Nr. 26 AMENDEMENT VAN DE LEDEN WESTERVELD EN VAN DEN HUL

Ontvangen 11 december 2019

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel B, komt onderdeel 2 te luiden:

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 6. Het instellingsbestuur stelt beleid vast over de wijze waarop de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands van studenten wordt bevorderd. In het beleid beschrijft het instellingsbestuur in ieder geval:

    • a. op welke wijze aan de opleidingen al dan niet facultatief aandacht wordt besteed aan de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands;

    • b. de wijze waarop het instellingsbestuur in de uitvoering van haar beleid onderscheid maakt tussen opleidingssoorten als bedoeld in de artikelen 7.3a en 7.3b, groepen van studenten en opleidingsfasen;

    • c. de wijze waarop ondersteuning wordt geboden aan studenten in de vorm van het organiseren van specifieke begeleiding gericht op de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands;

    • d. of gezien de aard of de inrichting van de opleiding, en de kennis, het inzicht en de vaardigheden die de student bij afronding van de opleiding moet hebben verworven, een bepaald aandeel van de opleiding in het Nederlands wordt aangeboden of bepaalde onderwijsonderdelen worden afgesloten met een Nederlandstalig examen of tentamen; en

    • e. op welke wijze het instellingsbestuur aandacht besteedt aan de toegankelijkheid bij opleidingen, en op welke wijze in dit verband aandacht wordt besteed aan het wegwerken van taalachterstanden.

  • 7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden voorgeschreven op welke onderwerpen het beleid, bedoeld in het zesde lid, nog meer betrekking heeft.

  • 8. Bij ministeriële regeling kunnen opleidingen of groepen van opleidingen worden aangewezen, waarvoor regels gesteld krachtens het zevende lid, niet van toepassing zijn met het oog op de specifieke aard of de inrichting van de opleiding.

Toelichting

Dit amendement regelt dat nadere concrete eisen rondom Nederlandse uitdrukkingsvaardigheden niet centraal worden geregeld, maar dat het beleid hieromtrent kan worden ingericht door instellingen zelf. Hierdoor blijft maatwerk beschikbaar waardoor instellingen zelf kunnen bezien wat in de instelling haalbaar is met betrekking tot in het kader met de beschikbare financiële middelen. Dit amendement geeft studenten, docenten en instellingen zeggenschap over het te voeren beleid rondom de uitdrukkingsvaardigheid.

Westerveld Van den Hul