezien de aard van de situaties waar deze afsluiting voor bedoeld is.

Het type incidenten waarvoor de voorgestelde maatregel een aanpak moet bieden is naar zijn aard plotseling en meestal kortdurend. Deze leden kunnen zich niet goed voorstellen dat de directeur van een inrichting bij het optreden van incidenten in de inrichting meteen zal willen besluiten tot het opsluiten van de gedetineerden in hun cellen voor een periode van vier weken. Ook de Afdeling denkt eerder aan een periode van dagen dan van weken. Het lijkt de aan het woord zijnde leden daarom beter dat deze maatregel voor een periode van maximaal een week opgelegd kan worden en aan het einde van die periode indien nodig met een week verlengd tot een maximum van vier weken. Dit maakt een fasenplan nog steeds mogelijk. Zij vragen de regering of zij dit ook meer in de rede vindt liggen en of zij het wetsvoorstel dienovereenkomstig zou willen wijzigen.

4. Overig

De leden van de CDA-fractie ontvangen vanuit de uitvoeringspraktijk signalen dat artikel 50, vierde lid, van de Vw 2000 door de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring dat thans in behandeling is bij de Eerste Kamer onnodig wordt ingeperkt tot vierentwintig uur in plaats van achtenveertig uur. Ook ontvangen zij signalen dat deze inperking de uitvoeringspraktijk ernstig kan schaden. Deze leden vragen de regering daarom of zij deze signalen herkent en of zij bereid is het onderhavig wetsvoorstel aan te passen zodat de termijn uit artikel 50, vierde lid, van de Vw 2000 op achtenveertig uur blijft staan.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de inwerkingtreding van een maatregel waarbij op basis van het Vreemdelingenbesluit 2000 of de Vw 2000 een terugkeerbesluit, inreisverbod of bewaring wordt opgelegd in de uitvoeringspraktijk problemen oplevert. Deze leden vragen de regering of deze novelle niet de geschikte plaats is om in de Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring een uitzonderingsartikel te introduceren waardoor een maatregel van terugkeerbesluit, inreisverbod of bewaring van kracht wordt op het moment dat deze wordt aangezegd in plaats van dat de maatregel wordt uitgereikt? Zou dat niet veel zuiverder zijn aangezien bij de aanzegging eveneens een tolk aanwezig is en bij de uitreiking niet?

De leden van de D66-fractie vragen of er nog andere adviezen zijn ingewonnen en zo ja, wat daarmee is gedaan.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom ervoor gekozen is geen aparte constitutionele paragraaf op te nemen.

ARTIKELSGEWIJS

Onderdelen B en D

De leden van de D66-fractie vragen de regering toelichting te geven op de betekenis van het begrip «volstrekt noodzakelijk» en wat zij daaronder verstaat.

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering van plan was om de lock down te maximaliseren tot zes weken, maar dat dit is teruggebracht tot maximaal vier weken na kritiek van de Afdeling advisering van de Raad van State (Afdeling), die van mening is dat de lock down zich tot enkele dagen zou moeten beperken. De Afdeling uit bezwaren tegen het gebruik van de lock down als middel om «de mogelijkheid te bieden in fasen terug te keren naar het gewone dagprogramma», omdat zij van mening is dat vanwege het ingrijpende karakter van een lock down deze nooit langer zou moeten duren dan strikt noodzakelijk. Deze leden vragen de regering toe te lichten waarom zij niet kiest voor een kortere periode, of een systeem waarin – in uiterste nood – een lock down van enkele dagen kan worden verlengd.

De leden van de D66-fractie lezen dat de maatregel om een lock down op te leggen «een maatregel betreft die eenieder in de inrichting voor vreemdelingenbewaring treft». Deze leden vragen de regering uiteen te zetten hoe dit zich verhoudt tot de Grondwet en internationale verdragen en regels, waaronder het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze leden vragen de regering voorts in te gaan op het gevolg dat een algehele lock down ook vreemdelingen raakt die zich netjes hebben gedragen. Terwijl onder andere dagbesteding juist ook bedoeld is om verveling en ongewenst gedrag tegen te gaan. Deze leden vragen of het niet averechts zal werken. Ook de Afdeling stelt dat vreemdelingen die niet verantwoordelijk waren voor de verstoring van orde, rust en veiligheid zo snel mogelijk weer volledig moeten kunnen terugkeren naar het gewone dagprogramma. Deze leden vragen de regering hierop te in te gaan. Voorts op dit punt vragen de leden de regering in te gaan op de uitvoering van de motie Groothuizen c.s. (Kamerstuk 19 637, nr. 2488) en wat de uitvoering voor resultaten heeft opgeleverd.

De leden van de D66-fractie vragen welke middelen de CvT heeft om te toetsen of het besluit tot een lock down gerechtvaardigd is. Voorts vragen deze leden of de CvT ook de mogelijkheid heeft het besluit tot een lock down te blokkeren indien zij dit als disproportioneel bestempelen. Welke andere instrumenten en mogelijkheden heeft de CvT om in te grijpen en toezicht uit voeren op dergelijke vergaande maatregelen? Waarom worden niet ook de advocaten van de vreemdelingen die de maatregel treft geïnformeerd wanneer een lock down wordt afgekondigd? In hoeverre is het mogelijk om, bijvoorbeeld snel na de lock down advies te vragen van het CvT en dat zwaarwegend mee te nemen bij de vraag of de lock down moet worden verlengd? Tot slot vragen deze leden of de regering het een goed idee vindt om ook de Inspectie Justitie en Veiligheid een grotere rol te geven bij het toezicht op vreemdelingenbewaring en de maatregelen die daar worden toegepast. Deze leden vragen de regering haar antwoord toe te lichten.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de insluiting in een cel gedurende 23 uur per dag gekwalificeerd is als plaatsing in isolatie. Zo nee, hoe wordt dit dan wel gekwalificeerd in juridische zin?

De leden van de SP-fractie constateren dat in onderdeel B wordt gesteld dat de directeur van een inrichting de mogelijkheid krijgt om een lock down af te kondigen. Kan de regering verklaren wat voor criteria er worden gesteld aan directeuren die zij moeten gebruiken om een lock down in te kunnen stellen? Deze leden vinden het belangrijk dat deze richtlijnen worden vastgelegd in de wet of in een algemene maatregel van bestuur. Dan is het mogelijk te toetsen op de rechtmatigheid van de lock down. De aan het woord zijnde leden vragen ook waarom er geen criteria worden gesteld aan het weer opheffen van een lock down. Zij zouden graag zien dat wanneer een lock down wordt ingevoerd, er ook criteria zijn wanneer een lock down weer kan worden opgeheven. Wordt dit ook opgenomen in de wet?

Volgens onderdeel B wordt de keus gemaakt dat tijdens een lock down veel rechten worden afgenomen (bijvoorbeeld telefoneren). Ook is er de mogelijkheid dat nog maar één uur gelucht mag worden. Is het reëel om van alle vreemdelingen te eisen dat zij naast volledige isolatie en opsluiting maar één uur mogen luchten, ook indien zij niks gedaan hebben? Zouden onschuldige vreemdelingen, naast één uur per dag luchten, ook niet recht moeten hebben op andere vormen van ontspanning, ook als een instelling in lock down gaat?

De leden van de SP-fractie vrezen dat een lock down niet bevorderlijk zal zijn voor de toch al precaire sfeer. Waarom wordt er niet beschreven welke methodes van de-escalatie worden toegepast wanneer een situatie uit de hand dreigt te lopen? Is de regering het eens dat er moet worden geïnvesteerd in het zoveel mogelijk de-escaleren zodat het überhaupt niet tot een lock down hoeft te komen?

De wetswijziging stelt voor dat een lock down maximaal vier weken mag duren. De leden van de SP-fractie vragen of deze duur niet alsnog te lang is, met het oog op onder andere het advies van de Afdeling. Kan de regering duidelijk beschrijven waarom een lock down van maximaal vier weken nodig wordt geacht? Kan de regering duidelijk beschrijven in wat voor fases een lock down wordt afgeschaald en kan de regering een inschatting geven over de duur van deze fases? Kan de regering een inschatting geven over de verwachtte gemiddelde duur van een lock down na een incident? Is onderzoek gedaan naar de gewenste duur van een lock down? Zijn er psychologische of sociale afwegingen waarom een lock down maximaal vier weken zou moeten duren?

In onderdeel D wordt beschreven dat de afkondiging van een lock down duidelijk moet worden gecommuniceerd met vreemdelingen. Uit gegevens van o.a. meldpunt vreemdelingendetentie blijkt dat het verstrekken van informatie over een lock down vaak niet gaat zoals in de wetswijziging wordt benoemd, namelijk in begrijpelijke taal en met reden omkleed. Wat gaat de regering eraan doen om ervoor te zorgen dat dit inderdaad volgens de regels gebeurt? Kan de regering uitvoerig beschrijven hoe andere stappen zoals het afkondigen of afschalen van een lock down worden gecontroleerd?

De leden van de SP-fractie stellen vast dat een lock down ervoor zorgt dat de rechten van alle vreemdelingen, ook de vreemdelingen die niks te maken hebben met een incident, worden ontnomen. Kan de regering beschrijven waarom het als eerlijk wordt beschouwd dat wanneer een aantal vreemdelingen zich misdragen, de hele inrichting in lock down gaat? Kan de regering verklaren waarom hiervoor is gekozen? Is er ook onderzocht hoe individuele raddraaiers gestraft kunnen worden in plaats van de volledige groep? Is die werkwijze een begaanbare route?

Onderdelen H en I

De leden van de VVD-fractie constateren dat uit de onderdelen H en I blijkt dat er situaties zijn waarin het opleggen van een terugkeerbesluit niet mogelijk is, bijvoorbeeld wanneer een terugkeerbesluit en eventueel opvolgende verwijdering strijd met artikel 3 EVRM zouden opleveren (bijv. asielgerechtigden i.v.m. het verbod van refoulement). Als zich een dergelijke situatie voordoet, is bewaring op grond van de EU-Terugkeerrichtlijn niet mogelijk. Deze leden vragen of de regering voornemens is om in Europees verband te onderzoeken of deze specifieke groep, die niet terug kan naar het land van afkomst, kan worden uitgezet naar een buurland of een land in de regio.

Artikel 56a, onder 1

De leden van de D66-fractie vragen de regering waar «artikel 8, onderdelen f tot en met k en m» naar verwijst en dit te verduidelijken in de tekst.

Artikel 56a, onder 3

De leden van de D66-fractie vragen aan welke voorwaarden voor toepassing en aan welke duur de regering denkt. Voorts vragen deze leden waarom dit niet wordt vastgelegd in de wet en of zoiets niet in de wet geregeld dient te worden.

Artikel 57, onder 2

De leden van de D66-fractie vragen waarom de regels die gesteld worden over de voorwaarden voor toepassing van het eerste lid, niet worden vastgelegd in de wet en of zoiets niet in de wet geregeld dient te worden.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele vragen met betrekking tot het voorgestelde gebiedsverbod. Is de regering bekend met de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 25 mei 20202 waarin de rechtbank aangeeft dat ten aanzien van de maatregel op basis van artikel 56 van de Vw 2000, zoals deze wordt toegepast bij plaatsing in de HTL, sterke aanwijzingen zijn voor vrijheidsontneming in plaats van vrijheidsbeperking? Kan de regering aangeven welke waarborgen er gelden zodat de toepassing van artikel 56 niet leidt tot vrijheidsontneming?

Erkent de regering dat de rechtbank met name het ontbreken van een maximale wettelijke termijn als sterke indicatie ziet dat de maatregel ex artikel 56 gekwalificeerd moet worden als vrijheidsontneming zoals bedoeld in artikel 5 EVRM? Bent u bereid een maximum voor de toepassing van de maatregel ex artikel 56 en het nieuwe voorgestelde artikel 56a in de wet op te nemen? Zo nee, waarom niet?

Wie is bevoegd tot het opleggen van de maatregelen ex artikel 56 en 56a en wie is bevoegd tot het verlengen van de maatregel waarmee in de praktijk de maximale duur wordt bepaald?

Welke straf staat er op het overtreden van gebiedsgebod? Hoe vaak is bij de Extra Begeleidings- en Toezicht Locaties (EBTL’s) of de HTL al een straf opgelegd voor het overtreden van het gebiedsgebod? Hoe vaak is dit gedaan in de vorm van detentie en hoe lang?

Hoe groot is het gebied waarbinnen een bewoner van de HTL zich mag begeven op basis van de artikel 56 maatregel? Is dit gebied kleiner dan bij de EBTL’s? Bevinden zich voorzieningen binnen dit gebied? Wat is de minimale grootte van het gebied en waar moet het gebied aan voldoen, zodat er geen sprake is van vrijheidsontneming?

Hoe wordt voorkomen dat mensen met psychiatrische problematiek, waarmee zij niet tot de doelgroep van de HTL worden beschouwd, toch in de HTL terecht komen? Welke procedure wordt gevolgd en wie bepaalt of er sprake is van medische problematiek op grond waarvan afgezien moet worden van plaatsing in de HTL?

Worden alleenstaande minderjarigen in de HTL geplaatst en krijgen zij een maatregel ex artikel 56 opgelegd? Is dit in overeenstemming met de Opvangrichtlijn en de voorschriften die gelden voor de opvang van alleenstaande minderjarigen?

De leden van de SP-fractie lezen dat in onderdeel I wordt beschreven dat een «gemeenschapsonderdaan» die niet rechtmatig in Nederland verblijft niet langer dan drie maanden in bewaring kan worden genomen. Waarom kiest de regering voor deze drie maanden? Wat gebeurt er wanneer iemand langer dan deze drie maanden in bewaring wordt gesteld?

Onderdelen J tot en met M

De leden van de VVD-fractie constateren dat tegen illegaal verblijvende derdelanders met een verblijfsrecht in een andere lidstaat van de EU of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 of in Zwitserland, in beginsel geen terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd. Zij krijgen in plaats daarvan de opdracht zich onmiddellijk naar het grondgebied van die andere lidstaat of dat land te begeven. Vreemdelingenbewaring op grond van het voorgestelde artikel 59 van de Vw 2000 is in dat geval niet mogelijk. Indien dit bevel niet wordt nageleefd of indien om redenen van openbare orde of nationale veiligheid het onmiddellijke vertrek van de vreemdeling is vereist, wordt tegen hem echter alsnog een terugkeerbesluit uitgevaardigd. In dat laatste geval kan eventuele bewaring wel plaatsvinden op grond van het voorgestelde artikel 59 van de Vw 2000. Naar aanleiding van deze passage vragen deze leden hoe bij de illegaal verblijvende derdelanders wordt gecontroleerd door de autoriteiten of hij of zij daadwerkelijk het Nederlandse grondgebied heeft verlaten. Zijn de betreffende diensten voldoende (juridisch) toegerust om dit te controleren? Ziet de regering ruimte in de wetgeving om de illegaal verblijvende derdelanders (nog) strenger te kunnen gaan controleren?

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie, Schoor