Gepubliceerd: 29 november 2019
Indiener(s): Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66)
Onderwerpen: hoger onderwijs onderwijs en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35310-6.html
ID: 35310-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 29 november 2019

Inhoudsopgave

I.

Inleiding

1

II.

ALGEMEEN

1

 

1.

Hoofdlijnen van het voorstel

1

 

2.

Gevolgen voor de privacy

10

 

3.

Gevolgen voor de regeldruk

13

 

4.

Financiële gevolgen

13

 

5.

Advies en consultatie

14

I. ALGEMEEN

I. Inleiding

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een verslag uitgebracht over het bovengenoemde wetsvoorstel. De regering heeft vragen en opmerkingen ontvangen van de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks, SP en de SGP. De regering is de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkentelijk voor de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen.

II. Algemeen

1. Hoofdlijnen van het voorstel

De leden van de VVD-fractie zijn blij om te lezen dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap haar taak met betrekking tot het garanderen van kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het hogeronderwijsstelsel serieus neemt en dat zij de NSE hierbij betrekt. Kan de Minister meer beeld geven bij hoeveel studenten hun studiekeuze bepalen aan de hand van de studentenenquête en welke andere factoren hierbij meewegen?

Het studiekeuzeproces is een complex geheel, waarin inhoudelijke interesses, motivatie en specifieke voorkeuren van de student een rol spelen. Voor een bewuste studiekeuze is het van groot belang dat studenten een adequaat oriëntatieproces doorlopen en weloverwogen en gemotiveerd hun studie kiezen.1 Uit de Monitor Beleidsmaatregelen hoger onderwijs blijkt dat naast de persoonlijke interesse van studenten, de inrichting van de opleiding en het perspectief van het beroep belangrijk zijn in het oriëntatieproces.2 De NSE geeft inzicht in (onderdelen van) deze thema’s door de studenttevredenheid op verschillende aspecten te laten zien. Deze informatie wordt samen met overige relevante informatie over bijvoorbeeld studielast, de toelatingseisen en voorbereiding op de beroepsloopbaan getoond op de website van Studiekeuze123. Uit de Monitor blijkt dat de website van Studiekeuze123 door zo’n 39% van de eerstejaarsstudenten is gebruikt als een informatiebron tijdens de studiekeuze.3 De resultaten van de NSE worden daarnaast ook door andere partijen gebruikt en gepubliceerd, onder andere door de Keuzegids en de onderwijsspecial van Elsevier. Studiekiezers krijgen dus ook op andere plekken dan de website van Studiekeuze123 de NSE-resultaten te zien. Naast het gebruik van vergelijkingswebsites oriënteren studiekiezers zich veelal ook door het bezoeken van algemene voorlichtingsdagen, instellingswebsites en intensievere voorlichtingsdagen (zoals proefstuderen of meeloopdagen). 4

Ook lezen deze leden dat de enquête een bepaling is voor de kwaliteitszorg en het monitoren van het beleid van de instellingen zelf. De leden vragen zich af in hoeverre bekend is of de uitkomst van de enquête reden is voor een instelling om het beleid aan te passen.

In de eerste plaats beoogt dit wetsvoorstel de NSE als onderdeel van de studiekeuzevoorlichting te borgen. De resultaten uit de NSE laat de studenttevredenheid zien op verschillende aspecten van een opleiding. Op basis hiervan kunnen studiekiezers opleidingen van verschillende instellingen met elkaar vergelijken. Daarnaast worden de resultaten van de NSE door instellingen gebruikt als één van de indicatoren voor de monitoring van de kwaliteitszorg van een opleiding. De resultaten van de NSE zijn openbaar. Hierdoor kunnen resultaten van de NSE door de medezeggenschap gebruikt worden om met het instellingsbestuur in gesprek te gaan over het kwaliteitsbeleid op de instelling of op een bepaalde opleiding. Ook worden de gegevens gebruikt voor het benchmarken van opleidingen door bijvoorbeeld de Keuzegids en Elsevier. Het openbaarmaken van de resultaten van de NSE motiveert instellingen dan ook om hun kwaliteitszorg te verbeteren. In welke mate instellingen hun beleid aanpassen op basis van de resultaten van de NSE is niet bekend.

Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat de te kiezen rechtspersoon de studiekeuze-informatie kosteloos dient te verspreiden. Deze leden achten dit essentieel. Welke waarborgen kent dit voorstel om dit blijvend te garanderen?

In de wetstekst is opgenomen dat de aangewezen rechtspersoon de studiekeuze-informatie kosteloos dient te verspreiden. Over de uitoefening van de taak van de rechtspersoon legt deze rechtspersoon verantwoording af aan de Minister, die tevens toezicht houdt op de taakuitoefening.

De leden nemen er kennis van dat met dit wetsvoorstel de verzameling en verspreiding van studiekeuze-informatie een publieke taak gaat worden en ook zal bijdragen aan het monitoren van onderwijsbeleid. Welke andere opties zijn overwogen om hetzelfde doel te bewerkstelligen, zo vragen deze leden.

In 2016 is de governance van Studiekeuze123 geëvalueerd, waarin ook opties verkend zijn van een volledig publiek of volledig privaat model om te voorzien in objectieve, betrouwbare en vergelijkbare studiekeuze-informatie.5 Deze opties werden beiden in het rapport afgeraden. Daarnaast zijn er ook met het ISO, de LSVb, de VH en de VSNU alternatieve opties verkend voor de inrichting van de NSE. Bijvoorbeeld het beleggen van de NSE bij de hogeronderwijsinstellingen zelf. Het bleek niet mogelijk om een alternatief te vinden die voldeed aan de AVG en waar alle partijen zich in konden vinden. Om die reden heeft het kabinet zelf de regie in handen genomen en uw Kamer een wetsvoorstel voorgelegd dat in de ogen van de regering aan alle belangrijke kwaliteitseisen voldoet als het gaat om het kunnen voorzien in een objectief, betrouwbaar en vergelijkbaar aanbod aan studiekeuze-informatie.

De leden van de VVD-fractie lezen dat onderwijsbetrokkenheid nadrukkelijker zal worden meegenomen in de enquête. Hoe ziet de regering dit verder voor zich? Verder zijn deze leden benieuwd naar wat er allemaal onder «betrokkenheid» zou kunnen vallen. Zijn er reeds voorbeelden van onderzoeken waarin dit een thema is, en hoe is dit in deze onderzoeken geoperationaliseerd?

De mate van studenttevredenheid en in hoeverre een student zich prettig voelt op een opleiding is zowel afhankelijk van de opleiding en de instelling, als van de student. Het concept van «student engagement», ofwel studentbetrokkenheid, wordt al gehanteerd in surveys in de Verenigde Staten (National Survey of Student Engagement) en Australië (ugSERU Survey). De focus ligt daar op wat studenten doen en niet enkel op hoe zij dingen ervaren en wat zij vinden. Bij de herziening van de vragenlijst van de NSE zal dit concept verder geoperationaliseerd worden en zal samen met studenten en hogeronderwijsinstellingen bekeken worden hoe dit meegenomen kan worden in de NSE.

In dat kader vragen deze leden zich ook af hoe de medezeggenschap betrokken wordt bij de enquête, zowel bij de totstandkoming als bij latere indicaties die moeten leiden tot beleid. Zij vragen op welke manier de medezeggenschap beter betrokken zou kunnen worden bij verbeterpunten die worden aangegeven door of voortkomen uit de NSE.

De medezeggenschap is zowel op centraal als decentraal niveau uitgebreid betrokken als het gaat om de kwaliteit van het onderwijs op de instelling. Zo heeft bijvoorbeeld de medezeggenschapsraad op centraal niveau instemmingsrecht op de vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg en op het beleid naar aanleiding van uitkomsten van kwaliteitsbeoordelingen. Daarnaast heeft op decentraal niveau de opleidingscommissie de taak te adviseren over het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van de opleiding. Voor de medezeggenschap geldt dat zij verbeterpunten uit de NSE kunnen agenderen en onderdeel kunnen laten vormen van het gesprek tussen de medezeggenschap en het bestuur in elke laag van de hogeronderwijsinstelling.

De leden van de VVD-fractie lezen verder dat als doel wordt opgenomen dat de NSE zo veel mogelijk groepen studenten dient te bereiken. Welke eisen geeft de regering, naast kwantiteit, aan de uitvoerder mee als het gaat om representativiteit en kwaliteit? Ook willen zij weten of de regering al een uitvoerder/rechtspersoon op het oog heeft.

In het wetsvoorstel is als eis geformuleerd dat de aangewezen rechtspersoon voorziet in betrouwbare studiekeuze-informatie. Het voornemen is om deze taak te beleggen bij de Stichting Studiekeuze123. Met betrekking tot de NSE wordt onder betrouwbaarheid ook een zekere kwaliteit en representativiteit verondersteld. De aangewezen rechtspersoon zal jaarlijks een onderzoeksverantwoording publiceren om dit te verantwoorden. Deze onderzoeksverantwoording is te vinden op de website van Studiekeuze123.

Verder vragen de leden van de VVD-fractie de regering om nog eens toelichten waarin het verschil in beoordeling zat tussen de instellingen die wel besloten data aan te leveren (universiteiten en niet-bekostigd hoger onderwijs) en zij die dit niet deden (hogescholen). Dit benadrukt dat meedoen een individuele afweging is.

Zowel de hogescholen als de universiteiten gaven met oog op de AVG aan minder gegevens te kunnen aanleveren voor de NSE dan voorgaande jaren. Studiekeuze123 heeft om die reden besloten deze gegevens bij de student zelf op te vragen. Dit bleek foutgevoelig te zijn en heeft samen met technische problemen geleid tot fouten in de data. Studiekeuze123 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek gevraagd te bezien of de data op betrouwbare wijze hersteld zou kunnen worden. Uit onderzoek bleek dat dit kon, indien instellingen de gegevens die ze voorheen altijd leverden alsnog zouden leveren. Omwille van het belang van de NSE hebben de universiteiten en het niet-bekostigde onderwijs besloten dit te doen. De Vereniging Hogescholen heeft aangegeven niet het vertrouwen te hebben dat de NSE op betrouwbare wijze hersteld zou kunnen worden.6 Daarnaast werd door hogescholen aangegeven dat zij hiermee de privacywetgeving alsnog zouden moeten overtreden.7 Er bestond dus verschil van inzicht over de wettelijke mogelijkheden onder de AVG. Hoe het ook zij, met onderhavig wetsvoorstel wordt een deugdelijke wettelijke grondslag gegeven aan de gegevensverwerking die nodig is voor de NSE; dat kan dus niet langer een bezwaar vormen.

Tegelijkertijd blijkt dat maar 25% van het niet-bekostigde onderwijs de afgelopen jaren heeft deelgenomen aan de NSE. De leden vragen waarom dit percentage zo laag is. Stelt de regering zich ten doel dat dit percentage omhoog wordt gebracht? Welke inspanningen dient de uitvoerder te doen om dit percentage hoger te krijgen? Welke belemmeringen worden ervaren bij de niet-bekostigde instellingen? En welke stappen heeft de regering afgelopen jaren genomen om hen hiermee te helpen, opdat ook zij meedoen aan gegevenslevering?

De NSE is voornamelijk gericht op voltijds initiële opleidingen. Een groot deel van het niet-bekostigd onderwijs biedt juist deeltijdopleidingen aan die zijn gericht op volwassenen. De NRTO geeft aan dat niet alle informatie en vragen uit de NSE relevant zijn voor het niet-bekostigd onderwijs. Volgend jaar zal de vragenlijst van de NSE herzien worden. Daarbij zal naast het bekostigde onderwijs, ook het niet-bekostigde onderwijs betrokken worden, om zodoende te kijken hoe de NSE ook meer aansluiting kan vinden op hun doelgroep.

Tot slot lezen de leden van de VVD-fractie dat het vragen om toestemming van de student die deel is van de rest van de studentenpopulatie, leidt tot een lagere respons en een incompleet populatiebestand. De leden vragen hoe de toestemming van deze studenten zal worden geregeld in de volgende NSE en hoe de privacy van deze studenten zal worden gewaarborgd.

Instellingen worden voor de uitvoering van de NSE gevraagd een aantal gegevens van studenten aan te leveren die relevant zijn voor het kunnen houden van de enquête, zoals onder andere het e-mailadres van de student, aan welke instelling de student verbonden is, de voorkeurstaal, de opleiding(svorm), of het een associate degree-, bachelor- of masteropleiding betreft, de locatie en het studiejaar. Met het wetsvoorstel wordt geregeld dat een instelling niet apart toestemming hoeft te vragen aan de student om deze gegevens aan de uitvoerder van de NSE te kunnen leveren. Deelname aan de enquête is vrijwillig, en in de enquête kunnen studenten vervolgens kiezen of hun respons anoniem verwerkt wordt, of dat deze tot de persoon herleidbaar wordt teruggekoppeld aan de hogeronderwijsinstelling waar deze staat ingeschreven. Dit laatste heeft als voordeel dat de gegevens door de instelling nog beter benut kunnen worden voor het verbeteren van het beleid op de instelling. Bijvoorbeeld doordat zij de gegevens aan andere informatie over de student kunnen koppelen, zoals de afstudeerrichting of gevolgde vakken binnen de opleiding. Iedere student heeft het recht om zijn of haar persoonsgegevens in te zien, te corrigeren of te verwijderen en het recht om de verleende toestemming voor het leveren van zijn of haar gegevens aan de desbetreffende onderwijsinstelling in te trekken. Op de website van Studiekeuze123 en andere openbare websites worden de NSE-gegevens nooit tot persoon herleidbaar gepubliceerd.

De leden van de CDA-fractie willen weten waarom er geen oplossing voor de samenwerkingsconstructie tussen de partijen, die al jarenlang een keuze-instrument in stand hielden, is gevonden. En welke redenen heeft de Minister om te stellen dat het draagvlak is afgebrokkeld? De leden van deze fractie hadden begrepen dat alleen de gevoelde juridische onzekerheid over de interpretatie van de AVG voor sommige hogescholen de reden was om af te haken. Deze leden willen graag weten of het klopt dat dit het enige beletsel was om tot nadere overeenstemming te komen.

De komst van de AVG heeft ertoe geleid dat diverse instellingen zich voor de NSE van afgelopen jaar genoodzaakt zagen minder gegevens dan voorheen aan te leveren. De uitvoering van de NSE met minder persoonsgegevens heeft tot problemen en onjuistheden in de data van de enquête geleid. De hogescholen gaven in april dit jaar aan er geen vertrouwen in te hebben dat de ontstane onjuistheden in de data van dat jaar gerepareerd zouden kunnen worden. Zij hebben daarom hun medewerking opgezegd voor deelname aan de NSE 2019.

De discussie over de toekomstige inrichting van de NSE was niet alleen een juridische kwestie. Parallel aan de problemen in de uitvoering van de NSE 2019, werden gesprekken gevoerd met de VH, VSNU, ISO en LSVb over een nieuwe inrichting van de NSE voor de toekomst.8 De aanleiding hiervoor was dat instellingen minder gegevens dan voorheen kregen terug geleverd uit de enquête, waardoor deze minder bruikbaar werd voor hun eigen kwaliteitszorg. Dit leidde tot een bredere discussie met de studentenbonden over privacy waarborging, het eigenaarschap en de functie van de NSE. Het bleek helaas niet mogelijk om tot een inrichting van de NSE te komen waar zowel de koepels als de studentenbonden zich in konden vinden.

Verder willen de leden van de CDA-fractie weten op grond van welke wettelijke bepalingen de Minister zich, zoals zij aanvoert, verantwoordelijk acht om elke student op de goede plek terecht te laten komen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is stelselverantwoordelijk en draagt de verantwoordelijkheid voor een doelmatig en toegankelijk hoger onderwijsstelsel. Zo ook voor het beleid dat erop is gericht zoveel mogelijk studenten op de juiste plek te krijgen. Immers, teleurstellingen moeten worden voorkomen en uitval en switch vanwege een verkeerde studiekeuze zijn voor alle partijen onwenselijk. In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is onder andere opgenomen welke studiekeuze-informatie het instellingsbestuur aan de student dient te verstrekken9 en dat de student recht heeft op het volgen van studiekeuzeactiviteiten alvorens deze zich inschrijft voor een opleiding.10 Met dit wetsvoorstel wordt wettelijk geborgd dat daarnaast een aanbod ontstaat van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare studiekeuze-informatie op landelijk niveau. Hierdoor wordt het voor studenten eenvoudiger om opleidingen van verschillende instellingen met elkaar te vergelijken. Daarnaast kent de Minister ook een stelselverantwoordelijkheid daar waar het gaat om een doelmatige besteding van middelen. Ook in dat licht heeft de Minister een verantwoordelijkheid om elke student op de juiste plek terecht te laten komen. Die verantwoordelijkheid bestaat hierin, dat de Minister coördinerend optreedt.

Tevens willen deze leden weten wat de principiële visie van de Minister is op toegankelijkheid, nu zij aangeeft dat het beschikbaar maken van informatie rondom studententevredenheid daar nadrukkelijk onderdeel van uitmaakt. Immers, naast dit wetsvoorstel ligt ook het wetsvoorstel Taal en toegankelijkheid voor bij de Kamer, waarin een numerus fixus voor tracks mogelijk wordt gemaakt en de Minister tegelijkertijd de bevoegdheid wordt verleend om toestemming aan een numerus fixus te kunnen onthouden met het oog op toegankelijkheid. Ook is het deze leden opgevallen dat de Minister enerzijds in onder andere haar beantwoording van schriftelijke vragen aangeeft dat er meer grip op de instroom van internationale studenten zou moeten komen, terwijl zij aan de andere kant een motie waarin wordt gevraagd om meer sturingsinstrumenten heeft ontraden. Volgens de leden van de CDA-fractie is een enquête naar studenttevredenheid een uiting van subjectieve studiekeuze-informatie en daarmee een te beperkte reden voor deze voorgestelde wetswijziging. Is de Minister dat met deze leden eens?

In een toegankelijk hoger onderwijs heeft iedereen die over de benodigde capaciteiten beschikt en wil studeren in het hoger onderwijs, de mogelijkheid om te gaan studeren in het hoger onderwijs. Daarbij is het een gezamenlijke taak van de Minister van OCW en de instelling om de student te ondersteunen bij het vinden van de juiste plek in het onderwijs. Een objectief, betrouwbaar en vergelijkend aanbod van studiekeuze-informatie is daarvoor essentieel. In het bijzonder voor studenten die van huis uit minder ondersteuning krijgen in hun studiekeuze, is het belangrijk dat er een centrale en toegankelijke plek is waar zij terecht kunnen voor deze informatie. Het voorzien in goede studiekeuzevoorlichting door instellingen zelf, is reeds als taak beschreven in de WHW.11 Daarmee is het echter niet vanzelfsprekend dat er ook een aanbod is van studiekeuze-informatie dat objectief, betrouwbaar en vergelijkbaar is. Daarom is het van belang dat het verzamelen en verspreiden van studiekeuze-informatie als wettelijke taak wordt aangemerkt en om de uitvoering van die taak te borgen door een partij expliciet daarvoor aan te wijzen. Het wetsvoorstel ziet toe op een brede verzameling en verspreiding van studiekeuze-informatie, waar de NSE-gegevens een onderdeel van vormen. De NSE betreft inderdaad de subjectieve beleving van studenten van hun opleiding. Deze informatie is zeer relevant voor de studiekiezer. De NSE-gegevens zijn mijn inziens een goede aanvulling op de verder veelal kwantitatieve gegevens over het opleidingsaanbod in het hoger onderwijs.

In de memorie van toelichting12 en de aanstaande plenaire behandeling van het wetsvoorstel taal en toegankelijkheid wordt nader ingegaan op de numerus fixus en de internationale student in het kader van de toegankelijk van het hoger onderwijs.

Op welke manier is volgens de Minister een enquête naar tevredenheid bij opleidingen, die onderling grote verschillen vertonen, en die door minder dan de helft van de studenten wordt ingevuld, een uiting van een objectief, betrouwbaar en vergelijkend aanbod van studiekeuze-informatie? Hoe moet er volgens de Minister betrouwbare en objectieve en vergelijkbare informatie uit een tevredenheidsonderzoek volgen, zo vragen deze leden.

Het wetsvoorstel ziet op een brede verzameling en verspreiding van studiekeuze-informatie, waar de NSE-gegevens een onderdeel van vormen. Studiekeuze123 hanteert bij de verwerking van de gegevens van de NSE voor publicatie op haar website een beslisregel waarbij wordt bekeken of de gemiddelde scores voldoen aan de minimale nauwkeurigheidseisen voor de betrouwbaarheid. Voor de mate van zekerheid wordt bij de NSE-gegevens het 95%-betrouwbaarheidsinterval aangehouden. Als uiterste marge wordt 0.5 aangehouden. De kwaliteit en de betrouwbaarheid van de gegevens verantwoordt Studiekeuze123 elk jaar in een onderzoeksverantwoording die te vinden is op haar website.

De leden van de CDA-fractie zetten ook vraagtekens bij de keuze om één rechtspersoon aan te wijzen die zowel de taak krijgt om studiekeuze-informatie te verzamelen en te verspreiden als onderzoek te doen naar studenttevredenheid en -betrokkenheid. Deze leden vrezen voor verplichte winkelnering van instellingen en vragen zich af of en hoe de Minister instellingen invloed wenst te geven bij de selectie. Zal er sprake zijn van een aanbesteding bij de selectie van de rechtspersoon?

De betreffende rechtspersoon wordt belast met de uitvoering van de publieke taak, namelijk het voorzien in objectieve, betrouwbare en onafhankelijke studiekeuze-informatie. Ik ben voornemens de Stichting Studiekeuze123 hiervoor aan te wijzen. Studiekeuze123 besteedt de technische uitvoering van de NSE uit aan een derde partij en heeft daarvoor onlangs een Europese aanbestedingsprocedure doorlopen. De participatie van studenten en hogeronderwijsinstellingen bij de opzet en uitvoering van de NSE is geborgd via aparte werkgroepen. Ik heb daarnaast een onafhankelijk adviesbureau de opdracht gegeven om een onafhankelijke evaluatie te verrichten naar het afgelopen samenwerkingsproces omtrent de NSE, waarbij ook aandacht zal zijn voor de onderlinge verhouding tussen de aangewezen rechtspersoon en de hogeronderwijsinstellingen.

Tevens willen deze leden weten hoe groot de kans is dat de huidige partij, waarmee de instellingen die onder de reikwijdte van de WHW vallen klaarblijkelijk een gespannen verhouding onderhouden, de aangewezen rechtspersoon gaat worden. Indien deze kans groot is willen de voornoemde leden weten hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat de door haar aangevoerde afstemming en samenwerking tot stand zal worden gebracht.

Studiekeuze123 heeft de betrokkenheid van het onderwijsveld georganiseerd via verschillende werkgroepen. Tevens hebben de VH, VSNU, NRTO, ISO en LSVb eenieder een persoon aangewezen die zitting neemt in de raad van toezicht. Daarnaast heeft een onafhankelijk adviesbureau de opdracht gekregen om een evaluatie te verrichten naar het samenwerkingsproces omtrent de NSE. Op basis daarvan zullen verbeteringen worden doorgevoerd in de afstemming en samenwerking tussen de partijen.

De leden van de D66-fractie constateren dat instellingen kritiek hebben geuit op onder andere de betrouwbaarheid van het instrument van de Nationale Studenten Enquête. De leden van deze fractie vragen de regering om toe te lichten welke klachten de instellingen hebben en op welke wijze Studiekeuze123 de klachten adresseert.

De kritiek van de instellingen betrof het jaar 2019, toen bleek dat de uitvoering van de NSE met een beperkt aantal persoonsgegevens en technische fouten door het extern ingehuurde onderzoeksbureau had geleid tot fouten in de data. Het bleek echter mogelijk de resultaten te repareren met de gegevens die de universiteiten en het niet-bekostigde onderwijs alsnog hebben aangeleverd. Na het herstel van de data is de betrouwbaarheid van de gegevens door het CBS gecontroleerd en voldoende bevonden. Voor de kwaliteit en de betrouwbaarheid van gegevens heeft Studiekeuze123 een apart deskundigenpanel ingesteld en publiceert zij jaarlijks een onderzoeksverantwoording op haar website. Onderhavig wetsvoorstel beoogt een deugdelijke wettelijke grondslag te leggen onder de gegevensverwerking, waardoor deze problematiek niet opnieuw voor zal komen. Naast de betrouwbaarheid, richt de kritiek van instellingen zich ook op de validiteit van het instrument (meet het wat het zou moeten meten?). Om de validiteit te verbeteren wordt de vragenlijst volgend jaar in samenwerking met studenten en hogeronderwijsinstellingen herzien.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben begrip voor de keuze van het kabinet om de Nationale Studenten Enquête wettelijk te verankeren. De wettelijke verankering draagt bij aan goede studiekeuzevoorlichting, hetgeen als taak is beschreven in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in artikel 7.15. De leden van deze fractie vragen zich echter af of de reikwijdte van onderzoek niet moet worden vergroot. De leden constateren dat de werkdruk in het hoger onderwijs onverminderd hoog is. Zou onderzoek naar de tevredenheid van werknemers ook niet wettelijk verankerd moeten worden, zo vragen deze leden zich af. Zijn tevreden werknemers ook niet een indicatie van kwalitatief onderwijs? Heeft de Minister onderzocht of periodieke peerreviews ook kunnen bijdragen aan het beter inzichtelijk maken van de kwaliteit van opleidingen?

Samen met de instellingen worden verschillende maatregelen genomen om de werkdruk te verlagen. Daarin wordt gestreefd naar een stelsel dat minder door concurrentie gedreven wordt en meer op samenwerking gericht is. Dit gaat ook terugkomen als rode draad in de Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek.

De Nationale Studenten Enquête is primair gericht op de studiekeuzevoorlichting aan studenten. Uitbreiding van de reikwijdte van het onderzoek in de NSE met onderzoek naar de tevredenheid van werknemers is daarom niet op zijn plaats. Werkdruk is het gevolg van vele factoren. Instellingen gebruiken voor het meten van de tevredenheid andere instrumenten. Er is niet onderzocht of periodieke peerreviews bijdragen aan het beter inzichtelijk maken van de kwaliteit van opleidingen.

Voorts vragen deze leden hoe de Minister kan garanderen dat de resultaten van de Nationale Studenten Enquête niet gemakkelijk zijn te manipuleren, zoals de studentenorganisatie Democratische Academie Groningen, DAG, onlangs heeft geconstateerd.

De studentenorganisatie Democratische Academie Groningen (DAG) gaf aan dat studenten de opleiding in de NSE hoger kunnen beoordelen omdat het in hun voordeel is om aan een goede opleiding te studeren. Over het algemeen durf ik er echter op te vertrouwen dat studenten de NSE invullen met de intentie dat zij willen dat hun stem gehoord wordt. Dit met als doel dat de instelling hier wat mee doet in het kwaliteitsbeleid en dat de gegevens gebruikt worden voor de voorlichting richting studiekiezers. Bovendien zijn de rankings die gemaakt worden door bijvoorbeeld de Elsevier en de Keuzegids op meer gegevens gebaseerd dan enkel de NSE. Studiekeuze123 maakt zelf geen rankings op basis van de gegevens. Om beïnvloeding van de NSE zoveel mogelijk te voorkomen, krijgen instellingen een richtlijn Communicatie toegestuurd van Studiekeuze123. Daarin staat beschreven welke neutrale communicatie instellingen dienen te gebruiken om studenten aan te moedigen de NSE in te vullen. Studenten die ervaren dat zij door hun instelling beïnvloed worden bij het invullen van de enquête of het gevoel hebben dat studenten dit bewust doen, kunnen zich melden bij Studiekeuze123 (via telefoon, mail of contactformulier). Wanneer Studiekeuze123 een melding ontvangt van mogelijke beïnvloeding, wordt een standaardprocedure gevolgd waarin zij de desbetreffende instelling hierop aanspreekt. Er wordt daarnaast onderzocht of de beïnvloeding heeft geleid tot een significant verschil in de resultaten van dat jaar. Als dat zo is, worden de gegevens van de desbetreffende opleiding of instelling verwijderd. Zo niet, dan blijft het bij het maken een afspraak met de instelling om mogelijke beïnvloeding in vervolg te voorkomen. Ook is Studiekeuze123 alert op onverklaarbare afwijkingen in de NSE-respons en kan indien nodig hierover in gesprek gaan met de desbetreffende instelling.

De leden van de SP-fractie stellen vast dat een van de doelen van de wetswijziging is dat de bekostigde instellingen wettelijk verplicht worden om voor het onderzoek de relevant geachte gegevens aan te leveren. De leden van deze fractie vragen zich af waarom niet-bekostigde instellingen voor hoger onderwijs hiervan zijn uitgesloten. Tot nu toe zijn particuliere instellingen altijd onderdeel geweest van de NSE. Bestaat de mogelijk om ook deze instellingen te verplichten hun gegevens aan te leveren, zodat ook de studenttevredenheid en -betrokkenheid aan deze particuliere instellingen getoetst wordt? In antwoorden op mondelinge vragen over de NSE zei de Minister dat alles erop is gericht om ervoor te zorgen dat in de volgende periode zowel de hogescholen als de universiteiten, en niet alleen de bekostigde maar ook degene die niet bekostigd worden, volop meegaan in deze studentenenquêtes. De leden van de voornoemde fractie willen weten hoe door middel van deze wetswijziging hieraan uitvoering wordt gegeven.

In het wetsvoorstel is expliciet een basis opgenomen voor het niet-bekostigde onderwijs om studentgegevens te kunnen verstrekken aan de aan te wijzen rechtspersoon. Een verplichting had ook opgenomen kunnen worden, maar dit heeft niet de voorkeur. Op dit moment doet zo’n 25% van het niet-bekostigde onderwijs mee met de NSE. De NRTO geeft aan dat een deel van het niet-bekostigd onderwijs niet deelneemt aan de NSE omdat de betreffende opleidingen zich richten op (jong-)volwassenen op wie de vragen en de gegevens uit de NSE minder goed aansluiten. Volgend jaar zal de vragenlijst van de NSE herzien worden. Daarbij zal naast het bekostigde onderwijs, ook het niet-bekostigde onderwijs betrokken worden, zodoende te kijken hoe de NSE ook beter kan aansluiten op het niet-bekostigd onderwijs.

De leden van de SGP-fractie vragen de regering nader te motiveren waarom de voorgestelde verplichte informatievoorziening als publieke taak aangemerkt dient te worden. De leden van deze fractie wijzen erop dat voor sectoren als het primair en voortgezet niet een vergelijkbare verplichting voor instellingen geldt die specifiek op schoolkeuze gericht is. Deze leden vragen waarom de veelheid van informatie die in deze sectoren onder meer op basis van het toezicht beschikbaar is, niet op een vergelijkbare wijze in het hoger onderwijs toereikend geacht moet worden. Eveneens vragen de leden waarom juist van studenten niet in sterkere mate verwacht mag worden dat dezen zich, samen met loopbaanbegeleiders en anderen, oriënteren op een nieuwe opleiding en instelling.

Goede studiekeuze-informatie is een randvoorwaarde voor een zorgvuldig studiekeuzeproces en draagt daarmee bij aan het krijgen van de student op de juiste plek. De aangewezen rechtspersoon zorgt ervoor dat uit allerlei informatiesystemen, onderwijsregisters en enquêtes in het hoger onderwijs de juiste data wordt gehaald en op een objectieve en vergelijkbare manier wordt getoond op een website en wordt verspreid onder studiekiezers. Decanen en anderen kunnen tevens gebruikmaken van deze informatie om studenten goed voor te lichten. Het onderwijs in het po en vo kent een ander karakter, waarbij in de schoolkeuze naar andere aspecten wordt gekeken dan bij de studiekeuze in het hoger onderwijs. Bijvoorbeeld als het gaat om bijzonder of openbaar onderwijs, de afstand van huis en de relatie tot de arbeidsmarkt. Voor het po en vo is daarom «Scholen op de kaart» ontwikkeld als passend aanbod om ouders en leerlingen te helpen bij de keuze voor een school.

2. Gevolgen voor de privacy

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten waarom de persoonsgegevens die ten minste nodig zijn voor het afnemen van de enquête onder studenten eerst bij ministeriële regeling worden vastgesteld en vervolgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Beoogd wordt om dit wetsvoorstel op 1 april 2020 in werking te laten treden zodat in het studiejaar 2019/20 wederom een NSE onder studenten afgenomen kan worden. Het tijdig vaststellen van een algemene maatregel van bestuur op deze korte termijn is naar verwachting niet haalbaar. Daarom is gekozen voor een ministeriële regeling die op termijn vervangen wordt door een algemene maatregel van bestuur.

De leden van deze fractie lezen in de memorie van toelichting dat studenten eventueel in de enquête toestemming kunnen geven voor het terugkoppelen van hun antwoorden op persoonsniveau aan de hogeronderwijsinstelling waar zij zijn ingeschreven. Deze leden vragen zich af of een terugkoppeling op persoonsniveau niet onbewust tot een grote inbreuk op de privacy van studenten kan leiden. De leden vragen de regering om op de eerste plaats nader toe te lichten waarom deze terugkoppeling op persoonsniveau mogelijk maakt. Voorts vragen de leden de regering om toe te lichten of in de terugkoppeling ook het e-mailadres van de student wordt verstrekt, en of dat in de praktijk kan betekenen dat een medewerker van een instelling de antwoorden van een specifieke student die daarvoor toestemming heeft gegeven kan opzoeken. Voorts vragen de leden of de deelnemende student expliciet om toestemming wordt gevraagd om zijn of haar antwoord terug te koppelen.

Studenten nemen in beginsel anoniem deel aan de enquête. De student kan er echter voor kiezen om toe te staan dat de instelling de gegevens uit de enquête tot de persoon herleidbaar terugkrijgt. De student wordt bij het invullen van de NSE expliciet gevraagd om toestemming te verlenen om de gegevens terug te mogen leveren aan de instelling om de kwaliteitszorg van de opleiding en de instelling te verbeteren. Het herleidbaar terugleveren van de gegevens op persoonsniveau biedt instellingen de mogelijkheid deze gegevens te koppelen aan andere gegevens, zoals bijvoorbeeld welke afstudeerrichting en vakken deze student volgt. Hierdoor kunnen de gegevens beter benut worden voor het kwaliteitsbeleid op de instelling. In een leveringsovereenkomst tussen Studiekeuze123 en deelnemende instellingen is vastgelegd op welke wijze met deze gegevens omgegaan dient te worden, net als hoe de privacy van de student door de instelling wordt gewaarborgd als deze de tot de persoon herleidbare gegevens ontvangt.

De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat elke deelnemer aan de NSE recht heeft om zijn of haar persoonsgegevens in te zien, te corrigeren of te verwijderen, evenals het recht om zijn of haar eventuele toestemming voor de terug levering van gegevens aan de instelling in te trekken of bezwaar te maken tegen de verdere verwerking van zijn of haar persoonsgegevens door de aangewezen rechtspersoon. De leden vragen de regering toe te lichten of een deelnemer die zich op een van genoemde rechten wil beroepen, zich tot de instelling of tot de aangewezen rechtspersoon dient te wenden.

De deelnemer die zich op deze rechten wil beroepen dient zich te wenden tot de aangewezen rechtspersoon. Deze rechtspersoon is de verwerkingsverantwoordelijke en kan deze gegevens desgewenst corrigeren of verwijderen.

Verder lezen de leden van deze fractie in de memorie van toelichting dat de Minister met de Vereniging van Universiteiten en de Vereniging Hogescholen in gesprek is over aanvullende gegevens van studenten, zoals de track of de afstudeerrichting. Deze leden vragen de regering of deze ook overleg pleegt met de studentenbonden over de inhoud van de algemene maatregel van bestuur. Tevens vragen de leden of toekomstige aanvullende verplichtingen van de gegevens ook telkens bij de Autoriteit Persoonsgegevens worden voorgelegd.

Over de inhoud van de AMvB zal ook met de studentenbonden overlegd worden, net als met de Autoriteit Persoonsgegevens. Eventuele toekomstige wijzigingen van de AMvB met gevolgen voor de bescherming van persoonsgegevens zullen ook voor advies aan de Autoriteit Persoonsgegevens worden voorgelegd.

Voorts vragen de leden van de D66-fractie de regering of instellingen reeds een kader hebben van normen die deze hanteren voor de registratie, verwerking, toegang en eigenaarschap van de studiedata van studenten. Indien dat het geval is, vragen de leden of deze gegevensuitwisseling ook in dat kader aan de orde komt.

Op de verwerking van persoonsgegevens voor de NSE is de AVG van toepassing. Daarnaast worden in de leveringsovereenkomst tussen Studiekeuze123 en de instelling nadere afspraken gemaakt over de verwerking van persoonsgegevens in het kader van NSE. Hier staat onder andere in beschreven op welke wijze Studiekeuze123 en de instellingen zich zullen inspannen om de te verwerken persoonsgegevens te beveiligen, beveiligd te houden om te voorkomen dat gegevens in handen van onbevoegden vallen, alsmede onzorgvuldig, ondeskundig of ongeoorloofd gebruik te voorkomen. Dit wetsvoorstel verandert niets aan de interne informatiehuishouding op de instelling, daarop is de AVG van toepassing.

Tot slot constateren de leden van de voornoemde fractie dat de ervaring en tevredenheid van pas afgestudeerden van een opleiding ook van belang zijn voor de studiekeuze-informatie, kwaliteitszorg van instellingen en de monitoring van onderwijsbeleid. Deze leden vragen de regering in hoeverre zij verwacht dat de huidige knelpunten rondom privacyregels zich ook voordoen bij enquêtes onder alumni.

De HBO-monitor en de Nationale Alumni Enquête (NAE) worden uitgevoerd in opdracht van de verzamelde hogescholen c.q. universiteiten. Ik heb geen signalen ontvangen en verwacht niet dat de huidige (vermeende) knelpunten rondom de privacyregels zich voordoen bij enquêtes onder alumni.

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het van belang dat studenten de Nationale Studenten Enquête vrijuit kunnen invullen. Hoe borgt de Minister dat individuele studenten niet ongevraagd en ongewenst worden benaderd op basis van hun deelname aan de enquête?

Studenten worden middels de NSE in de gelegenheid gesteld hun mate van tevredenheid te geven over het onderwijs. Indien zij dit niet appreciëren, kunnen zij zich zonder consequenties afmelden voor verdere deelname aan de NSE en zullen hierover dan ook geen e-mails meer ontvangen. Indien een student deelneemt aan de NSE, dan is dat in beginsel anoniem. De student kan er echter zelf voor kiezen om toe te staan dat de instelling de gegevens uit de enquête tot de persoon herleidbaar terugkrijgt. De student wordt bij het invullen van de NSE expliciet gevraagd om toestemming te verlenen om de gegevens terug te mogen leveren aan de instelling om de kwaliteitszorg van de opleiding en de instelling te verbeteren. Op de gegevensverwerking door de hogeronderwijsinstellingen is de AVG van toepassing. Hier vloeit onder andere uit voort dat de hogeronderwijsinstellingen de te verwerken persoonsgegevens dienen te beveiligen, beveiligd te houden om te voorkomen dat gegevens in handen van onbevoegden komen, alsmede onzorgvuldig, ondeskundig of ongeoorloofd gebruik dienen te voorkomen.

Waarom worden tot de persoon herleidbare gegevens tot een jaar na het onderzoek bewaard?

De maximale bewaartermijn van de persoonsgegevens is één jaar na afloop van de enquête. In de praktijk worden de tot de persoon herleidbare gegevens al 6 maanden na publicatie van de definitieve resultaten vernietigd.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de Minister vindt van het gegeven dat de Vereniging van Universiteiten, de VSNU, vraagtekens zet als wordt gesteld dat de privacy van studenten wel voldoende gewaarborgd is?

Voorafgaand aan indiening van het wetsvoorstel is een Gegevensbeschermingseffectbeoordeling (PIA) gemaakt om de risico’s omtrent privacy inzichtelijk te maken en zoveel mogelijk weg te nemen. Het wetsvoorstel is samen met de PIA voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens. De Autoriteit Persoonsgegevens had geen opmerkingen bij dit wetsvoorstel en de bijgeleverde PIA. Het wetsvoorstel beoogt te voorzien in een deugdelijke wettelijke basis voor de voor de NSE benodigde gegevensverwerking.

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar wat nu precies de grootste bezwaren waren om uit de NSE te stappen. Klopt het dat vooral de privacyregels binnen de AVG een obstakel zijn? De VSNU meldt dat dit niet helemaal klopt, omdat de regels van de AVG op dit punt niet veel anders zijn dan de Wbp. De leden van de SP vinden het moeilijk voor te stellen dat de zorgen over de gegevensbescherming niet eenvoudig op te lossen zouden zijn. Wellicht is het zo dat een aantal instellingen niet zonder meer bereid is om cijfers over hun eigen studenttevredenheid te publiceren? De leden vragen zich af of de Minister hier iets over kan zeggen.

De komst van de AVG heeft ertoe geleid dat diverse instellingen zich voor de NSE van afgelopen jaar genoodzaakt zagen minder gegevens dan voorheen aan te leveren. De uitvoering van de NSE met minder persoonsgegevens heeft tot problemen en onjuistheden in de data van de enquête geleid. De instellingen hebben afgelopen jaar ieder hun eigen afwegingen gemaakt om de benodigde gegevens voor de NSE dit jaar alsnog aan te leveren. Het verschil in interpretatie laat zien dat de juridische basis om gegevens aan te mogen leveren niet eenduidig is en afhankelijk is van de afweging van de individuele instelling. Alternatieve wegen voor een eenduidige juridische borging zijn verkend, dit heeft echter niet tot een ander resultaat geleid.13 Het wetsvoorstel is bovendien voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens die hier geen opmerkingen bij had. Dit wetsvoorstel beoogt om de ruimte die er was voor verschillende interpretaties over de AVG met betrekking tot de NSE weg te nemen en in plaats daarvan een heldere juridische basis te bieden op grond waarvan instellingen in de toekomst gegevens aan kunnen leveren voor de NSE.

3. Gevolgen voor de regeldruk

De leden van de SGP-fractie vragen de regering om inzichtelijk te maken hoe de voorgestelde informatieverplichting zich verhoudt tot de omvang van de informatiestroom die instellingen tot op heden aanleverden. Is de ambitie van de regering om de lasten in ieder geval niet te laten toenemen, zo vragen zij.

Met het wetsvoorstel wordt beoogd de informatiestroom zoveel mogelijk hetzelfde te houden zoals deze nu is.

4. Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de financiële gevolgen van het wetsvoorstel. Kan de regering nader verklaren waarom de kosten voor deze taak jaarlijks worden geschat op een, toch wel forse, 2,5 miljoen euro per jaar? Deze leden vragen waaruit dit budget bestaat, en of er een uitsplitsing van de kosten kan worden gegeven. Ook willen zij weten in hoeverre deze raming extern is getoetst. Verder vragen de leden de regering om toe te lichten waaruit de 200.000 euro aan uitvoeringskosten bestaan. Zal de rechtspersoon zelf een uitvoerder aanwijzen, of is dit een en dezelfde partij? En welke andere mogelijke uitvoeringsvormen zijn overwogen? Voorts vragen de leden of de regering kan aangeven hoeveel van het totale budget voor de uitvoering van deze nieuwe wettelijke taak in overhead gaat zitten.

Om onafhankelijke, vergelijkbare studiekeuze-informatie aan te bieden beheert, maakt en ontwikkelt Studiekeuze123 een database en de website Studiekeuze123.nl. Deze website is dé publieke voorziening voor het vergelijken van binnen Nederland aangeboden NVAO-geaccrediteerd hoger onderwijs voor (aankomende) studenten. De resultaten van de NSE maken hier onderdeel van uit. Voor het uitvoeren van de NSE wordt door Studiekeuze123 een aanbestedingstraject gevolgd voor een bedrag van 205.000 euro aan uitvoeringskosten. Daarnaast bestaan de kosten voor Studiekeuze123 onder andere uit: het technisch onderhoud van de website en database, het actueel houden van de inhoud van de website, het uitzetten van onderzoek en bezoekersmetingen, communicatie en voorlichtingsmaterialen, communicatie en samenwerking omtrent de NSE, afstemming via diverse werkgroepen en het organiseren van bijeenkomsten en conferenties. Voor het personeel en de bedrijfsvoering staat jaarlijks zo’n 1.551.500 miljoen euro gereserveerd, waarvan 374.300 euro aan overheadkosten. De verdeling van kosten over de verschillende posten kunnen per jaar verschillen. De Stichting Studiekeuze123 verantwoord zich jaarlijks over haar activiteiten en financiën in een openbaar jaarverslag, dat te vinden is op haar website.14

De aangewezen rechtspersoon zal jaarlijks een activiteitenplan indienen bij de Minister voorafgaand aan het ontvangen van de subsidie. In het aanwijzingsbesluit wordt daarnaast de verantwoording die de aangewezen rechtspersoon dient af te leggen over de middelen nader gespecificeerd, zodat de Minister toezicht kan houden op de doelmatige en rechtmatige besteding van middelen. De aangewezen rechtspersoon dient activiteitenverslag en een financieel verslag in te dienen die vergezeld gaat van een controleverklaring van een accountant. In 2016 is de governance van Studiekeuze123 geëvalueerd, waarin ook opties verkend zijn van een volledig publiek of volledig privaat model om te voorzien in objectieve, betrouwbare en vergelijkbare studiekeuze-informatie.15 Deze opties werden beiden in het rapport afgeraden.

5. Advies en consultatie

De leden van de VVD-fractie vinden het goed om te lezen dat de vragenlijst zal worden herzien. Deze leden vragen de regering om toe te lichten welke organisaties zullen worden betrokken bij deze herziening.

De vragenlijst zal herzien worden in samenwerking met: ISO, LSVb, VSNU, VH, NRTO en Studiekeuze123.

De leden van de CDA-fractie willen graag weten wat voor de Minister de redenen waren om het wetsvoorstel midden in de zomerperiode, van 15 juli tot en met 5 augustus, voor internetconsultatie voor te leggen. Zij vragen in hoeverre dit volgens de Minister van invloed is geweest op het (beperkte) aantal reacties.

Om de NSE van volgend jaar mogelijk te maken dient dit wetsvoorstel per 1 april 2020 in werking te treden. Dit wetsvoorstel heeft dan ook een krappe planning. Ik zag mij daarom genoodzaakt zo snel mogelijk te starten met de voorbereidingen voor dit wetstraject. Daarbij vond ik het belangrijk dat partijen zouden kunnen reageren via een internetconsultatie. Daarnaast heb ik de vertegenwoordigers van het onderwijsveld (ISO, LSVb, VSNU, VH en NRTO) gevraagd om een reactie. Dat deze consultatie in de zomer viel was helaas niet anders te plannen. Hoeveel invloed dit heeft gehad op het aantal reacties is niet bekend.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de reactie van de Algemene Rekenkamer betreffende het onderhavige wetsvoorstel tot zich genomen. In de memorie van toelichting stelt de Minister dat de rechtspersoon die wordt belast met de wettelijke taak om de enquête uit te voeren moet beschikken over een raad van toezicht; ook moeten «checks-and-balances» zijn ingebouwd in de statuten van de rechtspersoon. In de wettekst worden deze eisen echter niet geregeld, zo constateert de Algemene Rekenkamer. Waarom heeft de Minister verzaakt dit in de wet op te nemen? En wie kiest de raad van toezicht van de rechtspersoon die de wettelijke taak moet uitvoeren, zo vragen deze leden.

Op de aan te wijzen rechtspersoon wordt zowel intern als extern toezicht gehouden. Het intern toezicht wordt uitgevoerd door de raad van toezicht van de rechtspersoon. Omdat de aan te wijzen rechtspersoon een stichting is worden de regels omtrent de raad van toezicht vastgelegd in de statuten van deze stichting. In de statuten van Studiekeuze123 is vastgelegd dat de LSVb, het ISO, de VH, de VSNU en de NRTO ieder een lid van de raad van toezicht voordragen. De leden worden vervolgens benoemd door de raad van toezicht. Over de wijze waarop het intern toezicht door de raad van toezicht wordt uitgeoefend kan de minister voorwaarden stellen in het besluit waarmee de rechtspersoon wordt aangewezen. De minister houdt tevens extern toezicht op de rechtspersoon. Dit toezicht kan onder andere inhouden dat de minister intervenieert wanneer het intern toezicht op de rechtspersoon niet op orde is. In een dergelijk geval voorziet het wetsvoorstel er in dat de minister als ultimum remedium de aanwijzing van de rechtspersoon in kan trekken. De minister verkrijgt dan ook met dit wetsvoorstel voldoende middelen om toezicht te houden op de aan te wijzen rechtspersoon

De leden van de SP-fractie hebben de suggestie gelezen om instellingen ook gegevens te laten aanleveren met betrekking tot tracks/afstudeerrichtingen, dat een en ander zal meegenomen worden in de algemene maatregel van bestuur en zal worden voorgelegd aan, onder andere, de Autoriteit Persoonsgegevens. De inhoud van de algemene maatregel van bestuur zal worden afgestemd met de VH en VSNU. Deze leden vragen zich af waarom wel de koepels hierbij worden betrokken, en niet de studentenbonden.

Het meenemen van tracks en afstudeerrichtingen is een wens van de hogeronderwijsinstellingen, ik wil kijken in hoeverre ik daarin tegemoet kan komen. Uiteraard zullen ook het ISO en de LSVb betrokken worden bij de inhoud van de AMvB.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven