Gepubliceerd: 22 juni 2020
Indiener(s): Ockje Tellegen (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35450-VIII-5.html
ID: 35450-VIII-5

Nr. 5 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 22 juni 2020

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 2 juni 2020 voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Bij brief van 15 juni 2020 zijn ze door de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie, Arends

1

Hoe staat het met de uitvoering van de motie van de leden Paternotte/Tielen1 over de mogelijkheid om een startkwalificatie bij Codam te behalen?

De Tweede Kamer ontvangt voor het zomerreces een brief over de motie Paternotte en Tielen.

2

Kunt u een overzicht in tabelvorm geven van de gaten op de begroting en op welke wijze deze ingevuld (gaan) worden?

De 1e Suppletoire Begroting 2020 van OCW bevat voor de gehele meerjarenperiode (2020 t/m 2024) een sluitend beeld

3

Hoe kan het dat het aantal leerlingen en studenten steeds niet op een goede manier wordt geraamd?

In 2018 heeft het Ministerie van OCW samen met het Ministerie van Financiën en een expert van de Auditdienst Rijk (ADR) een verkenning uitgevoerd. Over de uitkomsten hebben wij u op de hoogte gesteld op 29 oktober 2018 (Vergaderjaar 2018–2019, 35 000 VIII, Nr. 28). Deze werkgroep heeft vastgesteld dat de Referentieraming een grote nauwkeurigheid op totaalniveau kent. Ook is er geen sprake van structurele overraming of onderraming. Op basis van de verkenning hebben we niet de verwachting dat de nauwkeurigheid op totaalniveau wezenlijk kan worden verbeterd.

Daarnaast is er een uitgebreide set met procedurele waarborgen ingericht om de kwaliteit en navolgbaarheid van de raming te garanderen. Verschillen tussen raming en realisatie en verschillen tussen opeenvolgende referentieramingen worden geanalyseerd en behandeld door een onafhankelijke begeleidingscommissie, de Adviescommissie Leerlingen- en Studentenramingen (ALS). Met de ALS wordt vastgesteld of een bijstelling in de eerstvolgende referentieraming noodzakelijk is

4

Wordt de referentieraming over de jaarlijkse raming van leerlingen- en studentenaantallen aangepast, sinds deze raming jaar op jaar niet goed blijkt te zijn én nu blijkt dat tot 2025 het tekort oploopt tot 416,8 miljoen euro?

Uit de nieuwste bevolkingsprognose van het CBS bleek een sterkere groei van de bevolking dan eerder was verwacht. Deze groei heeft directe gevolgen voor het toekomstige aantal leerlingen en studenten, waardoor dus ook de referentieraming en de begroting is bijgesteld. De referentieraming die gebruikt is voor het opstellen van deze begroting wordt niet meer aangepast. Voor de volgende begroting zal een nieuwe referentieraming gemaakt worden. Daarin worden de meest recente ontwikkelingen in de bevolking (geboorte, sterfte, immigratie, emigratie) verwerkt, samen met de laatst bekende stromen van leerlingen en studenten door het onderwijs en de ontwikkeling van de werkloosheid. Op de methode van de raming wordt zoals elk jaar geadviseerd door een onafhankelijke groep van experts. Zie ook het antwoord op vraag 3.

5

Op welke manier worden de jaarlijkse ramingen van leerlingen- en studentenaantallen aangepast zodat ze meer overeen komen met de werkelijke aantallen?

Zie het antwoord op vraag 3 en 4.

6

Wordt de meevaller van 16,1 miljoen euro in 2020 gebruikt om de tegenvaller tot 31,3 miljoen euro in 2025 te compenseren?

De meevaller op de studiefinancierings-raming van € 16,1 miljoen in 2020 wordt ingezet ter dekking van de tegenvallers op de Referentieraming en de nieuwkomersregelingen in het po en vo in 2020.

7

Kan worden aangegeven wat de verdeling is over de diverse onderwijssectoren van de hogere leerlingen- en studentenramingen inclusief de bijbehorende bedragen waarmee de realiteit de raming overschrijdt?

In de onderstaande tabel zijn de verschillen in geraamde aantallen leerlingen en studenten weergegeven tussen de Referentieraming 2020 en de Referentieraming 2019, die gebruikt zijn voor aanpassingen in de 1e suppletoire begroting. Deze gegevens worden in de Referentieraming gepubliceerd.

Tabel Verschil aantal leerlingen en studenten Referentieraming 2020 – Referentieraming 2019 (x 1.000)

Aantal leerlingen/ studenten

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Primair onderwijs

3,6

8,3

13,3

17,3

18,3

16,4

Voortgezet onderwijs

0,0

0,9

2,1

4,5

6,8

9,4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

6,5

9,7

12,4

14,2

15,9

17,4

Hoger beroepsonderwijs

14,4

17,6

19,9

21,5

22,5

23,2

Wetenschappelijk onderwijs

3,4

3,2

2,7

1,8

0,9

0,1

Totaal

27,6

39,6

50,2

59,3

64,4

66,4

In de onderstaande tabel, afkomstig uit de 1e suppletoire begroting 2020, is de verdeling van de tegenvaller op de Referentieraming over de onderwijssectoren te zien. Het gaat hier om de budgettaire doorrekening van de geraamde aantallen in de Referentieraming.

Tegenvaller Referentieraming en studiefinancieringsraming
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Primair onderwijs

10.076

18.747

43.353

69.410

90.539

95.701

Voortgezet onderwijs

– 260

6.813

15.192

32.331

49.070

67.354

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

316

61.983

66.929

84.050

100.734

115.102

Hoger beroepsonderwijs

0

87.249

103.184

121.389

133.265

140.692

Wetenschappelijk onderwijs

0

23.344

15.785

11.788

5.573

– 2.054

Studiefinanciering (relevant)

– 16.073

15.980

– 4.284

8.502

22.193

31.138

Totaal leerlingen- en studenten-ontwikkeling en studiefinanciering

– 5.941

214.116

240.159

327.470

401.374

447.933

8

Kunt u aangeven aan wie u lpo2 uitkeert, en hoeveel daarvan naar het apparaat van het Ministerie van OCW gaat?

De lpo tranche 2020 is volledig uitgekeerd over de instrumenten bekostiging (waaronder bijvoorbeeld alle bekostigde onderwijs-, cultuur en onderzoeksinstellingen), bijdrage aan medeoverheden, en bijdrage aan agentschappen, en volledig over artikel 11 (Studiefinanciering), Artikel 12 (Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten), artikel 13 (Lesgelden) en artikel 95 (Apparaatskosten). Daarnaast is deze uitgekeerd aan een beperkt aantal organisaties dat aanspraak maakt op indexatie als gevolg van zaken als internationale verdragen. Van de totale relevante lpo (€ 1.162 miljoen) is in 2020 € 8,5 miljoen uitgekeerd over de apparaatskosten van OCW.

9

Is er dit jaar sprake van lpo?

Ja, dit jaar is opnieuw een tranche loon- en prijsontwikkeling uitgekeerd.

10

Welk percentage wordt gehanteerd voor de berekening van lpo?

De verschillende departementale begrotingen zijn op detail-niveau gecodeerd naar loon- of prijsgevoeligheden. Hiervoor worden percentages gebruikt die gebaseerd zijn op waarden uit het centraal economisch plan van het CPB.

11

Wordt lpo toegepast breed over de begroting heen? Zo nee, welke begrotingshoofdstukken of -onderdelen zijn uitgezonderd?

Het Kabinet keert over (vrijwel) de gehele ocw-begroting lpo uit. Dit jaar is er besloten om een klein deel van de lpo in te zetten ter dekking van de tegenvallers op de OCW-begroting. Het gaat om lpo op de volgende begrotingsinstrumenten: subsidies, opdrachten, bijdrage aan ZBO’s/RWT’s, bijdrage aan sociale fondsen, en bijdrage aan een ander begrotingshoofdstuk. De uitzonderingen hierop worden benoemd in het antwoord op vraag 8. Het overgrote deel van de lpo op de OCW-begroting wordt wel uitgekeerd (€ 1.133,7 miljoen per jaar).

12

Klopt het dat op SBB3 geen lpo wordt toegepast? Zo ja, is het een beleidsvoornemen om structureel op SBB te bezuinigen?

Het klopt dat op SBB geen lpo wordt toegepast. Dat betekent niet dat er korting op het budget voor SBB wordt toegepast, wel dat de bijdrage aan SBB niet meestijgt met lonen en prijzen. Het kabinet heeft besloten de lpo op onder andere alle bijdragen aan ZBO’s/RWT’s op de OCW-begroting in te houden ter dekking van de tegenvallers op de OCW-begroting. Over lpo wordt elk jaar opnieuw besloten.

13

Hoe verhoudt het niet toepassen van lpo zich tot de extra opgaaf die gegeven is inzake het actieplan «NLwerktdoor»?

De ingehouden lpo betreft lpo over de reguliere bijdrage aan SBB. Door het uitbreken van de coronacrisis heeft SBB er enkele taken bijgekregen rondom het actieplan stages en leerbanen, waarbij ook aansluiting wordt gezocht met NLwerktdoor. Hiervoor is extra subsidie vrijgemaakt door het kabinet voor SBB: twee maal 4 miljoen euro. Hiermee zet het kabinet samen met SBB ook in deze tijd in op het behouden van zoveel mogelijk leerbanen en stageplaatsen voor mbo-studenten, werkenden en werkzoekenden.

14

Op welke manier dragen nieuwkomers bij om de tegenvaller op de nieuwkomersregeling tegen te gaan?

De rijksbegroting kent een scheiding van inkomsten en uitgaven. De aanvullende bekostiging die OCW aan scholen uitkeert is dus niet direct te koppelen aan een van de inkomstenbronnen van de rijksbegroting. Hierin is dus ook geen onderscheid te maken tussen belastingen die door nieuwkomers betaald wordt of door mensen die al langer dan een jaar in Nederland zijn.

15

Hoeveel budget wordt vanuit de begroting van OCW besteed aan het platform NLwerktdoor.nl? Vanuit welke begrotingspost wordt dit bekostigd?

Er wordt vanuit OCW niet financieel bijgedragen aan het platform NLwerktdoor.nl.

16

Hoeveel mensen bezoeken gemiddeld per dag de website NLwerktdoor.nl?

Vanaf de livegang tot en met 4 juni 2020 zijn er op www.nlwerktdoor.nl 15.604 unieke bezoekers geweest. Op de dag van lancering (23 april) waren er 2.921 unieke bezoekers. In de weken daarna is er een duidelijke dynamiek te zien: op werkdagen komen veel bezoekers, in het weekend en op feestdagen nauwelijks. Het gemiddeld aantal unieke bezoekers per werkdag over de gehele periode gezien is circa 500.

17

Hoeveel mensen maken dagelijks gebruik van de website NLwerktdoor.nl? Kunt u een uitsplitsing per opleidingsniveau tonen?

Zie voor het aantal bezoekers het antwoord op vraag 16. Het platform NLWerktDoor heeft als primaire doelstelling om werkgevers te verwijzen naar de juiste kanalen en verbindingen te leggen. Het platform zorgt voor de ontsluiting van sectorale en regionale initiatieven en (regionale) arbeidsbemiddelende organisaties (veelal de regionale werkgeversservicepunten). Bezoekers van de site kunnen door de ontsloten informatie vervolgens zelf contact leggen met deze organisaties. Vanwege het doorverwijzende karakter van het platform wordt het opleidingsniveau van de bezoekers niet bijgehouden.

18

Wat is de reden voor de hogere realisatie van de nieuwkomersregeling? Zijn er meer nieuwkomers of maken scholen meer gebruik van de regeling?

De reden voor de hogere realisatie van de nieuwkomersregeling ligt in de nieuwe bevolkingsprognose van het CBS, waarin prognose van het aantal immigranten bijgesteld. Bij 1e suppletoire begroting zijn middelen toegevoegd voor de nieuwkomersregeling. Deze middelen zijn toegevoegd om het budget in lijn te brengen met de aangepaste bevolkingsprognose van het CBS.

19

Wat is de reden voor de onderbesteding over 2019 die leidt tot de eindejaarsmarge van in totaal 117,8 miljoen euro? Op welke posten is er onderbesteding?

Zie antwoord op vraag 25.

20

Hoeveel nieuwkomers zijn er meer dan verwacht?

Het CBS verwacht in 2020 een groei van circa 3,75% van het aantal immigranten in de leeftijd 4–12 ten opzichte van de bevolkingsprognose van 2019, en een groei van circa 3,8% van in de leeftijd 12–18. Meerjarig is de verwachte instroom voor beide leeftijdsgroepen relatief stabiel.

21

Wat is de reden dat de lpo niet uitgekeerd wordt aan SBB?

Dit jaar is sprake van meerdere tegenvallers op de OCW-begroting. Het grootste deel van deze tegenvallers dekt dit Kabinet uit de generale ruimte. Hierdoor kunnen scholen volledig gecompenseerd worden voor het stijgende aantal leerlingen en studenten. Een kleiner deel is gedekt op de OCW-begroting met de inzet van een deel van de lpo. Hieronder valt de lpo op het begrotingsinstrument bijdrage aan ZBO’s/RWT’s. Hieronder valt ook de SBB.

22

Klopt het dat in het verleden op SBB eerder geen lpo is toegepast en dus resulteerde in een structurele bezuiniging op de begroting van SBB?

Een bezuiniging betreft het omlaag bijstellen van budget ten opzichte van wat eerder is begroot. Het inhouden van lpo betreft het niet uitkeren van aanvullend budget.

Wel is het zo dat de bijdrage aan SBB hierdoor niet meestijgt met lonen en prijzen. Ook vorig jaar is lpo op het instrument bijdrage aan ZBO’s/RWT’s ingehouden ter dekking van tegenvallers op de OCW-begroting.

23

Op welke manier wordt de eindejaarsmarge van 117,8 miljoen euro uit OCW besteed aan de bekostiging van de verschillende OCW pakketten met betrekking tot corona?

De eindejaarsmarge van € 117,8 miljoen op de OCW-begroting is ingezet ter dekking van de ramingstegenvallers op de OCW-begroting.

Het kabinet heeft besloten om een aantal maatregelen die nodig zijn door de crisissituatie als gevolg van corona generaal te dekken en buiten het uitgavenplafond te plaatsen. Ook het steunpakket voor cultuur (€ 300 miljoen) en het pakket voor onderwijs en studenten (bijna € 500 miljoen) zijn op deze wijze generaal gedekt. Gezien de uitzonderlijke situatie en de urgentie van de coronacrisis heeft er afzonderlijke besluitvorming plaatsgevonden over deze maatregelen en zijn deze niet betrokken in de reguliere begrotingsbesluitvorming.

24

Wanneer werd duidelijk dat de onderuitputting, dus de eindejaarsmarge, zo groot was? Wanneer wist het ministerie dit?

De eindejaarsmarge van OCW in 2019 was € 117,8 miljoen.

  • Hiervan werd € 14,6 miljoen geboekt in de 2e Suppletoire Begroting 2019, waarvan € 2,8 miljoen aan overlopende verplichtingen gemeld.

Hiervan werd € 103,2 miljoen geboekt in de Slotwet 2019, waarvan € 14,0 miljoen aan overlopende verplichtingen gemeld in de brief beleidsmatige mutaties na Najaarsnota.

25

Waar komt de onderuitputting, de eindejaarsmarge, precies vandaan? Had dit voorzien kunnen worden? Waarom was de raming blijkbaar niet goed? Wat wordt er gedaan om dat te verbeteren?

De onderuitputting van € 117,8 miljoen bestaat voor een gedeelte uit overlopende verplichtingen. Dit betekent dat de uitgaven in 2020 i.p.v. 2019 wordt gerealiseerd. Deze overlopende verplichtingen worden in beeld gebracht bij de najaarsnota en bij de Slotwet (via de brief Beleidsmatige mutaties na Najaarsnota) en worden dan aan de eindejaarsmarge toegevoegd. In totaal ging het om € 16,8 miljoen aan overlopende verplichtingen.

Het grootste deel van de onderuitputting, namelijk ruim € 50 miljoen komt dit jaar van Artikel 1 (Primair onderwijs). Hier waren de bekostigingsuitgaven incidenteel lager dan geraamd. Op Artikel 3 (Voortgezet Onderwijs) is er voor ruim € 11 miljoen onderuitputting. Het grootste deel hiervan is terug te voeren op incidenteel minder uitgaven aan subsidies. Bij Artikel 13 (Lesgeldontvangsten) was sprake van incidenteel hogere ontvangsten van bijna € 13 miljoen. Er wordt voor de hele begroting een raming gemaakt van de uitgaven en ontvangsten. Inherent aan een raming is dat deze kan afwijken van de realisatie. De afwijking van de raming over 2019 was 0,3%. Zie ook het antwoord op vraag 51.

26

Waarom wordt de 117,8 miljoen euro eindejaarsmarge niet gebruikt om coronamaatregelen vanuit OCW te financieren?

Zie het antwoord op vraag 23.

27

Zijn er al resultaten bekend van de evaluatie van de inzet van de werkdrukmiddelen door de scholen?

De tussenevaluatie wordt eind 2020 opgeleverd. In het onderzoek wordt meer duidelijk over de effectiviteit van de inzet van de middelen.

28

Worden er voorwaarden gesteld aan de uitkering van de volgende tranches werkdrukmiddelen naar gelang de uitkomsten van de evaluatie over de effectiviteit van de inzet van de werkdrukmiddelen? Zo ja, welke en zo nee, waarom niet?

Op basis van de tussenevaluatie wordt bekeken of bijsturing nodig is. De Kamer wordt daarover begin 2021 geïnformeerd.

29

Wat is de reden dat het experiment vraagfinanciering bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen stopt?

Het experiment stopt niet. In het Besluit experimenten vraagfinanciering is vastgelegd dat het experiment geldt voor drie instroomcohorten (studiejaren 2016/2017, 2017/2018 en 2018/2019). Voortzetting van het experiment was afhankelijk van een te houden tussenevaluatie. Op grond van de tussenevaluatie (Kamerstukken II 2018/19, 31288, nr. 721) is in april 2019 besloten het experiment vraagfinanciering niet te verlengen met nieuwe instroomcohorten en niet uit te breiden met nieuwe opleidingen, studenten die tot eind augustus 2019 zijn ingestroomd bij opleidingen die deelnemen aan het experiment vraagfinanciering kunnen tot het eind van het experiment (2024) aanspraak blijven maken op vouchers.

30

Wat is de reden dat het budget voor het experiment vraagfinanciering bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen gebruikt wordt om tegenvallers binnen de OCW-begroting te dekken?

Het budget voor het experiment vraagfinanciering bekostiging flexibel hoger onderwijs is structureel vrijgemaakt vanuit de regeerakkoordmiddelen Rutte-II. Nu besloten is (zie het antwoord op vraag 29 hiervoor) het experiment niet te verlengen vanwege ontoereikende middelen vallen de hiervoor binnen het onderwijsdeel van de bekostiging gereserveerde middelen vrij. Op de begroting van OCW was door de groeiende leerling- en studentaantallen een tegenvaller ontstaan. Deze is grotendeels generaal gecompenseerd. Voor het dekken van het restant is de keuze gemaakt het vrijgevallen budget vanuit de regeling vraagfinanciering ook hiervoor in te zetten.

31

Aan wie en/of welke organisaties wordt de lpo uitgekeerd?

Zie hiervoor het antwoord op vraag 8.

32

Hoeveel van de lpo gaat naar het ambtenarenapparaat van het Ministerie van OCW?

Zie hiervoor het antwoord op vraag 8.

33

Zijn er al scholen die voor 2020 een beroep hebben gedaan op de financiële middelen krimp in het voortgezet onderwijs conform de Commissie Dijkgraaf? Moeten scholen zelf aangeven een beroep te willen doen op deze middelen bijvoorbeeld middels een subsidieaanvraag of bepaalt het Ministerie van OCW welke scholen in aanmerking komen voor deze middelen?

De Subsidieregeling incidentele middelen leerlingendaling VO 2020 is op 1 mei 2020 in werking getreden. Scholen kunnen van 8 juni 2020 tot en met 22 juni 2020 een subsidieaanvraag indienen voor ondersteuning bij het opstellen van een plan om de transitie te maken naar een toekomstbestendig regionaal onderwijsaanbod. Voor de uitvoering van dit transitieplan kunnen scholen van 15 december 2020 tot en met 31 januari 2021 een subsidieaanvraag indienen. Om in aanmerking te komen voor een subsidie moet aan een aantal eisen zijn voldaan, zoals een minimale leerlingendaling van 10% in de regio in vijf jaar in de periode 2015 – 2025. Met deze subsidieregeling wordt invulling gegeven aan de incidentele middelen die, conform het advies van de Commissie Dijkgraaf, aan scholen ter beschikking komen. Hiernaast heeft de Commissie geadviseerd om structurele middelen beschikbaar te stellen aan scholen die geïsoleerd liggen. Deze maatregel gaat tezamen met de vereenvoudiging van de bekostiging in, naar verwachting per 1 januari 2022.

34

Wanneer komt het kabinet met de nadere uitwerking van de structurele middelen voor het lerarentekort?

Momenteel worden de plannen voor de inzet van de extra middelen uitgewerkt. Voor de zomer ontvangt de Kamer daar een brief over.

35

Wat is de achtergrond van de taakstelling op artikel 1 (primair onderwijs) vanwege een dekking van een deel van het onderwijsconvenant? Over welk onderwijsconvenant gaat het en welk onderdeel van het convenant?

Het betreft hier het Convenant aanpak lerarentekort dat OCW met sociale partners heeft gesloten op 1 november 2019 over de aanpak van het lerarentekort in het funderend onderwijs. Hiermee is er in 2020 en in 2021 € 10,6 mln. beschikbaar gesteld om de individuele scholingsrechten po mogelijk te maken, zoals dit ook binnen de sector vo is geregeld.

36

Hoeveel kost een leraar in het primair onderwijs gemiddeld per jaar?

Niet het Rijk of OCW is de werkgever van onderwijspersoneel, maar de sociale partners in het po, vo en mbo gaan over de afspraken van de beloning van onderwijspersoneel. De onderwijswerkgevers weten wat de daarbij horende kosten zijn. Die kunnen van bestuur tot bestuur verschillen. Een globale indicatie kan OCW uitrekenen:

Een leraar in het po en vo kost respectievelijk ongeveer € 79.000 en € 91.000 per jaar. Voor het mbo is onze (ruwe) inschatting dat een leraar ongeveer € 92.000 per jaar kost.

Een onderwijsassistent in het po en vo kost respectievelijk ongeveer € 50.000 en € 57.000 per jaar.

Een schoolleider in het po en vo kost respectievelijk ongeveer € 105.000 en € 123.000 per jaar.

Belangrijkste aannames daarbij: De kosten gemiddeld per fte in het meest ruime kostenbegrip, zijnde op basis van de beloning uit cao’s plus verdere lasten die anno 2020 voor rekening van de werkgever komen. Onder leraren verstaan we degenen die zijn ingeschaald in de L-schalen, onder onderwijsassistenten degene met de functiecategorie «onderwijsassistent» en schoolleiders verstaan we directeuren en adjunct-directeuren.

37

Hoeveel kost een onderwijsassistent in het primair onderwijs gemiddeld per jaar?

Zie het antwoord op vraag 36.

38

Hoeveel kost een schoolleider in het primair onderwijs gemiddeld per jaar?

Zie het antwoord op vraag 36.

39

Hoeveel kost het oplossen van het totale lerarentekort in het primair onderwijs per direct?

Schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs ontvangen voor de salariskosten voor leraren personele bekostiging. Dit is onderdeel van de lumpsumbekostiging. De personele bekostiging wordt gebaseerd op de leerlingaantallen: schoolbesturen ontvangen dus de middelen voor het aantal leraren dat in principe nodig is om het onderwijs op een school te kunnen verzorgen. Dit betekent echter niet dat er met deze middelen ook automatisch voldoende leraren zijn.

Het lerarentekort kent verschillende oorzaken. Daarom volgen we in ons beleid drie lijnen: de instroom van leraren verhogen, leraren behouden voor het onderwijs en het onderwijs anders organiseren. We geven u een niet-limitatieve opsomming, die de aanpak van de tekorten illustreert:

  • we investeren in 2020 en 2021 € 30 miljoen in de regionale aanpak van het tekort;

  • er is € 300 miljoen incidenteel extra beschikbaar gesteld middels het Convenant extra geld voor werkdrukverlichting en tekorten

  • onderwijspersoneel in het funderend onderwijs 2020–2021.

  • er is structureel € 270 miljoen geïnvesteerd in de lerarensalarissen in het po;

  • voor de aanpak van de werkdruk in het po is jaarlijks € 333 miljoen beschikbaar gekomen;

  • in 2019 is € 39,2 miljoen ingezet voor de opleiding en begeleiding zij-instroom en ook voor dit jaar is eenzelfde bedrag daarvoor beschikbaar.

  • dit kabinet heeft bovendien in het regeerakkoord besloten het collegegeld voor lerarenopleidingen te halveren in de eerste twee jaar (voor overige opleidingen is dat alleen in het eerste jaar), wat bijdraagt aan het aantrekkelijk maken van lerarenopleidingen.

Het ingezette beleid laat inmiddels positief effect zien: de geraamde tekorten voor 2024 zijn 1300 fte lager dan eerder was voorspeld. Het lerarentekort is echter nog niet opgelost. Ook in de toekomst zullen wij ons daarom blijven inzetten om dit tekort tegen te gaan.

40

Hoeveel kost het oplossen van het totale lerarentekort in het primair onderwijs in schooljaar 2024/2025?

Zie hiervoor het antwoord op vraag 39.

41

Hoeveel kost het oplossen van het totale lerarentekort in het primair onderwijs in schooljaar 2024/2025 uitgaande van het verwachte tekort?

Zie hiervoor het antwoord op vraag 39.

42

Hoeveel budget is er voor passend onderwijs? Hoeveel budget is er voor hoogbegaafdheid?

In de OCW-begroting 2020 staat aangegeven hoeveel er voor ondersteuningsbekostiging beschikbaar is. In het primair en voortgezet onderwijs ontvangen samenwerkingsverbanden en scholen jaarlijks circa € 2,6 miljard voor lichte en zware ondersteuning (inclusief instellingen voor cluster 1 en 2). Dit is nog exclusief de loon- en prijsbijstelling voor 2020 die bij 1e suppletoire is toegevoegd. In dit budget zit circa € 32 miljoen voor extra ondersteuning aan hoogbegaafden. Daarnaast is er ook € 14 miljoen beschikbaar voor ondersteuning aan (hoog)begaafden middels een subsidieregeling.

43

Hoeveel kost een leraar in het voortgezet onderwijs gemiddeld per jaar?

Zie het antwoord op vraag 36.

44

Hoeveel kost een onderwijsassistent in het voortgezet onderwijs gemiddeld per jaar?

Zie het antwoord op vraag 36.

45

Hoeveel kost een schoolleider in het voortgezet onderwijs gemiddeld per jaar?

Zie het antwoord op vraag 36.

46

Hoeveel kost het oplossen van het totale lerarentekort in het voortgezet onderwijs per direct?

Zie hiervoor het antwoord op vraag 39.

47

Hoeveel kost het oplossen van het totale lerarentekort in het voortgezet onderwijs in schooljaar 2024/2025?

Zie hiervoor het antwoord op vraag 39.

48

Hoeveel kost het oplossen van het totale lerarentekort in het voortgezet onderwijs in schooljaar 2024/2025 uitgaande van het verwachte tekort?

Zie hiervoor het antwoord op vraag 39.

49

Hoeveel kost een leraar in het middelbaar beroepsonderwijs gemiddeld per jaar?

Zie het antwoord op vraag 36.

50

Kunt u aangeven hoe de structurele bezuiniging van 3.1 miljoen euro zich verhoudt tot de politieke en financiële steun van het kabinet voor het actieplan om stages en leerbanen voor mbo4»ers, werkenden en werkzoekenden te behouden, en zo toekomstige werkloosheid te voorkomen?

De € 3,1 miljoen die u noemt, betreft het tweemaal niet uitkeren van de loon- en prijsbijstelling (lpo) aan SBB over de jaren 2019 en 2020. Dat betekent niet dat er korting op het budget voor SBB wordt toegepast, wel dat de bijdrage aan SBB niet meestijgt met lonen en prijzen. Het kabinet heeft besloten de lpo op onder andere alle bijdragen aan ZBO’s/RWT’s in te houden ter dekking van de tegenvallers op de OCW-begroting. Omdat OCW zich realiseert welke belangrijke rol SBB speelt in het mbo-veld en in het bijzonder nu in coronatijd rondom het actieplan stages en leerbanen, spant OCW zich in om vanaf volgend jaar structureel € 0,7 miljoen extra beschikbaar te stellen aan SBB via een herschikking op de OCW-begroting. Daarnaast is OCW voornemens om SBB dit jaar nog € 0,7 miljoen te verrekenen met de schuldpositie aan OCW. Voor de extra taken die SBB gaat uitvoeren in het kader van het actieplan stages en leerbanen ten gevolge van de coronacrisis heeft het kabinet bovendien tweemaal € 4 miljoen voor SBB uitgetrokken in 2020 en 2021. Hiermee zet het kabinet samen met SBB in op het behouden van zoveel mogelijk leerbanen en stageplaatsen voor mbo-studenten, werkenden en werkzoekenden.

51

Hoeveel budget blijft er jaarlijks over vanwege onderuitputting? Hoe is de verdeling van de restbudgetten over de verschillende onderwijsniveaus mbo 3, mbo 4, ad5, hbo6, wo7?

De tabel hieronder geeft de eindejaarsmarges van de afgelopen jaren weer, met het percentage ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting.

 

2017

2018

2019

Eindejaarsmarge (x1.000)

€ 96.200

€ 10.300

€ 117.800

Percentage van netto uitgaven

0,27%

0,03%

0,29%

De onderuitputting van € 117,8 miljoen bestaat voor een gedeelte uit overlopende verplichtingen. Dit betekent dat de uitgaven in 2020 i.p.v. 2019 wordt gerealiseerd. Deze overlopende verplichtingen worden deels in beeld gebracht in de 2e Suppletoire Begroting, deels in de brief Beleidsmatige mutaties na Najaarsnota en nog een deel in de Slotwet. Deze worden dan met de eindejaarsmarge meegerekend. Ieder jaar blijft er enige onzekerheid in de uitvoering, waardoor de hoogte van de eindejaarsmarge over de jaren heen kan fluctueren. Het betreft incidentele onderuitputting die ieder jaar afkomstig is van andere onderdelen van de begroting. De eindejaarsmarge van OCW is procentueel erg laag vergeleken met de rest van het Rijk.

52

Wat is de hoogte van de subsidieregeling bbl8 per aanvrager vanaf 2019 tot nu uitgesplitst?

In onderstaande tabel is de hoogte van het bedrag per aanvrager in het schooljaar 2018–2019 van de regeling praktijkleren te vinden. De bedragen voor het schooljaar 2019–2020 worden eind november vastgesteld.

Doelgroep

Subsidiebedrag per volledige leerplek

HBO

€ 876,15

MBO

€ 2.216,70

WO

€ 2.700,00

VO

€ 2.700,00

53

Kunt u het voor de tweede keer niet uitkeren van lpo aan SBB onderbouwen?

Zie het antwoord op vraag 21.

54

Kunt u aangeven wat de structurele bezuiniging van € 3.1 miljoen op SBB betekent voor de continuïteit van de door SBB te verrichten wettelijke taken?

In de wet is vastgelegd dat SBB subsidie ontvangt voor de uitvoering van haar wettelijke taken. Dit betreft € 55 miljoen per jaar waar door OCW niet op is bezuinigd. Lpo is geen onderdeel van dit bedrag. Zie ook het antwoord op vraag 50. Dat betekent dat SBB de middelen heeft gekregen die nodig zijn om alle wettelijke taken uit te voeren.

55

Kunt u aangeven wat het geschatte effect van de structurele bezuinigingen op SBB is op het aantal beschikbare stageplekken?

Er is geen sprake van een structurele bezuiniging. De SBB heeft de middelen gekregen die nodig zijn voor het uitvoeren van de wettelijke taak (zie ook het antwoord op vraag 50 en 54).

56

Wat is de reden dat het budget voor leven lang ontwikkelen bijna is gehalveerd van 11,75 miljoen naar 6,6 miljoen euro? In hoeverre sluit de budgetaanpassing aan op het gebruik van deze middelen? Kunt u het gebruik van deze middelen nader concretiseren (aantallen en bestemming)?

Belangrijkste verklaring is dat door een kasschuif (€ 3,7 miljoen) ervoor gezorgd is dat de meerjarige begroting aansluit op het betaalritme van de regeling flexibilisering mbo, waarin staat dat bij verlening van de subsidie 60% direct wordt uitbetaald en de resterende 40% een jaar later, nadat de tussenrapportage aan de Minister van OCW is aangeboden. Daarmee sluit de budgetaanpassing aan op het verwachte gebruik van deze middelen in de verschillende jaren.

De toekenning van de subsidies op grond van de regeling flexibilisering mbo hangt af van het totaal van de subsidieaanvragen en of deze aanvragen na beoordeling kunnen worden gehonoreerd. In de brief over de voortgang van het levenlangontwikkelenbeleid wordt u na de zomer geïnformeerd over de gehonoreerde subsidieaanvragen op grond van de regeling flexibilisering mbo.

De rest van het verschil (€ 1,4 miljoen) wordt veroorzaakt door enkele gecombineerde mutaties.

57

Wat is de reden dat het budget voor Tel mee met Taal is verhoogd naar 15,2 miljoen euro? Sluit deze budgetaanpassing aan op het gebruik van deze middelen? Kunt u het gebruik van deze middelen nader concretiseren (aantallen en bestemming)?

Het budget voor Tel mee met Taal is € 0,7 miljoen hoger. Dit is het saldo van drie mutaties. De eerste is een overlopende verplichting van € 3,1 miljoen uit 2019 naar 2020. Deze mutatie is genoemd in de veegbrief 2019. Daarnaast is er een overboeking geweest van € 0,5 miljoen naar Artikel 14 (Cultuur) ten behoeve van de certificering van taalhuizen en een incidentele overboeking van € 1,9 miljoen naar het instrument opdrachten voor het opzetten van de nieuwe landelijke monitor laaggeletterdheid, de communicatiecampagne om meer cursisten te werven en het kwaliteitsbeleid. Deze uitgaven zijn onderdeel van de uitvoering van het meerjarenprogramma Samen aan de Slag voor een Vaardig Nederland, 2020–2024, die uw Kamer op 18 maart 2019 heeft ontvangen.

58

Hoeveel budget is beschikbaar voor leven lang ontwikkelen? Hoe is dit budget verdeeld over de verschillende onderwijsniveaus mbo 3, mbo 4, ad, hbo, wo?

In de OCW-begroting is in 2020 € 11,75 miljoen beschikbaar voor het verbeteren van de randvoorwaarden voor leven lang ontwikkelen met het actieprogramma leven lang ontwikkelen. Hieronder valt een verkenning van een digitaal overzicht van scholingsmogelijkheden voor volwassenen en het programma flexibilisering in het mbo.

In de publieke bekostiging van het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs wordt geen onderscheid gemaakt naar leeftijd. Er is dan ook in de reguliere bekostiging geen apart (deel)budget voor leven lang ontwikkelen. De vraag naar een verdeling van de besteding van een dergelijk budget over de verschillende niveaus of aantallen mensen kan daardoor niet worden beantwoord.

59

Hoeveel mensen maken jaarlijks gebruik van het OCW-budget voor Leven Lang Ontwikkelen? Hoe is de verdeling gebruikers over de verschillende onderwijsniveaus mbo 3, mbo 4, ad, hbo, wo?

Zie het antwoord op vraag 58.

60

Hoeveel mensen maken gebruik van het levenlangleren-krediet?

Onlangs heeft Panteia in opdracht van OCW onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van het levenlanglerenkrediet. Dit rapport is 20 mei naar Uw Kamer gestuurd9. Uit dit onderzoek bleek dat in het studiejaar 2017/2018 6.837 mensen gebruik maakten van het levenlanglerenkrediet. Recentere gegevens zijn nog niet beschikbaar. Het levenlanglerenkrediet zal jaarlijks gemonitord worden. De resultaten daarvan komen voor het eerst beschikbaar in de Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs die in 2021 verschijnt.

61

Hoeveel geld is er momenteel in totaal geleend voor het levenlangleren-krediet vanaf 2015 tot nu?

In totaal is vanaf 2017 tot en met 2019 voor € 51,2 miljoen geleend voor het levenlanglerenkrediet.

62

Wat is het gemiddelde leenbedrag per aanvrager van het levenlangleren-krediet?

Uit het eerder genoemde onderzoek van Panteia blijkt dat het gemiddelde maandelijkse leenbedrag per gebruiker € 238,22 bedraagt.

63

Hoeveel mensen per opleidingsniveau maken gebruik van het levenlangleren-krediet?

De volgende tabel geeft de samenstelling weer van de groep gebruikers naar het opleidingsniveau dat zij zijn gaan volgen met het levenlanglerenkrediet.

Gebruikers naar niveau opleiding waarvoor levenlang-lerenkrediet is toegekend
 

aantal

%

MBO-1

15

0%

MBO-2

15

0%

MBO-3

44

1%

MBO-4

70

1%

MBO-niveau onbekend

108

2%

     

HBO Associate degree

228

3%

     

HBO Bachelor

3.841

57%

HBO Master

145

2%

HBO Postinitiële master

170

3%

     

WO Bachelor

1.122

17%

WO Master

966

14%

WO Postinitiële master

74

1%

     

Totaal

6.798

100%

De N in deze tabel is lager dan 6.837 omdat van een aantal toekenningen het niveau van de bijbehorende opleiding niet bekend is.

Bron: DUO; bewerking Panteia

Het niveau van de opleiding, waarvoor krediet is toegekend, is voor 4% van de gebruikers mbo-niveau, 3% ad-niveau, 61% hbo-niveau en 32% wo-niveau.

64

Hoeveel euro wordt er in Nederland in totaal te weinig aan onderzoek en ontwikkeling uitgegeven om aan de R&D10-doelstelling van 2,5 procent te voldoen?

De doelstelling om 2,5% van het bruto binnenlands product (BBP) te besteden aan R&D uitgevoerd in Nederland, is onderdeel van de Europa 2020-strategie. Op basis van de meest recente bbp prognoses zou in Nederland € 4,8 miljard extra in R&D geïnvesteerd moeten worden om te voldoen aan de 2,5% doelstelling.

Dit bedrag is berekend ten opzichte van de € 16,1 miljard die in 2017 aan R&D werd uitgegeven, en bedraagt zowel publieke als private investeringen. De cijfers voor 2017 zijn de meest recente beschikbare cijfers over de totale R&D-uitgaven uitgevoerd in Nederland, naar financieringsbron.

Wanneer wordt uitgaan van gelijkblijvende verhouding tussen de investeringen vanuit de overheid en het bedrijfsleven (ongeveer 1:2), betekent dit een extra benodigde overheidsinvestering van € 1,4 miljard. In 2020 is, ten opzichte van 2017, reeds € 0,86 miljard aan extra overheidsinvestering begroot, waardoor de netto extra benodigde investering vanuit de overheid neerkomt op € 0,5 miljard.11

65

Wat is de reden voor de verschuiving van 2 miljoen euro van het instrument subsidies naar het instrument bekostiging? Om welke subsidies en welk doel gaat het?

Met het Convenant aanpak lerarentekort, is er voor 2020 tot en met 2022 in totaal € 10,6 miljoen beschikbaar gesteld voor Samen opleiden, wat onder het instrument bekostiging valt. In 2020 gaat het om € 2 miljoen. Deze intensivering is gedekt uit de Lerarenbeurs, die onder het instrument subsidies valt. U bent hierover geïnformeerd met een nota van wijziging (Kamerstukken II 2019/20, 35 300 VIII, nr. 21).

66

Wat is de reden dat het levenlangleren-krediet is verminderd van 45 naar 36 miljoen euro? Sluit deze budgetaanpassing aan op het gebruik van deze middelen? Kunt u het gebruik van deze middelen nader concretiseren (aantallen en bestemming)?

Het bedrag voor het levenlanglerenkrediet is met € 9,0 miljoen omlaag bijgesteld op basis van realisatiegegevens over 2019. In 2019 werd minder geleend dan geraamd en die realisatie is doorgetrokken. Het levenlanglerenkrediet is een open-einde regeling. In het vorige antwoord is meer informatie opgenomen over gerealiseerde aantallen en bestemming.

67

Wat is de achtergrond van de verlaging van de WTOS12 met 2,6 miljoen euro?

De uitgaven aan de WTOS zijn per saldo met € 2,6 miljoen verlaagd. Dit betreft een bijstelling omhoog van € 0,4 miljoen op de inkomensoverdrachten en een bijstelling omlaag van € 3,0 miljoen op de leningen.

De opwaartse bijstelling met € 0,4 miljoen is het gevolg van realisatiegegevens.

De niet relevante uitgaven aan de WTOS zijn per saldo met € 3,0 miljoen verlaagd waardoor deze post op 0 uitkomt. Dit betreft geen verlaging van de uitgaven, maar een verschuiving naar een ander artikel (te weten, artikel 11) om begrotingstechnische redenen.

68

Waarom is het eigen vermogen van het Nationaal Archief zo hoog als het is? Is dit eigen vermogen nodig?

Het eigen vermogen dient als buffer voor het opvangen van algemene bedrijfsrisico’s die voortvloeien uit de normale bedrijfsvoering van het Nationaal Archief. Daarnaast is het eigen vermogen om vaste activa en werkkapitaal te financieren.

Het wordt echter als niet doelmatig gezien voor agentschappen van het rijk om een te hoog eigen vermogen te hebben. Daarom is in de regeling agentschappen opgenomen dat het eigen vermogen maximaal 5% van de omzet van de laatste drie jaar mag bedragen, waarbij een surplus vervalt aan de eigenaar. Het Nationaal Archief had een surplus van € 0,1 miljoen en heeft aan de agentschapsregels voldaan door het surplus terug te storten aan de eigenaar, het Ministerie van OCW. Door het terugstorten van het surplus aan het ministerie loopt het vermogen van het Nationaal Archief niet op tot hoger dan benodigd.

69

Kunt u aangeven waarvoor de middelen voor het apparaat van het Ministerie van OCW bedoeld zijn?

Op het artikel Apparaat Kerndepartement staat het budget voor de uitgaven aan de medewerkers van de directies van het kerndepartement, zowel die van de beleidsdirecties als die van de niet-beleidsdirecties, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de inspecties en de adviesraden van het Ministerie. Daarnaast worden hier de centrale uitgaven voor onder andere huisvesting, automatisering en bijdragen aan Shared Service-Organisaties (SSO’s) geraamd.