Gepubliceerd: 12 juli 2021
Indiener(s): Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66)
Onderwerpen: onderwijs en wetenschap organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35102-24.html
ID: 35102-24

Nr. 24 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag. 12 juli 2021

Op 26 september 2019 is het amendement van het lid Bisschop door uw Kamer met algemene stemmen aangenomen.1 Met dit amendement wordt het oordeel «zeer zwak», dat door de Inspectie van het Onderwijs kan worden gegeven aan een mbo-opleiding, in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs opgenomen. Na inwerkingtreding van dit amendement zal voortaan voor het geven van dit oordeel vereist zijn dat een opleiding onvoldoende studiesucces heeft. Het amendement bepaalt tevens dat de definitie van studiesucces bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Aan het oordeel zeer zwak is de sanctiemogelijkheid gekoppeld om de rechten op bekostiging (voor bekostigde opleidingen) en op uitreiking van officiële diploma’s te ontnemen.

Bij koninklijk besluit van 12 november 20202 is bepaald dat dit amendement in werking treedt op 1 augustus 2021. Deze datum blijkt echter niet haalbaar vanwege de uitwerking die nodig is voor de totstandkoming van de algemene maatregel van bestuur. Het blijkt namelijk ingewikkeld om voor de verschillende typen opleidingen te komen tot een goede definitie van het studiesucces en om in kaart te brengen welke gegevens er nodig zijn om hier betrouwbare uitspraken over te doen. Daarom wordt de inwerkingtreding van de algemene maatregel van een bestuur een jaar uitgesteld, tot 1 augustus 2022. In deze brief licht ik de redenen en gevolgen hiervan toe.

Redenen voor vertraging

Het oorspronkelijk voorziene tijdpad van inwerkingtreding per 1 augustus 2021 was krap gelet op de benodigde gesprekken met de verschillende betrokkenen uit het mbo-veld en de formele stappen die doorlopen dienden te worden. Het mbo was het werken met studiesucces op deze manier immers niet gewend en daarom vergde het tijd om te bepalen op basis van welke gegevens een zo goed en objectief mogelijke oordeel kon worden gevormd. Dit werd versterkt doordat gedurende het traject is gebleken dat er een aparte definitie voor studiesucces zou moeten gaan gelden voor verschillende groepen opleidingen.

Het studiesucces voor entreeonderwijs, bekostigd onderwijs op niveau 2,3 en 4 en niet-bekostigd onderwijs is namelijk wezenlijk anders.

Een belangrijke factor hierbij zijn de verschillen in studentpopulaties. De acceptatieplicht in het entreeonderwijs en het gegeven dat ongediplomeerde uitstroom naar werk voor deze doelgroep ook als succes wordt gezien vereist een andere definitie van studiesucces dan op andere niveaus. Bij niet-bekostigde instellingen speelt dat het merendeel van de studenten niet direct uit het voortgezet onderwijs komt en vaak naast het werk studeert. Ook vindt er in het niet-bekostigd onderwijs vaker onderwijs gericht op delen van de opleiding plaats, bijvoorbeeld voor een specifieke module, waarvan de vraag is hoe dat een plek dient te krijgen in het kijken naar studiesucces.

De betrouwbaarheid van cijfers is een andere complicerende factor. Om studiesucces betrouwbaar en met oog op privacy te kunnen bepalen zijn groepsgroottes van minimaal 30 studenten nodig. Zeker in het niet-bekostigd onderwijs wordt dit niet overal gehaald. Hoe hiermee goed om te gaan vereist tevens nadere uitwerking.

Er zijn hierover de afgelopen periode gesprekken gevoerd met stakeholders zoals de MBO Raad en de NRTO. Ook is er met de Inspectie van het Onderwijs en DUO uitvoerig gekeken naar de bruikbaarheid van bestaande cijfers. Dit proces nadert zijn afronding, maar dit is niet meer op tijd om de AMvB al per 1 augustus 2021 in werking te kunnen laten treden.

Gevolgen

Vanwege dit uitstel kan de inspectie aankomend studiejaar aan mbo-opleidingen nog geen oordeel «zeer zwak» toekennen zoals dat met dit amendement in de wet zal worden opgenomen. Het bestaande wettelijke kader zal daarom nog een jaar van kracht blijven, zodat de inspectie kan blijven handhaven bij onvoldoende of zeer zwak onderwijs. De beslisregels daartoe zijn in het onderzoekskader van de inspectie opgenomen. Hiermee heb ik nog steeds voldoende sanctiemogelijkheden om in te grijpen bij opleidingen van onvoldoende of zeer zwakke kwaliteit en is dit uitstel daarom niet schadelijk.

Tegelijkertijd wordt er op dit moment verder gewerkt aan het opstellen van de AMvB met als doel deze op 1 augustus 2022 in werking te laten treden. Ik verwacht dat de voorhangprocedure van de AMvB bij beide Kamers in het voorjaar van 2022 plaats kan vinden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven