Kamerstuk 35200-V-4

Memorie van toelichting

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018

Gepubliceerd: 15 mei 2019
Indiener(s): Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35200-V-4.html
ID: 35200-V-4

Nr. 4 MEMORIE VAN TOELICHTING

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1 tot en met 3

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2018 wijzigingen aan te brengen in:

  • 1. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken

De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

B. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN (SLOTVERSCHILLEN)

1. Voorstel van wet

Door middel van het onderhavige wetsvoorstel wordt voorgesteld de uitgaven op de begrotingsstaat 2018 van Buitenlandse Zaken (V) met EUR 64,9 miljoen te verlagen en de ontvangsten te verhogen met EUR 23,2 miljoen. Een groot deel van de verlaging van de uitgaven wordt veroorzaakt door een lagere Nederlandse bijdrage aan VN-crisisbeheersingsoperaties vanwege aflopende mandaten op een aantal lopende missies en lagere apparaatsuitgaven.

De belangrijkste mutaties worden hierna toegelicht per beleidsartikel.

2. Leeswijzer

De voorliggende Slotwet bevat de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de tweede suppletoire begroting 2018 van Buitenlandse Zaken.

Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften en de Comptabiliteitswet van 2001 dienen de opmerkelijke verschillen tussen de oorspronkelijke en huidige raming te worden toegelicht. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de financiële instrumenten. Ook is omschreven welke ondergrens gehanteerd moet worden, waarboven een uitgavenmutatie moet worden toegelicht. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beleidsmatige en technische mutaties. Op verplichtingenniveau worden mutaties groter dan 10% ten opzichte van de vorige stand, op artikelniveau toegelicht.

Toelichting per beleidsartikel

Beleidsartikel 2: Veiligheid en stabiliteit

Uitgavenmutaties:

Het budget van het beleidsartikel veiligheid en stabiliteit (artikel 2.4) is per saldo met EUR 37,7 miljoen afgenomen. Dit wordt met name veroorzaakt doordat het Nederlandse aandeel voor de VN-crisisoperaties niet volledig betaald kon worden. De mandaten voor een aantal lopende missies lopen namelijk maar tot 30 juni 2019 (de einddatum van het financiële jaar van vredesmissies), waardoor geen volledige bevoorschotting kon plaatsvinden. Daarnaast is er ook sprake van een onderuitputting op het Stabiliteitsfonds welke vooral samen hangt met een lagere liquiditeitsbehoefte bij het Law and Order Trustfund for Afghanistan (LOTFA).

Verplichtingenmutaties:

Analoog aan de uitgavenmutaties is het verplichtingenbudget voor veiligheid en stabiliteit afgenomen met EUR 34 miljoen. Dit hangt met name samen met de lagere bijdrage aan de VN crisisbeheersingsoperaties. Ook viel de realisatie van verplichtingen van het stabiliteitsfonds lager uit omdat er minder aanvragen voor projecten op het gebied van stabiliteit zijn gedaan.

Beleidsartikel 4: Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen

Uitgavenmutaties:

Het budget voor het inzetten van publieksdiplomatie, buitenlandse bezoeken en kleine programma uitgaven (beleidsartikel 4.4) kent een lagere realisatie van circa EUR 3 miljoen. Dit wordt met name veroorzaakt door een lagere realisatie voor Staats- en officiële bezoeken. Daarnaast is minder uitgegeven aan kleine ambassade-activiteiten op het terrein van publieksdiplomatie en voorlichting.

Verplichtingenmutaties:

Analoog aan de lagere realisatie op de uitgaven zijn er ook minder verplichtingen aangegaan. Daarnaast is een aantal verplichtingen die verband houden met activiteiten gericht op buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur doorgeschoven naar 2019.

Ontvangstenmutaties:

De verkoopopbrengsten voor paspoorten en visa (beleidsartikel 4.10 en 4.20) zijn per saldo toegenomen met EUR 6 miljoen. Enerzijds is sprake van afgenomen ontvangsten van het aantal afgegeven paspoorten vanwege de langere geldigheidsduur van het Hier staat tegenover dat de ontvangsten voor het aantal verstrekte visa in 2018 zijn toegenomen. Daarnaast heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid (IND) een vergoeding betaald voor de verstrekte machtigingen voorlopig verblijf (MVV’s) uit voorgaande jaren.

Niet-beleidsartikel 7: Apparaat

Uitgavenmutaties:

De apparaatsuitgaven zijn EUR 19,4 miljoen lager uitgevallen dan bij tweede suppletoire begroting geraamd. Een gedeelte van deze onderuitputting houdt verband met de vertraging die is ontstaan bij de implementatie van de zogenaamde intensiveringsmiddelen postennet en de gestegen uitvoeringskosten ontwikkelingssamenwerking. Tijdens de opstartfase was het nog niet mogelijk om alle voorziene uitgaven volledig te verrichten zoals de opzet van nieuwe posten in het buitenland en het aannemen van nieuw personeel. Daarnaast waren de uitgaven op het terrein van vastgoedinvesteringen, bedrijfsvoering op het postennet en personeel lager.

Verplichtingenmutaties:

Analoog aan de uitgaven zijn ook de verplichtingen gedaald met EUR 19,4 miljoen. Voor de verantwoording van de verplichtingen voor apparaatsuitgaven geldt namelijk de bepaling uit de Comptabiliteitswet waarbij het jaar waarin de kasbetaling is gedaan, kan worden aangemerkt als het begrotingsjaar waarin de met de kasbetaling samenhangende verplichting is aangegaan of is ontstaan (art. 2.14, lid 3), de zgn. k=v methode. In de praktijk betekent dit dat de totale aangegane verplichtingen binnen dit artikel, voor één specifiek jaar overeenkomen met de totale kasuitgaven voor dit jaar.

Ontvangstenmutaties:

De ontvangsten op artikel 7 zijn gestegen met EUR 5,8 miljoen. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat er meer uitgaven voor andere ministeries zijn gedaan, die zijn doorbelast.