Gepubliceerd: 29 mei 2020
Indiener(s): Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU)
Onderwerpen: cultuur en recreatie media
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35361-20.html
ID: 35361-20

Nr. 20 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2020

Hierbij geef ik u mijn oordeel over de amendement met Kamerstuk 35 361, nr. 9, en de gewijzigde amendementen met Kamerstuk 35 361, nrs. 16, 17, 18 en 19 ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel ter implementatie van de Europese richtlijn audiovisuele mediadiensten (Kamerstuk 35 361).

Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid voor diensten die in Nederland gevestigd zijn maar (een deel van) hun aanbod richten op het buitenland om (voor dat deel) gebruik te maken van een ander systeem dan dat van het NICAM, als de dienst kan aantonen dat deze dienst ten minste hetzelfde beschermingsniveau biedt. Het amendement onder Kamerstuk 35 361, nr. 9 regelt dat die mogelijkheid wordt beperkt tot systemen die door de lidstaat waarop het aanbod is gericht zijn goedgekeurd. Ik ontraad dit amendement. De bescherming voor minderjarigen is in Nederland geborgd doordat diensten verplicht zijn zich aan te sluiten bij het NICAM en gebruik te maken van de Kijkwijzer-classificatie. Ook de bescherming van minderjarigen in het buitenland is voldoende geborgd doordat een systeem ten minste hetzelfde beschermingsniveau moet bieden als het NICAM. Sommige landen maken echter geen gebruik van één goedgekeurd systeem maar hebben meerdere systemen in gebruik, andere landen werken met wettelijke voorschriften die door bedrijven zelf opgevolgd moeten worden. Het beperken van deze uitzondering tot goedgekeurde systemen is wat mij betreft dus onwenselijk en onnodig.

Het gewijzigde amendement met Kamerstuk 35 361, nr. 16 regelt dat er naast het maximum van 20% reclame per tijdvak ook een maximum van 20% per uur gaat gelden. Ik ontraad dit amendement. Voor commerciële omroepen geldt dat de implementatie van de audiovisuele mediadienstenrichtlijn meer flexibiliteit biedt op het gebied van reclame. Hierdoor kunnen zij beter voldoen aan de wensen van adverteerders. Voor de publieke omroep geldt dat ik in het wetsvoorstel ter uitwerking van de visiebrief publiek bestel met voorstellen kom om de reclame bij de publieke omroep te beperken.

Het gewijzigde amendement met Kamerstuk 35 361, nr. 17 regelt dat informatie bij rampen en crises zo veel mogelijk op toegankelijke wijze wordt aangeboden. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

Het gewijzigde amendement met Kamerstuk 35 361, nr. 18 regelt een uitbreiding van de beperking op commerciële boodschappen bij kinderprogrammering naar programmering met een significant kinderpubliek. Ik ontraad dit amendement. Het vaststellen of er een significant kinderpubliek naar een programma kijkt, brengt veel extra regeldruk met zich mee voor omroepen. Daarnaast kan het beperken van de mogelijkheden tot sponsoring en productplaatsing bij dit soort programma’s een verschraling van het aanbod tot gevolg hebben.

Het gewijzigd amendement onder Kamerstuk 35 361, nr. 19 regelt dat in de Mediawet een verbod wordt opgenomen voor reclame op Kansspelen tussen 6.00 uur en 21.00 uur. Het kansspelbeleid, inclusief het reclamebeleid voor kansspelen, is gereguleerd in sectorale wet- en regelgeving, namelijk in de Wet op de kansspelen en de daarop gebaseerde regelgeving. Er gelden strenge voorwaarden aan kansspelreclame om kansspelverslaving te voorkomen en consumenten te beschermen. Het Besluit en de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen bevatten daartoe een samenhangend pakket aan reclamebeperkende maatregelen. De Kansspelautoriteit houdt toezicht op de kansspelmarkt.Het amendement beoogt met een wijziging van de Mediawet 2008 regels voor commerciële boodschappen met betrekking tot kansspelen op te nemen in de Mediawet 2008. Na overleg met de Minister voor Rechtsbescherming ontraad ik dit amendement.

Door het tijdsvenster voor kansspelreclame op te nemen in de Mediawet 2008 zouden twee toezichthouders worden belast met het toezicht op naleving van de reclamebeperkende maatregelen. Het Commissariaat voor de Media ziet in dat geval (op het gebied van kansspelen) toe op naleving van één specifieke reclamebeperkende maatregel. Een dergelijke situatie acht ik onwenselijk. Met het amendement wordt een wettelijke verankering beoogd van hetgeen is verzocht in motie van het lid Van der Graaf.1 Echter, het ontwerpbesluit kansspelen op afstand voorziet reeds in de gewenste aanscherping ter uitvoering van de motie. Het amendement is daarnaast verstrekkender dan met de motie-Van der Graaf c.s. werd verzocht. De motie verzocht het huidige tijdvenster voor kansspelreclames via lineaire televisiediensten verder te beperken. Het amendement gaat verder qua reikwijdte omdat de beperking ook geldt voor de radio en voor de publieke omroep voor zover mogelijk ook op non-lineaire reclame.

Zoals eerder door de Minister voor Rechtsbescherming aan uw Kamer is gemeld zullen de ontwikkelingen in de reclame voor kansspelen direct na inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand nauwlettend worden gemonitord. Afhankelijk van de uitkomsten van de jaarlijkse monitoring en de wetsevaluatie wordt bekeken of en zo ja, welke aanvullende acties er nodig zijn. De normen in lagere regelgeving kunnen, indien noodzakelijk, al vóór de geplande wetsevaluatie worden aangepast. Indien het tijdvenster voor kansspelreclame wettelijk wordt verankerd betekent dit dat een verdere aanscherping van deze norm meer tijd vergt dan indien de norm is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Dat is niet in het belang van het beschermen van consumenten en het voorkomen van kansspelverslaving.

Tot slot wil ik u nog een aantal dingen benoemen. Ik kom rond de zomer met een brief naar uw Kamer waarin ik in ga op reclame gekoppeld aan kinderbescherming en leeftijdsgrenzen, op een overzicht van de huidige diversiteit aan reclameregels voor specifieke producten zoals tabak en alcohol en op het beoogde vervolg van de 9 kan-bepalingen uit de audiovisuele mediadiensten-richtlijn. Daarnaast heb ik inmiddels met de publieke omroep contact gehad over hun bereidheid om het landelijk telefoonnummer voor huiselijk geweld te tonen. De NPO onderzoekt hoe ze dit kunnen bevorderen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob