Kamerstuk 35470-I-4

Memorie van toelichting

Dossier: Jaarverslag en slotwet van de Koning 2019

Gepubliceerd: 20 mei 2020
Indiener(s): Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35470-I-4.html
ID: 35470-I-4

Ontvangen 20 mei 2020

Nr. 4 MEMORIE VAN TOELICHTING

Vergaderjaar 2019–2020

A ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2019 wijzigingen aan te brengen in:

De begrotingsstaat van de Koning (I).

De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

De Minister-President, Minister van Algemene ZakenM. Rutte

B ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN (SLOTVERSCHILLEN)

1 Leeswijzer

Gelet op de omvang van de begroting worden alle mutaties toegelicht.

2 Niet-Beleidsartikelen

2.1 Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

De uitgavenmutatie wordt verklaard door de doorwerking van de cao voor de sector Rijk naar de grondwettelijke uitkeringen. Deze is lager dan destijds bij de opstelling van de begroting werd verondersteld. Per saldo leidt dit tot lagere uitgaven.

In de ontwerpbegroting van de Koning 2019 werd rekening gehouden met een stijging van de grondwettelijke uitkeringen in 2019 gebaseerd op een technische indexering op grond van de contractloonstijging, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2018. De realisatie is gebaseerd op de ontwikkeling in de netto bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State, waarin de uitwerking van de cao voor de sector Rijk is verwerkt. Dit werkt vervolgens ook door naar de personele uitgaven binnen de B-component op basis van de ontwikkeling in de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel. Daartegenover is sprake van een iets hogere consumentenprijsindex bij de indexering van het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component. Per saldo leiden deze ontwikkelingen tot een neerwaartse bijstelling van € 24.000 ten opzichte van het bij de ontwerpbegroting van de Koning 2019 geautoriseerde bedrag.

2.2 Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning

Indien rekening wordt gehouden met de suppletoire begrotingsmutaties is er geen bijstelling op artikel 2. De suppletoire begrotingsmutaties zijn in de eerste suppletoire begroting 2019 toegelicht.

2.3 Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

De uitgavenmutatie is het saldo van onderuitputtingen bij de Rijksvoorlichtingsdienst en het Kabinet van de Koning. Bij de Rijksvoorlichtingsdienst is sprake van een onderuitputting van € 180.000 en bij het Kabinet van de Koning is sprake van een onderuitputting van € 57.000. Dit wordt met name veroorzaakt door lagere materiële uitgaven bij de Rijksvoorlichtingsdienst. Bij het Kabinet van de Koning is er sprake van lagere uitgaven aan personeel als gevolg van vacatures en lagere materiële uitgaven.