Kamerstuk 35300-XIII-4

Verslag van een schriftelijk overleg over de rol van het CBS in het licht van maatschappelijke en technologische ontwikkelingen

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2020

Gepubliceerd: 26 september 2019
Indiener(s): Isabelle Diks (GL)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35300-XIII-4.html
ID: 35300-XIII-4

Nr. 4 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 september 2019

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 26 april 2019 over de rol van het CBS in het licht van maatschappelijke en technologische ontwikkelingen (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 81).

De vragen en opmerkingen zijn op 5 juni 2019 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 25 september 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Diks

Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen of het correct is dat, volgens de CBS-wet, het CBS slechts in incidentele gevallen statistische werkzaamheden voor derden mag verrichten. Wat wordt er onder derden verstaan? En betreft dit ook medeoverheden? Daarnaast vragen deze leden mij of het klopt dat momenteel meer dan 22% van de inkomsten van het CBS afkomstig zijn van «statistische werkzaamheden voor derden» (in jaarverslagen van het CBS ook omschreven als «Betaald werk in opdracht», «Aanvullende statistische diensten», «Werk derden», «Statistische Werkzaamheden voor Derden»).

Het klopt dat het CBS alleen in incidentele gevallen statistische werkzaamheden voor derden kan verrichten. Dit is vastgelegd in artikel 5 van de CBS-wet. Deze werkzaamheden mogen niet leiden tot mededinging met private aanbieders van vergelijkbare diensten die uit een oogpunt van goede marktwerking ongewenst is. Bij werk voor derden voert het CBS tegen vergoeding van de integrale kosten statistisch onderzoek uit, dat niet valt onder de taken van de artikelen 3 en 4 van de CBS-wet. Het gaat om additioneel onderzoek in opdracht van private partijen. Onderzoek voor andere overheden valt doorgaans onder artikel 3 van de CBS-wet (Kamerstuk 28 277, nr. 3).

Op dit moment is ongeveer 22 procent van de totale inkomsten van het CBS afkomstig van aanvullende statistische diensten. Dit is alle statistische dienstverlening van het CBS wat niet bekostigd wordt vanuit de lumpsum subsidie van EZK. Ruwweg driekwart hiervan (ongeveer 16 procent van de totale inkomsten) betreft aanvullende diensten voor overheden. Daarnaast gaat het om werk voor publieke en private onderzoeksinstellingen, de Europese Commissie, Eurostat en statistische bureaus in het buitenland (ca 5,5% van de totale inkomsten). Ten slotte valt hier werk voor private partijen onder. Het CBS genereert ongeveer € 0,9 miljoen per jaar aan omzet door rechtstreekse werkzaamheden voor private partijen, wat neerkomt op 0,5 procent van de totale inkomsten van het CBS.

De leden van de VVD-fractie vragen mij een toelichting te geven over het dataecosysteem. Hoe komt dit er uit te zien? In welke fase bevindt de ontwikkeling van het dataecosysteem zich nu en welke partijen zijn hierbij betrokken? Hoe verhouden de belangen van bedrijven zich met de belangen van het CBS wanneer zij zich verenigen in een dataecosysteem?

Het CBS heeft mede als gevolg van de motie van de leden Van den Berg en Veldman (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 140) het initiatief genomen een dataecosysteem op te richten. Het doel van het dataecosysteem is om het totale aanbod aan dataproducten en diensten beter af te stemmen op de behoeften van de rijksoverheid, gemeenten en provincies. In het dataecosysteem worden samenwerkingsverbanden tot stand gebracht voor het ontwikkelen van nieuwe producten, diensten en technologieën en kunnen nieuwe ideeën ontstaan voor innovaties en businessmodellen die zowel nationaal als internationaal succesvol kunnen zijn. Het dataecosysteem is nog in de verkennende fase. Bij het dataecosysteem is een diverse groep van bedrijven, academische instellingen, en overheden betrokken. Alle relevante partijen zijn uitgenodigd om aan te sluiten. Zij kunnen zich daarvoor melden bij het CBS. Het CBS brengt kennis, data en zijn netwerk in en speelt een intermediaire rol in het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Bedrijven en het CBS kunnen statistiekafnemers zo beter bedienen, bedrijven kunnen hun producten en diensten via het netwerk eenvoudiger aanbieden en academische instellingen kunnen hun kennis verspreiden en verder ontwikkelen. Het is van belang een duidelijke rolverdeling tussen bedrijven en het CBS af te spreken voor een optimale samenwerking. In mijn reactie op het advies van de heer Van Hulst van 15 juli 2019 (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 84) heb ik maatregelen aangekondigd om dit te bewerkstelligen, maar ook alle betrokken partijen opgeroepen om zelf nadere afspraken te maken om aan een duidelijke rolverdeling bij te dragen.

De leden van de VVD-fractie vragen ook hoe ik de twee publieke belangen, namelijk een goede statistiekvoorziening en goed functionerende markten, naast elkaar wil laten functioneren. Zie ik mogelijkheden om dat deze belangen elkaar juist versterken?

Ja, ik denk dat deze twee publieke belangen goed samen kunnen gaan. Zoals toegelicht in mijn reactie op het advies van de heer Van Hulst ben ik voorstander van samenwerking tussen het bedrijfsleven en het CBS. Op die manier kan zowel het belang van een goede statistiekvoorziening als het belang van goed functionerende markten geborgd worden en kunnen deze belangen elkaar zelfs versterken.

De leden van de VVD-fractie vragen of ik kan aangeven dat het klopt dat het CBS zich op het standpunt stelt dat het alleen samen kan werken met het bedrijfsleven als de methoden en algoritmes volledig openbaar worden gemaakt. Zo ja, zet dat dan juist geen rem op de samenwerking tussen het CBS en het bedrijfsleven omdat het bedrijfsleven dan verplicht wordt om haar bedrijfsgeheimen openbaar te maken?

Welke maatregelen zie ik om deze kennelijke wens omtrent openbaarmaking van bedrijfsgeheimen te beperken en zo het investeringsklimaat op peil te houden? Acht ik het ook voorstelbaar dat het CBS algoritmen van bedrijven valideert, zodat afnemers weten dat de methode betrouwbaar is zonder dat het algoritme als bedrijfsgeheim geopenbaard hoeft te worden? Zo ja, zou deze situatie verenigbaar zijn met de ambitie van het CBS om een dataecosysteem op te zetten?

Het klopt dat de methoden en algoritmen van het CBS altijd openbaar zijn. Dit maakt het CBS mogelijk een minder aantrekkelijke samenwerkingspartner voor marktpartijen. De openbaarmaking van methoden en algoritmes is echter wel wenselijk om (wetenschappelijke) controle van de kwaliteit van de statistieken van het CBS mogelijk te maken. Openbaarmaking is in overeenstemming met art. 6.4 van de statistische beginselen die zijn vastgelegd in de Europese praktijkcode1: «Informatie over de gebruikte methoden en procedures is openbaar». De principes die in de praktijkcode zijn vastgelegd hebben tot doel het publiek vertrouwen in de Europese statistiek te waarborgen (art 11.1 van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek (hierna Verordening 223/2009)).

Nu het CBS en marktpartijen elkaar meer tegenkomen op de markt voor statistische diensten dan voorheen, is de verplichting tot openbaarmaking voor marktpartijen, wanneer zij samenwerken met het CBS, wellicht ook problematischer geworden.

Ik werk momenteel aan het opstellen van beleidsregels en een ministeriële regeling die ertoe leiden dat de rolverdeling tussen het CBS en marktpartijen duidelijker wordt.

In beginsel is een constructie denkbaar waarin het CBS algoritmen en methoden van bedrijven valideert, zonder dat deze openbaar worden gemaakt. Het CBS onderzoekt de mogelijkheden en voorwaarden daartoe. Als dat mogelijk is, geeft dit extra zekerheid voor statistiekafnemers van de geleverde kwaliteit en biedt zo kansen voor marktpartijen. Voor deze werkzaamheden brengt het CBS uiteraard wel de integrale kostprijs in rekening. Dit kan mijns inziens onderdeel zijn van de activiteiten die plaats vinden binnen het dataecosysteem.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de mogelijkheden voor het CBS om door middel van algoritmes gegevens van bijvoorbeeld banken, zogenoemde smart meters of digitale bedrijven zoals Airbnb, te betrekken bij de dataverzameling. Naar de mening van deze leden kunnen zo de administratieve lasten voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) worden verlicht.

Momenteel lopen gesprekken tussen het CBS en private partijen zoals banken om te bezien in hoeverre het mogelijk is om toegang te krijgen tot nieuwe databronnen op een manier dat de privacy van klanten geborgd is en die zorgt voor zo min mogelijk administratieve lasten. In mijn gesprekken met het CBS hierover benadruk ik met name privacyaspecten, administratieve lasten en de kwaliteit van statistieken.

Het is volgens de leden van de VVD-fractie evident dat er discussie bestaat over de wijze waarop het CBS haar wettelijke taak interpreteert en de wijze waarop het bedrijfsleven die uitlegt. De Minister geeft in zijn brief aan dat hij daar helderheid over wil bereiken en zo nodig de kaders wil aanpassen. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer ik denk dit traject af te kunnen ronden, gegeven ook de snelheid waarmee deze markt zich ontwikkelt en het feit dat inmiddels bijna een jaar verstreken is sinds de indiening van de motie van de leden Van den Berg en Veldman (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 140), waarin opgeroepen werd tot het treffen van oplossingen? Ben ik zo nodig bereid om de Wet op het CBS aan te scherpen om zo tot een heldere taakafbakening voor het CBS te komen en de ruimte voor het bedrijfsleven veilig te stellen? Kan ik aangeven wie toezicht houdt op artikel 5, eerste lid, van de Wet op het CBS waarin is vastgelegd dat ongewenste marktverstoring niet mag optreden en hoe is de onafhankelijkheid van dat toezicht georganiseerd?

Na indiening van de motie van de leden Van den Berg en Veldman is met bedrijven, het CBS en andere overheidsinstellingen (belangrijke gebruikers van de statistieken van het CBS) gesproken om beter inzicht te krijgen in de relevante ontwikkelingen en hoe zij daarmee omgaan. Ik heb in de tussentijd ook van meerdere bedrijven signalen ontvangen over activiteiten van het CBS die zij ervaren als marktverstoring. Uit de gevoerde gesprekken bleek dat een verdere verkenning nodig was om een goede afweging te kunnen maken. Ik heb de heer Van Hulst daarom op 26 april 2019 (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 81) gevraagd deze verkenning uit te voeren.

Zoals aangegeven in de reactie op het advies van de heer Van Hulst (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 84) deel ik de behoefte om op korte termijn tot een oplossing te komen. Daarom zal ik beleidsregels en een ministeriële regeling opstellen om het grijze gebied te beperken. Deze wil ik voor het einde van dit jaar in de Staatscourant publiceren. In 2022 zal ik de beleidsregels en ministeriële regeling evalueren.

In de tussentijd zullen de betrokken marktpartijen en het CBS zelf aan de slag moeten om aan de onderlinge relatie te werken. Ik roep het CBS en deze marktpartijen dan ook op om met elkaar in gesprek te gaan en afspraken te maken over hoe ze hun samenwerking willen vormgeven. Immers, zowel het CBS als marktpartijen hebben belang bij samenwerking.

Een aanpassing van de wet is op dit moment niet aan de orde.

De werkzaamheden die het CBS uitvoert in het kader van artikel 5, eerste lid, van de CBS-wet zijn onderworpen aan de gedragsregels uit hoofdstuk 4B van de Mededingingswet, de Wet markt en overheid. Deze regels beogen concurrentie onder ongelijke voorwaarden te voorkomen. De onafhankelijke Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving ervan.

De leden van de VVD-fractie vragen ten slotte of ik van mening ben dat het CBS diensten, die ook al door het bedrijfsleven aangeboden worden, in elk geval niet gratis mag aanbieden aan de rijksoverheid, lagere overheden of private partijen maar dat die ten minste gebaseerd moeten zijn op de berekening van de integrale kostprijs, met inbegrip van de kosten om de markt te ontwikkelen zoals private bedrijven die kosten ook moeten maken? Zo ja, ben ik bereid om het CBS daar op te wijzen en het CBS te vragen om expliciet kenbaar te maken dat zij haar diensten op deze basis levert, bijvoorbeeld door een verklaring op haar website?

Het CBS moet voor alle aanvullende diensten de integrale kostprijs in rekening brengen. Dit geldt voor diensten die het bedrijfsleven al aanbiedt, en voor alle andere aanvullende diensten. De integrale kostprijs omvat de loonkosten van de medewerkers en opslagen voor onder meer IT, huisvesting en overhead (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 142). Het CBS onderbouwt de opbouw van de tarieven op zijn website. Deze informatie is voor wat betreft 2019 te vinden op: https://www.cbs.nl/nl-nl/over-ons/organisatie/bedrijfsvoering/archief/bedrijfsvoering-2019.

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen mij van hoeveel bedrijven en marktpartijen ik signalen heb ontvangen over activiteiten van het CBS die zij ervaren als marktverstoring en wat de strekking is van deze signalen.

Ik heb van zeven bedrijven signalen gekregen. Daarnaast heb ik gesproken met de brancheorganisaties Vereniging voor Beleidsonderzoek (VBO) en het Expertise Center voor Marketing Insights, Onderzoek en Analytics (MOA). De strekking van de signalen is dat deze partijen oneerlijke concurrentie van het CBS ervaren in de markt voor statistische dienstverlening.

De leden van de CDA-fractie vragen of ik met alle betrokken en belanghebbende partijen heb gesproken en hoe ik voorkom dat informatie die vertrouwelijk met het ministerie wordt gedeeld bij derden terecht komt? Kan ik garanderen dat vertrouwelijk gedeelde informatie vertrouwelijk blijft? Of ik de indruk heb dat er partijen zijn die niet met het ministerie in gesprek willen, bijvoorbeeld uit vrees voor het schenden van de vertrouwelijkheid en mogelijk verlies van opdrachten? Wat doe ik om die zorg en dat risico weg te nemen?

Vervolgens vragen de leden van de CDA-fractie hoe de procedure voor partijen verloopt die zich melden bij het ministerie om hun bevindingen te delen, op het ministerie of bij de door mij aangewezen bemiddelaar. Hoe wordt voorkomen dat deelname aan deze gesprekken leidt tot benadeling, bijvoorbeeld doordat de dienstverlening door het CBS aan deze partijen verandert? Zijn hier gevallen van bekend? Zo ja, wat heb ik daartegen gedaan of wat zal ik doen als die gevallen zich zouden aandienen? Zal ik in voorkomende gevallen het CBS daarop aanspreken en maatregelen ter herstel of voorkoming treffen? Hoe zie ik erop toe dat het CBS die maatregelen nakomt?

In een brief aan uw Kamer op 18 oktober 2018 (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 7) heb ik actoren met relevante informatie opgeroepen om zich te melden. Daarnaast heeft zowel het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat als de heer Van Hulst statistiekafnemers benaderd. Ik heb inderdaad signalen ontvangen dat sommige partijen om diverse redenen terughoudend zijn met het delen van hun ervaringen. Partijen die zich bij mij melden, worden niet benadeeld. Ik heb van het CBS eveneens de garantie gekregen dat partijen niet worden benadeeld. Mocht ik desondanks signalen krijgen dat partijen zich benadeeld voelen, zal ik hier het gesprek over aangaan met het CBS. Overigens moedig ik partijen met klachten over activiteiten van het CBS aan om zich bij het CBS te melden. Omdat ik vertrouwelijk met de individuele klachten omga, heb ik beperkte mogelijkheden om deze met het CBS te bespreken. Zoals aangekondigd in mijn brief van 15 juli 2019 (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 84) wordt een onafhankelijke klachtenafhandeling gefaciliteerd.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe ik aankijk tegen de suggestie in de brief dat er een tegenstelling is tussen een goede statistiekvoorziening en goed functionerende markten en of ik de opvatting deel dat deze twee belangen ook goed samen kunnen, bijvoorbeeld door samenwerking tussen het CBS en het bedrijfsleven? Te denken valt aan een situatie waarin het bedrijfsleven een bestaande dienst of een bestaand product al levert en bereid is om deze aan het CBS door te leveren. De leden van de CDA-fractie vragen of ik kan toelichten hoe ik het CBS ertoe wil brengen om dat proces nader vorm te geven?

Ja, ik ben inderdaad van mening dat deze twee publieke belangen goed samen moeten kunnen gaan. Zoals toegelicht in mijn reactie op het advies van de heer Van Hulst ben ik voorstander van samenwerking tussen het bedrijfsleven en het CBS. Op die manier kan zowel het belang van een goede statistiekvoorziening als het belang van goed functionerende markten geborgd worden en kunnen zij elkaar versterken.

De relatie tussen het CBS en een aantal marktpartijen en brancheverenigingen moet worden verbeterd, zodat kansen die de digitaliserende wereld en de toenemende behoefte naar datagedreven werken bieden, beter worden benut. Daarom zal ik beleidsregels en een ministeriële regeling vaststellen die tot doel hebben dat het CBS meer rekening houdt met de belangen van marktpartijen.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe het CBS volgens mij zou moeten omgaan met «make or buy»-beslissingen voor nieuwe diensten die het CBS wil aanbieden. Zou het CBS diensten die in de markt te verkrijgen zijn, van de markt moeten afnemen mits deze – al dan niet na noodzakelijke aanpassingen – voldoen aan de juiste standaarden en tegen normale marktconforme tarieven worden geleverd? Dient het CBS in dit geval de «buy»-beslissing te laten voorgaan op de «make»-beslissing? Wie controleert het CBS bij het maken van deze afweging en hoe is een zuivere afweging daarbij verzekerd?

Zoals vermeld in het advies van de heer van Hulst moet het CBS zich nadrukkelijk afvragen of, en zo ja, onder welke voorwaarden een innovatief project gestart wordt. Voorwaarden kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op het zoeken van de samenwerking en secuur geformuleerde communicatie.

Het is daarnaast van belang dat marktpartijen en statistiekafnemers het CBS over het bovenstaande terugkoppeling kunnen geven. De CNO (competitive neutrality officer) die binnen het CBS wordt aangesteld kan ook door bedrijven benaderd worden. Verder wordt er een onafhankelijke klachtencommissie ingesteld bij het CBS. Ten slotte ga ik een extra lid in de Raad van Advies van het CBS benoemen met een achtergrond in mededingingsvraagstukken.

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat het CBS van mening is dat het alleen samen kan werken met het bedrijfsleven als de methoden en algoritmes volledig openbaar worden gemaakt en wat ik daar van vind? Zou deze kunnen leiden tot marktbederf, dat private bedrijven kan afremmen in het investeren in nieuwe datadiensten? Hoe kan ik bedrijven daartegen beschermen?

Het klopt dat de methoden en algoritmen van het CBS altijd openbaar zijn. Dit maakt het CBS mogelijk een minder aantrekkelijke samenwerkingspartner voor marktpartijen. De openbaarmaking van methoden en algoritmes is echter wel wenselijk. Dit maakt namelijk (wetenschappelijke) controle van de kwaliteit van de statistieken van het CBS mogelijk. Openbaarmaking is in overeenstemming met art. 6.4 van de statistische beginselen die zijn vastgelegd in de Europese praktijkcode2: «Informatie over de gebruikte methoden en procedures is openbaar». De principes die in de praktijkcode zijn vastgelegd hebben tot doel het publiek vertrouwen in de Europese statistiek te waarborgen (art 11.1 van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek (hierna Verordening 223/2009)). Deze principes onderschrijf ik volmondig voor het CBS.

Nu het CBS en marktpartijen elkaar meer tegenkomen op de markt voor statistische diensten dan voorheen, is de verplichting tot openbaarmaking voor marktpartijen, wanneer zij samenwerken met het CBS, wellicht ook problematischer geworden.

Ik werk momenteel aan het opstellen van beleidsregels en een ministeriële regeling die ertoe leiden dat de rolverdeling tussen het CBS en marktpartijen duidelijker wordt.

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat het CBS zich op het standpunt stelt dat zij alle overheden (Rijk en lagere overheden) mag en moet beleveren, ook wanneer die tot op heden worden beleverd door private bedrijven? Wat betekent deze opstelling voor de ruimte voor private bedrijven voor wie de overheidsmarkt op deze manier verloren lijkt te gaan? Zou dat ertoe kunnen leiden dat private bedrijven overheden niet meer kunnen beleveren, of alleen onder het risico dat het CBS die door private partijen geleverde dienstverlening kan gaan kopiëren en zelf aanbieden, waardoor de private bedrijven hun investeringen niet meer kunnen terugverdienen?

Het klopt dat het CBS statistische diensten aan overheden mag leveren, ook wanneer die tot op heden private bedrijven inschakelden. Dit kan de ruimte voor marktpartijen beperken. Ik zal daarom beleidsregels opstellen met het doel dat het CBS meer ruimte laat voor marktpartijen.

Er zijn situaties denkbaar het wenselijk is dat het CBS diensten levert die marktpartijen ook kunnen leveren, bijvoorbeeld als het noodzakelijk is dat er volledige transparantie is over de gebruikte methoden en technieken of dat continuïteit gegarandeerd is.

De leden van de CDA-fractie vragen of ik de spanning tussen de gedragsregels voor het CBS, de opvattingen die het CBS hierover heeft en zijn feitelijk gedrag dienaangaande herken. De leden van de CDA-fractie willen weten hoe dit past binnen de door mij beoogde duidelijker rolverdeling tussen het CBS en marktpartijen?

Zoals ik eerder heb aangegeven is een grijs gebied ontstaan waarin onduidelijk is of het CBS of marktpartijen aangewezen zijn om statistische diensten te leveren. Daarnaast vind ik dat de relatie tussen het CBS en een aantal marktpartijen en brancheverenigingen moet worden verbeterd, zodat kansen die de digitaliserende wereld en de toenemende behoefte naar datagedreven werken bieden, beter worden benut. Ik zal daarom beleidsregels en een ministeriële regeling vaststellen.

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer volgens mij sprake is van marktverstoring. Is daarvan al sprake op het moment dat het CBS extern bekend maakt bepaalde diensten of producten in de toekomst te willen gaan leveren? Vindt de Minister het logisch dat het CBS diensten gaat kopiëren en aanbieden, die al door private aanbieders in de markt aangeboden worden? Komt het vaak voor dat het CBS opdrachten overneemt, die al door private leveranciers werden of worden uitgevoerd? Hoe kijkt de Minister hier tegenaan? Acht hij dit wenselijk? Deelt de Minister de opvatting dat voorafgaand aan de vraag welke wettelijke taak het CBS precies heeft allereerst van belang is om te bepalen welke taken voor het CBS gewenst zijn, zo nodig met aanpassing van de wettelijke regels? Moet daarbij ook worden gekeken naar onder andere de vraag of het gewenst en logisch is dat het CBS lagere overheden gaat bedienen als die markt al door private bedrijven wordt bediend, of dat het CBS onderzoeken in opdracht van de rijksoverheid uitvoert die voorheen door het bedrijfsleven werden uitgevoerd?

Volgens bestaande regelgeving kunnen overheden in bepaalde gevallen het CBS vragen voor statistisch werk, zonder dat hiervoor een aanbesteding nodig is. Ik ken een aantal gevallen waarin het CBS nu diensten levert die eerder door marktpartijen werden geleverd.

Zoals de heer Van Hulst aangeeft is het niet in alle gevallen duidelijk op welke gronden een verzoek voor aanvullende statistische informatie wordt gericht aan het CBS. Dit zou marktverstorend kunnen werken. De heer Van Hulst constateert dat in de markt op zijn minst de perceptie is dat de wettelijke taak van het CBS de afgelopen jaren breder is geïnterpreteerd. Het is onwenselijk dat marktpartijen oneerlijke concurrentie ervaren van het CBS.

Er zijn situaties denkbaar waarbij heldere overheidsbelangen het wenselijk maken dat het CBS diensten levert die marktpartijen ook kunnen leveren, bijvoorbeeld als het noodzakelijk is dat er volledige transparantie is over de gebruikte methoden en technieken of dat continuïteit gegarandeerd is. Dit zal allemaal worden vastgelegd in de op te stellen beleidsregels. Uit het advies van de heer Van Hulst blijkt dat het niet noodzakelijk is om op dit moment de wet aan te passen.

De leden van de CDA-fractie vragen wie bepaalt hoe de wettelijke taak van het CBS moet worden uitgelegd. Wanneer het CBS dat zelf doet, bestaat dan het risico dat het CBS marktmeester is in zijn eigen markt en zou kunnen bepalen welk deel van die markt het overlaat aan het bedrijfsleven? Vind ik dit een wenselijke ontwikkeling?

Om de rolverdeling tussen het CBS en marktpartijen te verduidelijken zal ik beleidsregels en een ministeriële regeling opstellen. Hiermee wil ik de rolverdeling tussen het CBS en marktpartijen duidelijker maken.

Over de taakuitoefening van het CBS kunnen op grond van artikel 21 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen beleidsregels worden vastgesteld door de bevoegde Minister. Ook spreekt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat regelmatig met het CBS over de taakuitoefening door het CBS. In het geval van een geschil kan de rechter uiteindelijk een interpretatie geven. Het CBS legt zijn wettelijke taak dus niet zelfstandig uit.

De leden van de CDA-fractie vragen of ik overweeg om binnen het begrip overheidsorganisaties onderscheid te maken tussen de rijksoverheid en de overige overheden? Ben ik zo nodig bereid om de Wet CBS aan te scherpen of de handhaving van die wet te intensiveren, zodat de grenzen van de speelruimte voor het CBS voor alle partijen helder zijn en er voldoende ruimte voor private initiatieven overblijft? Waarom wel of niet?

Nee, ik overweeg niet om onderscheid te maken tussen rijksoverheid en overige overheden. Uit het advies van de heer Van Hulst blijkt dat het niet noodzakelijk is om op dit moment de wet in deze zin aan te passen. Ik zal wel beleidsregels en ministeriële regels vaststellen en afspraken maken met departementen en decentrale overheden over bewuster inschakelen van het CBS. Daarnaast zal ik faciliteren dat terugkoppeling en toetsing van de op te stellen beleidsregels gefaciliteerd wordt. Ik zal de situatie in 2022 evalueren.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister gedetailleerd kan toelichten waar de dienstverlening, die het CBS momenteel ontwikkelt in samenwerking met een mobiele telecomprovider met betrekking tot statistiek op basis van mobiele telecomdata, zich onderscheidt van het aanbod dat al door het bedrijfsleven in de markt wordt aangeboden Welke acties heeft de Minister genomen en neemt de Minister om te voorkomen dat het CBS nu of in de nadere toekomst een dienst ontwikkelt, die rechtstreeks met de dienst van een private partij concurreert? Kan de Minister toelichten hoe de ontwikkeling en beoordeling van technieken, methodes en applicaties voor informatievergaring via smartphones (bijvoorbeeld «logging» en enquêtes) door het CBS zich verhoudt tot het aanbod dat het bedrijfsleven al in de markt aanbiedt? Kan de Minister uiteenzetten welke acties hij heeft genomen of zal nemen om te voorkomen dat het CBS nu of in de nadere toekomst diensten ontwikkelt die rechtstreeks met een dienst van een private partij concurreren? Kan de Minister uitleggen hoe de internetdashboards, die het CBS recentelijk heeft ontwikkeld, toepast en aanbiedt voor de presentatie en verbeelding van statistieken, zich verhouden tot vergelijkbare dashboards die door het bedrijfsleven al in de markt werden aangeboden? Valt deze vorm van dienstverlening binnen of buiten het kader dat in de wet is aangegeven, namelijk «het openbaar maken van (…) statistieken»?

Ik wil in de beantwoording van deze vragen niet in gaan op individuele gevallen. Wel heb ik van meerdere bedrijven signalen over activiteiten van het CBS die zij als marktverstoring ervaren. De uitkomst van de verkenning die de heer van Hulst op mijn verzoek heeft uitgevoerd, heeft mij duidelijk gemaakt dat een grijs gebied is ontstaan waarin onduidelijk is of het CBS of marktpartijen aangewezen zijn om statistische diensten te leveren.

Daarnaast moet de relatie tussen het CBS en een aantal marktpartijen en brancheverenigingen worden verbeterd, zodat kansen die de digitaliserende wereld en de toenemende behoefte naar datagedreven werk bieden, beter worden benut. Het CBS zal zich zichtbaarder moeten richten op zijn kerntaken. Daarom zal ik beleidsregels en een ministeriële regeling vaststellen.

Het CBS is ten slotte vrij om de wijze waarop de resultaten van onderzoeken openbaar worden gemaakt te bepalen (CBS-wet artikel 18). Dit voorkomt politieke inmenging of andere ongewenste beïnvloeding in hoe statistieken gemaakt of gepresenteerd worden.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre volgens mij in de strategie en werkwijze van het CBS sprake is van koppelverkoop, dat wil zeggen het uitvoeren van een (onderzoeks)opdracht op voorwaarde dat het volledige onderzoek door het CBS wordt gedaan. Wat betekent dit voor mededinging andere partijen? Zou het hanteren van transparante, toetsbare normen bij inbesteding voor overheden kunnen bevorderen dat marktpartijen ook in aanmerking kunnen komen om dergelijke diensten te leveren? Hoe zou een dergelijk transparant systeem eruit kunnen zien?

Het CBS heeft bij mij aangegeven dat er geen sprake is van een strategie of werkwijze van het CBS die gericht is op koppelverkoop. Ik hecht eraan dat het CBS dit in de toekomst ook niet doet in belang van het gelijke speelveld en zal dit daarom vastleggen in de door mij op te stellen beleidsregels.

Ik ga daarnaast met overheden het gesprek aan over de uitgangspunten die zij kunnen gebruiken bij het bewuster inschakelen van het CBS. Deze uitgangspunten zal ik in de komende periode samen met departementen en decentrale overheden verder uitwerken. Administratieve lasten voor overheden maken ook onderdeel uit van deze discussie. Op basis van deze gesprekken kunnen overheden besluiten om opdrachten die voorheen vrijwel automatisch naar het CBS zouden gaan, nu aan te besteden aan marktpartijen.

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat het CBS onderzoekstalenten werft die werkzaam zijn bij marktpartijen om beleidsonderzoek te kunnen doen dat het CBS recent uit de markt heeft gehaald. Wat vind ik hiervan?

Het CBS heeft bij mij aangegeven personeel te werven via algemene en openbare kanalen in het kader van de reguliere werkzaamheden, zoals iedere andere organisatie.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe het tijdspad waarlangs de verkenner, de heer Van Hulst, te werk gaat er precies uitziet. Op welke wijze vindt terugkoppeling plaats aan de Kamer?

Ik heb op 23 juni 2019 het advies van de heer Van Hulst ontvangen. Op 12 juli 2019 heb ik Uw Kamer het advies en mijn reactie daarop doen toekomen (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 84).

De leden van de CDA-fractie vragen of het juist is dat de wettelijke opdracht van het CBS momenteel alleen ruimte laat voor een vanuit het Rijk gefinancierd statistiekprogramma met de wensen van het Rijk als uitgangspunt en niet voor een vanuit overheden gefinancierd statistiekprogramma, waarin ook medeoverheden zijn betrokken bij de uitwerking. Verwacht ik dat deze taakstelling en financieringswijze in de toekomst zullen veranderen, in een eventuele nieuwe rol van het CBS? Valt dit vraagstuk ook onder de onderzoeksopdracht van verkenner Van Hulst?

Nee, dat is niet juist. De wettelijke taak van het CBS, opgenomen in de artikel 3 van de CBS-wet, is breder dan werkzaamheden die het CBS uitvoert in het kader van een uit het Rijk gefinancierd statistiekprogramma. Ook indien het CBS werkzaamheden uitvoert voor medeoverheden, niet gefinancierd door het Rijk, vallen deze doorgaans onder artikel 3 van de CBS-wet. Het advies van de heer Van Hulst geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de taakstelling en financieringswijze moeten veranderen.

CU-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of ik de opvatting deel dat in het geval een dienst al door het bedrijfsleven ontwikkeld is, de investeringen door het bedrijfsleven gedaan werden en de markt door haar rijp is gemaakt, het niet redelijk of verantwoord is dat het CBS zelf mag beslissen om soortgelijke diensten zelf te ontwikkelen en te leveren in de markt zonder dat zij de gestelde kosten heeft hoeven te maken maar die diensten juist in de markt moet inkopen. Ook vragen deze leden of het CBS niet verplicht moet worden voor dit soort situaties per definitie uit te gaan van een «buy»-beslissing als de beoogde dienstverlening al in de markt beschikbaar is, mits de kwaliteit voldoet aan de juiste standaarden en de tarieven voor levering aan het CBS marktconform zijn. Kwalificeert ontwikkeling van dezelfde of soortgelijke diensten door het CBS, als die door het bedrijfsleven al aangeboden worden, niet als kapitaalvernietiging en verspilling van belastinggeld? Deel ik de mening, dat in het geschetste geval waarbij het CBS kan instappen nadat het bedrijfsleven de markt rijp gemaakt heeft en de voorafgaande investeringen dus niet draagt, het CBS bijgevolg goedkoper dan het bedrijfsleven kan aanbieden? Vind ik dat een ongewenste situatie, zeker nu het CBS haar werkzaamheden uit belastinggeld financiert?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe ik het scenario beoordeel waarbij – samengevat – het CBS de informatie die het verkrijgt bij samenwerking met het bedrijfsleven gebruikt om dezelfde producten als het bedrijfsleven via reversed engineering te ontwikkelen en welke waarborgen ik stel om het ontstaan van dit scenario te voorkomen. Wie ziet toe op het nakomen van die waarborgen door het CBS? Ben ik van mening dat het voor het CBS niet toegestaan is om door «reversed engineering» een met het bedrijfsleven concurrerend of vergelijkbaar product op te bouwen en in de markt aan te bieden? Deel ik de opvatting dat het CBS niet tegelijkertijd als validator van producten en diensten van het bedrijfsleven kan optreden, en zelf ook met dat bedrijfsleven in concurrentie kan treden?

Het is onwenselijk dat marktpartijen oneerlijke concurrentie ervaren van het CBS. Daarom zal ik beleidsregels opstellen met als doel dat het CBS de belangen van marktpartijen bewuster meeweegt bij de uitvoering van zijn dienstverlening. Wanneer het CBS voor de keuze staat om een nieuwe methode of techniek te ontwikkelen moet het CBS na een analyse van de belangen van marktpartijen zichzelf nadrukkelijk afvragen of, en zo ja, onder welke voorwaarden het een innovatief project start. Voorwaarden kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op het zoeken van de samenwerking met marktpartijen en secuur geformuleerde communicatie. Het CBS maakt hierover vervolgens een keuze en communiceert daarover.

Validering door het CBS van methoden en technieken van marktpartijen kan waardevol zijn voor de kwaliteit van de statistiekvoorziening. Het CBS onderzoekt de mogelijkheden en voorwaarden daartoe. Als dat mogelijk is, geeft dit extra zekerheid voor statistiekafnemers van de geleverde kwaliteit en biedt zo kansen voor marktpartijen. Voor deze werkzaamheden moet het CBS de integrale kostprijs in rekening brengen. Angst dat het CBS via reversed enginering eenzelfde dienst of product ontwikkelt kan hierin belemmerend werken en is onwenselijk. Ik roep het CBS en marktpartijen op om met elkaar in gesprek te gaan en afspraken te maken over hoe ze op dit punt hun samenwerking willen vormgeven. Ik zal bovenstaande uitwerken in beleidsregels voor het CBS.

Er zijn situaties denkbaar het wenselijk is dat het CBS diensten levert die marktpartijen ook kunnen leveren, bijvoorbeeld als het noodzakelijk is dat er volledige transparantie is over de gebruikte methoden en technieken of dat continuïteit gegarandeerd is.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien het CBS als een partij die van oudsher bij uitstek, vanwege haar wettelijke taak, de privacygevoelige gegevens van burgers (als enige) kon verwerken. De privacy van individuen is de laatste jaren versterkt, onder meer door de komst van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en van ISO 27001 en ISO 20252. Het bedrijfsleven is daardoor veel beter in staat om de waarborgen te bieden die nodig zijn om brongegevens op verantwoorde wijze en met inachtneming van de privacywaarborgen te verwerken. Nu ik overweeg om de wet- en regelgeving rondom het CBS te actualiseren, is ook relevant of ik vind dat het bestaansrecht van het CBS op dit punt niet in een ander daglicht geplaatst zou moeten worden, met name waar het gaat om haar eerdere positie waarin zij als enige privacygevoelige data kon verwerken. Kan ik mijn antwoord op deze vraag toelichten? Ben ik bereid om de wet ook op dat punt eventueel aan te passen?

Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 26 april 2019 (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 81) is er veel veranderd sinds de totstandkoming van de CBS-wet in 2003. Deze veranderingen hebben tot gevolg gehad dat het CBS en marktpartijen elkaar steeds vaker tegenkomen op de markt voor statistische diensten. Het feit dat bepaalde bedrijven op verantwoorde wijze met privacygevoelige gegevens kunnen omgaan en wellicht, zoals het CBS, «Privacy-Audit-Proof» gecertificeerd zijn, heeft geen effect op de wettelijke taak die het CBS op dit moment heeft als het nationale statistiekbureau van Nederland.

Ik zie daarom op dit moment geen aanleiding om de CBS-wet aan te passen. Wat betreft de aanvullende statistische diensten die het CBS levert, is de aanbeveling van de heer Van Hulst dat het CBS een stap terug doet. Dit zal ik de komende tijd vastleggen in beleidsregels. Hierbij is het uiteraard van belang dat de privacy te allen tijde beschermd blijft. Dit gold in 2003 bij vaststellen van de CBS-wet, en dat geldt nu, met de toenemende digitalisering, wellicht nog meer.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat datamarktpartijen erop wijzen dat in toenemende mate een kloof ontstaat tussen het CBS (als datahouder uit hoofde van haar wettelijke taak en wettelijk monopolie, als dataverwerker en als ontwikkelaar van koppelingen en verbindingen in de datastructuur) enerzijds en marktpartijen anderzijds. De kloof zou onder meer kunnen bestaan uit de beschikbare kennis van de data waarover CBS beschikt en de toepassingen daarvan in onderzoek ontwerpen. Het gevolg daarvan is het ontstaan van informatie-asymmetrie tussen enerzijds het CBS en marktpartijen anderzijds. Dat zou op gespannen voet staan of kunnen komen te staan met de principes van een gelijk speelveld, ongewenste en onevenredige marktverstoring en de incidentele mate waarin het CBS werkzaamheden voor derden zou moeten verrichten, zo betogen deze marktpartijen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of ik me in dit beeld herken. Zo ja, welke maatregelen ben ik voornemens te treffen om deze informatie-asymmetrie te voorkomen?

Ik herken dat een zekere informatieasymmetrie aanwezig is. De heer Van Hulst signaleert dit in zijn advies ook. Deze informatieasymmetrie kan deels voorkomen worden wanneer het CBS inzichtelijk maakt welke microdatabestanden het CBS beschikbaar heeft voor kennisinstellingen.

Op de website van het CBS is reeds een open datasite, zijn onderzoeksmethoden openbaar3 en is een microdatacatalogus4 opgenomen. Deze microdatacatalogus geeft informatie over de microdatabestanden waartoe ten minste één keer toegang is verstrekt. Ik heb van het CBS vernomen dat wordt gewerkt aan een volledig overzicht van alle microdatabestanden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of ik uiteen kan zetten hoe het toezicht op het CBS, in het bijzonder ten aanzien van het verbod om de markt te verstoren, op dit moment precies geregeld is sinds het CCS in 2016 werd afgeschaft. Welke van het CBS onafhankelijke instantie houdt toezicht op het CBS en haar marktoptreden en hoe wordt dat getoetst? Heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) daarbij een rol en zo niet, zou zij die moeten krijgen? Is de Wet Markt en Overheid van toepassing op het CBS? Zo nee, ben ik bereid om dat alsnog te regelen? Welke rol speelt de Raad van Advies van het CBS bij het voorkomen van ongewenste marktverstoring door het CBS?

Het verbod om de markt te verstoren is opgenomen in artikel 5, eerste lid, van de CBS-wet. Hierin is bepaald dat het CBS alleen in incidentele gevallen statistische werkzaamheden voor derden kan verrichten. Deze werkzaamheden mogen niet leiden tot mededinging met private aanbieders van vergelijkbare diensten die uit een oogpunt van goede marktwerking ongewenst is. De werkzaamheden die het CBS uitvoert in het kader van artikel 5, eerste lid, van de CBS-wet zijn onderworpen aan de gedragsregels uit hoofdstuk 4B van de Mededingingswet (de Wet markt en overheid). Deze regels beogen concurrentie onder ongelijke voorwaarden te voorkomen. De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving ervan. Een onderneming die schade heeft geleden als gevolg van werkzaamheden van het CBS voor derden die niet passen binnen de bevoegdheid van artikel 5, eerste lid, van de CBS-wet, kan een beroep doen op de rechter.

De wet markt en overheid is echter niet van toepassing op de aanvullende statistische diensten die het CBS uitvoert voor overheden, volgens art. 25h lid 2 van de Mededingingswet. De beleidsregels die ik zal opstellen hebben het doel de rolverdeling tussen het CBS en marktpartijen te verduidelijken.

De Raad van Advies is ingesteld nadat de CCS is opgeheven. De Raad van Advies is wettelijk verankerd, fungeert als adviseur voor de DG CBS, bestaat uit leden die door mij zijn benoemd en hebben een achtergrond in het bedrijfsleven, overheid en wetenschap. De rol van de Raad van Advies is onder andere het adviseren over de uitvoering van de taken en bevoegdheden van de DG CBS. Deze rol zal naar aanleiding van het advies van de heer Van Hulst worden uitgebreid, zodat marktpartijen en statistiekafnemers het CBS terugkoppeling kunnen geven.

In de Raad van Advies zal ik een extra lid benoemen, met een achtergrond in mededingingsvraagstukken. Daarnaast wordt een onafhankelijke competitive neutrality officer ingesteld bij het CBS, waarbij CBS afdelingen, bedrijven en overheden (op vertrouwelijke basis) terecht kunnen. Ten slotte zou de naleving van de beleidsregels een vast agendapunt moeten worden in de vergaderingen van de Raad van Advies.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of ik de eerste voetnoot, op pagina 2 van de aan de Kamer verzonden brief, nader kan verhelderen. Wat is nu precies wel en niet de wettelijke taak van het CBS en wat mag zij wel en niet?

De wettelijke taak van het CBS staat omschreven in de artikelen 3, 4 en 5 van de CBS-wet. Volgens artikel 3 lid 1 van de CBS-wet heeft het CBS tot taak het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken. Het CBS is daarmee verantwoordelijk voor de productie en publicatie van officiële statistieken. Volgens artikel 3 lid 2 van de CBS-wet is de taak van het CBS het bevorderen van statistische informatievoorziening van overheidswege die voorziet in de behoeften van praktijk, beleid en wetenschap. Ook is het de taak van het CBS de nauwkeurigheid en volledigheid van de van overheidswege openbaar te maken statistieken te bevorderen. Naast het CBS verrichten andere overheidsorganisaties statistisch onderzoek, of laten dat doen, ten behoeve van de uitvoering van hun overheidstaken. Het CBS heeft hierin een coördinerende en stimulerende rol (artikel 3 lid 3 CBS-wet). Het CBS is volgens artikel 4 van de CBS-wet op nationaal niveau belast met de productie van Europese statistieken. Dit is verreweg het grootste deel van de activiteiten van het CBS. Ten slotte geeft artikel 5 van de CBS-wet aan dat het CBS alleen in incidentele gevallen statistische werkzaamheden voor derden kan verrichten. De desbetreffende werkzaamheden mogen niet leiden tot concurrentie met private aanbieders van vergelijkbare diensten die uit een oogpunt van goede marktwerking ongewenst is. Dit wordt toegelicht in de memorie van toelichting bij de CBS-wet (Kamerstuk 28 227, nr. 3) waarin is aangegeven dat het CBS onder artikel 5 CBS-wet alleen in incidentele gevallen statistisch onderzoek voor derden kan verrichten, mits dit direct aansluit bij de kerntaak van het CBS en zolang er in de markt geen gelijkwaardige dienstverlening bestaat. Ik kan via een ministeriële regeling nadere regels stellen over de werkzaamheden die onder artikel 5 vallen. Van deze bevoegdheid zal ik gebruik maken in het kader van het pakket maatregelen om duidelijkheid te scheppen over de rolverdeling tussen het CBS en marktpartijen (zie Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 84).

Met de voetnoot op de tweede pagina van mijn brief van 26 april 2019 (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 81) heb ik de scope van de verkenning geschetst. Het staat niet ter discussie dat het CBS wettelijk verplichte statistieken blijft produceren. De verkenning heeft alleen betrekking op de aanvullende statistische diensten.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er steeds meer potentieel interessante databronnen op de markt zijn, bijvoorbeeld big data zoals data afkomstig uit de auto, het Internet of Things, de social media, app’s, et cetera. Deze data kunnen voor het CBS en voor overheden interessante informatie op leveren. Deze databronnen komen over het algemeen vanuit de private sector en technologieën volgen elkaar in steeds hoger tempo op. Een belangrijke taak voor het CBS is onafhankelijk te oordelen over de kwaliteit van de informatie die afkomstig is van deze databronnen. Om de informatie die afkomstig is uit alternatieve databronnen goed te kunnen beoordelen is voor het CBS inzicht nodig in de manier waarop de informatie is ontgonnen uit de ruwe data. Die informatie is doorgaans bedrijfsvertrouwelijk, omdat zij het hart vormt van de door private aanbieders geleverde diensten en de bijbehorende algoritmen waarmee die diensten tot stand komen. Private aanbieders zullen die algoritmen en methoden dus niet willen delen als het risico bestaat dat het CBS daar kennis van neemt en vervolgens in de gelegenheid is om een soortgelijk product zelf in de markt te zetten.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of ik kan toelichten hoe ik beoordeel, dat als het CBS zich nadrukkelijk op de markt begeeft en in toenemende mate afhankelijk wordt van financiering door het aanbieden van statistische werkzaamheden voor derden, zij niet meer onafhankelijk kan opereren in het beoordelen van de databronnen, of bijvoorbeeld het beoordelen of valideren van onderzoeken van private databedrijven. Hoe verzeker ik dat het CBS geen aanbod in de markt zet dat door het bedrijfsleven al in de markt wordt aangeboden en het CBS daarmee haar eigen zeer belangrijke rol als onafhankelijke beoordelaar van de door het bedrijfsleven aangeboden producten en diensten ondermijnt? Deze leden vragen of ik kan specificeren hoeveel procent van de «statistische werkzaamheden voor derden» door het CBS verricht worden voor respectievelijk de landelijke overheden, de lagere overheden en private bedrijven als opdrachtgever. Is het juist dat meer dan 20% van de werkzaamheden van het CBS verricht worden voor derden? Hoe verhoudt dat zich tot de wettelijke eis dat dergelijke werkzaamheden uitsluitend incidenteel verricht mogen worden, en neemt het CBS hiermee niet een te groot aandeel weg dat ook door het bedrijfsleven ingevuld zou kunnen worden?

Het CBS is niet financieel afhankelijk van aanvullende statistische diensten, met de lumpsum subsidie kan het CBS zijn wettelijke taak uitvoeren.

Zoals in het advies van de heer Van Hulst is omschreven, is de afgelopen jaren een grijs gebied ontstaan op de markt. Daarnaast moet de relatie tussen het CBS en een aantal marktpartijen en brancheverenigingen worden verbeterd, zodat kansen die de digitaliserende wereld en toenemende behoefte naar datagedreven werken bieden, beter worden benut. Daarom zal ik beleidsregels en een ministeriële regeling vaststellen, die tot doel hebben dat het CBS zich zichtbaarder richt op zijn kerntaken:

  • 1. Het CBS bouwt werk voor private statistiekafnemers af

  • 2. Het CBS bedient overheden alleen bij heldere overheidsbelangen

  • 3. Het CBS heeft permanent aandacht voor de belangen van marktpartijen

  • 4. Terugkoppeling en onafhankelijke klachtenafhandeling worden gefaciliteerd

Daarnaast zal ik met overheden spreken over uitgangspunten die zij kunnen gebruiken bij het inschakelen van het CBS.

Op dit moment bestaat 22 procent van de begroting van het CBS uit aanvullende statistische diensten. Hier valt het aanvullende werk voor overheden onder. Dit betreft 16 procent van de totale inkomsten. Het totale bedrag dat wordt gegenereerd uit aanvullende statistische diensten voor overheden komt neer op ongeveer € 30,9 miljoen. Hiervan € 24,5 miljoen (ongeveer 80 procent) voor de centrale overheid en circa 20 procent voor de decentrale overheden. Daarnaast gaat het om werk voor private en publieke onderzoeksinstellingen, de Europese Commissie, Eurostat en statistische bureaus in het buitenland. Ten slotte valt hier werk voor private partijen onder. Het CBS genereert ongeveer € 0,9 miljoen aan omzet door rechtstreekse werkzaamheden voor private partijen, wat neerkomt op 0,5 procent van de totale inkomsten van het CBS.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat bedrijven als Google, Apple, banken, telecombedrijven, appontwikkelaars, autofabrikanten over veel data beschikken die mogelijk zeer interessante bronnen zijn voor informatie. Het CBS wil graag samenwerken met het bedrijfsleven maar stelt als eis dat de algoritmen van deze bedrijven openbaar worden gemaakt. Tegelijkertijd zijn het juist de methoden en algoritmen waarin het bedrijfsleven investeert en die investeringen wenst zij daarna natuurlijk terug te verdienen. Deze leden stellen vast dat dit ingewikkeld is als algoritmen en methoden openbaar gemaakt moeten worden. Deel ik de opvatting dat, als het CBS vasthoudt aan deze eis, samenwerking met het bedrijfsleven ernstig bemoeilijkt of zelfs onmogelijk zal worden? Deel ik tevens de opvatting dat in zo’n situatie zowel de gebruiker van de informatie (overheid en private markt) als de belastingbetaler hierdoor ernstige schade kan ondervinden, doordat niet de nieuwste en beste methodieken en databronnen worden gebruikt?

Het klopt dat de methoden en algoritmen van het CBS altijd openbaar zijn. Dit maakt het CBS mogelijk een minder aantrekkelijke samenwerkingspartner voor marktpartijen. De openbaarmaking van methoden en algoritmes is echter wel wenselijk. Dit maakt namelijk (wetenschappelijke) controle van de kwaliteit van de statistieken van het CBS mogelijk. Openbaarmaking is in overeenstemming met art. 6.4 van de statistische beginselen die zijn vastgelegd in de Europese praktijkcode5: «Informatie over de gebruikte methoden en procedures is openbaar». De principes die in de praktijkcode zijn vastgelegd hebben tot doel het publiek vertrouwen in de Europese statistiek te waarborgen (art 11.1 van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek (hierna Verordening 223/2009)). Deze principes onderschrijf ik volmondig voor het CBS.

Nu het CBS en marktpartijen elkaar meer tegenkomen op de markt voor statistische diensten dan voorheen, is de verplichting tot openbaarmaking voor marktpartijen, wanneer zij samenwerken met het CBS, wellicht ook problematischer geworden.

Ik werk momenteel aan het opstellen van beleidsregels en een ministeriële regeling die ertoe leiden dat de rolverdeling tussen het CBS en marktpartijen duidelijker wordt.